Verordening individuele subsidietoeslag Participatiewet gemeente Buren

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening individuele subsidietoeslag Participatiewet gemeente Buren

Artikel 1. - Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ); de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de raad: de gemeenteraad van gemeente Buren.

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Buren.

    • c.

      de wet: de Participatiewet.

    • d.

      het UWV: het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.

    • e.

      de peildatum: de datum waarop belanghebbende de individuele studietoeslag aanvraagt zoals in artikel 4, lid 1, van deze verordening.

    • f.

      studiefinanciering: het recht op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of het recht op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten.

    • g.

      vermogen: het vrij te laten bescheiden vermogen zoals bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.

    • h.

      arbeidsgehandicapt: een persoon van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

    • i.

      belanghebbende: de inwoner van de gemeente Buren van 18 jaar of ouder, zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, onderdeel a, van de Participatiewet, met studiefinanciering zonder vermogen.

Artikel 2. - Doelgroep

De individuele studietoeslag Participatiewet wordt verleend aan de belanghebbende die arbeidsgehandicapt is met het doel zijn / haar positie op de arbeidsmarkt te versterken.

Artikel 3. - Uitvoering, vaststelling en vergoeding

  • 1. Het verzoek om individuele studietoeslag, als bedoeld in artikel 36b, lid 1, van de wet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. De hoogte van de individuele studietoeslag Participatiewet bedraagt 65% van het bedrag als bedoeld in artikel 21, onderdeel a, van de wet, naar beneden afgerond op hele tientallen.

    • a.

      vanaf 1 januari 2015 bedraagt de individuele studietoeslag Participatiewet € 600,-- per 12 maanden.

    • b.

      vanaf 1 januari 2016 wordt voor de berekening van de hoogte van de individuele studietoeslag Participatiewet gebruik gemaakt van het normniveau (als bedoeld in artikel 21, onderdeel a, van de wet) van de maand juli van het jaar daaraan voorafgaand.

  • 3. Het UWV adviseert het college over het oordeel of iemand arbeidsgehandicapt is.

  • 4. In afwijking van lid 3 kan het college ook zelf vaststellen of iemand arbeidsgehandicapt is.

  • 5. Een persoon komt slecht één keer binnen een periode van 12 maanden in aanmerking voor een individuele studietoeslag Participatiewet.

  • 6. Als er sprake is van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag Participatiewet.

  • 7. Voor toepassing van lid 3 tot en met lid 6 is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 8. De individuele studietoeslag Participatiewet wordt éénmalig per 12 maanden in één bedrag uitbetaald.

Artikel 4. - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 5. - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag Participatiewet.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 december 2014.
De griffier, De voorzitter,
G.van Droffelaar J.A. de Boer MSc

Nota-toelichting 1. Algemene toelichting

ALGEMENE TOELICHTING

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.

Verordeningsplicht

De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

Discretionaire bevoegdheid

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuele studietoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden.

Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

  • -

    18 jaar of ouder is;

  • -

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • -

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • -

    een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

2014-11-11

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 2. - Doelgroep

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreft personen die het college ondersteunt bij arbeidsinschakeling:

  • -

    personen die algemene bijstand ontvangen;

  • -

    personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;

  • -

    personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • -

    personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet;

  • -

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,

  • -

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en.

  • -

    niet-uitkeringsgerechtigden.

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de datum van de aanvraag:

  • -

    18 jaar of ouder is;

  • -

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • -

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • -

    een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet.

Artikel 3. - Uitvoering, vaststelling en vergoeding

Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 3, lid 1, van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

In artikel 3 lid 2 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. Een individuele studietoeslag bedraagt 65% van het bedrag als bedoeld in artikel 21, onderdeel a, van de Participatiewet, naar beneden afgerond op hele tientallen.

In artikel 3, lid 2, onderdeel b, van deze verordening, is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de hoogte van de individuele studietoeslag. Het is van belang de nieuwe bedragen (na indexatie) intern duidelijk te communiceren

Met betrekking tot het vaststellen of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft (zgn. arbeidsgehandicapt), wint het college advies in bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. In geval dit al voldoende duidelijk is (of –herhaaldelijk- al vastgesteld is door een ander onafhankelijk adviesorgaan), stelt het college zelf vast of iemand arbeidsgehandicapt is.

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van twaalf maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet).

Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.

Een individuele studietoeslag wordt eenmalig in één bedrag uitbetaald. Dit is het bedrag zoals neergelegd in artikel 3, lid 2, van deze verordening. Na twaalf maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Artikel 4. - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die datum is in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet de verordeningsopdracht voor de gemeenteraad neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.

Artikel 5. - Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel van deze verordening neergelegd.