Regeling vervallen per 21-06-2012

REGELING BESTUURLIJK BOETEN TOERISTENBELASTING GEMEENTE MOERDIJK

Geldend van 01-01-2000 t/m 20-06-2012

Intitulé

REGELING BESTUURLIJK BOETEN TOERISTENBELASTING GEMEENTE MOERDIJK

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van

22 december 2009

gelet op de bepalingen in de artikelen 230 en 231 van de Gemeentewet, in hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in de Verordening toeristenbelasting gemeente Moerdijk 2010,

BESLUIT

vast te stellen de volgende regeling:

REGELING BESTUURLIJKE BOETEN TOERISTENBELASTING GEMEENTE MOERDIJK 2010

Artikel 1 Reikwijdte

De Regeling bestuurlijke boeten toeristenbelasting 2010 (hierna: de regeling) bevat beleidsregels voor het opleggen van bestuurlijke boeten bij de heffing van de toeristenbelasting.

Onder belanghebbende wordt in deze regeling verstaan degene aan wie een boete is of kan worden opgelegd.

Een handelen of nalaten van een derde, die voor of namens belanghebbende optreedt, wordt aan de belanghebbende toegerekend.

Een eenmaal opgelegde verzuimboete sluit het opleggen van een vergrijpboete voor hetzelfde feit uit. Het opleggen van een vergrijpboete sluit het nadien opleggen van een verzuimboete voor hetzelfde feit uit.

Gelijktijdig met het vaststellen van een naheffingsaanslag vindt de vaststelling van een met deze aanslag samenhangende boetebeschikking plaats, tenzij zich een geval voordoet als bedoeld in artikel 67f, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Een afzonderlijke boetebeschikking wordt gegeven in die gevallen, waarin een boete kan worden opgelegd terwijl geen belasting verschuldigd is dan wel geen naheffingsaanslag wordt of kan worden opgelegd.

Indien belanghebbende niet binnen de in de wet gestelde termijn tegen de boete bezwaar heeft gemaakt en hij aannemelijk maakt, zonder dat de heffingsambtenaar de onjuistheid van zijn stelling kan aantonen, dat de termijn overschrijding niet aan hem of zijn gemachtigde kan worden toegerekend, verklaart de heffingsambtenaar hem ontvankelijk in zijn bezwaar.

Indien belanghebbende niet meer in rechte tegen een hem opgelegde boete op kan komen, onderzoekt de heffingsambtenaar, na ontvangst van een verzoek om ambtshalve vermindering, of de boete tot de juiste hoogte is vastgesteld. Indien de boete tot een te hoog bedrag blijkt te zijn vastgesteld, vermindert hij de boete. Dit laatste is uitsluitend van toepassing op die gevallen, waarin na het onherroepelijk worden van de boetebeschikking minder dan drie jaren verstreken zijn. Ambtshalve vermindering wordt in elk geval toegepast, indien een opgelegde boete voor verlaging in aanmerking komt door wijziging van de grondslag voor de berekening.

Artikel 2 Dag van betaling

Als dag van betaling geldt de datum van bijschrijving op de giro- of bankrekening van de gemeente dan wel de datum waarop het bedrag aan het loket is betaald.

Artikel 3 Straftoemeting

Het opleggen van een boete is aan te merken als het instellen van een strafvervolging in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Bij het opleggen van een boete gaat de heffingsambtenaar uit van de percentages en bedragen als hierna, in de artikelen 5 en 6 aangegeven.

Artikel 4 Mededelingsplicht

De in artikel 67g, tweede lid, en artikel 67k, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bedoelde mededeling geschiedt schriftelijk.

Bij het opleggen van een verzuimboete of een vergrijpboete vermeldt de mededeling, de feiten en overwegingen die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van de boete.

Artikel 5 Verzuimboeten

Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte wordt onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede en derde of volgend verzuim.

Van een eerste verzuim is sprake, indien belanghebbende over geen van de laatste drie belastingjaren, voorafgaande aan het belastingjaar waarover niet of niet tijdig aangifte is gedaan, in verzuim is geweest. Van een tweede verzuim is sprake, indien belanghebbende over één van de laatste drie belastingjaren, voorafgaande aan het belastingjaar waarover niet of niet tijdig aangifte is gedaan, in verzuim is geweest. Van een derde/volgend verzuim is sprake, indien belanghebbende over twee of meer van de laatste drie belastingjaren, voorafgaande aan het belastingjaar waarover niet of niet tijdig aangifte is gedaan, in verzuim is geweest.

De heffingsambtenaar legt:

Geen verzuimboete op bij het eerste verzuim,

Een verzuimboete op van € 56,00 bij het tweede verzuim,

Een verzuimboete op van € 113,00 bij derde of volgend verzuim.

Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betalen van belasting die op aangifte moet worden voldaan, wordt onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede en derde/volgend verzuim.

Van een eerste verzuim is sprake, indien belanghebbende over geen van de laatste drie belastingjaren, voorafgaande aan het belastingjaar waarover niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig is betaald, in verzuim is geweest. Van een tweede verzuim is sprake, indien belanghebbende over één van de laatste drie belastingjaren, voorafgaande aan het belastingjaar waarover niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig is betaald, in verzuim is geweest. Van een derde/volgend verzuim is sprake, indien belanghebbende over twee of meer van de laatste drie belastingjaren, voorafgaande aan het belastingjaar waarover niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig is betaald, in verzuim is geweest.

De heffingsambtenaar legt:

geen verzuimboete op bij eerste verzuim,

een verzuimboete op van 1% van de niet tijdig betaalde belasting met een maximum van € 1.134,00 bij tweede verzuim,

een verzuimboete op van 5% van de niet tijdig betaalde belasting met een maximum van € 2.268,00 bij derde of volgend verzuim.

Indien het bedrag van de aanslag vermeerderd met het bedrag van de verzuimboete minder dan € 11,34 bedraagt, wordt geen verzuimboete opgelegd. Het verzuim telt echter wel mee in de verzuimenreeks. De heffingsambtenaar doet belanghebbende daarvan mededeling.

Voor de bepaling van de plaats van een verzuim in de verzuimenreeks wordt geen onderscheid gemaakt tussen het niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig betalen van de belasting.

Een ingevolge artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen opgelegde verzuimboete wordt naar evenredigheid verlaagd bij vermindering, of teruggaaf van belasting.

Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of gedeeltelijk niet aangeven van de belasting die op aangifte moet worden voldaan, waarbij tevens deze belasting niet of gedeeltelijk is betaald, legt de heffingsambtenaar:

een verzuimboete op van 10% van de verschuldigde belasting met een maximum van

€ 4.537,00.

in afwijking van onderdeel a van dit lid, legt de heffingsambtenaar een verzuimboete op van 5% van de verschuldigde belasting met een maximum van € 4.537,00 mits sprake is van “vrijwillige verbetering” zoals omschreven in onderdeel e van dit lid.

Indien het bedrag van de aanslag vermeerderd met het bedrag van de verzuimboete minder dan € 11,34 bedraagt, wordt geen verzuimboete opgelegd.

Een ingevolge artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen opgelegde verzuimboete wordt naar evenredigheid verlaagd bij vermindering, of teruggaaf van belasting.

Indien belanghebbende, voordat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de heffingsambtenaar bekend is of zal worden met het in dit lid bedoelde feit, aan de heffingsambtenaar schriftelijk uitdrukkelijk kenbaar maakt dat en tot welk bedrag niet of gedeeltelijk niet is betaald, wordt dit opgevat als “vrijwillige verbetering”.

Artikel 6 Vergrijpboeten

Indien het niet of gedeeltelijk niet betalen van belasting te wijten is aan opzet of grove schuld van belanghebbende, legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op, gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag. Indien wegens niet tijdige betaling van belasting geen naheffingsaanslag wordt opgelegd of in het geval bedoeld in artikel 67f, vijfde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, wordt de vergrijpboete bij afzonderlijke beschikking opgelegd.

De bevoegdheid tot het opleggen van een vergrijpboete vervalt door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan. Wanneer echter de feiten en omstandigheden op grond waarvan naheffing plaatsheeft eerst bekend worden op of na het tijdstip dat is gelegen zes maanden vóór het verstrijken van de termijn waarbinnen een naheffingsaanslag kan worden opgelegd, kan de heffingsambtenaar binnen zes maanden na vaststelling van de naheffingsaanslag nog een vergrijpboete opleggen. In dat geval deelt de heffingsambtenaar de belanghebbende gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag mee dat daartoe nog onderzoek plaatsvindt.

De heffingsambtenaar legt een vergrijpboete op van:

25% van de in artikel 67f, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen omschreven grondslag bij grove schuld;

50% van de in artikel 67f, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen omschreven grondslag bij opzet;

100% van de in artikel 67f, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen omschreven grondslag bij fraude of zwendel.

Slotbepalingen

Artikel 7 Inwerkingtreding

De “Regeling bestuurlijke boeten toeristenbelasting gemeente Moerdijk 2009”, vastgesteld op 23 december 2008 wordt ingetrokken met ingang van de in het 2e lid genoemde datum van ingan van de regeling, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op aangiften en betalingen die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Deze regeling treed in werking op 1 januari 2010

Deze regeling wordt met inachtneming van de bepalingen in de Gemeentewet bekendgemaakt in huis aan huis blad de Moerdijkse Bode en dagblad BN de Stem.

Artikel 8 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als regeling bestuurlijke boeten toeristenbelasting gemeente Moerdijk 2010.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in haar vergadering van 22december 2009.

De gemeentesecretaris,De voorzitter,

Drs. A.E.B. KandelDrs. W.M.J. Denie