Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR350022
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR350022/1
Regeling vervallen per 01-01-2021
Verordening individuele studietoeslag Participatiewet Rijnwaarden 2015
Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2020
Intitulé
Verordening individuele studietoeslag Participatiewet Rijnwaarden 2015Verordening individuele studietoeslag Participatiewet Rijnwaarden 2015
De raad van de gemeente Rijnwaarden
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, van de Participatiewet;
gezien het advies van de WMO raad ;
besluit vast te stellen de Verordening individuele studietoeslag Rijnwaarden 2015
Artikel 1. Indienen verzoek
Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt
ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.
Dit verzoek kan ingediend worden door een persoon die tot de in artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet benoemde doelgroep behoort.
Artikel 2. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon
Het college bepaalt bij nadere regelgeving welk instituut het college adviseert met betrekking tot het oordeel of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.
Artikel 3. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen
Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking
komen voor een individuele studietoeslag.
Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag
- 1.
Een individuele studietoeslag bedraagt € 176,00.
- 2.
Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd conform deontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voorde Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro's.
Artikel 5 Betaling individuele studietoeslag
Een individuele studietoeslag wordt eenmalig als één bedrag uitbetaald.
Artikel 6. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
Artikel 7. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag Rijnwaarden 2015.
Ondertekening
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 16 december 2015
De raad voornoemd.
Toelichting individuele Studietoeslag Participatiewet Rijnwaarden 2015
De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de
Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de
mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het
minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze
studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Eendiploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel inzijn mars heeft.
Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje inde rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen eenstuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleertmensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaanvolgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor dezegroep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014,33 161, nr. 125, p. 2).
De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzonderebijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuelestudietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een
inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze nietin staat zijn het minimumloon te verdienen.
Verordeningsplicht
De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in eenverordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele
studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid,
onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekkinghebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuelestudietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).
Discretionaire bevoegdheid
Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheidvan het college. Dit betekent dat het college aan personen die voldoen aan devoorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuelestudietoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden. Het college kan inbeleidsregels aangeven of bepaalde groepen niet in aanmerking komen voor eenstudietoeslag. Het college kan in plaats daarvan - en in aanvulling op artikel 36b,eerste lid, van de Participatiewet - in beleidsregels aangeven wie, wanneer en opgrond van welke nadere voorwaarden recht heeft op een individuele studietoeslag.
Voorwaarden individuele studietoeslag
Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de
arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de
Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag.
Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over
verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de
individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag
verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:
18 jaar of ouder is;
recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering
2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de
Participatiewet heeft; en
een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in
staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel
mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming,betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk
studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op
studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd eninkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewetgeregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslagop grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag ishet dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of eentegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijkmoeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft,bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij
een bepaalde opleiding te overleggen.De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bijverlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van deParticipatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Eenindividuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon metde studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet isnamelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweedelid, van de Participatiewet). Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet vantoepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van deParticipatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan wordenverstrekt in de vorm van een voorschot.
Artikel 1. indienen verzoek
Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personenals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreftpersonen die het college ondersteunt bij arbeidsinschakeling:
personen die algemene bijstand ontvangen;
personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35,
vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het
inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten
jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon
in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is
verleend;
personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;
personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de
Algemene nabestaandenwet;
personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,
personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en.
niet-uitkeringsgerechtigden.
Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een
individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet).Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoalsgenoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Onder aanvraag wordtverstaan:
een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde
lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend(artikel 4:1 van de Awb).
Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als
bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend,bepaalt artikel 1 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaanmiddels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezienals een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om eenschriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door deaanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, dedagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2,eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden dievoor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs debeschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondelingverzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele
studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.
Artikel 2. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon
Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het collegeop verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, eenindividuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op dedatum van de aanvraag:
18 jaar of ouder is;
recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering
2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de
Participatiewet heeft; en
een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in
staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel
mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Met betrekking tot het laatst genoemde criterium zal in eerste instantie het college zelf vaststellen of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Het college bepaalt bij nadere regelgeving in welke situaties bij welke externe organisaties advies wordt gevraagd, zoals bijvoorbeeld bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of bij een medisch adviesbureau.
Het gaat om advies met betrekking tot het oordeel of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Artikel 3. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen
Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.
Doorgaans kan een persoon halfjaarlijks starten met een opleiding. Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt desituatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de
Participatiewet). Om deze reden is geregeld dat een persoon slechts eenmaal
binnen een periode van zes maanden in aanmerking kan komen voor een
individuele studietoeslag (artikel 3 van deze verordening). Studeert een persoon nadie zes maanden nog steeds en voldoet hij aan de voorwaarden van artikel 36b,eerste lid, van de Participatiewet, dan kan hij opnieuw in aanmerking komen vooreen individuele studietoeslag.
Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag
In artikel 4 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag
geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de
voorwaarden toegekend. Een individuele studietoeslag bedraagt € 176,00.
Voor de hoogte van de individuele studietoeslag is aansluiting gezocht bij het bedrag van de huidige langdurigheidstoeslag voor een alleenstaande. De individuele studietoeslag is een inkomensondersteunende maatregel voor personen die tot de doelgroep behoren en is niet gerelateerd aan daadwerkelijk gemaakte kosten. Omdat de aard van deze regeling gelijkenissen vertoond met de langdurigheidstoeslag (en individuele inkomenstoeslag), is voor wat betreft de hoogte van het bedrag, daarbij aansluiting gezocht. Dit laatonverlet dat studenten in de praktijk juist vaak geen recht hebben op eenlangdurigheidstoeslag vanwege het aanwezige arbeidsmarktperspectief.Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden vooreen individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor eenindividuele studietoeslag.
In artikel 4, tweede lid, van deze verordening, is een indexeringsbepaling
opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moetworden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen. Het is van belang denieuwe bedragen (na indexatie) intern duidelijk te communiceren.
Artikel 5. Betaling individuele studietoeslag
In dit artikel wordt de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag
geregeld.
Eenmalige uitbetaling
Een individuele studietoeslag wordt eenmalig in één bedrag uitbetaald. Dit is het
bedrag zoals neergelegd in artikel 4 van deze verordening. Na een periode van 6 maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Dit volgt
uit artikel 3 van deze verordening.
Een persoon moet op de datum van de aanvraag voldoen aan de in artikel 36b,eerste lid, van de Participatiewet. Als een persoon op enig moment na de aanvraaghier niet meer aan voldoet heeft dat geen gevolgen voor het recht op eenindividuele studietoeslag. Dit betekent dat het dus kan voorkomen dat een persoongeen recht op studiefinanciering meer heeft, maar wel nog recht heeft opuitbetaling van een eerder toegekende individuele studietoeslag aangezienuitsluitend de situatie op de datum van de aanvraag bepalend is.
Na 6 maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuelestudietoeslag. Dit volgt uit artikel 3 van deze verordening.
Er wordt niet gekozen voor periodieke uitbetaling van de individuele
Studietoeslag; dan zou sprake zijn van een periodieke verstrekking van bijzondere bijstand.
Bij periodieke betaling van deze studietoeslag dienen gemeenten rekening
te houden met de fiscale gevolgen. Volgens de Rekenregels en handleiding
loonheffingen over bijstandsuitkeringen 2014 is periodieke bijzondere bijstand dieniet bestedingsgebonden is maar inkomensaanvullend namelijk een belaste
verstrekking. Eenmalige bijzondere bijstand is een onbelaste verstrekking.
Daarom is hier gekozen voor een betaling ineens.
Artikel 6. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die
datum is in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet de
verordeningsopdracht voor de gemeenteraad neergelegd om regels in de
verordening vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.
Artikel 7. Citeertitel
In dit artikel is de citeertitel van deze verordening neergelegd.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl