Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR34117
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR34117/1
Schadevergoedingsregeling waterbergingsgebieden
Geldend van 01-06-2010 t/m 03-10-2022
Intitulé
Schadevergoedingsregeling waterbergingsgebiedenSchadevergoedingsregeling waterbergingsgebieden
Begripsbepalingen
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
bestuur: het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân;
schade: schade die ontstaat door inundatie van een
waterbergingsgebied als bedoeld in de artikelen 7.14 en 7.15
van de Waterwet;
waterbergingsgebied: een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor
waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een
oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter
verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer
watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is
opgenomen;
Het recht op schadevergoeding
Artikel 2
1. Het bestuur kent aan de verzoeker die schade lijdt een schadevergoeding toe.
2. Bij het vaststellen van een aanspraak op schadevergoeding krachtens deze regeling wordt alle schade die het gevolg is van inundatie in aanmerking genomen. Tot deze schade wordt in ieder geval gerekend:
a. de schade aan de woning, andere opstallen en bijbehorende onroerende zaken;
b. de schade aan de inboedel, bedoeld in artikel 5, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;
c. de schade aan bedrijfsinventarissen;
d. de schade aan openbare en andere infrastructurele voorzieningen;
e. de teeltplanschade waaronder wordt verstaan het financieel verlies dat is geleden door een mindere opbrengst dan redelijkerwijs mocht worden verwacht gedurende een in redelijkheid vast te stellen schadeperiode als gevolg van verlies of beschadiging van gewassen, waaronder een vermindering in kwantiteit of kwaliteitis ontstaan of als gevolg van het niet of niet tijdig kunnen uitvoeren van de voorgenomen teelt van gewassen;
f.de bedrijfsschade waaronder wordt verstaan het financieel verlies dat is geleden door een mindere opbrengst dan redelijkerwijs mocht worden verwacht gedurende een in redelijkheid vast te stellen schadeperiode als gevolg van verlies of fysieke beschadiging van dieren, waardoor een vermindering in kwantiteit of kwaliteit is ontstaan of als gevolg van het niet of niet tijdig kunnen uitvoeren van de voorgenomen productiecyclus;
g.de opstartkosten gemaakt in verband met het opnieuw opstarten van het
productieproces in een installatie;
h.de evacuatiekosten per risicoadres, waaronder worden verstaan:
1. de reis- en verblijfkosten die de verzoeker heeft gemaakt als gevolg van een advies of en gebod afkomstig van het bevoegd gezag om zijn woon- of
vestigingsplaats te verlaten, voorzover verschuldigd aan derden of toe te
rekenen zijn aan arbeid in eigen beheer, voorzover deze aantoonbaar en
redelijk zijn;
2.de kosten voor transport, opslag- en huisvesting van de roerende zaken van
de verzoeker, voorzover verschuldigd aan derden of toe te rekenen zijn aan
arbeid in eigen beheer, voorzover deze aantoonbaar en redelijk zijn;
3.de met de in onderdeel 2 genoemde activiteiten samenhangende kosten voor verzekering;
4.de vertrekkosten, de kosten van terugkeer, de kosten van het gebruik van het evacuatieadres en de kosten van verzorging;
i.de bereddingskosten per risicoadres waaronder wordt verstaan de kosten die de
verzoeker heeft gemaakt in verband met het treffen van maatregelen ter
voorkoming of beperking van schade of kosten, voorzover verschuldigd aan
derden of toe te rekenen zijn aan arbeid in eigen beheer, voorzover deze
aantoonbaar en redelijk zijn;
j.de kosten van opruiming per risicoadres, voorzover verschuldigd aan derden of
toe te rekenen zijn aan arbeid in eigen beheer, voorzover deze aantoonbaar en
redelijk zijn;
k.de schade aan natuurwaarden.
Inwerkingtreding
Artikel 3
De regeling treedt in werking op de dag na de bekendmaking.
Citeerartikel
Artikel 4
Deze regeling kan worden aangehaald als “Schadevergoedingsregeling bergingsgebieden”.
Aldus vastgesteld in de vergadering van Dagelijks bestuur op 11 mei 2010.
Ir. P.A.E. Van Erkelens Drs. M.M. Van Akkeren
Dijkgraaf Secretaris-directeur
Algemene toelichting
1.Inleiding
Deze schadevergoedingsregeling heeft betrekking op schade die ontstaat door inundatie van
bergingsgebieden. Deze schade komt op grond van de artikelen 7.14 en 7.15 van de
Waterwet voor vergoeding in aanmerking1.
Rechthebbenden ten aanzien van gronden zijn gehouden om op grond van artikel 5.26 van
de Waterwet tijdelijke berging van water te gedogen. Bergingsgebieden hebben als functie
om binnen een watersysteem voldoende ruimte voor de berging van water te creëeren om
daarmee te kunnen voldoen aan de normen van het Nationaal Bestuursrakkoord Water
(NBW)2. Waterbergingsgebieden worden in de Waterwet alsvolgt gedefinieerd: “een
krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied,
niet zijn de een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van
de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de
legger is opgenomen”. In plaats van ongecontroleerde overstroming van gebieden worden
watersystemen zodanig ingericht dat de bergingsgebieden gecontroleerd kunnen inunderen.
Daardoor wordt de schade geconcentreerd en beheersbaar gemaakt. De gebieden worden
zo ingericht dat het water zo weinig mogelijk schade aanricht. Door een bergingsgebied met
relatief lage waarden gecontroleerd te inunderen kan een ongecontroleerde overstroming in
een gebied met relatief meer waarde elders voorkomen worden.
In de “Beleidsregels voor waterberging” (zie ook hierna, punt 3) is opgenomen dat ook
schadevergoeding zal worden gegeven voor schade in gebieden die niet als
waterbergingsgebied worden aangemerkt maar waar wel schade door inundatie wordt
geleden. Het gaat om gebieden met een historie van inundatie.
“Een aantal gebieden in het beheergebied hebben een historie van inundatie (o.a
boezemlanden, zomerpolders, beekdalgronden). De inundatie van deze gebieden kan als
een eigen bedrijfsrisico worden aangemerkt, waarvoor geen schadevergoeding door het
Wetterskip wordt gegeven. Als de inundatiekans intensiveert door maatregelen van het
Wetterskip, dan kunnen de gebieden wel in aanmerking komen voor de regeling. Alleen de
extra schade als gevolg van de toename wordt op grond van de schadevergoedingsregeling
vergoed.” (bldz 9). In de Beleidsregels is dus bepaald dat ook in deze gebieden
schadevergoeding zal worden gegeven. De schadevergoeding zal echter niet gebaseerd
kunnen zijn op deze schadevergoedingsregeling omdat de regeling alleen geldt voor
bergingsgebieden die alszodanig in het bestemmingsplan en de legger zijn opgenomen. Om
die reden zullen ook de gedoogplichten niet van toepassing kunnen zijn. Inundatie is alleen
mogelijk indien daarvoor door de rechthebbenden toestemming is gegeven. Deze
schadevergoedingsregeling zal wel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn.
Waterbergingsgebieden en noodoverloopgebieden.
De waterbergingsgebieden dienen te onderscheiden worden van de zgn noodoverloopgebieden.
Deze gebieden zijn – anders dan waterbergingsgebieden - geen onderdeel van het
watersysteem. Zij komen slechts voor inundatie in aanmerking indien het watersysteem niet
langer toereikend is om het teveel aan water te bergen. Er is dan sprake van een
noodsituatie waarin maatschappelijke schade zo veel mogelijk kan worden voorkomen door
die gebieden te inunderen waar de minste schade optreedt. Noodoverloopgebieden
1 Artikel 7.15 luidt alsvolgt: “Voor de toepassing van artikel 7.14 wordt onder schade mede verstaan
schade in verband met wateroverlast of overstromingen, voorzover deze het gevolg zijn van de
verlegging van een waterkering of van andere maatregelen, gericht op het vergroten van de afvoer- of
bergingscapaciteit van watersystemen”.
2 Memorie van Toelichting Waterwet, bldz 43 e.v.
vervullen daarmee een functie ten behoeve van de openbare orde en veiligheid. Het zijn de
gemeenten en provincies die besluiten tot inzet van deze gebieden3
2.De wettelijke grondslag voor schadevergoeding bij inunderen
Artikel 7.14 van de Waterwet bevat een algemene regeling die voorziet in de vergoeding van
schade als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader
van het waterbeheer. Met betrekking tot wateroverlast en overstroming is een afzonderlijke
bepaling opgenomen nl artikel 7.15. Artikel 7.15 is geen zelfstandige grondslag voor
vergoeding van schade in verband met wateroverlast en overstroming maar een nadere
uitwerking van artikel 7.14. In artikel 7.15 is uitdrukkelijk geregeld dat ook schade door
wateroverlast of overstroming in aanmerking komt voor vergoeding krachtens artikel 7.14. Dit
is nodig omdat er bij wateroverlast of overstroming vaak geen onmiddellijk aan die
wateroverlast of overstroming voorafgaande overheidshandelen zal kunnen worden
aangewezen, dat tot de schade heeft geleid. Niet alleen de schade die het gevolg is van
ingebruikstelling van bergingsgebieden maar ook de ingebruikraking valt onder de reikwijdte
van artikel 7.15. Dit betekent niet dat de gevolgen van alle wateroverlast of alle
overstromingen onder artikel 7.15 vallen. Uit de samenhang tussen de artikelen 7.14 en 7.15
volgt dat de wateroverlast of overstroming wel tot overheidshandelen te herleiden moeten
zijn4.
De artikelen 7.14 en 7.15 vormen dus de wettelijke grondslag voor vergoeding van schade
bij wateroverlast en overstroming. De wetgever heeft uitdrukkelijk aangegeven5 dat de
artikelen 7.14 en 7.15 niet de enige weg zijn waarlangs schadevergoeding kan worden
verkregen. De bestaande praktijk, waarin de waterbeheerder zoveel mogelijk tracht de
financiële gevolgen van waterberging vooraf in der minne te regelen, kan in stand blijven. In
dat geval gaat de schadevergoeding op in de betaalde vergoeding in het kader van een
daartoe te sluiten overeenkomst bv tot vestiging van een erfdienstbaarheid of verkoop van
gronden.
3.Beleidsregels voor waterberging
Bij besluit van 3 juli 2007 heeft het algemeen bestuur vastgesteld “Beleidsregels voor
waterberging”. In deze notitie zijn uitgangspunten opgenomen voor het aanwijzen van
waterbergingsgebieden. Zo komt aan de orde welke gebieden in aanmerking komen voor de
aanwijzing als bergingsgebied. Tevens wordt beschreven op welke wijze waterberging kan
worden gerealiseerd. Waterberging kan worden gerealiseerd niet alleen door de aanwijzing
van bergingsgebieden maar ook door het verbreden van watergangen. Het waterschap kan
gronden aankopen en eventueel afgraven om meer berging te creëeren.
4.Doel van de schadevergoedingsregeling
De wetgever heeft in eerste instantie overwogen om in de wet een opsomming op te nemen
van de verschillende vormen van schade en kosten van schadebeperkende maatregelen die
voor vergoeding in aanmerking komen. Niet alleen voor schade door waterberging maar voor
alle schadesoorten. Hiervan is afgezien omdat die bepalingen maatwerk vragen. “Het komt
dan ook wenselijker voor om de wijze waarop het begrip schade in de praktijk zal moeten
worden geconcretiseerd aan een beleidsregel over te laten, waarin dan ook het benodigd
maatwerk kan worden geleverd”6.
De onderhavige regeling is een beleidsregel voor schade die ontstaat door gecontroleerde
inundatie. In de regeling wordt nauwkeurig aangegeven welke schade voor vergoeding in
3 Nota naar aanleiding van het Verslag Waterwet, bldz 25 e.v.
4 Nota van wijzigingen Waterwet, toelichting bldz 39
5 Nota van wijzigingen Waterwet, toelichting bldz 39
6 Nota van wijzigingen Waterwet, toelichting bldz 38
aanmerking komt. De schadevergoedingsregeling heeft geen betrekking op andere schade
door waterberging dan schade door inundatie. Of bij waterberging andere schade dan
schade door feitelijke inundatie moet worden vergoed zal – zoals uit het hierna onder 5
gestelde – van de omstandigheden afhangen. Daarom kunnen hierover geen concrete regel
worden gegeven.
Voordat op de schaderegeling nader wordt ingegaan, zal een overzicht gegeven worden van
de verschillende schades die de wetgever binnen schade door waterberging onderscheidt en
welke uitgangspunten voor vergoeding op basis van de wet hiervoor gelden.
5.Schade bij waterberging
Schade kan voor belanghebbende ontstaan door aanwijzing, inrichting en feitelijke inundatie
van bergingsgebieden.
Schade door aanwijzing
Schade kan ontstaan door planologische aanwijzing van bergingsgebieden in combinatie
met gebruiksbeperkingen. Gebruiksbeperkingen kunnen zowel een waardedaling van de
betrokken onroerende zaken veroorzaken (vermogensschade) als ook inkomensschade.
Deze inkomensschade dient te worden onderscheiden van de inkomensschade die kan
optreden bij ingebruikname van bergingsgebied, zoals teeltplanschade en bedrijfsschade7.
De wetgever is van mening dat de waardevermindering als gevolg van aanwijzing van
gebieden tot waterberging afhangt van het concrete geval. Bij een relatief hoge inundatiefrequentie
is dit zeker niet uit te sluiten maar bij een lage frequentie zou zelfs sprake kunnen
zijn van een positief effect omdat door de aanwijzing er minder mogelijkheden zijn voor
toekomstige schadeveroorzakende planologische ontwikkelingen8.
Schade door inrichting
Schade kan ontstaan door de inrichting van bergingsgebieden. De waterbeheerder zal
inrichtingsmaatregelen moeten nemen zoals het maken van inlaat- of compartimenterende
werken of de aanleg van kaden om objecten tegen wateroverlast te beschermen. Dit kan
door aankoop, vestiging van een zakelijk recht of – als dit niet lukt – onteigening.
Ten aanzien van inrichtingsschade heeft de wetgever met zoveel woorden aangegeven dat
deze volledig zou moeten worden vergoed9.
Feitelijke inundatie
Schade kan ontstaan door ingebruikstelling of ingebruikraking van het gebied als
waterberging.
De onderhavige schadevergoedingsregeling heeft alleen betrekking op inundatieschade niet
op andere schade in de zin van artikel 7.15 te weten schade door aanwijzing of inrichting van
bergingsgebieden.
6.Verzoeken om schadevergoeding bij feitelijke inundatie
Het uitgangspunt van artikel 7.14 van de wet is dat alleen de onevenredige schade wordt
vergoed. Of daar in een concreet geval aanleiding voor is, is overgelaten aan de beoordeling
van het concrete geval. “Bij die beoordeling ligt het in de rede dat hoe onvoorzienbaarder en
ingrijpender de aantasting is, hoe vollediger de vergoeding is”. De wetgever heeft echter
gesteld dat de in artikel 7.14 opgenomen clausulering “geenszins tot doel heeft om het aantal
gevallen waarin recht op volledige schadevergoeding bestaat, te beperken”10. De vergoeding
van onevenredige schade sluit dus volledige schadevergoeding niet uit.
7 Memorie van Toelichting Waterwet, bldz 45 en 46
8 Memorie van Antwoord bldz 27 en 28.
9 Memorie van Toelichting Waterwet, bldz 45 en 46.
10 Memorie van Antwoord Waterwet, bldz 27.
Uitgangspunt van de onderhavige regeling is dat gecontroleerde inundatie dermate
ingrijpend is dat deze niet valt aan te merken als zijnde een uitvloeisel van een normaal
maatschappelijk risico. Alle schade komt daarom in beginsel volledig voor vergoeding in
aanmerking. In bepaalde gevallen zijn echter beperkingen of uitsluitingen van toepassing.
Nadeel wordt niet vergoed voorzover de schade is ontstaan door eigen schuld, het
welbewust nemen van risico’s of het niet nemen van schadebeperkende maatregelen.
Denkbaar is ook dat de vergoeding van schade ‘anderszins is verzekerd’ in de zin van artikel
7.14 van de wet bijvoorbeeld omdat een vergoeding kan worden gegeven op grond van de
Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen (WTS). Een eventueel eigen
risico, voortvloeiend uit bv de WTS, zou wel in aanmerking kunnen komen voor vergoeding
op basis van artikel 7.14.
Indien een gebeurtenis voor de belanghebbende tevens voordeel oplevert wordt dit voordeel
voorzover redelijk bij de vaststelling van de schade verrekend.
Omgekeerde bewijslast
Bij de toepassing van de regeling staat de omgekeerde bewijslast voorop. Dit betekent dat
de verzoeker het voordeel van de twijfel wordt vergund. De gehele schade wordt geacht te
zijn veroorzaakt door de inundatie, tenzij de adviescommissie het tegendeel kan bewijzen. In
de artikelsgewijze toelichting wordt hierop verder ingegaan.
