Verordening jeugdhulp Heemstede 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening jeugdhulp Heemstede 2015

De raad van de gemeente Heemstede:

gelezen

het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 september 2014;

gelet

op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;

gezien

het advies van de commissie Samenleving van 21 oktober 2014;

overwegende

dat, op grond van de Jeugdwet, de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente is belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van de jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

dat het noodzakelijk is regels te stellen met betrekking tot de, door het college te verlenen, individuele voorzieningen en overige voorzieningen;

dat het noodzakelijk is regels te stellen over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;

dat het noodzakelijk is regels te stellen over de wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

dat het noodzakelijk is regels te stellen ter bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet;

dat het noodzakelijk is regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan.

en dat het wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

besluit

vast te stellen de Verordening jeugdhulp Heemstede 2015.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    wet: Jeugdwet;

  • -

    andere voorziening: voorziening, anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • -

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 6 van de wet;

  • -

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet, niet zijnde een vraag om advies;

  • -

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de wet;

  • -

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet;

  • -

    overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet;

  • -

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid, van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat er voor de jeugdhulp overige voorzieningen beschikbaar zijn.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat de volgende vormen van individuele voorzieningen beschikbaar zijn:

    • -

      Jeugd- en opvoedhulp;

    • -

      Jeugdzorg plus;

    • -

      Jeugdbescherming en jeugdreclassering;

    • -

      Jeugd geestelijke gezondheidszorg;

    • -

      Dyslexiezorg;

    • -

      Begeleiding, behandeling, (kortdurend) verblijf;

    • -

      Crisiszorg.

  • 3. Het college kan bij nadere regeling vaststellen welke voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Artikel 3. Toegang tot jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat jeugdhulp nodig is.

  • 2. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een besluit als bedoeld in artikel 9.

Artikel 4. Toegang tot jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp aan als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4. Jeugdigen en ouders hebben rechtstreeks toegang tot een overige voorziening.

Artikel 5. Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 6, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt met hem vervolgens zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 6. Onderzoek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige of zijn ouders zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond va de jeugdige en zijn ouders;

  • 2. In gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 7. Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 6.

  • 2. Het college verstrekt aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 8. Aanvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

  • 3. Het college neemt het ondertekende verslag, indien aanwezig, als uitgangspunt voor de beoordeling van de aanvraag om een individuele voorziening.

Artikel 9. Inhoud besluit

  • 1. In het besluit tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in het besluit in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en de duur is van de verstrekking;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en, indien van toepassing,

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn, of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in het besluit in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe dit is berekend;

    • d.

      wat de ingangsdatum en de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in het besluit geïnformeerd.

Artikel 10. Regels voor pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2. Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

    • c.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura; voor zover de cliënt hogere kosten maakt, worden deze niet in het tarief voor het pgb meegenomen.

  • 3. De hoogte van een pgb is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • 4. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon niet werkzaam voor een professionele zorgaanbieder:

    • a.

      dat deze persoon voor zijn diensten een 25% lager tarief krijgt betaald, dan het in gevolge het tweede en derde lid vastgestelde tarief;

    • b.

      dat tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

Artikel 11. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.2, van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet langer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de in individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor deze is verleend.

  • 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, aanhef en onder a. heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5. Het college onderzoekt uit het oogpunt van de kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van de pgb’s.

Artikel 12. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.

Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of reclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 13. Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het college wijst jeugdigen, ouders en pleegouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 14. Klachtregeling

Het door het college vastgesteld ‘Protocol interne behandeling klaagschriften’ is van overeenkomstige toepassing op de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

Artikel 15. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente, in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordiger, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorzien hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 16. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van bepalingen in deze verordening als toepassing van deze bepalingen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 17. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aan gehaald als: Verordening jeugdhulp Heemstede 2015.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad op 30 oktober 2014

Toelichting op de Verordening jeugdhulp Heemstede 2015