Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR34148
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR34148/1
Controleverordening
Geldend van 01-01-2009 t/m heden
Intitulé
ControleverordeningVerordening controle op het financieel beheer en
op de inrichting van de financiële organisatie van
Wetterskip Fryslân.
Artikel 1 (definities)
In deze verordening wordt verstaan onder:
a.accountantscontrole:
de in artikel 109 van de Waterschapswet bedoelde controle uitgevoerd door de door het algemeen bestuur benoemde accountant van:
- het getrouwe beeld van de in de jaarrekening gepresenteerde baten en lasten alsmede grootte en samenstelling van het vermogen;
- de rechtmatigheid van de totstandkoming van de baten en lasten, alsmede de balansmutaties;
- het in overeenstemming zijn van de door het dagelijks bestuur opgestelde jaarrekening met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bedoeld in artikel 98a van de Waterschapswet;
- het verenigbaar zijn van het jaarverslag met de jaarrekening;
- de inrichting van het financieel beheer en de financiële organisatie gericht op de vraag of deze een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken; waarbij de nadere regels in hoofdstuk 5 van het Waterschapsbesluit in acht worden genomen;
b.accountant:
de door het algemeen bestuur benoemde accountant die voldoet aan het in artikel 109,tweede lid van de Waterschapswet opgenomen criterium en die is belast met de zojuist onder a omschreven accountantscontrole;
c.administratie:
het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens alsmede het verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van het waterschap en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;
f.financieel beheer:
het totaal van de activiteiten die er voor zorgen dat de uitvoering van het in de begroting opgenomen, vastgestelde beleid volgens de gestelde plannen en doelen en binnen de gestelde kaders plaatsvindt en dat de financiële positie daarmee in overeenstemming is;
g.rechtmatigheid:
de mate waarin in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving, waaronder waterschapsverordeningen alsmede besluiten van algemeen en dagelijks bestuur, wordt gehandeld;
h.rechtmatigheid in het kader van de accountantscontrole (synoniem: financiële rechtmatigheid):
de mate waarin het tot stand komen van de financiële beheershandelingen, en de vastlegging daarvan en voor zover deze beheershandelingen leiden tot baten, lasten en balansmutaties die in de jaarrekening worden verantwoord, in overeenstemming zijn met de relevante
wet- en regelgeving, zoals bedoeld in het Waterschapsbesluit;
i.deelverantwoording:
een in opdracht van het algemeen bestuur afgelegde verantwoording van een deel van de organisatie van het waterschap.
Artikel 2 (verbijzonderde interne controle)
1.Het dagelijks bestuur zorgt er voor dat, ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de daarin opgenomen baten, lasten en balansmutaties, een jaarlijkse interne toetsing plaatsvindt.
2.Bij afwijkingen die tijdens de in het eerste lid bedoelde toetsing worden gevonden neemt het dagelijks bestuur tijdig maatregelen tot herstel.
3.Het dagelijks bestuur zorgt er voor dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen, schulden en het vermogen van het waterschap systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)
vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de (crediteuren-)schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de vier jaar.
4.Bij afwijkingen in de registratie zoals bedoeld in het derde lid neemt het dagelijks bestuur tijdig maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
5.De resultaten van de controle en eventuele maatregelen tot herstel zoals bedoeld in het voorgaande deel van dit artikel worden ter kennisneming aan het algemeen bestuur aangeboden.
Artikel 3 (aanbesteding accountantscontrole)
1.De accountantscontrole wordt opgedragen aan een door het algemeen bestuur te benoemen accountant.
2.Het dagelijks bestuur bereidt, in overleg met een delegatie van het algemeen bestuur, de aanbesteding van de accountantscontrole voor.
3.Het algemeen bestuur stelt voor de aanbesteding van de accountantscontrole het programma van eisen vast. In het programma van eisen worden voor de jaarlijkse accountantscontrole opgenomen:
- a.
de toe te passen goedkeuringstoleranties bij de controle van de jaarrekening;
- b.
de apart te controleren deelverantwoordingen en de daarbij toe te passen omvangsbases en goedkeuringstoleranties;
- c.
de reikwijdte van rechtmatigheid;
- d.
de inrichtingseisen voor het verslag van bevindingen;
- e.
de aanvullende uit te voeren tussentijdse controles zijnde de interim controles;
- f.
de frequentie en inrichtingseisen van de aanvullende tussentijdse rapportering zijnde de managementletter.
4.In geval van aanbesteding van de accountantscontrole op grond van Europese of Nederlandse wetgeving stelt het algemeen bestuur voor de selectie van de accountant de selectiecriteria en per selectiecriterium de bijbehorende weging vast.
Artikel 4 (protocol accountantscontrole)
1.Voorafgaande aan de accountantscontrole van de jaarrekening legt het algemeen bestuur in het ‘controleprotocol’ in ieder geval vast wat de reikwijdte van het interne rechtmatigheidtraject is en wat de rol van de accountant ten aanzien van rechtmatigheid is.
2. In het eerste lid bedoelde protocol wordt in ieder geval ingegaan op:
a. de regelgeving die in het kader van het rechtmatigheidtraject in beschouwing moet wordengenomen (het normenkader);
b.rechtmatigheidscriteria die in beschouwing worden genomen;
c. de aspecten die binnen het voorwaardencriterium in beschouwing worden genomen;
d. de goedkeuringstoleranties die worden gehanteerd;
e. de rapporteringstoleranties die worden gehanteerd;
f. de looptijd van het controleprotocol;
g. de eventuele posten van de jaarrekening, posten van deelverantwoordingen en programma’s,waaraan de accountant bij zijn controle specifiek aandacht dient te besteden.
Artikel 5 (informatieverstrekking door het dagelijks bestuur)
1.Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de samenstelling van de jaarrekening conform de geldende interne en externe wet- en regelgeving en legt deze voor aan de accountant voor controle.
2.Het dagelijks bestuur zorgt er voor dat alle aan de jaarrekening ten grondslag liggende verordeningen, nota’s, besluiten, deelverantwoordingen, administraties, plannen, overeenkomsten, berekeningen e.d. voor de accountant ter inzage liggen en goed toegankelijk zijn.
3.Het dagelijks bestuur legt de gecontroleerde jaarrekening overeenkomstig het daarover bepaalde in de ‘Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie Wetterskip Fryslân’ voor aan het algemeen bestuur.
4.Alle informatie die na afgifte van de accountantsverklaring en voor behandeling van de jaarrekening in het algemeen bestuur beschikbaar komt en die van invloed is op het beeld dat de jaarrekening geeft, wordt terstond door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur en de accountant gemeld.
Artikel 6 (inrichting accountantscontrole)
1.De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de wijze waarop de accountantscontrole wordt ingericht, alsmede de aard en de omvang van de daarbij behorende werkzaamheden.
2.De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de frequentie van de uit te voeren controles. De accountant kan de controlewerkzaamheden zonder voorafgaande kennisgeving uitvoeren.
3.Ter bevordering van een doelmatige en doeltreffende accountantscontrole vindt periodiek (afstemmings)overleg plaats tussen de accountant en vertegenwoordigers van het dagelijks bestuur alsmede van de organisatie.
Artikel 7 (toegang tot informatie)
1.De accountant is bevoegd tot het opnemen van alle kassen, waardepapieren en voorraden en het inzien van alle boeken, notulen, brieven, computerbestanden en overige bescheiden, waarvan hij inzage voor de accountantscontrole nodig oordeelt. Het dagelijks bestuur zorgt er voor dat de accountant voor de uitvoering van zijn controlewerkzaamheden een onbelemmerde toegang heeft tot alle kantoren, magazijnen, werkplaatsen, terreinen en informatiedragers van het waterschap.
2.De accountant is bevoegd om van alle bestuurders en ambtenaren mondelinge en schriftelijke inlichtingen en verklaringen te verlangen die hij voor de uitvoering van zijn opdracht denkt nodig te hebben. Het dagelijks bestuur zorgt er voor dat de desbetreffende ambtenarenb hieraan hun medewerking verlenen.
Artikel 8 (overige controles en opdrachten)
1.Het dagelijks bestuur kan de door het algemeen bestuur benoemde accountant opdracht geven tot het uitvoeren van specifieke werkzaamheden met betrekking tot de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid voor zover de onafhankelijkheid van de accountant
daarmee niet in het geding komt. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur achteraf over deze aan de accountant te verstrekken opdrachten.
2.Het dagelijks bestuur is voor de controle van de rechtmatige besteding van subsidies bevoegd de opdracht te verlenen aan een andere dan de door het algemeen bestuur benoemde accountant, indien dit in het belang van het waterschap is.
3.Indien een deel van de eisen die gelden voor de controle van de verantwoording aan derden moet worden uitgevoerd door een accountant, is het dagelijks bestuur bevoegd hiervoor de opdracht verlenen aan een andere dan de door het algemeen bestuur benoemde accountant,
indien dit in het belang van het waterschap is.
Artikel 9 (rapportering)
1.Indien de accountant bij een controle afwijkingen constateert die leiden tot het niet afgeven van een goedkeurende verklaring, meldt hij deze terstond schriftelijk aan het dagelijks bestuur en vraagt hij het dagelijks bestuur daarop te reageren. Indien de accountant na het overleg met het dagelijks bestuur daarover de mening blijft toegedaan dat de geconstateerde
afwijkingen leiden tot het niet afgeven van een goedkeurende verklaring, meldt hij dit aan het algemeen bestuur en vermeldt hij daarbij de reactie van het dagelijks bestuur.
2.In aanvulling op het in de Waterschapswet voorgeschreven verslag van bevindingen brengt de accountant over de door hem uitgevoerde (deel)controles verslag uit aan de directie over zijn bevindingen die niet van bestuurlijk belang zijn.
3.De accountantsverklaring en het verslag van bevindingen worden voor verzending aan het algemeen bestuur door de accountant aan het dagelijks bestuur voorgelegd, waarbij het dagelijks bestuur de mogelijkheid heeft om op deze stukken te reageren.
4.De accountant zendt zijn verklaring bij de jaarrekening en zijn verslag van bevindingen aan het algemeen bestuur.
5.De accountant bespreekt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen met de ‘Adviescommissie voor algemene en bestuurlijke aangelegenheden, financiën en economische zaken en waterkwaliteitsbeheer’ voorafgaand aan de behandeling door het algemeen
bestuur van de jaarverslaggeving.
Artikel 10 (inwerkingtreding)
1.Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2009, met dien verstande dat zij van toepassing is op de accountantscontrole van de jaarrekening (en deelverantwoordingen)
vanaf het begrotingsjaar 2009.
2.De ‘Verordening met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van vermogenswaarden Wetterskip Fryslân’, die is vastgesteld bij besluit van 05-01-2004 vervalt, met dien verstande dat zij van kracht blijft ten aanzien van de begrotingsjaren tot en met 2008.
Artikel 11 (citeertitel)
Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Controleverordening Wetterskip Fryslân”.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur op 11 november 2008.
de voorzitter, de secretaris
_______________ ______________
Toelichting Verordening controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van Wetterskip Fryslân
Algemeen
Kader en opbouw van het algemeen deel van deze toelichting
Op grond van artikel 109 van de Waterschapswet moet ieder algemeen bestuur een ‘controleverordening’ vaststellen die voldoet aan de eisen die dat artikel stelt. Het artikel luidt:
1.Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.
2.Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 103 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.
3. De accountantsverklaring geeft op grond van de uitgevoerde controle aan of:
- a.
de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten en lasten als de grootte en samenstelling van het vermogen;
- b.
de baten en lasten, alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen;
- c.
de jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de bij of krachtens algemene
- d.
maatregel van bestuur te stellen regels, bedoeld in artikel 98a, en
het jaarverslag met de jaarrekening verenigbaar is
4. Het verslag van bevindingen bevat in ieder geval bevindingen over:
a. de vraag of de inrichting van het financiële beheer en van de financiële organisatie een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken, en
b. onrechtmatigheden in de jaarrekening
5. De accountant zendt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen aan het algemeen bestuur en een afschrift daarvan aan het dagelijks bestuur.
6.Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de reikwijdte van en de verslaglegging omtrent de accountantscontrole, bedoeld in het tweede lid.
De Wet modernisering waterschapsbestel brengt een wat scherpere scheiding aan in de rolverdeling
tussen het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur stelt kaders
en het beleid vast, het dagelijks bestuur voert het beleid uit en het algemeen bestuur controleert
de beleidsuitvoering door het dagelijks bestuur. Ter ondersteuning van het algemeen bestuur bij
het uitoefenen van zijn controlerende taak is een aantal bepalingen in de wet rond de opdracht
aan de accountant aangescherpt. De belangrijkste verandering is dat de accountantsverklaring
niet langer meer alleen een oordeel over het getrouwe beeld bevat, maar een oordeel over het
getrouwe beeld en de rechtmatigheid samen. Bovendien is nu veel explicieter bepaald dat de
opdracht voor de accountantscontrole wordt verstrekt door het algemeen bestuur en niet meer
door het dagelijks bestuur. Het artikel benadrukt dat het algemeen bestuur de accountant aanwijst;
dit kan niet worden gedelegeerd aan het dagelijks bestuur. Een andere verandering is dat
in het vijfde lid van artikel 109 expliciet is opgenomen dat de accountantsverklaring en het verslag
van bevindingen direct door de controlerend accountant aan het algemeen bestuur worden
aangeboden. Voorts is het het algemeen bestuur dat, binnen de wettelijke kaders, bepaalt wat
de opdracht aan de accountant is. Dit is nader geregeld in het Waterschapsbesluit.
Een laatste verandering is dat de controle van de doelmatigheid geen onderdeel meer uitmaakt
van de accountantscontrole. Opmerkingen en constateringen ter zake hoeven niet meer in het
rapport van bevindingen te worden opgenomen, zoals in de oude situatie nog wel het geval
was. De controle op doelmatigheid is dan ook geen taak meer van de accountant, maar wordt
door het algemeen bestuur zelf uitgevoerd, mede op basis van de interne onderzoeken naar
doelmatigheid en doeltreffendheid van het dagelijks bestuur (op grond van het nieuwe artikel
109a) en eventueel het onderzoek door de rekenkamer(functie).
Pagina 4 van 24
Vanaf het verslagjaar 2009 bevat de accountantsverklaring dus een oordeel over het getrouwe
beeld én de rechtmatigheid. Een getrouwbeeldverklaring houdt in dat wordt aangegeven in
hoeverre de uitkomsten van het gevoerde financieel beheer getrouw in de jaarrekening zijn
weergegeven, waarbij rekening wordt gehouden met het doel waarvoor de verantwoording is
opgesteld. De doelstellingen moeten worden afgestemd op de belanghebbenden, in dit geval
het algemeen bestuur. Een getrouw beeld impliceert dat de jaarrekening geen zodanige fouten
en/of onzekerheden bevat dat het oordeel van de gebruiker beïnvloed wordt. Het begrip ‘getrouw
beeld’ komt uit Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek titel 9, waarin de wettelijke vereisten
zijn opgenomen die aan een jaarrekening worden gesteld. Daarbij wordt gerefereerd aan het
getrouwe beeld van vermogen en resultaat. In het Waterschapsbesluit is dit begrip gekoppeld
aan de financiële positie alsmede de baten, lasten en balansmutaties. Een getrouwbeeldverklaring
is niet nieuw en daarom wordt hierop in deze toelichting niet verder ingegaan.
Het begrip controle is het centrale begrip van artikel 109 en dus ook van de verordening die dit
artikel verder invult. Het gaat hierbij niet alleen om de externe controle door de accountant,
maar zeker ook om de interne controle binnen de eigen organisatie. Deze interne controle kan
weer worden onderscheiden in de controle die een onlosmakelijk onderdeel is van de administratieve
organisatie en de verbijzonderde interne controle. Deze laatste vorm van controle bestaat
uit specifieke onderzoeken, vaak uitgevoerd door specifieke interne controlemedewerkers
of auditoren, waarin wordt nagegaan of de administratieve organisatie en de daarvan uitmakende,
reguliere interne controlemaatregelen goed werken en goed worden nageleefd. In paragraaf
2 van deze toelichting wordt nader op het begrip controle ingegaan
Het tweede deel van het eerste lid van artikel 109 geeft aan dat de toetsing van de rechtmatigheid,
oftewel van het voldoen aan externe en interne regels, een belangrijk aspect van de controle
is. Eén van de twaalf wijzigingen op het terrein van de transparantie en verantwoording die
de Wet modernisering waterschapsbestel in de Waterschapswet aanbrengt heeft betrekking op
de extra aandacht die de wet vraagt voor deze rechtmatigheid. Als gevolg van deze wijziging
dienen zowel het waterschap zelf als zijn accountant zich intensiever te richten op rechtmatigheid.
In de eerste plaats zal het waterschap zelf intern meer waarborgen moeten treffen dat
rechtmatig wordt gehandeld. In de tweede plaats gaat de accountant, als onderdeel van zijn
verklaring bij de jaarrekening, een gekwantificeerd oordeel over de rechtmatigheid geven. Vanaf
verslagjaar 2009 bevat de accountantsverklaring dan ook een oordeel over het getrouwe beeld
én over de rechtmatigheid. Rechtmatigheid als onderdeel van de accountantsverklaring is
nieuw en anders dan het oordeel over het getrouwe beeld. Overigens werd de rechtmatigheid
ook al vóór de ‘wet modernisering’ gecontroleerd, maar de accountant ging daarop alleen in het
verslag van bevindingen in. In paragraaf 3 van deze toelichting wordt nader op rechtmatigheid
ingegaan. Daarbij wordt ook ingegaan op de verantwoordelijkheden van de diverse betrokken
partijen. In hoofdlijnen komt de verantwoordelijkheidsverdeling neer op het volgende:
- het algemeen bestuur stelt de kaders voor de rechtmatigheid en de controle daarop. Voorts
stelt dit bestuur zelf regels op basis van zijn verordenende bevoegdheid. Het algemeen bestuur
formuleert de opdracht aan de accountant en kan aanvullende controle-eisen stellen
(aanvullend op de wettelijke minimumeisen). Als opdrachtgever ontvangt het algemeen bestuur
de rapportage van de accountant aan het algemeen bestuur;
- het dagelijks bestuur is, op grond van zijn bevoegdheid om het beleid van het algemeen
bestuur uit te voeren, primair verantwoordelijk voor de naleving van relevante wet- en regelgeving;
- de accountant is verantwoordelijk voor de uitvoering van de controle in overeenstemming
met de vaktechnische randvoorwaarden. De accountant zal toetsen of wet- en regelgeving
door het waterschap in acht zijn genomen en hierover aan het algemeen bestuur rapporteren.
De ervaringen van provincies en gemeenten, die enkele jaren geleden met vergelijkbare wetswijzigingen
te maken kregen, wijzen uit dat de veranderingen rond rechtmatigheid niet moeten
worden onderschat. Het voldoen aan de rechtmatigheidbepalingen van de wet zal een grote
inspanning van de waterschappen vragen, terwijl er een afbreukrisico in de vorm van nietgoedkeurende
accountantsverklaringen en negatieve publiciteit is. Om deze reden bereidt Wetterskip
Fryslân zich al geruime tijd terdege voor op de nieuwe rechtmatigheideisen.
De accountant controleert niet ieder bonnetje of iedere financiële handeling die binnen een waterschap
wordt verricht. Theoretisch zou dat wel kunnen, maar de kosten zouden dan buitensporig
oplopen. De controle is daarom gericht op het ontdekken van belangrijke fouten. In het
Waterschapsbesluit zijn de minimumeisen vastgelegd, waarbij belangrijke begrippen zijn ‘goedkeuringstoleranties’
en ‘rapporteringstoleranties’. In paragraaf 4 worden deze begrippen uitgelegd.
Het algemeen bestuur heeft de mogelijkheid keuzes te maken in het rechtmatigheidtraject en de
ten aanzien van de eisen aan de accountantscontrole. In paragraaf 5 worden de keuzes toegelicht
die de waterschappen in een eerder stadium hebben gemaakt en die de basis hebben gevormd
voor onder andere deze verordening.
Het is belangrijk dat expliciet wordt gemaakt welke opdracht het algemeen bestuur aan de accountant
geeft. In paragraaf 6 wordt ingegaan op het onderscheid tussen de controleverordening
en de opdracht aan de accountant. Voorts wordt ingegaan op het tot stand brengen van de
overeenkomst met een accountant. In de meeste waterschappen wordt de overeenkomst voor
enkele jaren aangegaan en wordt de dienst aanbesteed.
Controle
Zoals al eerder is aangegeven, is het begrip controle het centrale begrip van deze verordening.
Een algemene omschrijving hiervan is: 'het deskundig en kritisch toetsen van verschijnselen
aan gestelde normen, waarbij beoordeeld wordt in hoeverre de getoetste verschijnselen aan
deze normen voldoen'. Het is van belang op voorhand te stellen dat controle niet primair plaatsvindt
uit wantrouwen ten opzichte van de gecontroleerde, maar juist om hem èn degene voor
wie de controle wordt uitgevoerd een waarborg te verschaffen dat het gecontroleerde voldoet
aan de gestelde normen. Bij overheidsorganisaties is controle op het financieel beheer extra
belangrijk, omdat zij omgaan met gemeenschapsgeld dat belastingplichtigen in goed vertrouwen
aan hen beschikbaar hebben gesteld.
Er kan onderscheid worden gemaakt in interne en externe controle.
Interne controle
Controle is één van de rollen die het algemeen bestuur binnen het waterschap in de praktijk
brengt. Het algemeen bestuur ziet toe op de beleidsuitvoering en gaat na of het dagelijks bestuur
hierbij voldoende doeltreffend, doelmatig en rechtmatig is geweest. Het dagelijks bestuur
is verantwoordelijk voor de beleidsuitvoering en zal er door middel van het tot stand brengen
van een goede organisatie en een daarbinnen aangebrachte adequate administratieve organisatie
voor moeten zorgen dat bij de beleidsuitvoering doeltreffend, doelmatig en rechtmatig
wordt gewerkt.
Bij een waterschap wordt onder interne controle verstaan: de controle die in opdracht en ten
dienste van het dagelijks bestuur door eigen functionarissen van het waterschap gebeurt om de
verantwoording voor de beleidsuitvoering en de administratieve verwerking daarvan overeenkomstig
de doelstellingen en regels te kunnen dragen. Het doel van de interne controle is het
verkrijgen van zekerheid over de rechtmatigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid van handelingen
en werkzaamheden. Met de interne controle zal het dagelijks bestuur de kans op ondoeltreffend-,
ondoelmatig- en onrechtmatigheden moeten beperken. Een goede interne controle
wordt vooral tot stand gebracht door een goede organisatie en daarbinnen een juiste regeling
van de administratieve organisatie van het financieel beheer. De interne controle is er dan
vooral op gericht om in elke handeling of werkzaamheid een controlerend element te leggen,
zodat daarmee direct of indirect controle wordt uitgeoefend. De uitoefening van deze controle
verzekert een juiste verslaglegging in de administratie en een objectieve berichtgeving. De basisgegevens
in de administratie en de verwerking daarvan vormen het uitgangspunt voor het
nemen van veel beslissingen en voor het uitoefenen van controle op het waterschapsgebeuren.
Gelet hierop moet de interne controle in beginsel overal aanwezig zijn, niet zozeer in de vorm
van een speciaal daarvoor aangewezen functionaris die op elke handeling toeziet, maar juist in
de handeling zelf.
De basis voor deze vorm van interne controle, als onlosmakelijk onderdeel van de administratieve
organisatie dus, ligt niet in deze verordening vast, maar in de verordening die het waterschap
op grond van artikel 108 van de Waterschapswet moet vaststellen. Maatregelen die op
grond van deze verordening genomen worden teneinde een gedegen interne controle tot stand
te brengen zijn onder andere:
- functiescheiding tussen het beheer, de administratie en de bewaring van gelden;
- verantwoord ontworpen procedures;
- duidelijke en vastgelegde afspraken over het mogen aangaan van verplichtingen ten laste
van toegekende budgetten en investeringskredieten;
- maatregelen ter voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van financiële
mogelijkheden die het waterschap biedt.
Naast de interne controle die een onlosmakelijk onderdeel is van de administratieve organisatie,
bestaat er de zogenaamde verbijzonderde interne controle. Deze vorm van controle bestaat uit
specifieke onderzoeken, vaak uitgevoerd door specifieke interne controlemedewerkers of auditoren,
waarmee wordt nagegaan of de administratieve organisatie en de daarvan uitmakende,
reguliere interne controlemaatregelen goed werken en goed worden nageleefd. De verbijzonderde
interne controle komt wel in deze verordening aan de orde, conform de eis die het eerste
lid van artikel 109 van de Waterschapswet stelt.
Een goede ´totale interne controle´ is een voorwaarde voor de uitoefening van de externe controle.
Externe controle
Deze verordening is met name gericht op de externe controle. Het begrip 'externe controle'
wordt wel omschreven als: het zelfstandig, onafhankelijk van de te controleren personen en organen,
door een deskundige onderzoeken van de formele en materiële juistheid van het financieel
beheer. De externe controle heeft twee functies, namelijk een signalerende en een certificerende
functie.
De signalerende functie van de externe controle betreft het opsporen en aangeven van onjuistheden,
onvolkomenheden en ontwikkelingen in het financieel beheer. Het doel van deze functie
is uiteindelijk het aanbrengen van bijsturing en (waar nodig) verbetering van het financieel beheer.
De certificerende functie (certificeren = officieel, op ambtseed verklaren) omvat de oordeelsvorming
omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid van de verantwoording. Deze mondt uit
in de accountantsverklaring, die aangeeft of de in de verantwoording (jaarrekening) vervatte
informatie juist, volledig en geschikt tot oordeelsvorming is en of de beheershandelingen die ten
grondslag liggen aan de financiële feiten uit de verslaggeving in overeenstemming met de daarvoor
geldende regelgeving tot stand zijn gekomen. De accountantsverklaring is niet alleen binnen
de organisatie van belang maar ook naar buiten toe, met name tegenover allen die belang
hebben bij het beheer van de betreffende organisatie. De certificerende functie van de externe
controle is dan ook voor een deel van maatschappelijke aard.
De inhoud en het doel van de externe controle brengen met zich mee dat dit zelfstandig en onafhankelijk
van te controleren huishouding en haar organen, en derhalve door externe controleurs,
gebeurt. Uiteraard dienen de externe controleurs aan bepaalde eisen van deskundigheid
te voldoen. In artikel 109 van de Waterschapswet wordt bepaald dat de externe controle bij waterschappen
slechts door accountants mogen worden uitgevoerd die voldoen aan datgene wat
artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek vereist. Deze bepaling waarborgt
de deskundigheid van de externe controleur(s).
Relevant is nog dat gedeputeerde staten krachtens artikel 109c van de Waterschapswet de bevoegdheid
hebben om, naast de externe controle door de accountant van het waterschap, in
daartoe aanleiding gevende gevallen zelf een onderzoek naar het beheer en de inrichting van
de financiële organisatie in te stellen. Gedeputeerde Staten zouden bijvoorbeeld van deze bevoegdheid
gebruik kunnen maken bij het klaarblijkelijk falen van de externe controle of in het
geval van vermoedens van fraude. Het spreekt voor zich dat gedeputeerde staten slechts in
uitzonderingsgevallen van deze bevoegdheid gebruik zullen maken.
Rechtmatigheid
Het extra accent op rechtmatigheid en de controle daarvan dat de nieuwe Waterschapswet legt,
uit zich in de eerste plaats in artikel 108. Nieuw is dat het algemeen bestuur via de in dit artikel
genoemde verordening moet regelen dat er in het beleid, in het beheer en in de inrichting van
de (administratieve) organisatie waarborgen worden opgenomen die zorgen dat aan de eisen
van rechtmatigheid wordt voldaan. Met deze wijziging wordt nadrukkelijker aangegeven dat
rechtmatigheid eerst en vooral de eigen verantwoordelijkheid van het waterschap is. Ook artikel
109 gaat in op de rechtmatigheid en bepaalt allereerst dat rechtmatigheidcontrole een plaats
moet krijgen in de verbijzonderde interne controle. Vervolgens geeft dit artikel het kader voor de
opname van de rechtmatigheidcontrole in het werk van de accountant, hetgeen uiteindelijk leidt
tot een oordeel over dit aspect in de accountantsverklaring bij de jaarrekening.
In deze paragraaf wordt een nadere toelichting gegeven op het begrip rechtmatigheid en de
wijze waarop invulling kan worden gegeven aan de rechtmatigheideisen uit de wet.
Begrippen
De definitie van het begrip rechtmatigheid is: ‘voldoen aan wettelijke kaders en regelgeving’.
Hierbij gaat het niet alleen om zogenaamde externe regelgeving, zoals Europese en nationale
wetgeving, maar ook om de eigen regels en kaders van het waterschap. Tot deze laatste groep
behoren naast verordeningen, beleidsregels, interne afspraken e.d. ook zaken zoals de vastgestelde
begroting en formele wijzigingen daarvan.
Rechtmatigheid is dus een breed begrip, dat alle regels omvat waaraan een waterschap zich
moet houden. De Waterschapswet legt een specifiek accent bij een onderdeel van rechtmatigheid,
namelijk ‘financiële rechtmatigheid’. Dit begrip omvat de vraag of de baten, lasten en de
balansmutaties, zoals opgenomen in de jaarrekening, rechtmatig tot stand zijn gekomen. Bij
deze rechtmatigheid bestaat met name een sterke relatie met het financieel beheer alsmede de
naleving van de verslaggevingsvoorschriften en de verordeningen op basis van de artikelen 108
en 109 van de Waterschapswet. Ook besluiten van het algemeen bestuur die dit orgaan uit
hoofde van zijn kaderstellende rol neemt en die invloed hebben op financiële beheershandelingen
vallen onder financiële rechtmatigheid. Het gaat immers om de rechtmatigheid van posten
uit de jaarrekening. Het begrip ‘financiële rechtmatigheid’ wordt ook wel ‘rechtmatigheid in het
kader van de accountantscontrole’ genoemd.
Onrechtmatigheid is geen synoniem van fraude. Bij fraude wordt met opzet niet voldaan aan
wetten en regels met doorgaans als doel er zelf beter van te worden. Onrechtmatigheid komt
vaak voort uit onzorgvuldigheid, gebrek aan prioriteit of onwetendheid, waarbij er geen sprake is
van er zelf van beter van worden. In het geval van fraude is altijd sprake van onrechtmatig handelen,
terwijl onrechtmatigheid niet per definitie is gelijk te stellen aan fraude.
Verantwoordelijkheden met betrekking tot rechtmatigheid
Binnen de rol die het algemeen bestuur van een waterschap vervult, kan onderscheid gemaakt
worden in de aspecten beleidsbepaling, kaderstelling, controle, vertegenwoordiging en verantwoording.
Het algemeen bestuur stelt het beleid vast en stelt kaders waarbinnen dit moet worden
uitgevoerd. Het dagelijks bestuur voert het beleid uit en legt daarover verantwoording af
aan het algemeen bestuur. Op basis van deze verantwoording kan het algemeen bestuur zijn
controlerende taak uitoefenen. De mogelijkheden tot versterking van de controlerende taak van
het algemeen bestuur komen op diverse plaatsen tot uiting in de nieuwe Waterschapswet. Zeker
bij een veranderde rolverdeling tussen algemeen en dagelijks bestuur is het van belang dat
er, mede met betrekking tot de rechtmatigheid, duidelijkheid is over de positie van de accountantscontrole
in relatie tot elk van beide bestuursorganen.
Algemeen bestuur
De wijzigingen van de Wet modernisering waterschapsbestel die betrekking hebben op de accountantscontrole,
zijn mede met het oog op de versterking van de kaderstellende en controlerende
rollen van het algemeen bestuur getroffen. Het algemeen bestuur is opdrachtgever voor
de accountantscontrole en kan via de verordening op basis van artikel 109 de kaders voor de
interne en externe controle bepalen. Het Waterschapsbesluit geeft op een aantal punten nadrukkelijk
aan waar het algemeen bestuur extra eisen aan de accountantscontrole kan stellen
(artikelen 5.2 en 5.5). Het aspect ‘versterking van de controlerende rol van het algemeen bestuur’
wordt onder meer tot uitdrukking gebracht doordat de Waterschapswet bepaalt dat de
accountant de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen direct naar het algemeen
bestuur in plaats van naar het dagelijks bestuur stuurt.
Dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur is er primair verantwoordelijk voor dat bij de beleidsuitvoering relevante
wet- en regelgeving wordt nageleefd, zodat onder andere de besteding en inning van het publieke
geld waarmee het waterschap werkt rechtmatig gebeurt. Door middel van goede interne
beheersmaatregelen zal het dagelijks bestuur de kans op onrechtmatigheden moeten beperken.
Hieronder valt ook een toereikend beleid ter voorkoming en bestrijding van misbruik en
oneigenlijk gebruik van financiële mogelijkheden die het waterschap biedt. De bedoelde interne
beheersingsmaatregelen omvatten (aanpassingen van) de administratieve organisatie en daarin
opgenomen maatregelen van interne controle (AO en IC). Wat betreft AO/IC zal het dagelijks
bestuur zijn verantwoordelijkheid moeten nemen en het is dus niet zo dat dit bestuur er vanuit
mag gaan dat de accountant de rechtmatigheid met zijn controle wel zal ‘afdekken’. In de praktijk
is het gebruikelijk dat het dagelijks bestuur (of het management namens het dagelijks bestuur)
door de accountant gevraagd wordt een schriftelijke bevestiging bij de jaarrekening te
verstrekken, waarin het dagelijks bestuur verklaart dat de baten, lasten en balansmutaties uit de
jaarrekening rechtmatig tot stand zijn gekomen en getrouw zijn verantwoord alsmede dat alle
relevante informatie aan de accountant is verstrekt. Hiermee bevestigt het dagelijks bestuur zijn
verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van de uitvoering en voor de getrouwheid van de
verantwoording. Mochten er posten in de jaarrekening zijn die niet rechtmatig tot stand zijn gekomen,
dan verdient het aanbeveling dat het dagelijks bestuur dit toelicht.
