Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent beleidsnotitie Horeca

Geldend van 01-05-2013 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent beleidsnotitie Horeca

Beleidsnotitie Horeca

status: vastgesteld door college van burgemeester en wethouders van Meerssen

datum: 01-05-2013

Inhoudsopgave

1 Inleiding 1

1.1 Aanleiding en doel 1

1.2 Bestaande situatie 2

2 Wet- en regelgeving 3

2.1 Algemeen 3

2.2 Drank- en Horecawet (DHW) 3

2.3 Milieuregels geluid 4

2.4 Algemene plaatselijke verordening gemeente Meerssen 5

2.5 Overig gemeentelijk beleid 6

3 Categorisering horeca 7

4 Clustering van horeca 10

5 Terrassen 12

Bijlage 1: Wet- en regelgeving

Bijlage 2: overzichtskaart  

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente heeft de afgelopen jaren diverse verzoeken binnengekregen voor de vestiging van verschillende horecavoorzieningen met name in de kern Meerssen. Voorheen ontbrak het aan een duidelijke, complete set randvoorwaarden waaraan dergelijke aanvragen getoetst konden worden. In eerdere besluitvormingen zijn wel enkele beleidslijnen aangegeven.

Tevens bestaat de behoefte een duidelijke afkadering aan te geven van wat nu binnen het kernwinkelgebied van Meerssen valt. Zo is in een eerder besluit bepaald dat er per winkelstraat één horecadagzaak aanwezig mag zijn. Bekend is (op hoofdlijnen) om welke straten in het centrumgebied van Meerssen het gaat, echter is niet nader bepaald welke delen van deze straten ook daadwerkelijk als “winkelstraat” kunnen worden aangemerkt.

Het is dan ook noodzakelijk één en ander verder uit te werken tot een compleet horecabeleid, zodat op een adequate en consequente wijze getoetst en vergund kan worden. In onderhavige beleidsnotitie wordt hier een nadere invulling aan gegeven.

In eerste instantie is het horecabeleid alleen opgesteld voor de kern Meerssen, omdat hier de meeste horecavoorzieningen aanwezig zijn en omdat het verzoek tot vestigen van een horecavoorziening zich vooral in deze kern voordoet. Nadat dit horecabeleid in de praktijk is gebracht en er ervaring mee is opgedaan, zal worden bekeken hoe dit kan worden doorvertaald naar de overige kernen.

1.2 Doel

Gemeente en horecabedrijven hebben de laatste jaren te maken met een veelheid aan (vaak complexe) regelgeving en beleid. De belangrijkste doelstellingen om een horecabeleid te ontwikkelen zijn:

  • ruimte bieden aan de (verdere) ontwikkeling van de horecafunctie;

  • bescherming van het woon- en leefklimaat;

  • handhaving van de openbare orde en veiligheid.

In deze beleidsnotitie wordt het kader geschetst voor het vaststellen van een vestigingsbeleid voor horeca. Het is belangrijk dat een beleid wordt gevoerd door de gemeente zodat het horecaproduct niet alleen herkenbaar wordt, maar ook helder is naar welk voorzieningenniveau de gemeente in deze sector streeft en in meer of mindere mate of een restrictief of stimulerend beleid wordt gevoerd. Een dergelijk integraal horecabeleid dient dan in ruimtelijke plannen en projecten zijn vertaling te vinden.

De noodzaak van regulering en inkadering van horeca is duidelijk aanwezig. Er zijn diverse mogelijkheden om tot een beleid ter zake te komen. Het is mogelijk om gebiedsmatig tot een inkadering te komen van de diverse horecavestigingen. Vervolgens kan de vraag worden bezien in hoeverre een nadere differentiatie binnen de horecafunctie gewenst is. Daarbij speelt ondermeer een goed woon- en leefklimaat een belangrijke rol. Ook is het belangrijk om de jurisprudentie op dit gebied binnen het beleid te integreren.

In de onderhavige notitie worden een aantal beleidsmatige aspecten met betrekking tot “horeca” nader belicht. De beleidsnotitie geeft de uitgangspunten en randvoorwaarden en bepaalt daarmee het toetsingskader voor initiatieven op het gebied van horeca in de kern Meerssen.

1.3 Bestaande situatie

Horeca is binnen de kern Meerssen met name geconcentreerd rond de Markt. Binnen de overige delen van het centrumgebied ligt ook nog een aantal voorzieningen op horecagebied in de sfeer van drank- en horecagelegenheid. Delen van de Beekstraat en de Bunderstraat zijn de belangrijkste winkelstraten in het centrumgebied. Delen van de Gasthuisstraat en de Stationsstraat functioneren als aanloopstraten.

In Meerssen-West komt horeca voor in combinatie met andere voorzieningen in en nabij het buurtcentrum. Daarnaast liggen horecagelegenheden min of meer verspreid (met een gering dichtheid) over de kern, met name langs de aanlooproutes.

De noodzaak tot planologische regulering duidelijk aanwezig. Sedert jaren zijn de maatregelen voor het centrum van Meerssen gericht op een kwalitatieve verbetering. Dit komt tot uitdrukking in een concentratie en uitbreiding van winkelaanbod en overige voorzieningen, herinrichting van de openbare ruimte, het terugdringen van de verkeersdruk en het situeren van goed bereikbare parkeervoorzieningen.

Een van de doelstellingen van het “horecabeleid” is om waar mogelijk tot concentratie in het centrumgebied te komen. Deze concentratiegedachte is altijd ingegeven vanuit het principe dat overlast moet worden beperkt tot een bepaald gebied. Duidelijke besluitvorming omtrent de afbakening van dit gebied en de toegelaten “vormen” van horeca is er niet. In het ruimtelijke beleid moeten de zones worden onderbouwd en moet worden aangegeven in welke gebieden de horecafunctie wordt gestimuleerd of juist wordt beperkt. Daarbij wordt gekeken naar de ruimtelijk-functionele karakteristiek van een gebied.

In het kader van de centrumontwikkeling kunnen locaties worden aangewezen waar de ontwikkeling van horeca onder voorwaarden, en passend bij de nagestreefde kwaliteiten van het gebied in kwestie- tot de mogelijkheden moet behoren. Het is aan marktpartijen om op de beoogde locatie investeringen te doen. De rode draad is dat regels moeten strekken ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening en dus een planologische relevantie moeten hebben.

In dit kader is ook de beleidslijn relevant waarbij de vestiging van één horecadagzaak per winkelstraat wordt geaccepteerd om alsdan de verschuiving van horeca naar het winkelcentrum te beperken c.q. te reguleren. In deze notitie zal aangeven worden wat wordt verstaan onder het begrip horecadagzaak en wordt ruimtelijk de begrenzing van de winkelstraten aangegeven.

Binnen een bestemmingsplan mag in principe géén rekening worden gehouden met concurrentieaspecten. In beginsel is dit geen ruimtelijk motief, maar er moet wel worden bezien of sprake is van een evenwichtig voorzieningenniveau in bepaalde branches. Enige omzetdaling in een bepaalde branche brengt als zodanig geen onevenredige aantasting van de distributieve voorzieningen met zich mee. Er moet sprake zijn van een onevenredige aantasting (ontwrichting) van de distributieve voorzieningen ter plaatse. Een “overaanbod” in een bepaalde sector betekent nog geen duurzame ontwrichting.

2 Wet- en regelgeving

2.1 Algemeen

Op horecabedrijven is een veelheid aan (vaak complexe) wettelijke voorschriften van toepassing. Deze wettelijke voorschriften worden gesteld in het belang van de openbare orde en veiligheid, de ruimtelijke ordening en het milieu en op grond van overwegingen van sociaalhygiënische en sociaaleconomische aard. Het betreft wettelijke regelingen van zowel rijk als gemeente. De uitvoering van deze wettelijke regelingen is neergelegd bij verschillende instanties.

Er is landelijke wet- en regelgeving voor de horeca. Dit zijn de Drank- en Horecawet, de wet BIBOB, milieuwetgeving en de regelgeving rond brandveiligheid en bouwen.

Bij gemeentelijke regelgeving die van toepassing is op horecabedrijven gaat het om (niet limitatief) bestemmingsplannen, horecabeleid, de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Meerssen 2007 (verder APV) inclusief uitvoeringsregels, de Bouwverordening/besluit, de Brandveiligheidverordening en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. In bijlage 1 wordt een nadere toelichting gegeven op de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

In de bestemmingsplannen wordt een integrale ruimtelijke afweging gemaakt van alle mogelijke en gewenste functies in een bepaald gebied. Dit houdt in dat het bestemmingsplan te allen tijde bepalend is of een horecabedrijf op een bepaalde locatie al of niet is toegestaan. Nadere invulling en regulering vinden vervolgens plaats door het bepaalde in de APV met de bijbehorende nadere regels en aanwijzingsbesluiten, in combinatie met overige gemeentelijke regelgeving en de Drank- en Horecawet.

2.2 Drank- en Horecawet (DHW)

Ingevolge de Drank-en Horecawet is het schenken van alcoholhoudende drank (drank met een alcoholpercentage van meer dan 0,5) in horecabedrijven en de verkoop van sterke drank in slijterijen vergunningplichtig. Ondernemers moeten in het bezit zijn van een door B&W af te geven drankvergunning, die slechts mag worden verleend als:

a. de inrichting voldoet aan de eisen die in het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet zijn vastgesteld,

b. de leidinggevenden voldoen aan de zedelijkheidseisen zoals geformuleerd in artikel 8, tweede lid DHW (zij mogen niet onder curatele staan, moeten minimaal 21 jaar zijn, en mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn) en in het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet,

c. de leidinggevenden beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne als bedoeld in artikel 8, vierde lid DHW en het Besluit kennis en inzicht sociale hygiëne Drank- en Horecawet. De term "leidinggevende" is een nieuw begrip en omvat zowel de ondernemer als de bedrijfsleider als de beheerder van een horeca of slijtersbedrijf.

In bijlage 1 wordt een nadere toelichting gegeven op de Drank- en Horecawet.

2.3 Milieuregels geluid

De meeste klachten van omwonenden hebben betrekking op geluidsoverlast die wordt veroorzaakt door de horeca-inrichting. Daarom wordt dieper ingaan op de milieuregels met betrekking tot geluid.

Voor wat betreft horeca en geluid worden drie situaties onderscheiden:

  • 1.

    Reguliere bedrijfssituatie bij vaste horeca-inrichtingen (inclusief bijbehorend terras). Hierbij gaat het om de geluidsproductie van een horecabedrijf, wanneer dit bedrijf normaal in werking is. Bijvoorbeeld de achtergrondmuziek in een café of het geluid van de airconditioning van een restaurant. Het Activiteitenbesluit bevat hiervoor geluidsnormen. De gemeente kan deze normen via maatwerkvoorschriften op maat aan passen. Voor de reguliere bedrijfssituatie zijn er geen knelpunten. De geluidsnormen uit het besluit zijn duidelijk voor zowel het bedrijfsleven als de toezichthouders van de gemeente. De mogelijkheid om maatwerkvoorschriften te stellen biedt de gemeente voldoende ruimte om in bijzondere gevallen de milieuregels aan te passen aan de situatie ter plaatse. Tegen herhaalde of ernstige overtredingen wordt handhavend opgetreden. Nieuw beleid is niet aan de orde.

  • 2.

    Feesten, evenementen binnen vaste horeca-inrichtingen (inclusief bijbehorend terras). Onder deze categorie vallen allerlei soorten optredens, feesten en evenementen. De gemeente kan voor deze activiteiten binnen horecabedrijven ruimere geluidsnormen toestaan dan de reguliere normen uit het Besluit. Geluidsoverlast is hier een knelpunt. De gemeente stelt geluidsnormen vast. Wanneer dit nodig is worden door de gemeente geluidsmetingen verricht tijdens evenementen. Het cluster Handhaving ziet hierop toe. Ook wanneer er overmatige overlast is bij collectieve evenementen en bij het verruimen van de geluidsnormen wordt opgetreden. Ook dan moet natuurlijk aan de dan geldende norm worden voldaan.

  • 3.

    Evenementen op een buitenlocatie. Dit zijn grote evenementen met veel bezoekers op een locatie waar normaal gesproken geen horeca aanwezig is. Speciaal voor het evenement worden voorzieningen zoals bijvoorbeeld een feesttent en toiletgebouwen neergezet. Hiervoor verleent de gemeente een evenementenvergunning op basis van de APV. Bij een aantal evenementen is sprake van klachten over geluidsoverlast. Dit kan enerzijds komen door de locatiekeuze (bijvoorbeeld in het centrum van de dorpskernen) en anderzijds doordat de geluidsnormen uit de evenementenvergunning van de gemeente niet voldoende worden nageleefd. Echter, wanneer er klachten zijn, betekent dat nog niet dat niet voldaan is aan de geluidsvoorschriften. Ook de locatiekeuze speelt niet altijd een rol. Er is namelijk soms ook sprake van klachten van mensen die op 1 km afstand wonen. Waar nodig zullen geluidsmetingen worden gedaan en eventueel zal er handhavend worden opgetreden.

2.4 Algemene plaatselijke verordening gemeente Meerssen (vastgesteld d.d. 20 september 2007)

Binnen de lokale regelgeving is de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) belangrijk voor de

horeca.

Begripsomschrijvingen:

Op grond van artikel 2.3.1.1 APV wordt onder een horecabedrijf verstaan:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of daaraan verwante inrichting.

In het kader van deze beleidsnota wordt een afhaalcentrum hier ook onder verstaan.

Volgens de begripsomschrijving in de APV wordt onder horecabedrijf mede verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden. Een terras is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.

Het begrip terras is breed gedefinieerd. Alle in de gemeente Meerssen voorkomende terrassen vallen onder de definitie en zijn daarmee gebonden aan de regels die hiervoor gelden. Ook de terrassen bij sportverenigingen, verzorgingstehuizen en verpleegtehuizen passen vanwege het openbare karakter binnen deze definitie.

2.5 Overig gemeentelijk beleid

Op het gebied van horeca zijn in de bestaande beleidsstukken reeds enkele uitgangspunten opgenomen. Deze worden hierna in een schema kort weergegeven.  

Beleidsstuk

Datum

beleidsuitgangspunten

Structuurplan Meerssen

1996

Geen specifieke beleidsuitgangspunten voor horeca. Algemeen geldt het volgende: De bovenlokale functies van Meerssen dienen aanvullend verzorgend te zijn voor de andere kernen. De verzorgingsstructuur van andere kernen mag niet worden aangetast. Het kernwinkelgebied zal worden geconcentreerd in de Beekstraat, Bunderstraat (ged.), Gasthuisstraat (ged.), Stationsstraat (ged.) en Markt. Binnen het kernwinkelgebied zal de gemeente middels een actief grondbeleid zorgdragen voor de realisatie door het particuliere initiatief van een uitbreiding van de bedrijfsruimte in het centrum. Deze toevoeging van bedrijfsruimte mag niet meer bedragen dan 2.500 m² bedrijfsvloeroppervlakte (bvo). In de aanloopstraten (Bunderstraat, Volderstraat) naar het centrum dient een menging van functies mogelijk te blijven, waarbij er echter geen sprake moet zijn van functies, die concurrerend zijn ten opzichte van het centrum (met name in de detailhandelssfeer) waardoor de maatregelen ten aanzien van het centrum ontkracht worden. In Meerssen-West dient vestiging van voorzieningen mogelijk te zijn, indien er sprake is van buurtverzorgende functies die het hoofdcentrum niet aantasten.

Visie op detailhandel

2006

Belangrijkste winkelstraten in het centrum zijn Beekstraat en Bunderstraat. Gasthuisstraat en Stationsstraat zijn aanloopstraten. - De Markt biedt zowel ruimtelijk als functioneel goede mogelijkheden voor versterking van horeca, zowel voor overdag en avondbezoek. Vooral daghoreca (bv. lunchroom) en een restaurant of eetcafé zou een goede aanvulling zijn.  

3 Categorisering

Uitgangspunt

Invoeren van het voorgestelde onderscheid in 5 categorieën horeca-activiteiten.