Procedure behandeling verzoeken en adviescommissie
Op de behandeling van verzoeken is van toepassing de “Nadeelcompensatieverordening
Wetterskip Fryslân”. De verordening is een regeling als bedoeld in artikel 7.14 lid 2, 2e zin
van de Waterwet. In de verordening staan onder meer regels over de indiening van
verzoeken. Verder is er in opgenomen dat verzoeken om schadevergoeding kunnen worden
voorgelegd aan een adviescommissie voordat het bestuur beslist.11
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
In dit artikel worden de begrippen die in de regeling worden gehanteerd gedefinieerd.
Schade
Schade ontstaan door ingebruikstelling of ingebruikraking van een door het waterschap
aangewezen waterbergingsgebied. Het is van belang vast te stellen dat de regeling ook van
toepassing is wanneer het waterschap overgaat tot inundatie na een opdracht daartoe van
een bevoegd hoger of coördinerend (rampen)gezag. Ook schade in andere gebieden dan
waterbergingsgebieden kan (gedeeltelijk) voor vergoeding in aanmerking komen (zie
bladzijden 3 en 4).
Bergingsgebied
Van een waterbergingsgebied is sprake wanneer het is aangewezen in een
bestemmingsplan dat onherroepelijk is geworden. De bergingsgebieden dienen ook in de
legger te worden opgenomen.
Artikel 2
In dit artikel wordt concreet aangegeven welke schade in ieder geval voor vergoeding in
aanmerking komt. De adviescommissie cq het waterschap zal het causaal verband moeten
11 Artikel 7.14, lid 2, 2e zin, luidt als volgt: “Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur dan wel
verordening van provincie of waterschap kunnen regels worden gesteld omtrent de inrichting,
indiening en motivering van een verzoek tot schadevergoeding”.
vaststellen tussen de inundatie en de gestelde schade. Het is niet juist om uitsluitend de
toestand zoals die door de inundatie geworden is te vergelijken met de toestand zoals die
was voordat de inundatie plaatsvond. Het is immers mogelijk dat de situatie ook zonder
inundatie een soortgelijke ontwikkeling vertoond zou hebben. Denk hierbij aan
vernattingschade ontstaan door overvloedige neerslag voorafgaande aan de inundatie. De
schade als gevolg van vernatting wordt uitgezonderd omdat er geen causaal verband is
tussen schade en inundatie. Wel wordt de verzoeker het voordeel van de twijfel gegund.
Indien het causaal verband lastig is te bepalen ligt de bewijslast bij de adviescommissie cq
het waterschap. Het uitgangspunt is dat de gehele schade is veroorzaakt door de inundatie.
Het is aan de adviescommissie of het waterschap om het tegendeel aannemelijk te maken.
Deze benadering zal vooral aan de orde zijn waar het gaat om het bepalen van de
teeltplanschade. De bewijslast is omgekeerd teneinde te voorkomen dat de verzoeker in
eerste instantie de minder eenvoudig te bewijzen schades ook moet aantonen. Zo wordt
voorkomen dat de verzoeker in eerste instantie zelf kostbare adviseurs zou moeten
aanstellen.
Bij de bepaling van het causaal verband tussen schade en rechtmatig overheidshandelen
wordt de leer van de redelijke toerekening toegepast. Daarmee wordt aangesloten bij artikel
6:89 van het Burgerlijk wetboek. Daarbij moet de vraag worden beantwoord of de schade
zonder gecontroleerde inundatie achterwege zou zijn gebleven.
In dit artikel worden de categorieën schade genoemd die ingeval van inundatie in ieder geval
worden vergoed. De opsomming is niet limitatief bedoeld, maar beoogt verzoekers inzicht te
geven in mogelijke soorten schade die voor vergoeding in aanmerking komt. Door deze niet
limitatieve opsomming worden soorten schade die nu niet voorstelbaar zijn, niet uitgesloten
van vergoeding. De opsomming van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware
ongevallen (WTS) is zoveel mogelijk aangehouden. De opsomming is vooral toegesneden
op schade in de landbouwsector. Landbouwactiviteiten in de hobbymatige sfeer vallen
uiteraard ook onder de regeling. Hetzelfde geldt voor schade aan natuurwaarden. Het
bepalen van schade aan natuurwaarden in bergingsgebieden met een dubbele bestemming
(water en natuur) zal door de adviescommissie moeten geschieden.