De accountant
De zojuist genoemde bevestiging van het dagelijks bestuur doet niets af aan de verantwoordelijkheid
van de accountant voor de uitvoering van de controle. De accountant zal toch met eigen
ogen moeten controleren of ook naar zijn oordeel de beheershandelingen en transacties die ten
grondslag liggen aan de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties
rechtmatig zijn geweest en of de verantwoording getrouw is. De accountant verricht zijn werkzaamheden
binnen het wettelijk kader van de Waterschapswet en het Waterschapsbesluit, in
overeenstemming met de vaktechnische randvoorwaarden en binnen het kader van de opdracht
die het algemeen bestuur hem heeft verleend.
Met een adequate AO/IC wordt ook de accountant geholpen om te komen tot zijn oordeel. In
het algemeen kunnen in dat geval de aanvullende controlewerkzaamheden van de accountant
worden beperkt. De accountantscontrole richt zich op de beoordeling van de opzet, het bestaan
en de werking van het systeem van kwaliteitsborging ter uitvoering van de wet- en regelgeving,
aangevuld met deelwaarnemingen (steekproeven). Hiermee zal de accountant toetsen of de
wet- en regelgeving door het waterschap in acht is genomen. De verantwoordelijkheid van de
accountant voor de controle veronderstelt dat hij algemene kennis van de van toepassing zijnde
wet- en regelgeving heeft. De accountant is verantwoordelijk voor een degelijke en begrijpelijke
onderbouwing van zijn oordeel over de jaarrekening in het verslag van bevindingen. Ook als hij
een goedkeurende verklaring afgeeft, zal hij de zaken die hem zijn opgevallen en die hij van
belang acht melden in het verslag van bevindingen aan het algemeen bestuur.
Nadere uitwerking financiële rechtmatigheid
Zoals al aangegeven heeft het begrip ‘financiële rechtmatigheid’ een beperktere strekking dan
het juridische begrip rechtmatigheid en gaat het hierbij om de vraag of de baten, lasten en balansmutaties
die in de jaarrekening zijn opgenomen rechtmatig tot stand zijn gekomen. Aangezien
deze baten, lasten en balansmutaties een optelsom zijn van diverse financiële beheershandelingen
(zoals het beslissen tot het toekennen van een subsidie, het betalen van rekeningen,
het opleggen van een belastingaanslag, etc.) staan deze handelingen centraal bij de maatregelen
die het waterschap treft en de toets die de accountant verricht; de handelingen moeten
gebeuren volgens de regels die gelden. Een voorbeeld: subsidie mag alleen worden toegekend
als er een subsidieregeling is en als de aanvrager voldoet aan de eisen die in deze regeling
worden gesteld. Verder moeten alle financiële beheershandelingen niet alleen voldoen aan
specifieke regels (bijvoorbeeld de subsidievoorschriften), maar moeten ze ook in overeenstemming
zijn met ‘financiële regels’, zoals de verordeningen van het waterschap op basis van de
artikelen 108 en 109 van de Waterschapswet. Tevens moet worden voldaan aan de Waterschapswet
en de Bepalingen Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen uit het
Waterschapsbesluit (BBVW). Een andere eis is dat alle uitkomsten van de handelingen van het
financieel beheer worden vastgelegd in de administratie; het moet traceerbaar zijn welke subsidies
zijn toegekend, wanneer betalingen hebben plaatsgevonden enzovoorts.
Rechtmatigheid en handelingen en beslissingen van niet financiële aard
De vraag wat rechtmatigheid in het kader van de accountantscontrole niet inhoudt is ook belangrijk.
Kort gezegd komt het er op neer dat handelingen en beslissingen van niet-financiële
aard, bijvoorbeeld in relatie tot de arbeidsomstandighedenwet of de privacywetgeving, buiten de
reikwijdte van de rechtmatigheidcontrole door de accountant vallen. Het kan echter zijn dat
handelingen en beslissingen van niet-financiële aard op termijn kunnen leiden tot financiële gevolgen.
Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een waterschap dat niet voldoet aan de
arbeidsomstandighedenwet, waardoor er sprake kan zijn van claims en dus van mogelijke financiële
gevolgen. Van de accountant wordt niet verwacht dat hij handelingen en beslissingen
van niet-financiële aard door gegevensgericht onderzoek inhoudelijk toetst. De accountant kan
in dit kader volstaan met het beoordelen van het interne systeem van risico-afwegingen. De
centrale vraag daarbij is of het systeem van risico-afwegingen zodanig is dat het bestuur in
staat is een goede risico-afweging te maken. Met andere woorden of de voorwaarden zijn geschapen
om risico’s goed te beoordelen. Aan de hand van gerichte informatie over lopende
procedures waarbij het waterschap betrokken is, kan de accountant indicaties krijgen over de
eventuele risico’s op dit vlak. De juridisch adviseur of de huisadvocaat kunnen deze gegevens
verstrekken. Alleen indien de accountant risico’s signaleert of over aanwijzingen daaromtrent
beschikt, moet hij de (mogelijke) gevolgen hiervan nader onderzoeken en nagaan of de risico’s
en de eventuele gevolgen getrouw in de jaarrekening zijn opgenomen. Bevindingen in het kader
van de risicobeoordeling leiden niet tot een niet-goedkeurende verklaring omtrent rechtmatigheid,
maar zullen in het verslag van bevindingen worden opgenomen.
Toetsing van de financiële rechtmatigheid
Er zijn negen criteria die een rol spelen bij de beoordeling van de vraag of de financiële beheershandelingen
voldoen aan de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, namelijk:
- calculatiecriterium: is het bedrag van de financiële stroom, gelet op de bepalingen van de
regelgeving, juist vastgesteld?;
- valuteringscriterium: heeft de verantwoording op het juiste tijdstip plaatsgevonden?;
- volledigheidsciterium: zijn de inkomende financiële stromen (opbrengsten etc.) volledig?;
- adresseringscriterium: is de financiële stroom richting de juiste persoon/instantie gegaan?;
- aanvaardbaarheidscriterium: past een financiële beheershandeling binnen het kader van de
activiteiten van een waterschap en is in relatie tot de prijs een aanvaardbare tegenprestatie
overeengekomen?;
- leveringscriterium: is de overeengekomen tegenprestatie ontvangen?;
- voorwaardencriterium: wordt aan de voorwaarden uit wet- en regelgeving voldaan?;
- misbruik- en oneigenlijkgebruikscriterium: wordt geen misbruik en oneigenlijk gebruik van
financiële mogelijkheden gemaakt?
- begrotingscriterium: passen de lasten, baten en balansmutaties binnen de door het algemeen
bestuur vastgestelde begrotingskaders?;
De eerste zes criteria vallen al van oudsher onder de controle van het getrouwe beeld van de
jaarrekening door de accountant. Nieuw is dat ook de laatste drie criteria gaan worden meegenomen
in het gekwantificeerde oordeel dat de accountant gaat geven over de rechtmatigheid
van de in de jaarrekening opgenomen kosten, opbrengsten en balansmutaties. De accountant
gaat dus voortaan in zijn oordeel ook meewegen of met betrekking tot financiële beheershandelingen
wordt voldaan aan in regelgeving vastgelegde voorwaarden voor het verkrijgen of verstrekken
van gelden, of deze handelingen tot stand zijn gekomen binnen de geautoriseerde begroting
en of door belanghebbenden verstrekte gegevens wel juist, tijdig en volledig zijn. De
rechtmatigheid is dus uitgebreider dan de getrouwheid.
De drie nieuwe criteria worden hieronder nader toegelicht.
Voorwaardencriterium
Verstrekking van een subsidie is een voorbeeld van een overdracht waarmee wordt beoogd
bepaalde beleidseffecten teweeg te brengen. Overdrachtsuitgaven (en overdrachtsontvangsten)
moeten tot stand komen in overeenstemming met wetten die de verhouding tussen de overheid
en de burgers/rechtspersonen regelen (publiek recht). Een subsidie is niet vrij te besteden maar
is gekoppeld aan activiteiten, waarover achteraf in enigerlei vorm verantwoording moet worden
afgelegd; de subsidiegever wil achteraf weten hoe het geld is besteed en welke effecten daarmee
zijn bereikt. Bij toetsing van het rechtmatigheidaspect spelen de subsidievoorwaarden een
essentiële rol. Nagaan of aan subsidievoorwaarden wordt voldaan is een voorbeeld van de toepassing
van het voorwaardencriterium.
Misbruik- en oneigenlijkgebruikscriterium
De rechtmatigheideis betreft ook de toetsing op juistheid en volledigheid van gegevens, die
door belanghebbenden zijn verstrekt om het voldoen aan voorwaarden aan te tonen. Dit ter
voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de financiële middelen van
het waterschap (M&O-criterium). Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan gegevens in het kader
van kwijtschelding en van verstrekte wachtgelden.
Onder misbruik wordt verstaan: het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken
van gegevens met als doel ten onrechte overheidssubsidies of- uitkeringen te verkrijgen of niet
dan wel een te laag bedrag aan heffingen aan de overheid te betalen.
Onder oneigenlijk gebruik wordt verstaan: het door het aangaan van rechtshandelingen, al dan
niet gecombineerd met feitelijke handelingen, verkrijgen van overheidsbijdragen of het niet dan
wel tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid, in overeenstemming met de
bewoordingen van de regelgeving maar in strijd met het doel of de strekking daarvan.
Misbruik is een bewuste misleiding om een onrechtmatig of onwettig voordeel te behalen. Misbruik
van overheidsgelden kan gelijk worden gesteld met het plegen van fraude om zich onrechtmatig
overheidsgelden toe te eigenen. Bij fraude passen beheersmaatregelen zoals fraudepreventie,
handhaving, fraudeopsporing en sancties.
Bij oneigenlijk gebruik van overheidsgelden wordt feitelijk gehandeld in overeenstemming met
wet- en regelgeving. Daarmee zijn dergelijke handelingen niet onrechtmatig. Wel is sprake van
het in strijd handelen met het doel en de strekking van de wet- en regelgeving. Indien de weten
regelgeving oneigenlijk gebruik mogelijk maken (‘de mazen van de wet’), is het blijkbaar
noodzakelijk dat de wet- en regelgeving wordt aangepast en/of duidelijker wordt toegelicht. De
beheersmaatregelen die daarbij passen zijn: handhaving, voorlichting, analyse toepassing en
actualisering wet- en regelgeving.
Misbruik is onrechtmatig, oneigenlijk gebruik niet.
Het is aan het waterschap om effectieve maatregelen te nemen om M&O te voorkomen. De
accountant zal bij de rechtmatigheidcontrole inzake het voorkómen van M&O in de eerste plaats
bezien welke eisen de wet- en regelgeving stelt ten aanzien van M&O, wat daarin is geregeld
omtrent de handhaving en hoe zich dat heeft vertaald naar de opzet van de interne organisatie.
Daarbij zal aandacht worden besteed aan de aandacht in de organisatie voor misbruikpreventie
en -opsporing, maatregelen om de wet- en regelgeving regelmatig te toetsen op actualiteit en
handhavingmogelijkheden alsmede het sanctiebeleid. Voor de eigen wet- en regelgeving bepaalt
het waterschap zelf hoever hij gaat in de eisen die aan het M&O-beleid te stellen zijn. Vervolgens
zal de accountant toetsen of de opzet die voor het M&O-beleid is gemaakt ook feitelijk
wordt nageleefd. In de praktijk kan er immers een (iets) andere situatie zijn ontstaan dan oorspronkelijk
formeel was vastgelegd. Tot slot zal de werking van de getroffen maatregelen moeten
worden vastgesteld. De basis daarvoor ligt in belangrijke mate bij de uitkomsten van de intern
reeds uitgevoerde controles en evaluaties. De accountant zal deze controles en evaluaties
toetsen en beoordelen of naar aanleiding van de uitkomsten in de organisatie de juiste (sanctie)
maatregelen zijn getroffen.
Voorts zal de accountant er bij zijn onderzoek op toe zien dat het M&O-beleid, gelet op de mogelijkheden
die er zijn, voldoende actueel is. Deze actualiteit wordt in elk geval vastgesteld door
het M&O-beleid te bezien op wijzigingen benodigd voor de afstemming op nieuwe wet- en regelgeving
en op specifieke ontwikkelingen, zoals daadwerkelijk gesignaleerd misbruik en/of oneigenlijk
gebruik.
Het begrotingscriterium
In de begroting zijn per programma de maxima voor de netto-kosten vermeld die door het algemeen
bestuur zijn vastgesteld. Bij de rechtmatigheidcontrole vormt het begrotingscriterium
een belangrijk toetsingscriterium. Hierbij gaat het om de vraag of de financiële beheershandelingen,
die ten grondslag liggen aan de baten, lasten en balansposten die in de jaarrekening zijn
opgenomen, tot stand zijn gekomen binnen de grenzen van de geautoriseerde begroting en de
hierin opgenomen programma’s. Dit houdt in dat de financiële beheershandelingen dienen te
passen binnen de begroting, waarbij het juiste programma, het begrotingsbedrag, alsmede het
begrotingsjaar van belang zijn. Met de controle op de juiste toepassing van het begrotingscriterium
wordt getoetst of het budgetrecht van het algemeen bestuur is gerespecteerd. De toe te
passen normen voor het begrotingscriterium zijn op hoofdlijnen door de wetgever bepaald (artikelen
98a, 99, 100, 101 en 102 van de Waterschapswet) en zijn door het algemeen bestuur
nader ingevuld en geconcretiseerd door middel van de begroting en de verordening ex artikel
108 van de Waterschapswet. Begrotingsonder- en -overschrijdingen (beleidsmatig en/of financieel)
behoeven autorisatie door het algemeen bestuur. In de regel zullen begrotingswijzigingen
vooraf door het dagelijks aan het algemeen bestuur worden voorgelegd ter autorisatie. Hiermee
wordt toestemming gevraagd voor het te realiseren beleid en voor de besteding van het benodigde
bedrag. Slechts indien de omstandigheden een autorisatie vooraf niet mogelijk maken,
zal achteraf een begrotingswijziging moeten worden voorgelegd. Indien het algemeen bestuur
ermee instemt, wordt de besteding alsnog geautoriseerd en is deze rechtmatig.
Regelgeving die onder de rechtmatigheidcontrole valt
De wet- en regelgeving waaraan een waterschap moet voldoen kan worden onderscheiden in
externe regelgeving, die voor het waterschap een gegeven is, en regels die het waterschap zelf
heeft gesteld.
De externe regelgeving die tot het rechtmatigheidtraject van de nieuwe Waterschapswet moet
worden gerekend is die regelgeving waarin eisen worden gesteld aan financiële beheershandelingen
die leiden tot baten, lasten en balansmutaties.
De regelgeving van het waterschap zelf die tot het rechtmatigheidtraject moet worden gerekend
omvat het volgende.
a.De eigen verordeningen en de kaderstellende besluiten van het algemeen bestuur die bepalingen
bevatten die invloed hebben op financiële beheershandelingen.
De verordeningen mogen op zich niet buiten beschouwing worden gelaten bij de rechtmatigheidcontrole,
maar het algemeen bestuur kan besluiten om bepaalde formele aspecten
die wel zijn voorgeschreven, maar in de praktijk niet worden gebruikt, buiten de reikwijdte
van de rechtmatigheidcontrole te houden. Het gaat dan om voorschriften die niet onmisbaar
zijn voor een controleerbare rechtmatige afhandeling van financiële beheershandelingen,
maar bijvoorbeeld wel nuttig zijn voor een efficiënte afhandeling. Voorbeelden zijn termijnen
van orde en te gebruiken formulieren. De aspecten die buiten de rechtmatigheidcontrole
worden gehouden moeten specifiek benoemd zijn en hierover moet een expliciet besluit
door het algemeen bestuur worden genomen.
Kaderstellende bestuursbesluiten zijn alle besluiten die een uitwerking zijn van hogere regelgeving
(extern en eigen verordeningen).
b. Overige procedures en richtlijnen waarvan het algemeen bestuur bepaalt dat zij als onderdeel
van het traject moeten worden meegenomen.Ten aanzien van besluiten van het dagelijks bestuur geldt als vuistregel dat ze in ieder geval in
de controle van de rechtmatigheid worden betrokken voor zover ze een noodzakelijke (verplichte)
uitwerking zijn van rijksregels of van regelgeving van het waterschap zelf die door het algemeen
bestuur is vastgesteld; met andere woorden de eerder genoemde kaderstellende besluiten,
maar nu die van het dagelijks bestuur. Indien in deze regelgeving de verplichting tot het
opstellen en nemen van een besluit is opgenomen, zal de accountant alleen onderzoeken of dit
besluit ook daadwerkelijk door het dagelijks bestuur is vastgesteld. Indien ook eisen aan de inhoud
van het besluit zijn opgenomen wordt ook (alleen) gecontroleerd of het besluit van het dagelijks
bestuur die bepalingen bevat.
Controle van de naleving van de kaderstellende besluiten van het dagelijks bestuur hoort dus
niet standaard onder de accountantscontrole, maar hierop geldt wel een uitzondering voor wettelijk
verplichte kaderstellende besluiten van het dagelijks bestuur waarbij is voorgeschreven dat
een rechtmatigheidtoets moet worden uitgevoerd. Dit doet zich voor bij specifieke subsidies.
Ook voorschriften die het dagelijks bestuur uitvaardigt en betrekking hebben op de relatie van
dit bestuur met de medewerkers vallen niet direct onder het rechtmatigheidoordeel. Dit laat onverlet
dat sommige besluiten, vooral betreffende delegatie en mandaat, invloed hebben op het
financieel beheer. Deze besluiten kunnen daarom wel gevolgen hebben voor het getrouwe
beeld. In die zin worden deze besluiten wel meegenomen met de accountantscontrole ten behoeve
van de getrouwheid. Ook uitvoerende besluiten van het dagelijks bestuur vallen voor zover
deze betrekking hebben op baten, lasten dan wel balansmutaties al onder de getrouwheidscontrole.
Het voorgaande geeft aan dat het algemeen bestuur bij het vaststellen van regelgeving ook
mede de zwaarte van de interne borging van de rechtmatigheid en als afgeleide daarvan de
reikwijdte van de rechtmatigheidcontrole door de accountant beïnvloedt. Bij het vaststellen van
nieuwe regelgeving is van belang dat de afweging plaatsvindt of de regelgeving handhaafbaar
en op doelmatige wijze controleerbaar is. Belangrijk is dat doeltreffendheid, doelmatigheid en
naleving van de regelgeving in de organisatie kan worden geborgd. Door terughoudend om te
gaan met het formuleren van nieuwe regels en met het verbinden van financiële consequenties
aan het niet naleven ervan wordt de lastendruk van wet- en regelgeving verlicht. De komst van
de rechtmatigheidcontrole heeft er bij gemeenten en provincies toe geleid dat veel organisaties
hun regelgeving kritisch tegen het licht hebben gehouden. Hierbij kwam men nogal eens tot de
conclusie dat er te veel geregeld was, waarna deregulerende maatregelen zijn genomen.
Met het voorgaande is op hoofdlijnen geschetst wat de nieuwe rechtmatigheideisen voor een
waterschap betekenen. Nadere informatie is opgenomen in de uitwerking ´Rechtmatigheid conform
de nieuwe Waterschapswet´, die de Projectgroep Transparantie en Verantwoording nieuwe
Waterschapswet’ van de Unie van Waterschappen in december 2007 heeft uitgebracht.
Minimumeisen accountantscontrole
Theoretisch zou een accountant iedere financiële handeling die binnen een waterschap
wordt verricht kunnen controleren, maar dan zouden de kosten van de accountantscontrole
buitensporig hoog zijn. Daarom is de controle gericht op het ontdekken van belangrijke fouten.
De accountant maakt hiervoor bij zijn controle onder meer gebruik van toleranties, risicoanalyse
en statistische berekeningen. Daarmee wordt de kans beperkt dat de jaarrekening
de gebruiker, met name het algemeen bestuur, op het verkeerde been zet en blijven
tevens de controlewerkzaamheden betaalbaar. In het Waterschapsbesluit zijn de minimumeisen
aan de accountantscontrole opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in twee
begrippen die de marge voor controle en rapportering aangeven: de goedkeuringstolerantie
en de rapporteringstolerantie. Deze toleranties gelden zowel voor het getrouwe beeld als
voor de rechtmatigheid.
Goedkeuringstolerantie
Een goedkeurende verklaring van de accountant geeft aan dat de jaarrekening geen fouten van
materieel belang bevat. Dat betekent niet dat er in de verantwoording in het geheel geen afwijkingen
van de gestelde eisen zijn. Deze afwijkingen kunnen echter slechts van gering belang
zijn. Om dit oordeel te kunnen geven dient de accountant uit te gaan van een zogenaamde
goedkeuringstolerantie, de fouten- en onzekerheidsmarge die de accountant hanteert.
De goedkeuringstolerantie is het bedrag dat de som van de fouten c.q. onzekerheden aangeeft,
die maximaal in een verantwoording mogen voorkomen, zonder dat de bruikbaarheid ervan
voor de oordeelsvorming door de gebruikers wordt aangetast. In het verleden maakte een waterschap
en zijn accountant bilateraal of geen afspraken over de hoogte van goedkeuringstolerantie.
De beroeps- en/of kantoorregels van de accountant waren daarbij vaak leidend. Het Waterschapsbesluit
garandeert nu een algemeen minimumniveau voor de controle. De bovengrens
voor de goedkeuringstoleranties is gesteld op 1% van de totale lasten. Dit is een kwantitatief
criterium, dat betrekking heeft op zowel getrouwheid als rechtmatigheid. Als de goedkeuringstoleranties
niet worden overschreden, wordt in beginsel een goedkeurende accountantsverklaring
afgegeven. Als één der of beide goedkeuringstolerantie(s) worden overschreden zal geen
goedkeurende accountantsverklaring, maar één van de drie andere hieronder aangegeven oordelen
worden verstrekt door de accountant.
Soort verklaring goedkeurend met beperking oordeelonthouding afkeurend
Fouten in de jaarrekening
(% van bruto-lasten)
<= 1%
> 1% < 3%
–
>= 3%
Onzekerheden in de controle
(% van bruto-lasten)
<= 3%
> 3% < 10%
> = 10%
–
De toleranties gelden voor het getrouwe beeld en de rechtmatigheid samen. Er is daarom sprake
van één oordeel over twee aspecten. Een groot deel van de fouten en/of onrechtmatigheden
hebben zowel invloed op de rechtmatigheid als op het getrouwe beeld: alle getrouwheidsfouten
of onzekerheden zijn ook rechtmatigheidfouten of -onzekerheden. Echter niet alle rechtmatigheidfouten
of onzekerheden zijn ook van invloed op het getrouwe beeld. Zo kan een opdracht
verstrekt zijn die niet-Europees is aanbesteed terwijl dit wel had gemoeten. Dit is een fout in de
rechtmatigheid. Indien in de jaarrekening wordt vermeld dat de procedure niet is gevolgd en de
consequenties, als die er zijn, zijn vermeld, beïnvloedt deze fout het getrouwe beeld niet. Doordat
niet alle rechtmatigheidfouten of onzekerheden het getrouwe beeld beïnvloeden, wordt in de
accountantsverklaring afzonderlijk op de aspecten rechtmatigheid en getrouwheid ingegaan
(bijvoorbeeld: goedkeurend voor getrouw beeld, maar met beperking voor de rechtmatigheid).
In artikel 5.3 van het Waterschapsbesluit is opgenomen dat de accountant, op grond van zijn
deskundigheid, ook kan besluiten dat er kwalitatieve gebreken zijn van dusdanige aard, dat de
goedkeuring wordt onthouden.
De accountantsverklaring is belangrijk voor het algemeen bestuur, omdat deze een rol
speelt bij het oordeel over de wijze waarop het dagelijks bestuur het beleid en het daarmee
samenhangende financieel beheer heeft uitgevoerd. De accountantsverklaring is vooral belangrijk
voor het verlenen van décharge aan het dagelijks bestuur en voor het eventueel
starten van een indemniteitsprocedure; zie daarvoor artikel 104 van de Waterschapswet.
Rapporteringstolerantie
In de Waterschapswet staat dat de accountant behalve de accountantsverklaring ook een verslag
van bevindingen opstelt. In dit verslag moet de accountant onder meer fouten in de jaarrekening
en onzekerheden in de controle opnemen die geen invloed hebben op de strekking van
de accountantsverklaring, maar die wel van zodanig belang zijn dat deze aan het algemeen
bestuur moeten worden gerapporteerd. De marge die hierbij wordt gehanteerd wordt de ‘rapporteringstolerantie’
genoemd. Artikel 5.5 van het Waterschapsbesluit geeft aan dat de rapporteringstolerantie
maximaal de goedkeuringstolerantie is, maar dat het algemeen bestuur een
strengere norm kan bepalen. Fouten of onzekerheden die de accountant constateert en die boven
het bedrag van de rapporteringstolerantie liggen komen dan in het verslag van bevindingen.
Een strengere norm heeft niet tot gevolg dat de accountant meer werkzaamheden gaat verrichten.
Omdat bij een strengere norm meer zaken gerapporteerd worden dan die welke invloed
hebben op een andere dan goedkeurende strekking van de accountantsverklaring en er daardoor
meer zicht ontstaat op rechtmatigheid( en getrouwheid-)fouten, kan overwogen worden
hiertoe over te gaan. Een strengere rapporteringstolerantie hoeft niet voor de totale jaarrekening
te worden bepaald, maar kan ook voor bepaalde onderdelen van de jaarrekening worden
gekozen. Dit is in het bijzonder een optie als het algemeen bestuur aan bepaalde onderdelen
meer belang hecht, bijvoorbeeld bestuurlijk gevoelige programma’s. Het verslag van bevindingen
bevat dan naast bevindingen die van invloed zijn op de accountantsverklaring ook bevindingen
die het oordeel niet hebben beïnvloed. Indien het algemeen bestuur in de opdrachtverstrekking
aan de accountant geen nadere rapporteringstolerantie(s) voorschrijft, dan zijn de
rapporteringstolerantie(s) gelijk aan de bedragen die voortvloeien uit de goedkeuringstolerantie.
Mogelijke keuzes t.a.v. rechtmatigheid en accountantscontrole
In het voorgaande deel van deze toelichting zijn de nieuwe rechtmatigheideisen en de veranderingen
met betrekking tot de accountantscontrole uit de Waterschapswet geschetst. Voor het
eerst zullen deze over begrotingsjaar 2009 van toepassing zijn. Om vanaf dat moment in staat
te zijn om met name aan de rechtmatigheideisen te voldoen, vindt een gedegen voorbereiding
plaats. De aangescherpte rechtmatigheideisen vragen een aanzienlijke inspanning, terwijl er
een afbreukrisico in de vorm van niet-goedkeurende accountantsverklaringen en negatieve publiciteit
is. De wetswijzigingen bieden de ruimte de inspanningen rond rechtmatigheid te focussen
op alleen datgene wat nodig is voor een goedkeurende accountantsverklaring. In 2007
heeft de Unie de waterschappen geadviseerd deze ruimte te benutten en aangegeven welke
bestuurlijke keuzes daarvoor gemaakt kunnen worden. In deze paragraaf wordt aangegeven
welke focus kan worden aangebracht.
Keuze 1 Alleen de financiële rechtmatigheid
Op grond van de wet kan rechtmatigheid in twee deelaspecten worden onderscheiden, financiële
rechtmatigheid en niet-financiële rechtmatigheid. Gegeven de goede verankering van rechtmatigheid
in de waterschapsorganisatie en het feit dat er op het punt van de niet-financiële
rechtmatigheid materieel nagenoeg niets verandert, heeft de Unie geadviseerd alleen expliciete
aandacht te besteden aan de financiële rechtmatigheid. Wetterskip Fryslân volgt dit advies.
Keuze 2 Beperking van de regelgeving die wordt betrokken
Het wettelijk kader biedt ook de mogelijkheid om een deel van de externe en interne regelgeving
met financiële consequenties buiten het rechtmatigheidvraagstuk te houden. Externe regelgeving
en verordeningen van het algemeen bestuur behoren wettelijk gezien tot het rechtmatigheidvraagstuk,
maar waterschappen kunnen bepalen dat besluiten van het dagelijks bestuur
die niet rechtstreeks voortvloeien uit externe regelgeving of verordeningen van het algemeen
bestuur inhoudelijk buiten het rechtmatigheidtraject worden gehouden. Besluiten van het dagelijks
bestuur die niet rechtstreeks voortvloeien uit externe regelgeving of verordeningen van het
algemeen bestuur worden buiten het rechtmatigheidtraject van Wetterskip Fryslân gehouden.
Keuze 3: Beperking van criteria die in beschouwing worden genomen
Zoals al eerder aangegeven moet de accountant op grond van het Waterschapsbesluit in zijn
controle op de vraag of de financiële beheershandelingen voldoen aan de van toepassing zijnde
wettelijke regelingen negen rechtmatigheidcriteria meenemen. Zes hiervan vallen echter al onder
de controle van het getrouwe beeld van de jaarrekening die de accountant al van oudsher
uitvoert1. Gegeven de goedkeurende accountantsverklaringen die de waterschappen al jaren
krijgen, gaat de Unie er vanuit dat deze criteria ook in het kader van de rechtmatigheidcontrole
geen extra aandacht behoeven. De Unie heeft de waterschappen dan ook geadviseerd bij de
verdere uitwerking van het rechtmatigheidaspect alleen aandacht te besteden aan de volgende
drie nieuwe criteria:
- begrotingscriterium: passen de lasten, baten en balansmutaties binnen de door het algemeen
bestuur vastgestelde begrotingskaders?;
- voorwaardencriterium: wordt aan de voorwaarden uit wet- en regelgeving voldaan?;
- misbruik- en oneigenlijkgebruikscriterium: wordt geen misbruik en oneigenlijk gebruik van
financiële mogelijkheden gemaakt?
Wetterskip Fryslân volgt dit advies.
Keuze 4 Beperking aspecten voorwaardencriterium tot hoogte, recht en duur
Het voorwaardencriterium ziet op een toets op de mate waarin lasten, baten en balansmutaties
gebaseerd zijn op handelingen die voldoen aan in wet- en regelgeving gestelde voorwaarden
en bestaat uit zeven aspecten die bij het controleren van de financiële rechtmatigheid in ogenschouw
kunnen worden genomen:
• omschrijving van de doelgroep; ) deze aspecten worden
• heffings- of declaratiegrondslag; ) samen ook wel
• normbedragen; ) recht, hoogte en duur genoemd
• bevoegdheden;
• voeren van een administratie;
• verkrijgen en bewaren van bewijsstukken;
• aan te houden termijnen.
Het voorwaardencriterium veroorzaakt in belangrijke mate de grote inspanningen die nodig zijn
om rechtmatigheid(controle) in te voeren. Het aanbrengen van beperkingen in de toepassing
van genoemde aspecten levert een sterke beperking op van de te verrichten interne controleinspanningen
en verkleint de kans op een niet-goedkeurende accountantsverklaring sterk. Het
is inmiddels algemeen toegepaste praktijk dat alleen de artikelen die betrekking hebben op
recht, hoogte en duur van financiële stromen in de rechtmatigheid(controle) worden betrokken.
Wetterskip Fryslân heeft dan ook besloten alleen die drie aspecten in beschouwing te nemen.
Omdat de aspecten recht, hoogte en duur een belangrijke rol in het rechtmatigheidtraject gaan
spelen, worden deze nader omschreven:
- recht: heeft degene die een betaling van het waterschap ontvangt of die een bedrag van het
waterschap niet hoeft te betalen (kwijtschelding, oninbaarverklaring), op grond van de regelgeving
op basis waarvan de betaling / vrijstelling plaatsvindt wel recht op deze betaling/
vrijstelling? Een voorbeeld in de sfeer van subsidieverlening: voldoet het project wel
aan de criteria die in de subsidieverordening zijn opgenomen;
1 Het gaat om het calculatiecriterium, het valuteringscriterium, het volledigheidsciterium, het adresseringscriterium,
het aanvaardbaarheidscriterium en het leveringscriterium.
- hoogte: is het betaalde of kwijtgescholden bedrag wel juist berekend? Zijn de juiste tarieven,
formules en andere aspecten die de hoogte van het bedrag bepalen wel juist toegepast?;
- duur: is wel voldaan aan de in regelgeving opgenomen termijnen van verstrekking, toekenning
en werkingsperiode?
Wetterskip Fryslân volgt dit advies.
Keuze 5 Goedkeuringstoleranties overeenkomstig het Waterschapsbesluit
De goedkeuringstoleranties uit het Waterschapsbesluit zijn ‘minimale’ eisen, dat wil zeggen dat
het algemeen bestuur van een waterschap voor de gehele jaarrekening of voor onderdelen
daarvan lagere goedkeuringstoleranties mag hanteren en dus hogere eisen aan de rechtmatigheid
kan stellen. Lagere goedkeuringstoleranties leiden tot grotere inspanningen om er voor te
zorgen dat de betreffende lasten, baten en balansmutaties rechtmatig zijn. Wetterskip Fryslân
heeft besloten de goedkeuringstoleranties van het besluit te hanteren en nog niet over te gaan
tot het zelf aanleggen van strengere normen.
De opdracht aan de accountant
Het is belangrijk dat expliciet wordt gemaakt welke opdracht het algemeen bestuur aan de accountant
geeft, zeker als wordt besloten tot afwijkende goedkeuringstolerantie(s) en/of specifieke
rapporteringstoleranties. In principe is het mogelijk dat het algemeen bestuur ieder jaar
overweegt of hij de opdracht aan de accountant wil wijzigen. Dit hoeft geen bijzonder tijdrovende
zaak te zijn. Het kan bijvoorbeeld voldoende zijn te kijken of er onderdelen zijn waarvan het
wenselijk is dat die extra gecontroleerd worden en waar vervolgens over wordt gerapporteerd in
het verslag van bevindingen.
De opdracht aan de accountant staat los van de regels in de controleverordening. De opdracht
is namelijk een privaatrechtelijke overeenkomst. De verordening artikel 109 behelst publiek
recht en bevat regels die het algemeen bestuur stelt voor het dagelijks bestuur. In de verordening
artikel 109 kan het algemeen bestuur regels neerleggen voor de verplichtingen die het dagelijks
bestuur heeft ten opzichte van de accountant tijdens de accountantscontrole en over de
verplichtingen die het dagelijks bestuur heeft ten opzichte van het algemeen bestuur over de
accountantscontrole. Daarnaast kan het algemeen bestuur in de verordening gedragsregels
voor zichzelf opnemen, zodat de verordening zekerheid voor het dagelijks bestuur schept over
datgene wat hij van het algemeen bestuur mag verwachten.
De overeenkomst met de accountant wordt in voor meerdere jaren aangegaan. De dienst wordt
aanbesteed en er zal vooraf een programma van eisen moeten worden ontwikkeld. Hoewel de
aanwijzing van de accountant door het algemeen bestuur moet gebeuren, zullen de werkzaamheden
voor de aanbesteding worden verricht door de medewerkers van het waterschap. De
controleverordening zal dan ook regels voor de aanbesteding moeten bevatten. Gewaarborgd
moet worden dat het algemeen bestuur de goedkeuringstoleranties en rapporteringstoleranties
voor het programma van eisen vaststelt. Bij een aanbesteding op basis van Europese of nationale
wetgeving moet worden geregeld dat het algemeen bestuur de selectiecriteria voor de keuze
van de accountant vaststelt.
Het algemeen bestuur kan de accountant verzoeken om naast de verklaring bij de jaarrekening
en het verslag van bevindingen nog een management letter op te stellen. Hierin komen bevindingen
en aanbevelingen van de accountant die hij vanuit zijn natuurlijke adviesfunctie, onafhankelijk
van de strekking van de accountantsverklaring, aan het waterschap wil overbrengen.
Zij komen wel direct voort uit zijn controlewerkzaamheden en staan dus los van eventuele aparte,
specifieke adviesopdrachten. Een management letter is in beginsel bedoeld voor de gecontroleerde,
dus het dagelijks bestuur, maar het algemeen bestuur kan daaraan op grond van zijn
controlerende rol ook behoefte hebben.
Toelichting op de artikelen
Artikel 1 (definities)
Verschillende begrippen die in deze verordening zijn opgenomen, worden ook gebruikt in de
Waterschapswet en het Waterschapsbesluit. Uiteraard zijn de definities die in die regelgeving
zijn opgenomen ook van toepassing op de begrippen uit deze verordening. Belangrijke andere
begrippen uit deze verordening worden in dit artikel van een definitie voorzien.
Artikel 2 (verbijzonderde interne controle)
Zoals al in het algemeen deel van deze toelichting is aangegeven, wordt de interne controle
vooral vormgegeven als onderdeel van de administratieve organisatie. Voor een goede interne
controle zijn echter aanvullende onderzoeken nodig. In dit artikel legt het algemeen
bestuur daarom ‘bovenop’ de reguliere interne controle enkele basiscondities vast voor de
verbijzonderde interne controle. Daarmee verkrijgt het algemeen bestuur een extra zekerheid
dat het dagelijks bestuur aan de eisen van getrouwheid en rechtmatigheid zal kunnen
voldoen.
Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de bezittingen
van het waterschap onontbeerlijk. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is,
wordt in het derde lid het dagelijks bestuur opgedragen periodiek de registratie te controleren
en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen. Daarbij wordt aangegeven met welke
frequentie deze onderzoeken moeten worden uitgevoerd. Wat betreft de in het derde lid
genoemde controle van de registergoederen en bedrijfsmiddelen geldt dat in de praktijk gebruikelijk
is dat een roulerend controleschema wordt gehanteerd dat er op is gebaseerd dat
ieder goed c.q. bedrijfsmiddel eenmaal in de 3-4 jaar wordt gecontroleerd. Het verdient
aanbeveling in overleg met de accountant te komen tot de controlefrequentie.
Het tweede en vierde lid regelen dat het dagelijks bestuur op grond van de uitkomsten van
de onderzoeken bij tekortkomingen maatregelen tot herstel treft. Het vijfde lid bepaalt dat
het algemeen bestuur over de uitkomsten van de onderzoeken en de eventuele maatregelen
tot herstel op de hoogte wordt gebracht. De onderzoeken die in dit artikel worden bedoeld
omvatten niet de interne onderzoeken van het dagelijks bestuur naar de doelmatigheid
en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Regels voor deze interne onderzoeken
kunnen worden opgenomen in een verordening ex artikel 109a Waterschapswet2.
Artikel 3 (aanbesteding accountantscontrole)
Artikel 3 van de verordening regelt de opdrachtverlening van de accountantscontrole van de
jaarrekening van het waterschap. Na afloop van ieder begrotingsjaar moet het dagelijks bestuur
verantwoording afleggen aan het algemeen bestuur over het gevoerde bestuur door overlegging
van de jaarrekening en het jaarverslag. Voordat deze stukken worden aangeboden, moet
de jaarrekening door een bevoegd accountant3 zijn gecontroleerd. De accountant controleert de
2 Het algemeen bestuur is niet verplicht om een verordening ex. art. 109a Waterschapswet vast te
stellen.
3 Een bevoegd accountant voor de controle van de jaarrekening is een registeraccountant, een accountant-
administratieconsulent met een aantekening in het inschrijvingsregister als bedoeld in het
jaarrekening in opdracht van het algemeen bestuur. Het is dan ook het algemeen bestuur dat
de accountant aanwijst. Het algemeen bestuur is echter niet het bestuursorgaan dat de overeenkomst
met de accountant ondertekent. Omdat de voorzitter degene is die het waterschap in
en buiten rechte vertegenwoordigt, is hij degene die de overeenkomst voor de accountantscontrole
met de accountant formeel moet maken.
Het tweede lid regelt dat het dagelijks bestuur verantwoordelijk is voor de uitvoering van de
aanbesteding van de accountantscontrole van de jaarrekening, maar dat er vooraf overleg met
het algemeen bestuur is over de eisen waaraan de controle moet voldoen die dit bestuur stelt.
Het algemeen bestuur zou kunnen besluiten dat bij de voorbereiding en uitvoering van de aanbesteding
niet het gehele, maar een delegatie van het algemeen bestuur betrokken is.
De eisen van het algemeen bestuur worden opgenomen in het programma van eisen dat in het
derde lid aan de orde komt. De kaders voor deze eisen liggen vast in het onderdeel ‘accountantscontrole’
van het Waterschapsbesluit, dat krachtens het zesde lid van artikel 109 Waterschapswet
is vastgesteld. Zo bevat dit besluit onder andere regels voor de goedkeuringstolerantie
voor de accountantsverklaring en de rapporteringstolerantie voor het verslag van bevindingen.
Voor de begrippen goedkeuringstolerantie en rapporteringstolerantie en de mogelijkheden
die het algemeen bestuur heeft, wordt verwezen naar de algemene toelichting van deze
verordening. In het derde lid wordt invulling gegeven aan het gebruik van de mogelijkheden van
het algemeen bestuur tot de nadere bepaling van de toleranties. Ze moeten al bij de aanbesteding
van de accountantscontrole worden bepaald en zodoende worden opgenomen in het programma
van eisen. Daarnaast zijn onder dit lid aanvullende zaken opgenomen over eisen die
het algemeen bestuur kan stellen aan de werkzaamheden van de accountant, zoals aanvullende
inrichtingseisen voor het verslag van bevindingen en aanvullende extra rapportages en controles.
Andere eisen van het algemeen bestuur zouden betrekking kunnen hebben op de periode van
de verbintenis met de accountant voor de controle van de jaarrekening. Het vastleggen van een
dergelijke periode impliceert niet dat daarna van accountant wordt gewisseld. De accountant
maakt bij de nieuwe aanbesteding wederom kans op de opdracht.
Het kan voorkomen dat het bedrag dat is gemoeid met de accountantscontrole van de jaarrekening
zo hoog is, dat deze controle conform de nationale en/of Europese aanbestedingsregels
moet worden aanbesteed. Dit hangt natuurlijk ook af van de contractsduur die met de accountant
wordt aangegaan. Bij een langere contractsduur zal de prijs van het contract eveneens hoger
zijn. Bij een aanbesteding zijn het de selectiecriteria en de bijbehorende wegingsfactoren,
die uiteindelijk de selectie van de accountant voor de controle van jaarrekening bepalen. Het
algemeen bestuur is het bestuursorgaan dat de accountant aanwijst en dat dus de selectiecriteria
en de bijbehorende wegingsfactoren moet vaststellen. Dit wordt geregeld in het vierde lid
van artikel 3.
Artikel 4 (protocol accountantscontrole)
In artikel 3 is de algemene opdracht aan de accountant aan de orde geweest die bij het aangaan
van het contract wordt overeengekomen. Omdat er ieder jaar specifieke omstandigheden
zullen zijn, wordt er daarnaast in de regel, vlak voor het daadwerkelijk van start gaan van de
accountantscontrole, een aparte opdracht gegeven. Dit gebeurt door middel van het ‘controlederde
lid van artikel 36 Wet op de Accountant-Administratieconsulenten of een organisatie waarin voor
de accountantscontrole bevoegde accountants samenwerken.
protocol’. Dit is een document waarin het algemeen bestuur niet alleen aangeeft wat de rol van
de accountant wordt, maar ook wat de reikwijdte van het interne rechtmatigheidtraject is. Wat
betreft het laatste kan het protocol zich bijvoorbeeld baseren op de keuzes die zijn gemaakt om
focus aan te brengen in het rechtmatigheidtraject. Met betrekking tot de focus in het rechtmatigheidtraject,
is in de verordening opgenomen dat de volgende aspecten in het controleprotocol
dien te worden opgenomen:
- normenkader beperkt zich wat de interne regelgeving betreft tot de door het algemeen bestuur
vastgestelde verordeningen en daarin voorgeschreven nadere besluiten door algemeen
en dagelijks bestuur, en waarbij voor besluiten van het dagelijks bestuur geldt dat alleen
wordt getoetst of deze genomen zijn en of het besluit aan de eventueel daaraan gestelde
nadere eisen voldoet;
- in het rechtmatigheidtraject krijgen alleen de drie nieuwe criteria expliciete aandacht: begrotingscriterium,
voorwaardencriterium en misbruik- en oneigenlijkgebruikscriterium;
- de aspecten die binnen het voorwaardencriterium in beschouwing worden genomen worden
beperkt tot hoogte, recht en duur;
- hanteren van de goedkeuringstolerantie die in het Waterschapsbesluit is opgenomen en
niet over te gaan tot het zelf aanleggen van een strengere norm.
Het protocol is ook het aangewezen instrument als het algemeen bestuur de behoefte heeft van
jaar op jaar te willen vaststellen voor welke onderdelen van de jaarrekening, onderdelen van
deelverantwoordingen en organisatie-onderdelen afwijkende eisen gelden.
In het controleprotocol kunnen ook de kaders worden vastgelegd voor de beoordeling van de
begrotingsrechtmatigheid en voor misbruik en oneigenlijk gebruik. Ook afspraken over het verloop
van de accountantscontrole en eventueel uit te brengen tussentijdse rapportages kunnen
een plaats in het protocol krijgen. Het controleprotocol kan op één jaar of op meerdere jaren
betrekking hebben.
Het verdient aanbeveling dat het voorstel voor het controleprotocol, voordat dit de bestuurlijke
besluitvorming in gaat, wordt besproken met de accountant. Omdat het algemeen bestuur opdrachtgever
van de accountantscontrole is, zal uiteindelijk dit orgaan het protocol moeten vaststellen.
Artikel 5 (informatieverstrekking door het dagelijks bestuur)
Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de samenstelling van de jaarrekening en het
jaarverslag, alsmede van eventuele door het algemeen bestuur geëiste deelverantwoordingen.
Artikel 5 van de verordening regelt de verplichtingen van het dagelijks bestuur voor de
verstrekking van de achterliggende informatie aan de accountant.
Voor de controle van de jaarrekening doet de accountant onderzoek naar de achterliggende
bescheiden. Het tweede lid draagt aan het dagelijks bestuur op deze achterliggende bescheiden
goed toegankelijk voor de accountant te maken.
In het derde lid wordt verwezen naar de datum uit de door het algemeen bestuur vastgestelde
beleids- en verantwoordingscyclus waarop het algemeen bestuur de gecontroleerde
jaarrekening moet aanbieden. De jaarrekening moet binnen twee weken na vaststelling,
maar in elk geval voor 15 juli worden toegezonden aan gedeputeerde staten. Voor deze
datum moet de jaarrekening door het algemeen bestuur zijn behandeld, moet een eventuele
erop volgende indemniteitsprocedure zijn doorlopen en de jaarrekening wel of niet zijn vastgesteld.
De accountant verzendt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen rechtstreeks
aan het algemeen bestuur. Het tweede lid van artikel 101 Waterschapwet bepaalt
echter dat het dagelijks bestuur bij de overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag
aan het algemeen bestuur daarbij de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen
moet voegen.
Het vierde lid van het artikel verplicht het dagelijks bestuur alle informatie die van invloed is
op het beeld van de jaarrekening en pas na de afgifte van de accountantsverklaring, maar
voor de vaststelling van de jaarrekening door het algemeen bestuur bekend is geworden,
direct te melden aan het algemeen bestuur en de accountant. Dit sluit verrassingen tijdens
de behandeling van de jaarverslaggeving uit.
Artikel 6 (inrichting accountantscontrole)
Artikel 6 van de verordening regelt de bevoegdheidsverdeling tussen de accountant en het dagelijks
bestuur ten aanzien van de inrichting van de accountantscontrole. De accountant is leidend
ten aanzien van de inrichting van de accountantscontrole. Hij mag zelfs onaangekondigd
controles uitvoeren. Het dagelijks bestuur is hierin volgend. Wel verdient het aanbeveling dat er
ter bevordering van een soepele accountantscontrole periodiek overleg wordt gevoerd tussen
de accountant en de verschillende vertegenwoordigers van het waterschap. Ook is uitwisseling
van informatie gewenst over specifieke aandachtsgebieden bij de accountantscontrole. Dit afstemmingsoverleg
zou bijvoorbeeld kunnen worden gevoerd door (een vertegenwoordiger uit)
het algemeen bestuur, (een vertegenwoordiger van) de rekenkamer(functie), de portefeuillehouder
financiën, de secretaris, de (concern-)controller en het hoofd financiën.
Artikel 7 (toegang tot informatie)
In het vorige artikel hebben we gezien dat de accountant leidend is voor wat betreft de inrichting
van de accountantscontrole. Om een goede controle uit te voeren moet hij echter
ook onbelemmerd onderzoek kunnen doen. Artikel 7 van de verordening kent hem deze
bevoegdheid toe. Dit natuurlijk met in acht name van de afspraken met het algemeen bestuur
zoals neergelegd in het programma van eisen bij de aanbesteding en het controleprotocol.
Het artikel legt aan het dagelijks bestuur de plicht op om er voor te zorgen, dat de accountant
binnen het waterschap onbelemmerde toegang heeft en dat de ambtenaren en
bestuurders van het waterschap volledig meewerken aan de accountantscontrole.
Het is goed op te merken dat het tweede lid ook betekent dat de accountant derden die namens
het waterschap werken of werkzaam zijn geweest (zoals uitzendkrachten, aannemers
en adviesbureaus) om inlichtingen en verklaringen kan vragen. In principe wordt deze informatie
altijd via een bestuurder of medewerker van het waterschap opgevraagd en niet
rechtstreeks bij de derde.
Artikel 8 (overige controles en opdrachten)
Naast de controle van de jaarrekening zijn er meer werkzaamheden binnen het waterschap
die de inzet van een accountant (kunnen) vereisen. Zo eisen ministeries of andere subsidieverstrekkers
voor de verantwoording over de besteding van deze gelden vaak een aparte
accountantsverklaring. De aanwijzing van de accountant voor onder andere dit soort accountantscontroles
is een bevoegdheid van het dagelijks bestuur. Ook kan het dagelijks
bestuur besluiten om advieswerkzaamheden uit te besteden aan de door het algemeen bestuur
benoemde accountant. Het betreft hier vanzelfsprekend advieswerkzaamheden die
samenhangen met de natuurlijke adviesfunctie van de accountant die de onafhankelijkheid
van de accountant niet in gevaar brengen.
Het eerste lid van artikel 8 van de verordening regelt hoe het dagelijks bestuur moet omgaan
met de uitbesteding van ‘advieswerkzaamheden’ zoals de verbetering van de administratieve
organisatie, aan de door het algemeen bestuur benoemde accountant. Door deze
werkzaamheden te gunnen aan de door het algemeen bestuur benoemde accountant kan
de onafhankelijkheid en daarmee de integriteit van de accountant ten aanzien van zijn controlewerkzaamheden voor het algemeen bestuur in het geding komen. Op de loer liggende
belangenverstrengeling tussen dagelijks bestuur en accountant kan mogelijk een weerslag
hebben op de kwaliteit van de controle van de jaarrekening. Hetzelfde geldt voor die gevallen
waarbij de accountant bij de accountantscontrole zijn eigen werk moet controleren. Het
lid bepaalt, dat het dagelijks bestuur voor advieswerkzaamheden, zoals bijvoorbeeld op het
gebied van de administratieve organisatie of de rechtmatigheid, de door het algemeen bestuur
benoemde accountant kan inschakelen. Indien het dagelijks bestuur dit voornemen
heeft, dient hij het algemeen bestuur hierover te informeren.
Het tweede en het derde lid regelen dat het dagelijks bestuur voor de overige controlewerkzaamheden
in de regel de door het algemeen bestuur benoemde accountant inschakelt. Het
dagelijks bestuur mag hiervan afwijken indien dit in het belang van het waterschap is. De
accountant die de jaarrekening controleert, is vaak beter bekend met de administraties van
het waterschap. Daarbij kunnen controles van de jaarrekening en controles van subsidies
tegelijkertijd door één accountant worden uitgevoerd (single audit). Dit levert een aanzienlijke
besparing op. In bepaalde gevallen is inschakeling van een andere accountant raadzaam
en soms zelfs onoverkomelijk. De reden hiervoor kan van prijstechnische aard zijn, maar
ook van bijvoorbeeld organisatorische aard. Zo kunnen de controlewerkzaamheden gemeenschappelijke
activiteiten met een ander waterschap of met gemeenten betreffen en de
accountantscontrole hiervan door de accountant van de andere partij worden uitgevoerd. De
verordening regelt dat het dagelijks bestuur in deze gevallen vrij is in de keuze van de accountant.
Artikel 9 (rapportering)
Het derde en vierde lid van artikel 109 Waterschapswet regelen de rapportering en de inhoud
daarvan van de accountant aan het algemeen en dagelijks bestuur. Aanvullend daarop
kan het algemeen bestuur in zijn programma van eisen bij de aanbesteding of in het controleprotocol
aanvullende inhoudelijke eisen stellen, maar ook aanvullende rapporteringen
van de accountant verlangen. Artikel 9 regelt aanvullende zaken aangaande de rapportering
op grond van de door de accountant uitgevoerde controles.
Naast de uiteindelijke eindcontrole van de jaarrekening verricht de accountant meestal
meerdere controles. Dit kunnen door het algemeen bestuur in het programma van eisen van
de aanbesteding en/of controleprotocol opgenomen tussentijdse controles (interimcontroles)
zijn. Het eerste lid van artikel 9 regelt, dat het dagelijks bestuur in elk geval in
kennis wordt gesteld indien de accountant afwijkingen constateert die bij het niet tijdig herstellen
tot het niet afgeven van een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening zouden
leiden. Dit opdat het dagelijks bestuur (in overleg met het algemeen bestuur en de accountant)
mogelijk nog tijdig maatregelen tot herstel kan treffen.
Het tweede lid van artikel 9 regelt dat het management een rapportage krijgt van de door de
accountant uitgevoerde (deel)controles. In deze rapportage worden kleine afwijkingen en
tekortkomingen die niet leiden tot het niet afgeven van een goedkeurende verklaring en niet
van bestuurlijk belang zijn, aan het management meegedeeld. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld
opmerkingen over (kleine) rubriceringfouten en (kleine) onvolkomenheden in de administratieve
organisatie, die eenvoudig in onderling overleg met het management van het
waterschap kunnen worden opgelost. Het management kan op grond van de rapportage
actie ondernemen voor herstel van de afwijkingen en onvolkomenheden.
Net zoals in het eerste lid is ook in net derde lid een procedure van hoor en wederhoor opgenomen.
De constateringen in het verslag van bevindingen worden voorafgaand aan verzending
van de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen aan het algemeen
bestuur door de accountant besproken met het dagelijks bestuur. Het geeft dit orgaan de
mogelijkheid kanttekeningen te plaatsen bij de constateringen in het (concept-)verslag van
bevindingen.
Tot slot is in het laatste lid van dit artikel opgenomen dat de accountant de accountantsverklaring
en het verslag van bevindingen mondeling aan de ‘Adviescommissie voor algemene
en bestuurlijke aangelegenheden, financiën en economische zaken en waterkwaliteitsbeheer’
toelicht.
Artikel 10 (inwerkingtreding)
Deze verordening treedt in de plaats van de vorige verordening die op grond van artikel 109
Waterschapswet (oud) was vastgesteld. De wetgever heeft bepaald dat het nieuwe artikel 109
bij alle waterschappen op het verslagjaar 2009 van toepassing is. De oude verordening blijft dus
nog van kracht op de jaarrekening van 2008, ondanks dat deze in 2009 wordt opgesteld, gecontroleerd
en behandeld.
Artikel 11 (citeertitel)
In dit artikel wordt de naam gegeven waarmee in stukken naar deze verordening kan worden
verwezen.
Vaststelling
De nieuwe verordening 109 is van toepassing op het begrotingsjaar 2009 en de wetgever heeft
dan ook bepaald dat de nieuwe verordening voordat de begroting van dat jaar wordt vastgesteld
door het algemeen bestuur moet zijn vastgesteld (artikel X, eerste lid Wet modernisering waterschapsbestel).
Vaststelling van de verordening 109 en van de begroting 2009 kunnen in dezelfde
vergadering van het algemeen bestuur plaatsvinden, mits de verordening op een eerder tijdstip
wordt vastgesteld dan de begroting. De begroting 2009 moet voor 1 december 2008 zijn
toegezonden aan gedeputeerde staten (artikel 101 Waterschapswet) en dus moet de begroting
en de verordening ex artikel 109 voor die datum door het algemeen bestuur zijn vastgesteld.
Daarnaast geldt dat de verordening binnen twee weken na vaststelling door het dagelijks bestuur
naar het college naar gedeputeerde staten wordt verzonden (artikel 109b Waterschapswet).
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl