Regeling vervallen per 03-05-2016

Kadernota 2011

Geldend van 15-05-2010 t/m 02-05-2016

De raad van de gemeente Bladel; 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 maart 2010; 

gelet op de financiële verordening gemeente Bladel 2008;

besluit:

  • 1.

    de kadernota 2011, met in achtneming van het aangenomen amendement van de raadsfracties BT-VVD-AB-VHP, vast te stellen als richtinggevend voor de begroting 2011;

  • 2.

    in te stemmen met in de kadernota geformuleerde beheersmatige en financiële uitgangspunten;

  • 3.

    in te stemmen met het samenvoegen van de kadernota en de voorjaarsnota onder de voorwaarde dat de functies van de beide documenten:

    • 1.

      kadernota: inzicht geven in de politieke keuzes ten aanzien van het te voeren beleid voor de toekomst;

    • 2.

      voorjaarsnota: informeren over de voortgang van de uitvoering van de lopende begroting en het actualiseren van (het inzicht in) de financiële positie van de gemeente;

      in het nieuw op te stellen document worden verenigd.

Inhoudsopgave Kadernota 2011

1. Inleiding en conclusie

2. Uitkomsten van de kadernota

  • 2.1 Beleidsbasis

  • 2.2 Vertrekpunt meerjarenperspectief bestaand beleid

  • 2.3 Effect rijksbezuinigingen

  • 2.4 Raadsprogramma 2010-2014

  • 2.5 Meerjarenprogramma

  • 2.6 Geactualiseerd meerjarenperspectief 2010-2014

  • 2.7 Totaal bezuinigingsvolume

  • 2.8 Gevolgen jaarrekening 2009

  • 2.9 Samenvoegen kadernota en voorajaarsnota

  • 2.10 Bestuurlijke planning en control cyclus 2010/2011

Bijlagen:

  • 1. Restant meerjarenprogramma 2010-2014

    2. Beheertechnische en financiële uitgangspunten

Inleiding

Hierbij presenteren wij u de kadernota 2011. In verband met de opstelling van het nieuwe coalitieakkoord enerzijds en de op ons af komende bezuinigingsoperatie anderzijds (wegens aanzienlijke kortingen op de algemene uitkering uit het gemeentefonds) hebben wij er voor gekozen de kadernota 2011 vooralsnog te beperken tot een verkenning van de financiële positie van de gemeente, rekening houdende met de ons nu ter beschikking staande gegevens. Wij willen gewenste beleidsaanpassingen immers graag overlaten aan de nieuwe raad en het nieuwe college. De nieuwe wensen zullen eerst aan de orde komen bij de opstelling van het raads- en collegeprogramma en de begroting 2011. In deze kadernota hebben wij overigens wel de actualisatie van de financiële uitgangspunten opgenomen.

De financiële kaders van de gemeenten worden krapper. Voor onze gemeente was dit effect al direct merkbaar in de begrotingsvoorbereiding 2010, maar het laat zich aanzien dat dit effect zich onveranderd zal doorzetten in de komende jaren.

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft het signaal afgegeven dat nu al duidelijk is dat de overheidsfinanciën in zo’n zwaar weer terecht zijn gekomen, dat in de komende kabinetsperiode fors bezuinigd zal moeten worden om de rijksbegroting weer op orde te krijgen. Daardoor is het zeker dat er financieel onheil op de gemeenten afkomt, maar in welke mate en wanneer precies is op dit moment nog onduidelijk. Net als bij andere gemeenten zal de gemeente Bladel dan te maken krijgen met een forse aanvullende daling van de algemene uitkering. In deze kadernota geven wij een prognose daarvan.

Dit alles zal er toe leiden dat we met een aanvullend structureel tekort geconfronteerd worden van indicatief € 2.500.000,- (waarvan € 625.000,- betrekking heeft op planjaar 2015 [1]). Dit wordt nagenoeg geheel veroorzaakt door een teruglopende algemene uitkering.

[1]    Voor de begroting 2011 zijn de planjaren 2011-2014 relevant. Omdat het effect van de rijksbezuinigingen doorloopt tot 2015 hebben wij voor de bepaling van de financiële positie planjaar 2015 ter kennisname toegevoegd aan het meerjarenperspectief.

Op 3 maart 2010 zijn de gemeenteraadsverkiezingen (geweest). Het komt ons voor dat ook de nieuwe raad nieuwe beleidsdoelen wil realiseren, welke financiële ruimte zullen vragen. Voor deze beleidsdoelen hebben wij nog geen financiële ruimte opgenomen. De invulling daarvan laten wij graag over aan het nieuwe college en de nieuwe raad.

In de begroting voor het jaar 2011 hebben wij een extra stijging van 1% van de onroerende zaakbelasting ingerekend bovenop de inflatiecorrectie. Op basis van de vastgestelde dekkingsmaatregelen behorende bij de begroting 2010 is voor de jaren 2012 en 2013 ook rekening gehouden met een extra stijging van 1% bovenop de inflatiecorrectie.

In de financiële overzichten zijn -/- bedragen voordelen (lagere kosten en/of hogere inkomsten) en +/+ bedragen nadelen (hogere kosten en/of lagere inkomsten). Daarnaast zijn de bedragen afgerond op eenheden van € 1.000,- hetgeen op een aantal onderdelen mogelijk geringe afrondingsverschillen met zich kan brengen.

Conclusie en samenvattend voorstel

In deze kadernota hebben wij geen inhoudelijke beleidsaanpassingen opgenomen. Dat willen wij graag overlaten aan de nieuwe raad.

Het is daarentegen wel zeker dat de gemeente na 2011 minder van het rijk zal krijgen. Onduidelijk is nog hoeveel minder dat gaat zijn. Wij ramen de structurele korting op onze algemene uitkering op ca. 2½ miljoen euro. Wij tekenen hierbij uitdrukkelijk aan dat in dit stadium dit bedrag slechts signalerend en indicatief is en voor de bepaling van de financiële positie van onze gemeente ook als zodanig beschouwd dient te worden. Het is wel duidelijk dat wij als gemeente Bladel, net als andere gemeenten, met aanzienlijke financiële problemen te maken zullen krijgen.

We zullen de balans tussen de inkomsten en de uitgaven weer moeten herstellen door een ingrijpende ombuigingsoperatie. Wij zien deze gecompliceerde en ingrijpende ombuigingsoperatie niet alleen als een lastige klus, maar vooral ook als een kans om de bestuurlijke prioriteiten helder te krijgen en de kussens weer eens goed op te schudden. We kunnen niet alles tegelijk en dat betekent dat meer dan ooit van u als raad en van ons als bestuur wordt gevraagd prioriteiten te stellen en juiste en onderbouwde keuzes te maken. Een zware opgave, maar zeker niet onmogelijk!

De mogelijkheden tot bezuinigingen/ombuigingen zal op een zo breed mogelijk terrein in kaart gebracht moeten worden.

Na de gemeenteraadsverkiezingen zullen in de onderhandelingen voor een coalitieakkoord afspraken gemaakt moeten worden die richting geven aan het oplossen van de geconstateerde begrotingstekorten. Dit zal als onderdeel van het nieuwe beleidsprogramma een vertaling moeten krijgen in de uitgangspunten voor het financieel beleid voor de komende jaren. Het is aan de politiek om mede uit de informatie uit deze kadernota in de komende maanden een mening te vormen hoe onze gemeente de financiën weer in evenwicht moet krijgen.

Hoewel het jaar 2010 nog maar ‘kort’ is moeten we ons dus nu al realiseren dat door verschillende omstandigheden (lagere algemene uitkering in combinatie met eventuele nieuwe wensen voortvloeiende uit de visie ‘leven in Bladel’ en/of raadsprogramma 2010-2014) niet kan worden ontkomen aan een bezuiniging c.q. heroriëntatie van taken.

Burgemeester en wethouders van Bladel

de secretaris,                         de burgemeester,

mr. J.J.P.M. van Hout              mr. A.H.J.M. Swachten

2. Uitkomsten van de kadernota

2.1 Beleidsbasis

Bij het samenstellen van de begroting voor het volgende jaar wordt uitgegaan van de financiële omvang van het bestaande beleid, zoals geformuleerd bij de laatst opgestelde meerjarenramingen en het daarbij behorende meerjarenprogramma voor de volgende jaren, aangevuld met de door de gemeenteraad genomen besluiten tot en met juli 2010. Dat wil zeggen dat bij de begroting 2011 de consequenties van de voorjaarsnota 2010 meerjarig worden doorgerekend en financieel in beeld gebracht. Ook streven wij er naar om de te nemen bezuinigingsmaatregelen in de voorjaarsnota 2010 en/of de begroting 2011 op te nemen.

 

Het bestaande beleid bestaat uiteraard voor een belangrijk deel uit noodzakelijke (wettelijk verplichte) taken en is aanpassing slechts marginaal mogelijk. Daarbij komt dat de financiële omvang van een groot deel van de uitgaven historisch is bepaald en bestaat grofweg uit 2 categorieën uitgaven, te weten: beïnvloedbare en niet-beïnvloedbare uitgaven. De ramingen voor deze (historische) uitgaven worden, soms met een geringe (inflatoire) verhoging, automatisch in de begroting opgenomen. Ook kapitaallasten van investeringen werken vele jaren door. Dergelijke uitgaven zijn feitelijk niet-beïnvloedbaar.

2.2 Vertrekpunt meerjarenperspectief bestaand beleid

Ondanks de verlaging van de algemene uitkering was de gemeente Bladel er in geslaagd een nagenoeg sluitende meerjarenraming 2010-2013 te presenteren. De meerjarenraming 2010-2013 sluit in meerjarig perspectief bezien met een tekort van € 13.000,- (na 3e begrotingswijziging 2010).

Indien planjaar 2014 op basis van bestaand beleid daaraan toegevoegd wordt, daalt het structureel tekort naar € 219.000,-. Deze terugloop wordt veroorzaakt door een combinatie van enerzijds extra lasten als gevolg van de financiële doorwerking van het bestaande meerjarenprogramma naar 2014 en anderzijds door lagere vrijval van kapitaallasten (van activa met een maatschappelijk nut).

In onderstaand overzicht wordt dat geactualiseerde meerjarenperspectief (inclusief lasten restant meerjarenprogramma) weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

2.3 Effect rijksbezuinigingen

In de vorige kadernota meldden wij dat de economische vooruitzichten in een snel tempo verslechterde. De sterke economie van Nederland ontkwam niet aan neerwaartse bijstelling van de groeicijfers. Deze verslechterde economische vooruitzichten hebben ook consequenties voor de gemeentelijke inkomsten en uitgaven. Zo zijn de ontwikkelingen op de rijksbegroting bepalend voor de groei van het gemeentefonds. Hoewel we nu nog niets zeker weten, moeten we er toch rekening mee houden, dat op de rijksbegroting (aanzienlijke) bezuinigingen doorgevoerd zullen worden. Recente berichtgevingen vanuit het rijk en de VNG spreken van een aanvullende korting op het gemeentefonds die op kan lopen tot een bedrag van circa € 3 miljard.

Wij refereren hierbij ook aan hetgeen staatssecretaris Bijleveld van Binnenlandse Zaken onlangs in de Kamer gesteld heeft, dat zij bij veel gemeenten onvoldoende “gevoel van urgentie” bespeurt over de ernst van de crisis. De gemeenten moeten volgens haar er meer van doordrongen raken dat er financieel magere jaren aankomen.

 

Zeker is dus dat de gemeente ná 2011 minder van het rijk zal krijgen. Onduidelijk is hoeveel minder dat gaat zijn. Hoewel de definitieve omvang van de korting op de algemene uitkering nog niet bekend is moet op voorhand rekening gehouden worden met een indicatieve korting van ca € 2,5 miljoen. Dit is dan afhankelijk van de voorstellen van de rijkscommissies die de rijksombuigingen aan het onderzoeken zijn en de doorwerking daarvan naar het gemeentefonds. Het genoemde bedrag moet dus wel met de nodige voorzichtigheid worden gebruikt, het kan over enkele maanden weer anders zijn.

Hieronder hebben we een scenario uitgewerkt zoals de korting van de algemene uitkering er uit zou kunnen gaan zien. Wij gaan er vooralsnog vanuit dat de korting fasegewijs doorgevoerd zal worden gedurende de periode 2012 tot en met 2015.

afbeelding binnen de regeling

2.4 Raadsprogramma 2010-2014

In de raadsvergadering van 17 december 2009 werd de Toekomstvisie definitief vastgesteld. Op basis van de “Toekomstvisie Leven in Bladel is samen toekomst maken” zal planvorming voor de nabije toekomst gaan plaatsvinden. In deze planvorming zal geprioriteerd moeten worden en zullen er (incidentele en/of structurele) budgetten beschikbaar moeten komen. Middelen die op dit moment nog niet beschikbaar zijn.

We zijn ons er ook van bewust dat de komende raadsperiode voor een belangrijk gedeelte in het teken zal staan van het verder concretiseren van de dekkingsmaatregelen. Tegelijkertijd achten wij het niet ondenkbaar dat er extra middelen beschikbaar zullen moeten komen voor het ontwikkelen en uitvoeren van nieuw beleid voortvloeiende uit het nog op te stellen raads- en collegeprogramma en voor de hiervoor genoemde Toekomstvisie. Hoeveel hiervoor beschikbaar gesteld moet worden laten wij graag over aan de nieuwe raad. Het is vanzelfsprekend dat, indien er meer wensen leven dan er financiële dekkingsmiddelen zullen zijn, er aanvullende heroverwegingen en bezuinigingen doorgevoerd zullen moeten worden.

2.5 Meerjarenprogramma

In deze kadernota worden geen beleidsinhoudelijke en nieuwe beleidsprioriteiten bepaald. Er worden ook geen nieuwe investeringen/wensen opgenomen, omdat, zoals gezegd, deze sterke relatie met het (nog op te stellen) raadsprogramma moeten hebben.

Voorgesteld wordt om voor de (toekomstige) nieuwe wensen t.z.t. qua rangschikking de volgende criteria in het afwegingsproces te hanteren:

  • -

    1e criterium: wettelijk verplicht: de nieuwe investering of activiteit is een onontkoombaar gevolg van (eerdere) besluitvorming van het rijk of onze gemeente;

  • -

    2e criterium: extern onontkoombaar: de nieuwe investering of activiteit voldoet niet aan het eerste criterium, maar is een onontkoombaar gevolg van vergevorderde beleidsvoorbereidingen, toezeggingen of contracten én hiermee worden externe juridische, financiële nadelen/risico’s voorkomen;

  • -

    3e criterium: budgettair neutraal: de nieuwe investering of activiteit voldoet niet aan de eerste twee criteria, maar is meerjarig budgettair neutraal te verwezenlijken:

    - óf door bestaand beleid (in begroting of programma) in te wisselen voor nieuw beleid (oud voor nieuw);

    - óf doordat investering of activiteit leidt tot meerjarige extra inkomsten.

  • -

    4e criterium: handhaving voorzieningenniveau: de nieuwe investering of activiteit voldoet niet aan de eerste drie criteria, maar is noodzakelijk om enkel het huidige voorzieningenniveau te handhaven;

  • -

    5e categorie: overig nieuw beleid: de nieuwe investering of activiteit voldoet niet aan de eerste vier criteria en kan derhalve worden aangemerkt als overig nieuw beleid.

In bijlage I zijn de wensen/investeringen opgenomen welke dekking reeds voorzien is in de programmabegroting 2010. De geraamde investeringen voor ‘het winterhard maken van de tennisaccommodatie’ en de ‘uitbreiding binnensportaccommodatie’ worden (gedeeltelijk) doorgeschoven naar 2010 resp. 2011, omdat uitvoering nog niet in 2009 resp. 2010 volledig heeft plaats kunnen vinden. Daarnaast wordt rekening gehouden met de financiële doorwerking van het bestaande meerjarenprogramma naar 2014, alsmede met de op basis van het bestaande beleid noodzakelijke en geplande investeringen ultimo 2014.

In onderstaand overzicht worden de financiële consequenties daarvan weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

2.6 Geactualiseerd meerjarenperspectief

In financieel opzicht sluit het meerjarenperspectief van deze kadernota met een aanzienlijk structureel tekort. De financiële ruimte zal immers in belangrijke mate afnemen door de verwachte aanvullende korting op de algemene uitkering.

De begroting maakt onderscheid tussen structurele en incidentele middelen. Structurele middelen zijn jaarlijks terugkerende middelen. Incidentele, en de naam zegt het al, zijn eenmalig of voor een beperkt aantal jaren, terugkerende middelen. Om het huishoudboekje van de gemeente gezond te krijgen is het van belang om de jaarlijks terugkerende lasten te kunnen dekken uit de jaarlijks terugkerende inkomsten.

In onderstaand overzicht wordt het geactualiseerd meerjarenperspectief (onderverdeeld naar de hiervoor genoemde criteria) weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Het is duidelijk dat de financiële positie van de gemeente, op basis van gegevens van de hiervoor vermelde informatie, vanaf 2012 alsnog aanzienlijk zal verslechteren. Net als bij andere gemeenten zal de gemeente Bladel dan te maken krijgen met een forse aanvullende daling van de algemene uitkering. Aan een fundamentele herziening van het gemeentelijke huishoudboekje valt dus niet te ontkomen.

Het is ook vanzelfsprekend dat de bezuinigingen niet in één keer gerealiseerd kunnen worden. Wij willen de bezuinigingen dan ook gefaseerd gaan realiseren. Wij hopen daartoe in uw vergadering van 10 juni 2010 een totaalpakket van bezuinigingsmogelijkheden voor te kunnen leggen. In dit voorstel zullen richtingen gegeven worden waar bezuinigingen en extra inkomsten gezocht kunnen worden, waarna door uw raad een definitieve keuze gemaakt kan worden.

Wij merken hierbij wel op dat financiële consequenties van de mei- en/of de septembercirculaire 2010 mogelijk nog invloed zal (kunnen) hebben ten opzichte van waarmee in het gepresenteerde meerjarenperspectief rekening is gehouden.

 

Bij de voorjaarsnota 2010 zullen wij het bestaande beleid actualiseren, rekening houdend met de beheersmatige uitgangspunten van deze kadernota. Actualisatie van het bestaande beleid kan mogelijk ook nog consequenties voor het meerjarenperspectief met zich brengen.

We koersen altijd op een sluitende meerjarenbegroting in het vierde jaar. De tekorten of overschotten in de eerste jaren maken we goed door geld te onttrekken of toe te voegen aan de algemene reserve.

2.7 Totaal bezuinigingsvolume

In het dekkingsplan behorende bij de begroting 2010 is een stelpost ‘nog in te vullen taakstellingen / ombuigingen’ ingeraamd. Deze taakstelling bedraagt in structureel licht bezien nog € 239.000,-. Daarnaast zal, om onder andere de rijksombuigingen en de eventuele nieuwe lasten van het raadsprogramma op te kunnen vangen, fasegewijs bezuinigingen doorgevoerd moeten worden oplopend naar € 2.963.000,- in 2015.

De totale bezuinigingsvolume krijgt daarmee het navolgende verloop.

afbeelding binnen de regeling

Aan een fundamentele herziening van het gemeentelijke huishoudboekje valt dus niet te ontkomen. Er zal dus rigoureus gesneden moeten worden in de uitgaven; we zullen de tering naar de nering moeten zetten.

 

In het voorjaar zal het (nieuwe) college in nauwe samenspraak met de (nieuwe) gemeenteraad, mede in relatie tot de opstelling van het raads- en collegeprogramma, (moeten) bezien hoe en waar er bezuinigd kan worden. De resultaten daarvan moeten dan bij de behandeling van de voorjaarsnota 2010 / programmabegroting 2011 op tafel liggen.

2.8 Gevolgen jaarrekening 2009

In de raadsvergadering van juni of juli 2010 zal naar verwachting de jaarrekening 2009 ter vaststelling worden aangeboden. De resultaten van de jaarrekening zijn in belangrijke mate bepalend in de beoordeling in hoeverre budgetten dienen te worden bijgesteld voor de eerstvolgende begroting. De te verwachten budgetaanpassingen, waarvan nu reeds met een redelijke mate van zekerheid is in te schatten dat er structurele begrotingseffecten zullen optreden voor 2010 en de hierop volgende jaren worden meegenomen.

2.9 Samenvoeging kadernota en voorjaarsnota

In onze planning en controlcyclus houden wij tot op heden rekening met het opstellen van een kadernota (vaststelling april) en een voorjaarsnota in het voorjaar (vaststelling juni/juli).

 

De kadernota heeft tot doel inzicht te geven in de politieke keuzes ten aanzien van het te voeren beleid voor de toekomst. Dit instrument biedt uw raad de informatie om een helder voorjaarsdebat te voeren, waarin de lijnen naar de komende begrotingen worden uitgezet. Dit is ook het moment om prioriteiten te stellen dan wel bij te stellen, richting te geven waar de beperkte middelen wel en waar deze niet aan mogen worden uitgegeven.

De voorjaarsnota heeft tot doel u te informeren over de voortgang van de uitvoering van de huidige begroting en het actualiseren van (het inzicht in) de financiële positie van de gemeente zodat op basis daarvan zonodig kan worden bijgestuurd. De voorjaarsnota moet in dat opzicht beschouwd worden als een afwijkingen rapportage.

 

Wij willen samen met de (nieuwe) raad bezien of deze documenten mogelijk samengevoegd kunnen worden tot één document. In dit document worden de ontwikkelingen in het jaar (voorjaarsnota) en de gevolgen hiervan voor de toekomst gelinkt met de keuzes van het te voeren beleid (kadernota).

 

De uitvoering van de planning & controlcyclus kan daarmee verlicht en vereenvoudigd worden.

2.10 Bestuurlijke planning en controlcyclus 2010 / 2011

In onderstaand overzicht is de bestuurlijke planning opgenomen voor de nieuwe planning en controlcyclus.

Product

Bestuurlijke planning

Kadernota 2011

Vaststellen raad: 29 april

Jaarrekening 2009

Vaststellen raad: 10 juni of 15 juli  [1]

[1]    Dit is de fatale datum voor de plausibele inzending van de jaarrekening aan het CBS. We streven er echter naar om de vaststelling van de jaarrekening 2009 in de raadsvergadering van 10 juni 2010 te doen plaatsvinden.

Inzenden aan provincie en CBS vóór 15 juli

Voorjaarsnota 2010 (inclusief bezuinigingsmaatregelen)

Vaststellen raad: 15 juli

Begroting 2011

(inclusief bezuinigingsmaatregelen)

Aanbieden raad: september

Vaststellen raad: 4 november Inzenden aan provincie en CBS vóór 15 november

Najaarsnota 2010

Vaststellen raad: 4 november

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 29 april 2010.

 

De raad voornoemd,

de griffier,                                   de voorzitter,

Bijlage 1 Restant meerjarenprogramma 2010-2014

i2692.pdf [Klik hier om het document te downloaden]

Bijlage 2 Beheertechnische en financiële uitgangspunten

Inleiding

In deze bijlage wordt in het bijzonder ingegaan op de uitgangspunten die worden gehanteerd bij het opstellen van de financiële prognose in de voorjaarsnota 2010, de begroting 2011 en de meerjarenraming 2012-2014. Het samenstellen van de begrotingsstukken vereist dan ook een definitie van de randvoorwaarden en uitgangspunten met betrekking tot de in de begroting op te nemen onderwerpen. De richt­lijnen/voorwaar­den worden enerzijds gegeven met het oog op de beheers­baarheid van de gemeente­lijke finan­ciën en ander­zijds dienen zij als basis voor de toetsing van de aangele­verde begrotings­gege­vens en een over de gehele linie uniforme toepassing daarvan.

Deze uitgangspunten zijn bepalend voor het ramen van de lasten en baten en daarmee het begrotingsresultaat en het resultaat van de meerjarenraming. Voor deze uitgangspunten gelden de volgende kwaliteitseisen:

  • -

    De uitgangspunten dienen een voldoende realiteitsgehalte te hebben, zodat een zo goed mogelijke voorspelling wordt gedaan van de te verwachten jaarrekeningresultaten;

  • -

    De uitgangspunten die het begrotingsresultaat bepalen worden zoveel als mogelijk stelselmatig toegepast. Hiermee wordt beoogd een zo goed mogelijk inzicht te verkrijgen in de ontwikkeling van de begrotingsresultaten van de opeenvolgende jaren.

Kaderstelling begroting 2011

De concept-begroting 2011 wordt gebaseerd op het bestaande beleid waarmee bij de opstelling van de voorjaarsnota 2010 rekening wordt gehouden. Budgetaanpassingen afwijkend van de uitgangspunten uit deze kadernota zullen worden meegenomen bij de invulling van het nieuwe beleid bij de opstelling van de concept-begroting 2011.

Woonruimten

Bij het opstellen van de begroting aanvaard beleid 2011 zullen ten aanzien van het aantal woonruimten de onderstaande kerngegevens als uitgangspunt worden gehanteerd.

Aantal woonruimten 1 januari

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Woningen begin van het jaar

7.566

7.703

7.858

7.993

8.143

8.253

Toename woningvolume ultimo

137

155

135

150

110

100

Woningen eind van het jaar

7.703

7.858

7.993

8.143

8.253

8.353

Recreatiewoningen

594

594

594

594

594

594

Bijzondere woongebouwen

350

350

350

350

350

350

Totaal aantal woonruimten 31 december

8.647

8.802

8.937

9.087

9.197

9.297

De werkelijke startvoorraad per 1 januari 2010 bedraagt 8.647 woonruimten. De woningproductie zal door verschillende uitbreidingsplannen en diverse projecten (op basis van verleende bouwvergunningen en gelet op de gevolgen van de economische crisis) voor de planjaren 2010 en 2011 naar verwachting minder toenemen ten opzichte van de ramingen bij de kadernota 2010. Uitgegaan wordt van een bijgestelde planning ten opzichte van de uitgangspunten behorende bij de kadernota 2010.

 

Naast (de toename van) de aantal woonruimten is ook de waarde(toename) van deze (extra) woonruimten van belang bij het opstellen van de begroting aanvaard beleid en de berekening van de algemene uitkering,  belastingen en tarieven.

Inwoners

Bij het opstellen van de begroting aanvaard beleid 2011 zullen ten aanzien van het aantal inwoners de onderstaande kerngegevens als uitgangspunt worden gehanteerd.

Aantal inwoners 1 januari

werkelijk

werkelijk

werkelijk

prognose

prognose

prognose

prognose

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

aantal inwoners

19.117

19.131

19.177

19.332

19.467

19.617

19.727

Het aantal inwoners van de gemeente Bladel bedroeg op 1 januari 2010 19.177 inwoners. In de periode 2009-2010 steeg het inwonertal met 46. In de kadernota 2010 werd nog rekening gehouden met een inwonertal van 19.431 gelet op de bouwvolume in 2009. Meerjarig werd en wordt uitgegaan van 1 extra inwoner per gereedgekomen woning.

Personeelsformatie

Bij het opstellen van de begroting aanvaard beleid 2011 zullen ten aanzien van de personeelsformatie (inclusief griffie) de onderstaande kerngegevens als uitgangspunt worden gehanteerd. Deze omvang is exclusief het college van burgemeester en wethouders, raadsleden en de vrijwillige brandweer berekend.

 

Begin 2010 is de “Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempengemeenten (GRSK) vastgesteld. Een uitvloeisel hiervan is dat het personeel werkzaam voor de beleidsonderdelen P&O, ISD en ICT in de loop van 2010 over zullen gaan naar het GRSK. De loonkosten van het GRSK worden vanzelfsprekend verdisconteerd in de begroting van de GRSK en worden doorbelast naar de deelnemende gemeenten op basis van de vastgestelde verdeelsleutels.

 

De personeelsformatie heeft het navolgende verloop:

Personeelsformatie op 1 januari

2010

2011

2012

2013

2014

Formatieomvang

131,69

127,69

127,69

127,69

127,69

Af: overgang formatie naar GRSK:

- ISD

-/-28,77

-/-27,27

-/-27,27

-/-27,27

-/-27,27

- P&O

-/- 3,00

-/- 3,00

-/- 3,00

-/- 3,00

-/- 3,00

- ICT

-/- 4,30

-/- 4,30

-/- 4,30

-/- 4,30

-/- 4,30

Formatieomvang

95,62

93,12

93,12

93,12

93,12

De daling van de formatie wordt veroorzaakt door de afloop van 2½ tijdelijke formatieplaatsen.

 

Aantal uitkeringsgerechtigden

Bij het opstellen van de begroting aanvaard beleid 2011 zullen ten aanzien van de uitkeringsgerechtigden de onderstaande kerngegevens als uitgangspunt worden gehanteerd.

Uitkeringsgerechtigden op 1 januari

2010

2011

2012

2013

2014

Aantal WWB

69

80

75

71

71

Aantal loaw

11

11

11

11

11

Aantal loaz

2

2

2

2

2

Aantal Bbz

0

0

0

0

0

Totaal

82

93

88

84

84

Ten opzichte van de prognose bij de kadernota 2010 zijn de aantallen naar boven bijgesteld. Wij verwachten op basis van informatie van de ISD, dat als gevolg van de kredietcrisis de werkloosheid in 2011 zal gaan stijgen. Na 2012 zal de werklooshied weer afnemen.

 

Loonontwikkelingen ambtenarensalarissen

Het huidige CAO-akkoord liep op 1 juni 2009 af. Wij houden er geen rekening meer mee dat voor 2009 nog met terugwerkende kracht structurele loonverbeteringen doorgevoerd worden. De loonstijging na 1 januari 2010 ramen wij thans, gelet op de effecten van de economische crisis op een bescheiden verhoging van 0,75%. In de kadernota 2010 gingen wij nog uit van een geraamde loonstijging van 1,50% voor 2010. Dit betekent dat op basis van nacalculatie de loonstijging 2010 per saldo alsnog met 0,75% verlaagd kan worden. We houden daarnaast rekening met de reguliere periodieke verhogingen per 1 januari 2011 van medewerkers die nog niet het maximum van de functieschaal hebben bereikt.

Voor de loonkostenontwikkeling wordt dan samengevat uitgegaan van de navolgende ramingen:

1 januari 2010:     1,50% -/- 0,75%[1] =   0,75%       op basis van inschatting

1 januari 2011:                                    1,25%       op basis van inschatting

[1] Nacalculatie 2010

Prijsontwikkelingen

Een aantal uitgaven (bijvoorbeeld leveranties/diensten derden) zijn aan prijsstijgingen onderhevig als gevolg van inflatie-invloeden. De algemene trendmatige ontwikkeling wordt door het Centraal planbureau (CPB) herberekend/aangepast aan de laatste loon- en prijsontwikkelingen. Dit wordt dan vertaald in een prijsmutatie van de Nationale Bestedingen (pNB). Dit is het percentage dat via de normering doorwerkt naar de algemene uitkering.

Mede vanwege de sterk stijgende energieprijzen was er vanaf ultimo 2008 sprake van een sterk stijgende inflatie. In juli 2008 kwam deze zelfs uit op een niveau van 3,20%. Dankzij de gedaalde olieprijzen en een afgenomen vraag is de inflatie gedaald tot 1,10% in december 2009. Ten opzichte van november 2009 steeg de inflatie met 0,10%. Als voorlopig prijsmutatie wordt vooralsnog 1,00% aangehouden.

 

In onderstaande grafiek wordt het inflatieverloop over de periode januari 2007 – december 2009 weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Planmatig onderhoud en beheer kapitaalgoederen

De lasten van het onderhoud van de kapitaalgoederen worden in de begroting 2011 opgenomen overeenkomstig de vastgestelde onderhoudsplannen. De aanpassing van de onderhoudsbudgetten zullen pas in de begroting worden verwerkt, nadat de raad heeft ingestemd met de geactualiseerde onderhoudsplannen.

Rentepercentages

Het afgelopen jaar zijn de rentes met name op de geldmarkt flink gedaald. De Europese Centrale Bank (ECB) heeft in een aantal stappen haar belangrijkste rentetarief verlaagd naar 1,0 procent. Het gaat om de grootste renteverlaging door de ECB in haar tienjarige bestaan. De totale renteverlaging voor 2008/2009 komt daarmee op 3,50 procentpunt, iets wat nog nooit eerder gebeurd is.

De Nederlandse grootbanken verwachten dat de kortere Euribor [1] looptijden iets zullen gaan stijgen. Het is niet de verwachting dat de ECB in de komende maanden nogmaals zal kiezen voor stimuleren van de economie middels renteverlaging.

[1]     Referenterente voor de marktrente

Het 3-maands Euribor ligt op dit moment op een gemiddeld niveau van 0,83%. Dat de ECB de rente in 2010 gaat verhogen, daar zijn de grootbanken het wel over eens. De gemiddelde verwachting van de forward rente ramen wij voorzichtigheidshalve op 2,50% (was 1,50%).

De 10-jaars swap[1] ligt op dit moment op een gemiddeld niveau van 3,76% Ook voor de lange rente geldt dat er een mogelijkheid is tot hogere niveaus in de komende tijd. Wij gaan, mocht de rente onverwacht gaan stijgen, voorzichtigheidshalve uit van een percentage van 4,25% (was 4,50%).

[1]     Rente-optie

In onderstaand overzicht zijn de prognoses weergegeven van de Nederlandse grootbanken hoe de renteverwachtingen voor de 3-maands Euribor en de 10-jaars swap zich mogelijk kunnen gaan begeven:

Renteverwachtingen *

Prognose

over

12

maanden

3-maands Euribor

3-maands Euribor

3-maands Euribor

10-jaars swap

10-jaars swap

10-jaars swap

nov.09

dec.09

jan.10

nov.09

dec.09

jan.10

Commerzbank

2,20%

2,20%

2,20%

4,20%

4,20%

4,20%

ING

1,55%

1,50%

1,75%

4,10%

4,10%

4,20%

RABO

2,06%

2,06%

2,20%

4,00%

4,00%

4,00%

Dexia

1,40%

1,60%

1,60%

3,80%

3,95%

3,95%

Fortis

1,40%

1,60%

1,60%

4,10%

4,10%

4,10%

BNG

1,50%

1,50%

1,50%

4,30%

4,30%

4,30%

Gemiddeld

1,69%

1,74%

1,81%

3,77%

4,11%

4,13%

Renteraming begroting 2011

1,50%

1,50%

2,50%

4,50%

4,50%

4,25%

* Peildatum 18 januari 2010

In onderstaand grafiek wordt het meerjarige verloop van de rentes zichtbaar gemaakt.

afbeelding binnen de regeling

Voor 2011 zal - in geval van consolidatie - een percentage voor de kapitaalmarktren­te aan­ge­hou­den worden van 4,25%. Ingeval van een financieringstekort zal ook gerekend worden met dit percentage met dien verstande dat over de ruimte tot de kasgeldlimiet eerst gecalculeerd wordt met een geldmarktrentepercentage van 2,50%).

 

Ingeval van een financieringsoverschot verdient het aanbeveling aanslui­ting te zoeken bij de rentevergoeding die wordt ontvangen ingeval deze gelden elders in de vorm van termijndeposito's worden belegd. Voor 2011 en volgende jaren zal een depositorentepercentage aange­houden van 2,50%.

 

Bij het opstellen van de begroting aanvaard beleid 2011 zullen ten aanzien van de renten de onderstaande rentepercentages als uitgangspunt worden gehanteerd.

Rentepercentages

2010

2011

2012

2013

2014

Rente reserves en voorzieningen

3,50%

3,00%

3,25%

3,50%

4,00%

Rente financieringstekort (tot kasgeldlimiet)

1,50%

*

2,50%

3,25%

3,50%

4,00%

Rente financieringstekort (boven kasgeldlimiet)

4,50%

4,25%

4,50%

4,75%

5,00%

Rente financieringstekort

1,50%

2,50%

2,50%

2,50%

2,50%

Rente kapitaallasten en dekkingsreserves

5,00%

5,00%

5,00%

5,00%

5,00%

* In het dekkingsplan 2010 is de rente over de korte financiering eenmalig verlaagd van 3,50% naar 1,50%

Kapitaallasten

De kapitaallasten bestaan uit een afschrijvingsbedrag en een rentebe­drag. De wijze van afschrijven blijft op basis van constante gedragslijn per investering ieder jaar hetzelfde en geschieden op basis van het vastgestelde afschrijvingsbeleid. Deze wijze van systematisch afschrijven van activa bevordert de transparantie. De afschrijvingskosten worden berekend naar gelang de economische levensduur van het betreffende activum.

 

Voor nieuwe investeringen geldt dat deze afgeschreven worden met ingang van 1 januari volgend op het jaar van ingebruikname.

Vrijval van kapitaallasten

Onder vrijval wordt verstaan de ruimte die ontstaat in de begroting doordat over de lagere boekwaarde in enig jaar ten opzichte van het voorgaande jaar (=afschrijving) geen rente verschuldigd is. Deze rentecomponent wordt verhoogd met de laatste vervallen afschrijvingstermijnen. Het totaal van deze bestanddelen wordt vrijval genoemd. Uitgangspunt is dat de vrijval wordt ingezet ter bekostiging van de lasten voortvloeiende uit de noodzakelijke vervangingsinvesteringen.

Vervangingsinvesteringen

Vervangingsinvesteringen zijn uiteraard een normaal verschijnsel. Het is ook normaal te achten, dat bij een financieel beleid voor voorzienbare vervangingsinvesteringen dekkingsmiddelen aanwezig zijn en/of gehouden worden. Het gaat hierbij met name om bedrijfs- en hulpmiddelen waarvan de technische of economische levensduur is verstreken. Dekking van deze investeringen is normaliter reeds binnen de begroting aanwezig door de vrijval van kapitaallasten van de te vervangen bedrijfsmiddelen. Eventuele prijsstijgingen dienen evenwel nog wel opgevangen te worden in de exploitatiebegroting.

 

Vervangingsinvesteringen zullen worden getoetst op de noodzaak het betreffende hulpmiddel te handhaven. Voorts wordt aan de hand van de technische staat bekeken of vervanging noodzakelijk is. Is vervanging nog niet noodzakelijk dan worden de gereserveerde lasten in het begrotingsjaar als incidentele budgetruimte aangemerkt. In het meerjarenperspectief worden deze lasten vanzelfsprekend wel structureel afgedekt. De vervanginginvesteringen zullen niet meer opgenomen worden in het meerjarenprogramma, maar direct ten laste van de exploitatiebegroting verantwoord.

Meerjarenprogramma

In de meerjarenprogramma 2010 - 2014 wordt voor nieuwe investe­ringen een kapitaalmarktrentepercen­tage van 4,25% (was 4,50%) aangehouden. De afschrijvingstermijnen geschieden op basis van het vastgestelde afschrijvingsbeleid.

Reserves en voorzieningen

Voor de concept-begroting 2011 wordt uitgegaan van het vastgestelde reserve- en voorzieningenbeleid. De bestemmingsreserves en voorzieningen zijn onderbouwd wat het inzicht in de financiële positie heeft verbeterd.

 

De rente, die aan de zogenaamde dekkingsreserves wordt toegevoegd, moet gelijk zijn aan het percentage dat gebruikt wordt voor de berekening van de kapitaallasten (i.c. dus ook 5,00%). Als een lager percentage wordt toegevoegd, zou de reserve niet meer toereikend zijn in de toekomst.

Om de egalisatiereserve betreffende de verkoop van het Hypotheekfonds Noord-Brabantse toereikend te laten zijn, wordt een percentage van 7,095% gehanteerd.

Kostentoerekening apparaatskosten

De kostentoerekening vormt een belangrijk onderdeel van de verdere uitwerking van de programma’s en de functies. Ten eerste kan door de kostentoerekening een beeld worden gekregen van de kosten per product. Op basis van de kosten per product kunnen de budgetten inzichtelijk worden gemaakt voor de budgethouders. Daarnaast is het zinvol om de indirecte kosten inzichtelijk te maken, zodat daar ook op gestuurd kan worden.

De kosten van automatisering (SSC) en huisvesting worden over de afdelingen en kostendragers verdeeld op basis van aantal formatieplaatsen. De toerekening vanuit de overige kostenplaatsen naar de kostendragers geschiedt op basis van voorgecalculeerde urenbesteding, waarbij uitgegaan wordt van 1.450 productieve uren per formatieplaats.

De urenramingen worden vooralsnog gebaseerd op een voorlopige inschatting over de verdeling naar de beleids- en beheerstaken. Het is daarbij de bedoeling dat de voor dat jaar verwachte activiteiten tot uitdrukking komen. Bij het opstellen van de afdelingsplannen 2011 die in het 4e kwartaal van 2010 worden opgestart, zal nog een nadere concretisering van de uren plaatsvinden. De apparaatskosten zullen uiteindelijk op basis van de geactualiseerde afdelingsplannen (administratief) geraamd worden.

Verbijzondering kosten

Bij de functionele indeling van kosten vormen de functies volgens het Besluit begroting en verantwoording gemeenten (BBV) leidraad. Met de toename van de programma-, product- en prestatiegerichtheid neemt ook de belangstelling voor de kostencalculaties toe. Op basis van de gewenste informatiebehoefte van de budgethouder(s) worden de kosten desgewenst verder verbijzonderd in subfuncties (beheersproducten). Daarnaast wordt er binnen de beheersproducten de mogelijkheid geboden de onderscheidene kostensoorten ook nog verder te verbijzonderen. In dit geval worden de kosten niet alleen (maar) op een bepaalde manier getypeerd, maar staat de relatie centraal tussen een bepaalde functievervulling en de kosten daarvan (verder uitsplitsen van kostensoorten).

Omdat verbijzondering van kosten een belangrijk hulpmiddel is voor een goede budgetopbouw en dus ook voor een betere budgetbewaking wordt er op aangedrongen om de noodzaak van bestaande ramingen verder uit te splitsen (te verbijzonderen).

De algemene uitkering uit het gemeentefonds

De algemene uitkering is veruit de belangrijkste inkomstenbron voor gemeenten, zo ook voor de gemeente Bladel. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekt drie à vier keer per jaar mededelingen over de algemene uitkering uit het gemeentefonds via circulaires. De circulaires krijgen de naam van de maand waarin ze verschijnen: maart-, mei-, september- en decembercirculaire. In de circulaires worden de ontwikkelingen toegelicht op grond van de meest recente gegevens over de financiën en het beleid op rijksniveau.

De belangrijkste circulaire voor de gemeente is de zogenoemde meicirculaire. Deze dient in de kadernota als uitgangspunt voor de structurele bijstelling van de geraamde algemene uitkering voor de komende vier begrotingsjaren. In deze circulaire worden de meest recente beleidsontwikkelingen welke voor de gemeenten van belang zijn financieel vertaald en wordt inzicht gegeven in de meerjarige accresontwikkeling waarbij tevens rekening wordt gehouden met de meest recente voorspellingen van het Centraal Planbureau (CPB).

In september 2010 verschijnt vervolgens de septembercirculaire welke is gebaseerd op de dan verschenen Miljoenennota 2011 van het rijk. Voor zover hier aanleiding toe bestaat zal de gemeentebegroting 2011, d.m.v. (een aanvulling op) de najaarsnota 2010, op deze circulaire worden bijgesteld. Naast de twee genoemde circulaires verschijnen er in december en maart nog een tweetal circulaires. Deze circulaires zijn voornamelijk van technische aard.

 

Door de normeringafspraken is de groei van het gemeentefonds - in principe - gekoppeld aan de groei van de netto-rijksuitgaven. Uit de groei van de gemeentefondsuitkeringen worden gemeenten verondersteld de nominale ontwikkelingen te betalen. In het beleidsakkoord tussen rijk en gemeenten is echter opgenomen dat de groei van het gemeentefonds in de jaren 2009-2011 vastgezet wordt. Voor de jaren ná 2011 zijn geen afspraken gemaakt.

De economische crisis zal de financiële situatie van de gemeente hard treffen. De onzekerheid is nog vergroot doordat het kabinet een groot aantal werkgroepen aan het werk heeft gezet die besparingsmogelijkheden tot € 35 miljard in kaart moet brengen. Gelet op de omvang van de rijksbezuinigingen is het niet aannemelijk dat de koppeling ná 2011 hersteld zal worden. Voorts wordt verwezen naar de toelichting in § 2.3.

In de verwerking van de algemene uitkering worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • -

    Voor de jaren 2011 tot en met 2014 worden de accrespercentages van de meicirculaire 2010 verwerkt;

  • -

    Extra algemene middelen van het rijk ter intensivering van (bestaand) beleid komen in principe ten gunste van de algemene middelen. Op basis van bestaande beleidsregels kan van deze regel worden afgeweken, waardoor de middelen ten gunste van de betreffende beleidsterreinen ingezet kunnen worden;

  • -

    Voor de raming van de algemene uitkering worden de verdeeleenheden, van waaruit de algemene uitkering wordt berekend, geactualiseerd.

Opbrengst huur en pacht

De opbrengsten van de huur en de pacht worden begroot op basis van de hieraan ten grondslag liggende contracten. Voor zover sprake is van leegstand bij de te verhuren objecten wordt toch rekening gehouden met een substantiële bezetting. Hiermee wordt bereikt dat in de begroting de te realiseren opbrengsten blijken en dat bij de jaarrekening inzicht ontstaat in het bezettingsresultaat.

Lokale lastendruk per woning / huishouden

Streven is altijd om de gemeentelijke plannen uit te voeren en diensten aan te bieden tegen zo laag mogelijke lasten voor de Bladelse burgers. In financieel moeilijke tijden is dit streven lastiger te bewerkstelligen dan in tijden van economische voorspoed. Voor de afvalstoffenheffing, rioolrechten, marktgelden en leges zullen op basis van het vastgestelde beleid kostendekkende tarieven gelden. De tarieven van de onroerende zaakbelastingen 2011 zullen naast de trendmatige verhoging van 1,00% met 1,00% extra verhoogd worden, als onderdeel van het (meerjaren) dekkingsplan behorende bij de begroting 2010. In dit dekkingsplan is ook nog rekening gehouden met het beleidsvoornemen om de tarieven voor onroerende zaakbelastingen voor de jaren 2012 en 2013 ook nog met 1% extra te doen stijgen.

 

De stijging in de lokale lastendruk in een nieuw begrotingsjaar ten opzichte van het vorige begrotingsjaar kan als kaderstellend speerpunt van beleid aangemerkt worden om het beslag op burgers van tevoren te normeren. Het betaalbaar houden van het wonen, werken en leven in de gemeente Bladel is een zeer belangrijk uitgangspunt van beleid.

Voor de toeristenbelasting gelden - in principe - marktconforme tarieven (methodiek referentiegemeenten), met dien verstande dat op basis van het dekkingsplan behorende bij de begroting 2010 het tarief voor 2011 vastgesteld is op minimaal € 1,00 per overnachting.

 

In de onderstaande tabel wordt voor de financieel relevante lokale heffingen weergegeven welke uitgangspunten worden gehanteerd in het tarievenbeleid.

100% kostendekkend tarief

Jaarlijkse stijging op basis van inflatiepercentage

Andere uitgangspunten

Onroerende zaakbelastingen

X

X

Afvalstoffenheffing/ reinigingsrechten

X

Rioolrechten

X

Bouwleges

X

Secretarieleges

X

Toeristenbelastingen

X

Brandweerrechten

X

Marktgelden

X

Uit voorgaande tabel blijkt dat de gemeente Bladel voor een groot aantal lokale heffingen een 100% kostendekkend tarief toepast. Dit betreft retributies waar tegenover de heffing een direct aanwijsbare tegenprestatie staat. Voor de overige lokale heffingen wordt - in beginsel - uitgegaan van een stijging welke overeenkomt met de verwachte inflatie. De tariefstijgingen dienen eveneens om de kostenstijging in de begroting door autonome ontwikkelingen op te kunnen vangen.

Het dekkingspercentage van de marktgelden is bij de vaststelling van de belastingtarieven 2010 teruggebracht naar ca 60%.