Landbouw en natuur
Voor de toepassing van de beleidsregels wordt onderscheid gemaakt naar de aard van het
gebied dat wordt gebruikt voor inundatie te weten voor landbouw en voor natuur. Voor de
toepassing van deze beleidsregels wordt onder natuurterreinen verstaan:
a.ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of
nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van
natuur (bijvoorbeeld beweiding en maaibeheer louter uit oogpunt van natuurbeheer).
b.bossen waar al dan niet bosbouw wordt uitgeoefend.
Beweiding of maaibeheer alleen uit oogpunt van natuurbeheer wordt voor de toepassing van
deze beleidsregels beschouwd als natuurgebruik. Anderzijds zijn er gronden waar de
agrarische functie voorop staat, maar waar aan dat gebruik enige beperkingen zijn gesteld in
verband met de natuur- en landschappelijke waarde van het gebied; dergelijke gronden
worden voor de toepassing van deze beleidsregels als landbouwkundig gebruikte gronden
beschouwd.
Bij de voor de landbouw gebruikte percelen wordt uitgegaan van het bestaande
landbouwkundig gebruik. Ten aanzien van teeltwisseling gaat het waterschap er van uit dat
teeltwisseling mogelijk blijft mits die wisseling volgens de gangbare normen voor een goede
landbouwkundige praktijk past bij de ter plaatse regulier aanwezige drooglegging.
Voor percelen die als natuur worden gebruikt wordt bij de aanwijzing tot bergingsgebied een
overeenkomst gesloten waarin enerzijds afspraken worden gemaakt over op natuur
afgestemde inrichtingsmaatregelen en anderszijds vergoedingsafspraken over extra
beheerskosten en mogelijke kortingen op beheersvergoedingen vanuit het programma
beheer.
Onder schade aan natuur vallen de kosten van het, waar mogelijk, wegnemen van de
nadelige effecten van inundatie op de aanwezige natuurwaarden. De nadelige effecten zijn
weg te nemen door het nemen van compenserende maatregelen ter plaatse of door het
nemen van compenserende maatregelen elders. Waar deze mogelijkheden niet voorhanden
zijn is vergoeding van de geleden schade de volgende optie. Bij het waterschap ligt de
inspanningsverplichting goed in kaart te brengen welke natuurwaarden in het geding zijn.
Teeltplanschade en bedrijfschade (leden e en f)
Teeltplanschade en bedrijfschade zijn bijzondere vormen van activaschade. Zij ontstaan
door de onomkeerbare onderbreking van natuurlijke groeiprocessen. Vergoed wordt het
herstel van de verloren gegane productiemiddelen tot in het stadium waarin zij verkeerden
op het moment van de schadeveroorzakende gebeurtenis.
Teeltplanschade
Teeltplanschade is de verstoring van het productieproces in land- en tuinbouw door onder
meer schade aan gewassen. Ook kan worden gedacht aan de verplichtingen voortvloeiend
uit mestwetgeving, het vervallen van toeslagrechten en het verlies van productcertificeringen
etc. Voor de gewasschadevergoeding wordt uitgegaan van de tarieven, die door de Gasunie
in overleg met de LTO zijn vastgesteld (Gasunie-LTO tabel). Bij het bepalen van de schade
die ontstaat door feitelijke inundatie is de tabel bepalend. In de tabel wordt voor de meest
verbouwde gewassen de opbrengstderving gegeven. De effecten, die zullen plaatsvinden,
hangen sterk af van het tijdstip en duur van de inundatie, het grondgebruik en de
oogstssituatie. Voor het vaststellen van de schadevergoeding bij schade aan grasland etc zal
verder de staffel worden gehanteerd zoals opgenomen in artikel 2 van de
schadevergoedingsregeling waterstaatswerken. Het komt er op neer dat de schade wordt
vastgesteld per maand tegen een vast percentage.
Inundatie in januari
Berging in de maand januari heeft beperkte gevolgen. Naast gras zijn er weinig gewassen
die op het land staan. Wintertarwe kan bijvoorbeeld al gezaaid zijn. De vraag is in hoeverre
inundatie in januari landbouwkundige effecten tot gevolg heeft gezien de benodigde
herstelperiode van de verschillende processen en sleutelfactoren. Op basis van
literatuuronderzoek blijkt dat het effect beperkt is. Praktijkervaringen op zavel- en
kleigronden geven aan dat, na een inundatie in januari, er wel degelijk
bodemstructuurschade is in het groeiseizoen. Het is nodig om een goed bewortelende
groenbemester in te zaaien, die een positieve werking heeft op de ontstane structuurschade.
Inundatie in maart
Inundatie in maart heeft voor de landbouw grote negatieve gevolgen. Enkele gewassen zijn
al ingezaaid, een groot deel van het areaal is al bemest. Bovendien kan pas later worden
gezaaid of gepoot en zal een groot deel van het gewas later in het seizoen gaan groeien.
Niet onwaarschijnlijk zijn voorbereidingen voor het inzaaien van andere gewassen al
genomen. Ook beweiding kan pas later plaatsvinden dan normaal door onvoldoende
draagkracht van de bodem. Praktijkervaringen op zavel- en kleigronden geven aan dat, na
inundatie in maart, er wel degelijk bodemstructuurschade is in het groeiseizoen. Een goed
wortelende groenbemester ligt voor hand.
Inundatie in juni
Inundatie in juni zal grote gevolgen hebben. Bij inundatie van circa 10 dagen zullen
akkerbouwgewassen ten dode zijn opgeschreven. Voor grasland moet worden uitgegaan
van een verlies van 60 dagen van het groeiseizoen.
Inundatie in oktober
In deze maand kunnen er nog aardappelen, bieten en maïs op het land staan. Gewassen
kunnen dus verloren gaan door inundatie gedurende deze periode. Voor grasland kan
worden uitgegaan van een verkorting van het groeiseizoen van 30 dagen (eindigt per
november).
Opbrengstschade van akkerbouw op zavelgronden is na 1 seizoen zeker nog merkbaar,
schade is dus niet beperkt tot één groeiseizoen.
Extra bewerkingskosten – Naast gewasschade is er een aantal maatregelen dat na inundatie
moet worden gevoerd, zoals structuurherstellende bewerkingen, bemesten van grond,
doorzaaien en opruimen van het gewas indien deze bij inundatie nog op het veld stond.
Verder gaat het om herstelmaatregelen aan sloten, taluds en kunstwerken waarvan de
verantwoordelijkheid soms bij de landeigenaar en soms bij het waterschap ligt. Welke
bewerkingen moeten worden uitgevoerd, is sterk afhankelijk van het tijdstip van inundatie,
het bodemtype, wijze van inundatie en bouwplan. Bijvoorbeeld bij inundatie in oktober is de
kans aanwezig dat er nog een vol gewas op het perceel staat welke na inundatie alsnog
moet worden geoogst. Een inundatie in maart kan een deel of alle voorbereidende
grondwerkzaamheden teniet doen.
Er is niet alleen verschil in moment van inundatie, ook is er verschil in bodemgebruik en dus
bodemtype. Zo zullen de kleigronden in het najaar worden geploegd en mogelijk ingezaaid
met wintertarwe. Terwijl zandgronden pas in maart worden bewerkt voor het zaaien en
poten. Voor een inundatie in oktober behoeft voor zandgronden dus geen extra bewerking te
worden uitgevoerd indien er geen gewassen op het land staan. Op zavel en klei is
structuurschade te verwachten. Deze is echter niet als een percentage van het geheel uit te
drukken. Op kleigronden is een extra structuurherstellende ingreep nodig. Ditzelfde geldt
voor inundaties waarbij de structuur is verslechterd. Bij een inundatie in maart zal bij veel
soorten grondgebruik ook opnieuw bemest moeten worden, aangezien de meeste mest
vanaf 1 februari wordt aangewend (afhankelijk van weersomstandigheden en bouwplan).
Ook zal onderhoud van grasland moeten plaatsvinden en eventueel opnieuw worden
ingezaaid, afhankelijk van de schade die tijdens de inundatie aan het gras optreedt. Hiervoor
moeten extra bewerkingen worden gedaan. Onderscheid is gemaakt in grondsoorten zand,
veen en klei.
Ten gevolge van de combinatie natuur en extra waterberging kan het zijn dat er extra
beheerskosten kunnen ontstaan. Gedacht kan worden aan compenserende maatregelen die
een verschralend effect hebben. Het waterschap zal met eigenaren van als natuur in gebruik
zijnde percelen daarover nadere afspraken maken. Het kan gaan om maatregelen in natura
die door het waterschap worden uitgevoerd dan wel om een vergoeding van de aantoonbare
extra beheerskosten als gevolg van waterberging.
Bedrijfsschade
De verstoring van het productieproces in land- en tuinbouw door onder meer schade aan
dieren en met financiele gevolgen. Ook kan worden gedacht aan inkomstenderving door het
niet bereikbaar zijn van het bedrijf. Voorbeelden van bedrijfschade zijn:
Daling van de melkproductie.