  • Onder horeca valt zowel de snackbar op de hoek als een hotel, maar ook een grote discotheek is een vorm van horeca. Een categorisering van verschillende horecazaken is gewenst aangezien voornoemde zaken natuurlijk behoorlijk verschillen in onder meer ruimtelijke uitstraling en reuimtebeslag. Door een categorisering aan te brengen en deze ook te hanteren in onder andere bestemmingsplannen/beheersverordeingen kan daarop ook sturing plaatsvinden. De volgende categorieën van horeca-activiteiten -oplopend in zwaarte van de overlast die de horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen- kunnen we dan onderscheiden:

Categorie 1 Lichte horeca/dagzaken

Hieronder vallen horecabedrijven die voor wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen (winkelondersteunende horeca) en waar kleine etenswaren en drank verstrekt worden. Deze zaken zullen voor wat betreft openingstijden ook aansluiten bij de winkelvoorzieningen. Criterium is de Winkeltijdenwet, dus maandag tot en met zaterdag en op koopzondagen, van 6.00 uur tot en met 22.00 uur. Hierdoor veroorzaken zij slechts beperkte hinder voor omwonenden. Het is alleen toegestaan alcoholische dranken te schenken tijdens winkeltijden. Bestaande lichte horeca/dagzaken buiten het kernwinkelgebied komen niet in aanmerking voor een drank- en horecavergunning voor het schenken van alcoholische dranken.

De volgende horeca-inrichtingen vallen onder categorie 1:

  • automatiek (verkoopautomaat);

  • broodjeszaak;

  • croissanterie;

  • koffiebar;

  • lunchroom;

  • tearoom;

  • ijssalon (hoofddoel verstrekken van consumptie-ijs voor gebruik ter plaatse);

  • traiteur (iemand die spijzen bereidt en aan huis bezorgt).

Categorie 2 Horeca

Hierbij gaat het om zaken die geheel of in overwegende mate zijn gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse.

Vergeleken met categorie 1 hebben zij een drank & horecavergunning (zoals bistro, restaurant, eetcafé) en/of zijn zij gedurende langere tijden geopend en hebben ze een verkeersaantrekkende werking (zoals snackbars, shoarma- en pizzeriazaken). Tevens kunnen zij over een bezorg- of afhaalservice beschikken, waardoor zij aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken.

De volgende horeca-inrichtingen vallen onder categorie 2:

  • bistro;

  • brasserie;

  • restaurant;

  • cafetaria;

  • snackbar;

  • shoarma/grillroom;

  • met eventueel een bezorg- of afhaalservice (pizza, chinees).

Categorie 3 Middelzware horeca

Hieronder vallen zaken waarbij de exploitatie geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, eventueel in combinatie met het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd (zwaartepunt is verstrekken van dranken). Voor een goed functioneren zijn deze zaken ook een gedeelte van de nacht geopend. Daardoor kunnen zij aanmerkelijke hinder voor de omgeving met zich meebrengen. In principe valt ook het proeflokaal onder categorie 3, echter als het proeflokaal gecombineerd wordt met eten, valt het onder categorie 2.

De volgende horeca-inrichtingen vallen onder categorie 3:

  • café;

  • eetcafé;

  • danscafé;

  • grand café;

  • bierhuis;

  • biljartcentrum/snookercafé;

  • proeflokaal.

Categorie 4 Nachtverblijf

Zaken van deze categorie zijn geheel of in overwegende mate gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Dat kan worden gecombineerd met bijvoorbeeld een restaurant.

De volgende horeca-inrichtingen vallen onder categorie 4:

  • hotel;

  • motel;

  • pension;

  • overige logiesverstrekkers.

Categorie 5 Zware horeca

Met de zware horeca worden de zaken aangeduid die gelet op vloeroppervlakte veel bezoekers trekken en waar geluid een belangrijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Onder deze categorie vallen zaken die geheel of in overwegende mate zijn gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot dansen, al dan niet met livemuziek en al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcohol houdende dranken en etenswaren. Het casino is ook bij deze categorie zware horeca geplaatst, gelet op de bijzondere wetgeving waarmee deze vorm van vrijetijdsbesteding te maken heeft. Als zodanig veroorzaakt deze categorie aanmerkelijke hinder voor de omgeving.

De volgende horeca-inrichtingen vallen onder categorie 5:

  • zalenverhuur/partycentrum (regulier gebruik t.b.v. feesten, muziek, dansevenementen);

  • dancing;

  • discotheek;

  • bar/nachtclub;

  • casino of amusementscentrum, met horeca.

In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type indeling van de inrichting.

Randvoorwaarden

  • Deze categorieën worden toegepast bij de bestemmingsplanactualisatie (beheersverordening) en bij de bestemming/realisatie van nieuwe horecagelegenheden.

  • Deze categorieën worden als aanduiding worden opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan, binnen de bestemming ‘Horeca’, ‘Gemengd’ of ‘Centrum’.

  • Afhankelijk van de locatie kan worden gekozen voor het toestaan van één bepaalde categorie of het toestaan van horeca tot en met een bepaalde categorie.

4 Clustering van horeca

Uitgangspunten

- clustering van horeca in het kernwinkelgebied - clustering middelzware horeca (categorie 3) aan de Markt - één horecazaak per winkelstraat uit categorie 2 en 3, uitgezonderd de Markt - algehele centrumontwikkeling, horeca-initiatieven faciliteren en initiëren - voorkoming van overlast en totstandbrengen van een goed woon- en leefklimaat

Clustering

De gemeente kent als belangrijkste horecagebied de Markt, maar verspreid over het centrumgebied liggen ook nog diverse andere horecagelegenheden. Er wordt gestreefd naar een clustering van horeca in het kernwinkelgebied van Meerssen. Deze concentratiegedachte is niet alleen ingegeven vanuit het principe dat overlast moet worden beperkt tot een bepaald gebied, maar ook vanuit de concentratie aan een toeristisch aantrekkelijk plein met sfeervolle elementen. In het Structuurplan kern Meerssen zijn de daarvoor beoogde straten al benoemd. Het kernwinkelgebied concentreert zich in de Beekstraat, Bunderstraat (gedeeltelijk), Gasthuisstraat (gedeeltelijk), Stationstraat (gedeeltelijk) en Markt. De winkelstraten zijn met de begrenzing als aangeduid op onderstaand overzicht gedefinieerd.

Door clustering wordt een aantrekkelijker voorzieningenaanbod in het centrum gecreëerd, waardoor het centrum aantrekkelijker wordt en blijft voor zowel inwoners als bezoekers. bijlage: afbeelding begrenzing kernwinkelgebied.

Wijkgerichte voorzieningen

Bestaande horecazaken buiten het kernwinkelgebied dienen positief te worden (her)bestemd. Daardoor is een voortzetting van het horecabedrijf op termijn gewaarborgd, maar zal bij grotere uitbreidingswensen een verplaatsing naar het cluster moeten worden overwogen.

In een kern als Meerssen zal een volledige clustering niet gewenst zijn. Bepaalde horecazaken zijn namelijk op korte afstand van woonwijken gewenst. Denk daarbij voornamelijk aan een snackbar of de buurtkroeg. Vaak is een dergelijke voorziening ook al aanwezig en zal daarvoor dus een positieve bestemming worden opgenomen. Mocht die behoefte verdwijnen, dan zal op termijn die horecazaak ook verdwijnen, waarna een ander invulling van het betreffende pand kan overwogen. Mochten er initiatieven ontstaan voor de vestiging van nieuwe horecazaken buiten het beoogde cluster in Meerssen, in of nabij woonwijken, dan zal moeten worden bekeken of die horecazaak gezien de aard en omvang ervan past in een dergelijk gebied.

Clustering blijft het uitgangspunt, afwijking daarvan moet gemotiveerd worden.

Horeca categorie 5

Onder categorie 5 worden de ‘zwaarste’ horecagelegenheden geschaard, namelijk de discotheken, dancings, nachtclubs en zalencentra. Gezien de aard en omvang daarvan, zullen dergelijke zaken veelal niet passen in het dorpscentrum van een kern als Meerssen. In beginsel is horeca van categorie 5 daarom uitgezonderd van beoogde clustering. Net als voor de overige horecazaken geldt dat bestaande horecavestigingen positief (her)bestemd moeten worden.

Voor nieuwe initiatieven op het gebied van horeca in categorie 5 geldt dat zulke zaken thuishoren in het stedelijk gebied en niet in het buitengebied. De aard en omvang daarvan zal moeten passen bij de omvang van de kern waarin de vestiging is voorzien.

Overigens hebben zalencentra en discotheken een aanzienlijk verzorgingsgebied nodig om te kunnen overleven. Het ligt dus niet in de lijn der verwachtingen dat zich op dat gebied veel initiatieven zullen aandienen.

Randvoorwaarden

  • Als uitgangspunt geldt: clustering van horeca in het kernwinkelgebied van Meerssen.

  • In de kern Meerssen kan daarvan worden afgeweken ten behoeve van wijkgerichte horecavoorzieningen zoals een snackbar of buurtcafé, mits wordt voldaan aan de hierna genoemde voorwaarden.

    • o

      Geen nieuwvestiging als het bestemmingsplan of de beheersverordening een vestigingsmogelijkheid bieden op een plek elders.

    • o

      Er moet worden voldaan aan de milieuhygiënische randvoorwaarden.

    • o

      Het goed woon- en leefklimaat ter plaatse moet gewaarborgd blijven.

    • o

      Er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

    • o

      De parkeerbalans in de directe omgeving mag niet onevenredig nadelig worden beïnvloed, waarbij de parkeernormen uit het ASVV CROW in acht worden genomen.

  • Nieuwvestiging van een hoogwaardige horecagelegenheid van categorie 5 wordt in eerste instantie niet toegestaan in de kern. Eventuele initiatieven hiertoe worden afzonderlijk beoordeeld.

  • Eén horecazaak per winkelstraat uit categorie 2 en 3, uitgezonderd de Markt.

5 Terrassen

Uitgangspunt

De eisen uit de APV, de redelijke eisen van welstand en het bestemmingsplan of de beheersverordening zijn van toepassing op een terras. Bestaande terrassen waartegen geen planologische bezwaren bestaan worden positief bestemd in het bestemmingsplan of de beheersverordening. Terrassen worden mogelijk gemaakt binnen de bestemming 'Horeca' en ventuele andere relevante verzamelbestemmingen als 'Gemend' en 'Centrum' en in het aangrenzen openbare gebied ('Verkeer').

Bestemmingsplan en beheersverordening

In het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt de vestiging van terrassen waar nodig slechts gefaciliteerd door middel van een ruimtelijke regeling. In elk geval de bestaande terrassen, waartegen geen planologische bezwaren bestaan, worden in het kader van de actualisatie positief bestemd.

De mogelijkheid tot de vestiging van nieuwe terrassen kan worden geboden binnen zowel de bestemming ‘Horeca’ of andere relevante verzamelbestemmingen als ‘Gemengd’ of ‘Centrum’. Ook binnen het aangrenzende openbare gebied kunnen waar gewenst terrassen worden toegestaan.

Wettelijke bepalingen

In de Drank- en Horecawet is expliciet bepaald dat een terras een onderdeel is van het horecabedrijf. Daarom moet een terras ook worden vermeld op de drank- en horecavergunning. Hoewel het terras is toegevoegd als onderdeel van een inrichting, zijn gemeenten ook onder de Drank- en horecawet bevoegd naar eigen inzicht een terrassenbeleid op te stellen of bepalingen over terrassen in de APV op te nemen.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • inpandige terrassen (binnenterrassen);

  • terrassen in de openlucht op particuliere terrein (buitenterrassen);

  • terrassen op de openbare weg.

APV Meerssen

De gemeente Meerssen heeft geen specifiek terrassenbeleid. Het primaire afwegingskader voor het al dan niet toestaan van terrassen is de APV en de daarop gebaseerde nadere regels. Het terras wordt opgenomen in de drank- en horecavergunning. Voorgesteld word om de navolgende concrete randvoorwaarden hierbij te gaan hanteren.

Randvoorwaarden

Uitgangspunten

Ten aanzien van eventuele aanvragen om medewerking te verlenen aan de aanleg van een terras bij een horeca- inrichting worden de volgende randvoorwaarden voorgesteld:

  • Ø

    Er mag geen overlast ontstaan door:

    • -

      geluidhinder voor bewoners in de omgeving;

    • -

      belemmering van winkelend publiek en overige gebruikers van de weg;

    • -

      belemmering van de toegang tot woningen en andere gebouwen;

    • -

      belemmering van de toegang tot etalages van winkels;

    • -

      belemmering van de (nood)uitgangen van de horecavestiging waartoe het terras behoort.

  • Ø

    Bij de beoordeling van de mogelijke geluidsoverlast dient ingevolge jurisprudentie van de Afdeling – anders dan in het kader van de Wet milieubeheer – ook het menselijk stemgeluid te worden betrokken (zie o.a. Ab 18 mei 2005, 200407170/1 en Ab 26 juni 2002, 200100993/1).

  • Ø

    De exacte plaats, omvang en materiaalgebruik, en de uitstraling van terrassen bepalen in samenspraak met betrokken partijen (o.a. ondernemer, brandweer en politie, welstand, ondernemersvereniging). Algemeen gelden de volgende randvoorwaarden:

    • -

      Het terras dient bij voorkeur direct aan te sluiten aan de inrichting waartoe het behoort. In ieder geval dient het terras in de onmiddellijke nabijheid van de horeca-inrichting te liggen.

    • -

      Bij een gevelterras mag de omvang van het terras de breedte van de gevel van het (gedeelte van het) gebouw, waarin de inrichting wordt gedreven niet overschrijden.

    • -

      De diepte van het terras is mede afhankelijk van de mogelijkheden ter plaatse.

    • -

      Meubilair, parasols en windschermen moeten een bij de inrichting passende uitstraling hebben. Reclamevoering op de afschermende voorzieningen dient beperkt te blijven tot de naam van het horecabedrijf en dient een eenvoudig en niet opdringerig beeld te genereren. Aan de Markt dient, voor de verschillende horecagelegenheden, er een uniforme uitstraling te zijn.

    • -

      Een terras op het trottoir moet een fatsoenlijke doorgang bieden aan voetgangers en mensen in rolstoelen, scootmobiel e.d. (richtlijn: 1,2 meter).

    • -

      De doorgaande wegen moeten, voor het doorlaten van brandweervoertuigen, over een breedte van ten minste 3½ meter en een hoogte van 4 meter volledig worden vrijgehouden. In de bochten moet voldoende ruimte worden vrij gehouden voor het draaien van een brandweervoertuig. Afzettingen van de wegen moeten eenvoudig en met de hand te verwijderen zijn.

    • -

      Looppaden en niet terrasruimtes zijn kwaliteitruimtes (geen stallingen) en dienen vrij te worden gehouden van terrasmateriaal.

    • -

      Terrassen, looppaden en niet terrasruimtes dienen vrij te worden gehouden van afval.

  • Ø

    De opslag van het meubilair is de verantwoordelijkheid van de vergunninghouder. Uitgangspunt is opslag uit het zicht om een gastvrij en aantrekkelijk beeld te handhaven.

  • Ø

    Er vindt geen onevenredige nadelige aantasting plaats van de verkeerveiligheid.

  • Ø

    Het goed woon- en leefklimaat ter plaatse moet gewaarborgd blijven.

  • Ø

    Er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Bijlage 1: Wet- en regelgeving

Wet ruimtelijke ordening / bestemmingsplan

Volgens artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het bestemmingsplan het belangrijkste instrument van ruimtelijke ordening. In een bestemmingsplan legt het gemeentebestuur het ruimtelijk beleid vast. Als een bestemmingsplan eenmaal onherroepelijk is geworden, moet een ieder zich aan dat plan houden: bedrijven, burgers, en uiteraard ook het gemeentebestuur zelf. De Wro is hiervoor de basis. Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen: de verbeelding, de planregels en de toelichting. Op de verbeelding zijn de diverse bestemmingen in het bestemmingsgebied aangegeven. Tevens is het maximaal toegestane bebouwingspercentage, de maximale bouwhoogte en de bouwgrens aangegeven. In de planregels is nader aangegeven wat de inhoudelijke betekenis van de bestemmingen is.

In de bestemmingsplannen wordt ook aangegeven waar horeca wordt toegelaten. Alvorens een horecabedrijf ergens kan worden opgericht, moet worden getoetst of er een horecabestemming in het bestemmingsplan is opgenomen. Op basis van een bestemmingsplan is het dus in principe mogelijk de omvang, het aantal en de locaties en de soorten van horecabedrijven te reguleren. Als een bepaald pand niet voor horecadoeleinden is bestemd, kan in gevallen waar dit planologisch/ruimtelijk technisch aanvaardbaar wordt geacht op grond van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan worden verleend (voormalig projectbesluit) of het bestemmingsplan worden gewijzigd. De aanvraag om een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan moet bij het bevoegd gezag, burgemeester en wethouders, worden ingediend.

Wabo / Woningwet / Bouwbesluit / Gebruiksbesluit

Ziet de Wro op de bestemming en het gebruik van de grond, de Wabo ziet op het bouwen, op de inrichting en het brandveilig gebruik van onder meer horecabedrijven. De Wabo bepaalt in welk geval een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is en wanneer die moet worden geweigerd. Het is verboden te bouwen zonder (of in afwijking van) een vergunning van burgemeester en wethouders. Daarop geldt een uitzondering, het zogeheten ‘vergunningvrij’ bouwen. Het gaat dan om de in bijlage II van het Bor (Besluit omgevingrecht) opgesomde lijst van bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist. Het gaat daar veelal om kleine bouwwerken.

Voor de volledige lijst wordt verwezen naar bijlage II van het Bor, de artikelen 1 t/m 8. In het Bouwbesluit worden een groot aantal technische eisen gesteld waaraan bouwwerken en gebouwen uit oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid moeten voldoen. Strijd met het Bouwbesluit is een weigeringgrond voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

Per 1 november 2008 is het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken, ofwel het ‘Gebruiksbesluit’, in werking getreden. Hiermee zijn er landelijke eenduidige regels voor het brandveilig gebruik van bouwwerken en gebouwen gekomen. Daarmee zijn (onnodige) verschillen tussen plaatselijke bouwverordeningen weggenomen. Over het algemeen zijn de eisen voor brandveiligheid hetzelfde gebleven. De eisen worden in het algemeen niet meer vastgelegd in een vergunning voor het brandveiligheid gebruik, maar zijn in algemene regels vervat, in combinatie met een meldingsplicht. Een omgevingsvergunning voor het brandveilig gebruik van bouwwerken, op grond van artikel 2.1 lid 1 sub d, is alleen nog nodig voor de meest risicovolle vormen van gebruik. Voor horeca geldt in het bijzonder dat met name aandacht zal moeten worden besteed aan de inrichting- en versiering. In artikel 2.2 van het

Bor zijn de categorieën van gevallen opgesomd waarvoor een omgevingsvergunning voor het brandveilig gebruiken van bouwwerken noodzakelijk is.

Bouwverordening

Gemeenten zijn ingevolge artikel 8 van de Woningwet verplicht een bouwverordening vast te stellen. Hierin zijn regels en voorschriften te vinden. In deze verordening zijn regels opgenomen over de uitvoering van bouw- en sloopwerkzaamheden. Als er voor een bepaald gebied geen bestemmingsplan of beheersverordening geldt, dan zijn de stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening van toepassing.

Drank- en Horecawet

De centrale doelstelling van de Drank- en Horecawet is alcoholmatiging. De bepalingen zijn gericht op het beperken van het aantal verkooppunten, matiging van alcoholgebruik en beperking van het risico van alcoholgerelateerde problemen tijdens specifieke situaties en/ of door kwetsbare groepen. De belangrijkste begripsbepalingen van de wet, voor zover ze betrekking hebben op horeca-instellingen, worden hieronder opgesomd.

Nieuwe Drank- en Horecawet

De Eerste Kamer heeft 22 mei 2012 de nieuwe Drank- en Horecawet aangenomen. De nieuwe wet treedt per 1 januari 2013 in werking.

In de nieuwe wet verandert onder andere het volgende:

  • De gemeente krijgt het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet. Nu houdt de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) nog toezicht. Daarnaast krijgen gemeenten meer mogelijkheden om overmatig alcoholgebruik onder jongeren tegen te gaan.

  • Er hoeft geen nieuwe drank- en horecavergunning aangevraagd te worden bij wijziging van de leidinggevende. Er hoeft alleen een melding van de nieuwe leidinggevende te worden gedaan.

  • De drank- en horecavergunning kan worden geschorst of ingetrokken, als de ondernemer binnen 1 jaar 3 keer betrapt wordt op het verkopen van alcohol aan jongeren onder de leeftijdsgrens (3 strikes out-maatregel).

  • Ook een winkelier kan een (tijdelijk) verbod op de verkoop van alcoholhoudende drank krijgen. Dit kan als u binnen 1 jaar 3 keer betrapt wordt op het verkopen van alcohol aan jongeren onder de leeftijdsgrens (3 strikes out-maatregel).

  • In een slijterij mogen klanten gratis alcoholhoudende drank proeven als deze drank wordt aangeboden door iemand die werkzaam is in uw slijterij. Alcoholhoudende drank mag niet door een promotieteam worden aangeboden.

Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen een Drank- en Horecawetvergunning weigeren indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de verboden in de wet zullen worden overtreden. De bepalingen van de Drank- en Horecawet zijn strafbaar gesteld via de Wet op de Economische Delicten.

Leidinggevenden

Het begrip leidinggevende omvat ook de ondernemer, zodat ook hij/zij moet voldoen aan de eisen ter verkrijging van een vergunning. Een van deze eisen (artikel 8 van de Drank- en Horecawet) is dat de leeftijdsgrens voor de leidinggevende 21 jaar is. Het is verboden om een lokaliteit geopend te houden als er geen leidinggevende aanwezig is, die vermeld staat op de Drank- en Horecavergunning. Bij overtreding van dit verbod kan de vergunning worden ingetrokken.

Vaststelling leeftijd

Er mag geen alcohol worden verstrekt aan jongeren onder de 16 jaar en geen sterk alcoholhoudende drank aan jongeren onder de 18 jaar. De verstrekker van alcohol is verplicht aan de hand van een leeftijdsdocument vast te stellen of de aspirant-koper de juiste leeftijd heeft. Het document moet voorzien zijn van een pasfoto. Alleen als de vereiste leeftijd onmiskenbaar vaststaat (als het dus overduidelijk is dat de klant volwassen is) hoeft geen document te worden gevraagd. Bij overtreding is niet de koper maar de verstrekker strafbaar.

Ontheffing

De Drank- en Horecawet bevat één mogelijkheid tot het verlenen van ontheffing. De burgemeester kan ontheffing verlenen voor het schenken van zwakalcoholhoudende drank bij een bijzonder gelegenheid van tijdelijke aard (een zogenoemde tapvergunning). Alle andere ontheffingen, zoals bijvoorbeeld van inrichtingseisen, zijn uit de wet verdwenen.

Terrassen

Terrassen moeten vermeld worden op de Drank- en Horecavergunning.

Regelgeving en vergunningverlening

Artikel 3 van de Drank- en Horecawet bepaalt dat voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse een vergunning nodig is van burgemeester en wethouders. Deze vergunningplichtige verstrekking kan plaatsvinden in een horecabedrijf of een slijterbedrijf. In deze nota staat het horecabedrijf centraal. Het verstrekken van niet-alcoholhoudende drank is niet vergunningplichtig. Dit volgt uit de definitie van het begrip ‘horecabedrijf’ in artikel 1 van de Drank- en Horecawet.

Eisen ter verkrijging van een Drank- en Horecavergunning

In artikel 8 tot en met 10 van de Drank- en Horecawet staan de eisen voor het verkrijgen van een vergunning. Indien niet wordt voldaan aan deze eisen moet de vergunning worden geweigerd.

Eisen aan leidinggevenden

Krachtens artikel 8, lid 2 en 3 van de Drank- en Horecawet, dienen leidinggevenden aan de volgende eisen te voldoen:

  • Zij mogen niet onder curatele staan of uit de ouderlijke macht of voogdij zijn ontzet;

  • Zij mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;

  • Zij moeten voldoen aan de eisen van zedelijk gedrag;

  • Zij moeten de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt;

  • Zij dienen te beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne.

De eisen worden hieronder nader toegelicht.

Slecht levensgedrag en zedelijk gedrag

Leidinggevenden moeten voldoen aan de eisen van zedelijk gedrag en zij mogen niet van

slecht levensgedrag zijn. Burgemeester en wethouders vragen ter controle informatie op bij

de politie.

Verklaring sociale hygiëne

De eisen met betrekking tot sociale hygiëne zijn gericht op bescherming van de volksgezondheid. Alle leidinggevenden moeten voldoen aan deze eisen. Daarvoor moeten ze (ten minste) in het bezit zijn van een verklaring van Sociale Hygiëne, uitgegeven door het Onderwijscentrum Horeca te Zoetermeer.

Inrichtingseisen

Het pand waarin een horecabedrijf wordt uitgeoefend, dient in het belang van de sociale hygiëne te voldoen aan een aantal eisen. De belangrijkste eisen betreffen de oppervlakte van de horecalokaliteit (ten minste 35 m²) en de toiletgelegenheden (ten minste twee volledig van elkaar gescheiden toiletgelegenheden). Bij behandeling van een aanvraag voor een Drank- en Horecavergunning controleert de gemeente of een inrichting aan de eisen voldoet. Als de inrichting niet voldoet aan de eisen, mag de vergunning niet worden verleend.

Weigeringsgronden vergunning

Op grond van artikel 27 van de Drank- en Horecawet wordt de vergunning geweigerd (imperatief) indien:

  • er niet voldaan is aan de eisen genoemd in artikel 8 (eisen m.b.t. leidinggevenden), artikel 9 (speciale eisen voor rechtspersonen) en artikel 10 (inrichtingseisen);

  • redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

  • artikel 7, lid 2 zich tegen de verlening van de vergunning verzet. (Op grond van artikel 7, lid 2 mag er geen vergunning worden verleend voor het uitoefenen van een horecabedrijf anders dan in een inrichting.);

  • artikel 31, lid 3 zich tegen de verlening van de vergunning verzet. (Dit lid bepaalt dat, indien de vergunning van een rechtspersoon is ingetrokken vanwege handelen in strijd met de voorschriften of beperkingen verbonden aan de vergunning, de nieuwe vergunning pas verleend mag worden een jaar nadat het besluit tot intrekking onherroepelijk is geworden.);

  • redelijkerwijs moet worden aangenomen dat een of meer van de in de wet vastgelegde verboden zullen worden overtreden of dat in strijd zal worden gehandeld met de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden.

De vergunning

De vergunning is onbeperkt geldig, tenzij de onderstaande veranderingen plaatsvinden. De vergunninghouder heeft de plicht wijzigingen door te geven.

Indien de inrichting zodanig verandert dat zij niet langer in overeenstemming is met het vermelde op de vergunning (bijvoorbeeld bij een verbouwing), dan is de vergunninghouder verplicht om binnen één maand burgemeester en wethouders hiervan op de hoogte te stellen. Zij geven dan een gewijzigde vergunning af indien mogelijk.

Intrekkingsgronden

Een vergunning moet (limitatief) worden ingetrokken indien:

  • de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als op de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

  • niet langer wordt voldaan aan de eisen in artikel 8 (eisen m.b.t. leidinggevenden), artikel 9 (speciale eisen voor rechtspersonen) en artikel 10 (inrichtingseisen);

  • zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid;

  • de vergunninghouder in het in artikel 30 bedoelde geval geen melding heeft gedaan (verandering van de inrichting).

  • Daarnaast

     kan een vergunning worden ingetrokken indien:

  • gehandeld is in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;

  • een verbod in de wet wordt overtreden;

  • het reglement van een paracommerciële inrichting niet wordt nageleefd.

Indien bovengenoemde gevallen zich voordoen, beslissen burgemeester en wethouders over het wel of niet intrekken van de vergunning.  

Bijlage bij Beleidsnotitie horeca