De melkproductie per koe is bij alle grondsoorten gelijk. Er treedt echter indirecte schade op
doordat productievermindering plaatsvindt, omdat het vee langer moet worden opgestald en
niet kan worden geweid.
Extra mestopslag.
Het gevolg van een natter perceel is dat het vee pas later in het seizoen kan worden geweid.
Voor de langere opstalperiode is meer mestopslag nodig. Door de natte omstandigheden
kan de mest ook niet worden uitgereden op het land. Op sommige bedrijven is voldoende
mestcapaciteit om dit probleem te ondervangen maar anderen zullen opslag moeten kopen
of bouwen. Niet alle bedrijven krijgen zonder meer vergunning voor uitbreiding van
mestcapaciteit (bv bedrijven in de bebouwde kom).
Missen van marges op de verwerking.
Door het ontbreken van de oogst van akkerbouwgewassen worden de marges op de
verwerking van producten misgelopen.
Bouwplanschade.
Akkerbouwbedrijven hanteren een jaarlijks bouwplan. Indien inundatie plaatsvindt op het
moment dat het gewas al is gezaaid of gepoot, kan dit gevolgen hebben voor het totale
bouwplan indien er in dat jaar bijv geen aardappels meer kunnen worden geteeld. De schade
kan echter nog groter zijn indien blijkt dat gedurende enkele jaren bepaalde gewassen niet
meer kunnen worden geteeld.
Ketencertificering.
Zowel voor akkerbouw als voor veehouderij is ketencertificering belangrijk. Op een
veehouderij werken de gevolgen van ketencertificering direct door op de afvoer van melk; op
een akkerbouwbedrijf in de productie van geteelde gewassen.
Minder kwaliteit gras.
Als gevolg van inundatie blijft er vaak een laagje slib achter op het land. Op maïsland kan de
bodem worden opengetrokken (indien voor 10 mei) en kan de schade hierdoor beperkt
blijven. Op grasland kan echter sprake zijn van een mindere kwaliteit gras waar het vee niet
happig op is. Indien het vee niet op ander grasland kan worden geweid, dient er ruwvoer bij
te worden gevoerd.
Opstartkosten (lid g)
Opstartkosten zijn de kosten die zijn gemaakt in verband met het opnieuw opstarten van een
productieproces. Door een zorgvuldige keuze en aanwijzing van gebieden als
bergingsgebied en door het nemen van de juiste inrichtingsmaatregelen is de kans overigens
klein dat dit soort kosten moeten worden gemaakt. Het betreft kosten die worden gemaakt in
verband met onbruikbaar geraakte grondstoffen of reparatie van machines.
Evacuatiekosten (lid h)
Evacuatiekosten worden bepaald aan de hand van de omstandigheden en de waardering die
het bevoegd gezag er aan geeft. Onder evacuatiekosten worden verstaan de vertrekkosten,
de kosten van terugkeer, de kosten van het gebruik van het evacuatieadres en de kosten
van verzorging.
Bereddingskosten (lid i)
Bereddingskosten zijn de kosten gemaakt ter beperking of voorkoming van schade of kosten
op het moment dat er overlast is ontstaan door extreem hoge boezemwaterstanden. Het
gaat dan om kosten verschuldigd aan derden of toe te rekenen zijn aan arbeid uit eigen
beheer. De kosten moeten in een redelijke verhouding staan tot de getroffen maatregelen die
gezien de omstandigheden noodzakelijk waren.
Opruimingkosten (lid j)
Dit zijn de kosten voor het schoonmaken of wegruimen van de getroffen inboedel.
Kosten gemaakt bij het in eigen beheer uitvoeren van maatregelen tot evacuatie, opruiming,
beredding etc. komen in aanmerking voor vergoeding, voorzover deze aantoonbaar en
redelijk zijn. Daadwerkelijk gemaakte kosten, die bij in eigen beheer genomen maatregelen
zijn gemaakt, kunnen bv worden aangetoond door te verwijzen naar de fysiek genomen
maatregelen ter plaatse. Kosten gemaakt door derden zijn aan te tonen met bijvoorbeeld
schriftelijke bewijsstukken, maar ook op bovengenoemde wijze. Uiteraard komen alleen de
aangetoonde kosten voor vergoeding in aanmerking, voorzover deze redelijk waren.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl