Regeling vervallen per 01-02-2016

Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord

Geldend van 01-11-2014 t/m 31-01-2016

Intitulé

Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Peel en Maas, Venlo en Venray ieder voor zover zij bevoegd zijn,

overwegen het volgende:

in het sociaal domein is op uitvoerend niveau samenwerking tussen de gemeenten in de regio geboden;

met een modulair in te vullen gemeenschappelijke regeling realiseren we meer congruentie en doelmatigheid in de samenwerking tussen de gemeenten in de regio;

aan de gemeenschappelijke regeling kunnen telkens samenwerkingsmodules worden toegevoegd;

gemeenten bepalen zelf of zij aan een samenwerkingsmodule deelnemen;

de samenwerking bevat bij de start als eerste samenwerkingsmodule “opdrachtgeven in het sociaal domein”;

en gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet

BESLUITEN:

aan te gaan de volgende

MODULAIRE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING SOCIAAL DOMEIN LIMBURG-NOORD

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Samenwerkingsverband: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • b.

    Regeling: de onderhavige gemeenschappelijke regeling;

  • c.

    Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • d.

    Samenwerkingsmodule: een belang dat het samenwerkingsverband behartigt, waarvoor de deelnemende gemeenten al dan niet taken en bevoegdheden overdragen;

  • e.

    College: een college van burgemeester en wethouders van de gemeenten;

  • f.

    Deelnemers: de colleges die deelnemen aan het samenwerkingsverband;

  • g.

    Gedeputeerde Staten: de Gedeputeerde Staten van Limburg;

  • h.

    Basistaken: de coördinerende, adviserende en ondersteunende werkzaamheden die ten behoeve van de besluitvorming door de voorzitter, het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur worden uitgevoerd.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd “Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord”.

  • 2.

    Het openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd in Venlo.

Artikel 3 Bestuursorganen

Het samenwerkingsverband kent de volgende bestuursorganen:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 4 Belangen

  • 1.

    Het samenwerkingsverband behartigt de belangen van de deelnemers ten aanzien van uitvoerende taken binnen het sociaal domein.

  • 2.

    Een samenwerkingsmodule geeft aan welk specifiek belang op het gebied van het sociaal domein die module behartigt.

Artikel 5 Modulaire karakter van het samenwerkingsverband

  • 1.

    De regeling biedt een algemeen kader voor samenwerking op het gebied van het sociaal domein binnen de regio, waar specifieke samenwerkingsmodules aan worden toegevoegd.

  • 2.

    De deelnemers besluiten per samenwerkingsmodule of zij hieraan deelnemen.

  • 3.

    De toevoeging van een samenwerkingsmodule is een wijziging van de regeling, als bedoeld in artikel 34 lid 2.

Artikel 6 Taken samenwerkingsverband en samenwerkingsmodules

Ter behartiging van de in artikel 4 lid 1 genoemde belangen heeft het samenwerkingsverband de volgende taken:

  • a.

    het uitvoeren van de basistaken;

  • b.

    de uitvoering van de taken uit de samenwerkingsmodules.

HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 7 Taken en bevoegdheden

1. Aan het algemeen bestuur behoren taken en bevoegdheden toe die in de wet aan het algemeen bestuur zijn opgedragen, alsmede alle bevoegdheden die voorts in deze regeling aan dit orgaan worden opgedragen en niet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen.

2. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen met uitzondering van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het vaststellen en wijzigen van de begroting;

  • b.

    het vaststellen van de rekening;

  • c.

    het vaststellen van regelingen;

  • d.

    het vaststellen van het uitvoeringsplan en uitvoeringsprogramma;

  • e.

    het instellen van bestuurscommissies;

  • f.

    het oprichten van of deelnemen in stichtingen, vennootschappen, en coöperatieve en andere verenigingen passend binnen de te behartigen belangen, de taken en de bevoegdheden van het samenwerkingsverband dan wel het ontbinden van die rechtspersonen of het beëindigen van de deelneming;

  • g.

    het aanstellen, schorsen of ontslaan van de secretaris.

Artikel 8 Samenstelling en zittingsduur

  • 1.

    Ieder college wijst uit eigen midden één lid aan als lid van het algemeen bestuur. Gelijktijdig wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.

  • 2.

    De leden van het algemeen bestuur van deze regeling hebben zitting gedurende dezelfde periode als de zittingsduur van het college van de deelnemers. Indien zij in de nieuwe zittingsperiode opnieuw deel uitmaken van het college kunnen zij terstond opnieuw worden aangewezen.

  • 3.

    Het lidmaatschap eindigt zodra een lid ophoudt burgemeester of wethouder van de desbetreffende gemeente te zijn.

  • 4.

    De leden van het algemeen bestuur, die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur hiervan op de hoogte. Het ontslag gaat in zodra onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

Artikel 9 Werkwijze en vergaderorde

  • 1.

    Besluiten van het algemeen bestuur worden genomen indien minimaal een meerderheid van het voltallige bestuur instemt met het besluit.

  • 2.

    Leden van het algemeen bestuur hebben ieder één stem.

  • 3.

    Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of ten minste twee leden van het algemeen bestuur daarom verzoeken.

  • 4.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 5.

    Tot het sluiten van de deuren wordt overgegaan wanneer de voorzitter het nodig oordeelt of twee aanwezige leden daarom verzoeken. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of in beslotenheid vergaderd wordt.

  • 6.

    Het algemeen bestuur beraadslaagt en besluit in openbaarheid over:

    • a.

      het uitvoeringsplan en het uitvoeringsprogramma;

    • b.

      de begroting, de wijzigingen daarvan en de rekening;

    • c.

      het doen van een uitgaaf, voordat de begroting of de begrotingswijziging, waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd;

    • d.

      het aangaan van geldleningen, het uitlenen van gelden en het aangaan van rekeningcourantovereenkomsten;

    • e.

      het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van de eigendommen van het samenwerkingsverband;

    • f.

      het onderhands verhuren, verpachten of in gebruik geven van eigendommen van het samenwerkingsverband;

    • g.

      het onderhands aanbesteden van werken of leveringen;

    • h.

      het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van overeenkomsten van opdracht tussen het samenwerkingsverband en andere lichamen;

    • i.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve verenigingen passend binnen de te behartigen belangen, de taken en bevoegdheden van het samenwerkingsverband dan wel het ontbinden van die rechtspersonen of beëindigen van de deelneming;

    • j.

      het liquidatieplan.

HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 10 Taken en bevoegdheden

Tot de taken en de bevoegdheden van het dagelijks bestuur van de regeling behoren:

  • a.

    het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband,

  • b.

    het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter beraadslaging en besluitvorming wordt voorgelegd,

  • c.

    het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur,

  • d.

    het voorstaan van de belangen van het samenwerkingsverband bij andere overheden, instellingen en diensten waarmee, of personen met wie contact met het samenwerkingsverband van belang is,

  • e.

    het beheer van activa en passiva van het samenwerkingsverband,

  • f.

    de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding,

  • g.

    het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en eigendom,

  • h.

    het benoemen, het schorsen en het ontslaan van personeel in dienst van het samenwerkingsverband met uitzondering van het bepaalde in artikel 22, al dan niet op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, een en ander voor zover de regeling niet anders bepaalt en met inachtneming van door het algemeen bestuur te stellen regelen.

Artikel 11 Samenstelling en zittingsduur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en ten minste twee andere leden, door het algemeen bestuur aan te wijzen en te ontslaan. Het algemeen bestuur stelt per reglement het aantal dagelijks bestuursleden vast, hierbij hanteert men een oneven aantal leden. De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur worden gekozen uit het midden van het algemeen bestuur.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop zij aftreden uit het algemeen bestuur van de regeling. Zij kunnen, indien zij opnieuw zijn aangewezen tot lid van het algemeen bestuur, terstond opnieuw worden benoemd.

  • 3.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid niet langer het vertrouwen geniet van het algemeen bestuur.

  • 4.

    Tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt direct het verlies van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur met zich mee.

  • 5.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mee aan het algemeen bestuur en aan het college die het aangaat. Het ontslag gaat in zodra onherroepelijk in de opvolging is voorzien.

Artikel 12 Werkwijze en vergaderorde

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste twee leden van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen verzoeken, in welk laatste geval de vergadering binnen twee weken plaatsvindt.

  • 2.

    De artikelen 54, 56, 58 en 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Over personen wordt schriftelijk, over zaken mondeling gestemd.

  • 4.

    Ieder aanwezig lid brengt één stem uit.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur kan een of meer van zijn leden machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden.

HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER

Artikel 13

  • 1.

    De voorzitter en de vice-voorzitter worden door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen voor dezelfde periode als bedoeld in artikel 11 lid 2 van deze regeling.

  • 2.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3.

    De voorzitter tekent de stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan. Deze stukken worden medeondertekend door de secretaris.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan besluiten de ondertekening van de stukken die van het dagelijks bestuur uitgaan op de te dragen aan een ander lid van dit bestuur, aan de secretaris, genoemd in artikel 22 van deze regeling, of aan een andere ambtenaar van het samenwerkingsverband.

  • 5.

    De voorzitter vertegenwoordigt het samenwerkingsverband in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

HOOFDSTUK 6 DE COMMISSIES

Artikel 14 Commissies van advies

  • 1.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen commissies van advies instellen, zulks met inachtneming van artikel 24 van de wet.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt de ten aanzien van de in lid 1 bedoelde commissies bevoegdheden, faciliteiten en samenstelling bij reglement vast.

Artikel 15 Bestuurscommissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen en uitvoering geven aan taken en bevoegdheden, voor zover deze niet zijn voorbehouden aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de raden van elk van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Het algemeen bestuur regelt met inachtneming van artikel 25 van de wet, hun bevoegdheden en samenstelling.

HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Artikel 16 Het dagelijks bestuur en de voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.Zij

    geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3.

    Zij geven – tezamen dan wel afzonderlijk – aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van het lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.

  • 5.

    Het bepaalde in het eerste tot en met het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 17 Het dagelijks bestuur en algemeen bestuur ten opzichte van raden

  • 1.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven aan de raden van de deelnemers gevraagd en ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van de door het bestuur uitgevoerde activiteiten nodig is

  • 2.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven ten minste twee maal per kalenderjaar informatie aan de raden over de uitgevoerde activiteiten van het samenwerkingsverband.

  • 3.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de raden van de deelnemers alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd.

Artikel 18 Leden algemeen bestuur ten opzichte van het college van burgemeester en wethouders

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft het college die dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 16 en artikel 18 van de wet alle inlichtingen, die door het college worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van het college aangegeven wijze.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur is het college die dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 16 en artikel 18 van de wet verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur verrichte handelingen en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van dat college aangegeven wijze.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur kan, onverminderd het bepaalde in artikel 8 van deze regeling, door het college dat hem heeft aangewezen worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit.

  • 4.

    Met inachtneming van artikel 19 lid 1 van de wet, is het bepaalde in het eerste en het tweede lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de gemeenteraden.

HOOFDSTUK 8 REGLEMENT VAN ORDE

Artikel 19 Reglement van orde algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de artikelen 22 en 23 van de wet voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

  • 2.

    In het reglement van orde worden onder meer regels gegeven omtrent

    • a.

      het horen van belanghebbenden ten aanzien van door het algemeen bestuur te nemen besluiten;

    • b.

      de wijze van het verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording als bedoeld in de artikelen 17 en 18 van deze regeling.

Artikel 20 Reglement van orde dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vaststellen, dat aan het algemeen bestuur wordt overgelegd.

HOOFDSTUK 9 HET PERSONEEL

Artikel 21 Personeel

  • 1.

    Het samenwerkingsverband kan personeel aanstellen.

  • 2.

    Voor het personeel van het samenwerkingsverband gelden de door het algemeen bestuur vast te stellen arbeidsvoorwaardenregelingen en andere algemene voorschriften en bepalingen.

Artikel 22 Secretaris-directeur

  • 1.

    Tot het personeel van het samenwerkingsverband behoort de secretaris, die tevens directeur is. Het algemeen bestuur beslist over zijn benoeming, schorsing en ontslag en stelt zijn taken en bevoegdheden vast. De secretaris wordt bij verhindering of ontstentenis vervangen op een door het dagelijks bestuur te bepalen wijze.

  • 2.

    De secretaris is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in alles, dat de hun opgedragen taak aangaat, behulpzaam.

  • 3.

    Door de secretaris worden alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan medeondertekend. Het bepaalde in artikel 105, tweede lid van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De secretaris is belast met de dagelijkse leiding van het samenwerkingsverband.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur kan in spoedeisende gevallen overgaan tot schorsing van de secretaris en doet hiervan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. De schorsing vervalt wanneer het algemeen bestuur deze niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigt.

HOOFDSTUK 10 KLACHTEN

Artikel 23 Klachtenregeling

Het algemeen bestuur kan, met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht een klachtenregeling vaststellen.

HOOFDSTUK 11 VERGOEDINGEN

Artikel 24 Regeling inzake vergoeding van werkzaamheden

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan met inachtneming van de artikelen 21 en 25 van de wet voor de leden van een commissie als bedoeld in artikel 15 van deze regeling, die niet de functie van burgemeester, wethouder of secretaris vervullen, een regeling inzake de vergoeding van hun werkzaamheden respectievelijk voor het bijwonen van vergaderingen een tegemoetkoming in de kosten vaststellen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan met inachtneming van artikel 24 van de wet bepalen dat de leden van een commissie als bedoeld in artikel 14 van deze regeling, die niet de functie van burgemeester, wethouder, raadslid of secretaris vervullen een vergoeding voor het bijwonen van een vergadering ontvangen.

  • 3.

    Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing op ambtenaren werkzaam bij één of meer van de deelnemende gemeenten, die als zodanig tot lid van een commissie zijn benoemd. Deze ambtenaren hebben geen recht op vergoeding.

  • 4.

    De in het eerste lid bedoelde regeling wordt aan Gedeputeerde Staten gezonden.

HOOFDSTUK 12 HET UITVOERINGSPLAN EN HET UITVOERINGSPROGRAMMA

Artikel 25 Uitvoeringsplan

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een uitvoeringsplan vast waarin hetgeen dat het bestuur van het samenwerkingsverband voornemens is uit te voeren, in grote lijnen wordt aangegeven. Het algemeen bestuur kan een of meer onderdelen van het uitvoeringsplan afzonderlijk vaststellen.

  • 2.

    Het uitvoeringsplan beslaat een periode van vier jaar. Jaarlijks kan het algemeen bestuur besluiten over bijstelling van het uitvoeringsplan.

Artikel 26 Uitvoeringsprogramma

Het algemeen bestuur stelt voor ieder jaar een uitvoeringsprogramma vast, waarin de activiteiten van het samenwerkingsverband worden aangegeven. Het uitvoeringsprogramma bevat voorts in ieder geval een overzicht van de voor de verwezenlijking van de activiteiten benodigde financiële en personele middelen.

Artikel 27 Totstandkoming

De totstandkoming van het uitvoeringsplan en het uitvoeringsprogramma geschiedt op een overeenkomstige wijze als in artikel 28, eerste tot en met vijfde lid van deze regeling, voor de begroting is aangegeven.

HOOFDSTUK 13 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 28 Begrotingsprocedure

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 1 april een ontwerpbegroting van het samenwerkingsverband voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een toelichting, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur conformeert zich bij het opstellen van de ontwerpbegroting aan de door de raden van de deelnemende gemeenten opgestelde begrotingsrichtlijnen.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de besturen van de deelnemende gemeenten voor eenieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede lid en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen acht weken bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast vóór 1 juli van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen.

  • 6.

    Terstond na de vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli aan Gedeputeerde Staten.

  • 8.

    Het bepaalde in dit artikel is, met uitzondering van de genoemde data, van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 29 Bijdragen van de gemeenten

  • 1.

    In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke afzonderlijke gemeente verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft.

  • 2.

    Voor de basistaken van het samenwerkingsverband vindt verrekening naar rato van het inwonertal van de deelnemers plaats.

  • 3.

    De verdeelsleutel voor een samenwerkingsmodule wordt in de betreffende module bepaald.

  • 4.

    De deelnemers betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari, vóór 16 april, vóór 16 juli en vóór 16 oktober telkens een kwart van de in lid 1 bedoelde bijdrage.

  • 5.

    De deelnemers dragen er zorg voor dat het samenwerkingsverband te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

Artikel 30 Jaarrekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt de rekening over het afgelopen jaar en het jaarverslag, daarbij gevoegd de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid van de Gemeentewet en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid van de Gemeentewet, jaarlijks vóór 1 april ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan onder gelijktijdige toezending aan de besturen van de gemeenten. De raden van de gemeenten kunnen binnen twee maanden na toezending bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de rekening naar voren brengen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt de rekening vast vóór 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3.

    Zij wordt binnen twee weken, doch in ieder geval vóór 15 juli, met alle bijbehorende stukken en het jaarverslag aan Gedeputeerde Staten aangeboden.

  • 4.

    Vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

  • 5.

    In de rekening wordt het door elk van de deelnemende gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 6.

    De kosten die resteren na afrekening per module worden na aftrek van de inkomsten verdeeld naar de gemeenten naar rato van het aantal inwoners.

  • 7.

    (Uit)betaling van het verschil tussen het op grond van artikel 29 van deze regeling bepaalde en het werkelijk verschuldigde, vindt plaats terstond na de mededeling van de vaststelling van de rekening.

HOOFDSTUK 14 HET ARCHIEF

Artikel 31 Archivering

  • 1.

    Ten aanzien van de zorg en het beheer van de archiefbescheiden van de organen van de regeling alsmede ten aanzien van het toezicht op het beheer zijn de voorschriften van de gemeente van vestiging van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden.

  • 3.

    De directeur is belast is met het beheer van archiefbescheiden, overeenkomstig de regels die hiervoor gelden in de gemeente van vestiging.

  • 4.

    De aan de uitvoering van het eerste lid verbonden kosten komen ten laste van het samenwerkingsverband.

  • 5.

    Als beheerseenheden worden aangemerkt de door het dagelijks bestuur als zodanig aangewezen organisatieonderdelen.

HOOFDSTUK 15 TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING

Artikel 32 Toetreding tot de regeling

  • 1.

    Een gemeente kan tot de regeling toetreden krachtens een daartoe strekkend besluit van het college en na verkregen toestemming van de gemeenteraad.

  • 2.

    Toetreding tot de regeling kan slechts plaatsvinden wanneer alle colleges van de deelnemers daar mee instemmen bij eensluidend besluit.

  • 3.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding van een nieuwe deelnemer.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan voorwaarden verbinden aan de toetreding.

Artikel 33 Uittreding

  • 1.

    Een gemeente kan uit de regeling dan wel een samenwerkingsmodule uittreden krachtens een daartoe strekkend besluit van het college en na verkregen toestemming van de gemeenteraad. Daarbij wordt een opzegtermijn van twee jaar, ingaande 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar, in acht genomen.

  • 2.

    Het voornemen tot uittreding wordt bij aangetekende brief bekend gemaakt aan de voorzitter van het samenwerkingsverband.

  • 3.

    Een deelnemer kan uit de regeling uittreden mits alle kosten die direct en indirect samenhangen met de uittreding worden vergoed.

  • 4.

    Na ontvangst van de in het eerste lid vermelde brief wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een plan op te stellen dat ten minste inzicht geeft in alle kosten, die direct of indirect samenhangen met de uittreding. Het plan wordt vastgesteld door het algemeen bestuur en de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 5.

    Nadat het plan is vastgesteld, is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan het samenwerkingsverband te voldoen.

  • 6.

    De kosten van het in het derde lid bedoelde plan komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

Artikel 34 Wijziging en opheffing

  • 1.

    De regeling kan worden gewijzigd of opgeheven krachtens een daartoe strekkend besluit van het college en na verkregen toestemming van de gemeenteraad van alle deelnemers.

  • 2.

    Een module kan worden toegevoegd, gewijzigd of opgeheven krachtens een daartoe strekkend besluit van het college en na verkregen toestemming van de gemeenteraad van twee derde van het aantal deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Elke deelnemende gemeente en het algemeen bestuur is bevoegd een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging te geven via een daartoe strekkend voorstel. Het dagelijks bestuur zendt het voorstel van het algemeen bestuur toe aan de besturen van de deelnemende gemeenten.

  • 4.

    De bij de wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan Gedeputeerde Staten geschiedt door de zorg van het college van de gemeente Venlo.

Artikel 35 Deelname aan een bestaande samenwerkingsmodule

  • 1.

    Een deelnemer kan aan een reeds bestaande samenwerkingsmodule deelnemen krachtens een daartoe strekkend besluit van haar college en na verkregen toestemming van de gemeenteraad.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van deelname van een nieuwe deelnemer.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan voorwaarden verbinden aan de deelname.

Artikel 36 Liquidatie

  • 1.

    In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en regelt het de financiële en andere gevolgen van de opheffing in een liquidatieplan. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 2.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 3.

    Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel als bedoeld in hoofdstuk 9 van deze regeling.

  • 4.

    Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorgdragen voor de nakoming van de verplichtingen van het samenwerkingsverband, uitgaande van de verdeling van financiële lasten en risico’s tussen deelnemende gemeenten per samenwerkingsmodule.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6.

    Zo nodig blijven de organen van het openbaar lichaam ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

HOOFDSTUK 16 SLOTBEPALINGEN

Artikel 37 Geschillen

Geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van een regeling tussen besturen van deelnemende gemeenten of tussen besturen van een of meer gemeenten en het bestuur van het samenwerkingsverband worden overeenkomstig artikel 28 van de wet, door Gedeputeerde Staten beslist.

Artikel 38 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 39 Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op 1 november 2014.

Artikel 40 Citeertitel

De regeling wordt aangehaald als: Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord.

Artikel 41 Toezending aan Gedeputeerde Staten

Het college van de gemeente Venlo draagt zorg voor de in artikel 26, eerste lid van de wet voorgeschreven toezending van de regeling aan Gedeputeerde Staten.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van de gemeente Beesel,
De Burgemeester, De Secretaris,
Aldus besloten door het college van de gemeente Bergen,
De Burgemeester, De Secretaris,
Aldus besloten door het college van de gemeente Gennep,
De Burgemeester, De Secretaris,
Aldus besloten door het college van de gemeente Horst aan de Maas,
De Burgemeester, De Secretaris,
Aldus besloten door het college van de gemeente Peel en Maas,
De Burgemeester, De Secretaris,
Aldus besloten door het college van de gemeente Venlo,
De Burgemeester, De Secretaris,
Aldus besloten door het college van de gemeente Venray,
De Burgemeester, De Secretaris,

TOELICHTING

Deze toelichting maakt onlosmakelijk deel uit van de Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord (MGR). Daar waar de MGR niet in voorziet, is de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing.

Algemeen

Bij het opstellen van deze regeling zijn de door het Bestuurlijk Overleg 3D vastgestelde uitgangspunten voor regionale samenwerking in Noord-Limburg gebruikt. Aan de regionale samenwerkingsvorm zijn de volgende eisen gesteld:

  • -

    de democratische legitimatie van de Gemeenteraad garanderen;

  • -

    lokaal maatwerk mogelijk maken;

  • -

    aansluiten bij de eisen die de wetgever stelt;

  • -

    effectief en efficiënt opereren;

  • -

    continuïteit en stabiliteit bieden;

  • -

    flexibiliteit bieden ten aanzien van het toevoegen en verwijderen van taken;

  • -

    btw compensatie mogelijk maken;

  • -

    risico’s kunnen spreiden en ‘krenten uit de pap halen’ uitsluiten.

De Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord is een publiekrechtelijk samenwerkingsverband dat wordt aangegaan door de colleges van de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Peel en Maas, Venlo en Venray. De modulaire gemeenschappelijke regeling is uitsluitend gericht op uitvoerende taken binnen het sociaal domein. Op termijn kunnen er modules worden toegevoegd aan het samenwerkingsverband. De betreffende colleges kunnen per deelbelang (of: module) bepalen of zij meedoen.

De eerste module omvat het gezamenlijk contracteren van zorgaanbieders in het sociaal domein. Met het oog op de huidige decentralisatietaken is het belangrijk dat burgers vanaf 1 januari 2015 de passende zorg en ondersteuning ontvangen die noodzakelijk zijn voor het zelfredzaam houden van burgers.

Het Regionaal Bureau Opdrachtgeven (RBO) is de werkorganisatie van de MGR en gaat deze inkooptaken van de eerste module uitvoeren. Het RBO wordt zo lean en mean als mogelijk ingericht. Het RBO wordt gehuisvest bij een van de deelnemers die acteert als gastheergemeente. De gastheergemeente verzorgt de noodzakelijke bedrijfsvoering voor het RBO, zoals personeelsadministratie, ICT-voorzieningen en huisvesting.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit artikel bevat enkele algemene begripsbepalingen die gelden voor de gehele gemeenschappelijke regeling. Daarnaast worden begrippen gehanteerd zoals die in het algemeen ook in het bestuursrecht (Algemene wet bestuursrecht) en het gemeenterecht (Gemeentewet) worden gehanteerd.

Artikel 2 Openbaar lichaam

Dit artikel bepaalt dat er een zogenoemd gemeenschappelijk openbaar lichaam wordt ingesteld krachtens artikel 1 lid 1 in samenhang met artikel 8 lid 1 Wgr. Het gemeenschappelijk openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid (art. 8 lid 1 Wgr jo. art. 2:1 lid 2 BW) en kan zodoende ook privaatrechtelijke rechtshandelingen verrichten (art. 2:1 lid 3 jo. art. 2:5 jo. art. 3:32 BW).

Tot slot bepaalt het artikel dat het gemeenschappelijk openbaar lichaam gevestigd is te Venlo (art. 10 lid 3 Wgr). Deze vestigingsplaats bepaalt onder andere welke rechtbank bevoegd is kennis te nemen van eventuele procedures.

Artikel 3 Bestuursorganen

Het bestuur van het gemeenschappelijk openbaar lichaam bestaat ten minste uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter (art. 12 lid 1 Wgr). Daarnaast kunnen bestuurscommissies worden ingesteld, als de regeling in die mogelijkheid voorziet. In deze regeling is die mogelijkheid geopend (zie art. 15 MGR). De secretaris/directeur is geen bestuursorgaan.

HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 4 Belangen

Een gemeenschappelijke regeling kan getroffen worden voor een of meerdere gemeentelijke belangen (art. 1 lid 1 Wgr). Dit belang of deze belangen moeten in de gemeenschappelijke regeling worden opgenomen (art. 10 lid 1 Wgr). Het belang bakent de bevoegdheden van (het bestuur van) het gemeenschappelijk openbaar lichaam af. De regeling behartigt de belangen van zijn deelnemers op het gebied van uitvoerende taken binnen het sociaal domein. De specifieke belangen van een samenwerkingsmodule worden geconcretiseerd in de desbetreffende samenwerkingsmodule.

Artikel 5 Modulaire karakter van het samenwerkingsverband

De regeling biedt een algemeen kader voor samenwerking op het gebied van het sociaal domein binnen de regio. Aan de regeling kunnen de deelnemende gemeenten specifieke samenwerkingsmodules toevoegen. De deelnemers besluiten per samenwerkingsmodule of zij hieraan deelnemen.

Het toevoegen van een samenwerkingsmodule is een wijziging van de regeling (art. 34 lid 2 MGR). De toevoeging en wijziging van een module vindt plaats krachtens een daartoe strekkend besluit van het college en na verkregen toestemming van de gemeenteraad van twee derde van het aantal deelnemende gemeenten. Een weigering kan enkel plaatsvinden wegens strijd met het recht of wegens strijdigheid met het algemeen belang.

Artikel 6 Taken samenwerkingsverband en samenwerkingsmodules

Het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de coördinerende, adviserende en ondersteunende werkzaamheden die ten behoeve van de besluitvorming door de voorzitter, het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur worden uitgevoerd. Dit betreffen de basistaken die de overkoepelende regeling voor zijn rekening neemt. In iedere afzonderlijke module worden de specifieke taken benoemd die het samenwerkingsverband moet uitvoeren voor de deelnemers van de module.

HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 7 Taken en bevoegdheden

Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het gemeenschappelijk openbaar lichaam (art. 12 lid 2 Wgr). Dit betekent onder meer dat het algemeen bestuur eindverantwoordelijk is voor het gemeenschappelijk openbaar lichaam. In het algemeen bestuur worden alle deelnemers vertegenwoordigd.

Dit artikel beschrijft de taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur. In artikel 7 lid 2c MGR staat beschreven dat het algemeen bestuur regelingen vaststelt. Hiermee wordt bedoeld de interne regelingen van het samenwerkingsverband zoals de arbeidsvoorwaardenregeling. Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden overdragen aan het dagelijks bestuur met uitzondering van de taken benoemd in artikel 7 lid 2 MGR.

Artikel 8 Samenstelling en zittingsduur

Deze regeling omvat een collegeregeling, waaraan uitsluitend collegebevoegdheden aan kunnen worden afgedragen. Het betreft een samenwerkingsverband gericht op uitvoerende taken. De colleges worden dan ook vertegenwoordigd in het Algemeen Bestuur. Ieder deelnemend college kiest uit zijn midden één algemeen bestuurslid (art. 13 lid 6 jo. lid 1 Wgr). Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege wanneer men ophoudt lid te zijn van het college dat het lid heeft aangewezen (vgl. art. 13 lid 6 jo. lid 2 Wgr).

Om te voorkomen dat een deelnemer niet vertegenwoordigd is bij afwezigheid van het lid in het algemeen bestuur, is iedere deelnemer verplicht tevens een plaatsvervangend lid voor het algemeen bestuur aan te wijzen. Dit plaatsvervangend lid vervangt het eigen lid in het algemeen bestuur in alle gevallen, met uitzondering van de eventuele rol van lid in het dagelijks bestuur. Binnen het dagelijks bestuur geldt een eigen vervangingsregeling.

Artikel 9 Werkwijze en vergaderorde

Bij de samenstelling van het algemeen bestuur staat de gelijkwaardigheid tussen deelnemers voorop. Iedere deelnemer wordt vertegenwoordigd door één bestuurslid met één stem. In het algemeen bestuur worden besluiten genomen met een meerderheid van het voltallige bestuur. De gekozen verdeling blijft uitgangspunt indien de regeling gewijzigd wordt, of wanneer andere partijen toetreden.

HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 10 Taken en bevoegdheden

Artikel 11 Samenstelling en zittingsduur

Artikel 12 Werkwijze en vergaderorde

Op grond van artikel 14 Wgr bestaat het dagelijks bestuur uit de voorzitter en ten minste twee andere leden, door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen. Het algemeen bestuur stelt per reglement het aantal dagelijks bestuursleden vast, hierbij hanteert men een oneven aantal leden. De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur worden gekozen uit het midden van het algemeen bestuur. Er is in het Bestuurlijk Overleg 3D afgesproken dat het dagelijks bestuur dezelfde personele samenstelling heeft als het algemeen bestuur. Kortom, het dagelijks bestuur bestaat uit zeven leden.

Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wgr (naar verwachting per 1 januari 2015) mogen de leden van het dagelijks bestuur gezamenlijk geen meerderheid meer vormen binnen het algemeen bestuur. Derhalve is er nu reeds met deze wijziging in de formulering van dit artikel rekening gehouden. De formulering ‘ten minste de voorzitter en twee leden’ sluit tot aan de inwerkingtreding van de nieuwe wet in ieder geval de overlap tussen algemeen en dagelijks bestuur niet uit.

Voorts regelen deze artikelen de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur.

HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER

Artikel 13

Dit artikel regelt de aanwijzing van de (vice)voorzitter. Op grond van artikel 13 lid 9 Wgr moet de voorzitter door en uit het algemeen bestuur benoemd worden. De voorzitter is een eenhoofdig bestuursorgaan (art. 12 lid 1 Wgr) en is voorzitter van zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur (art. 12 lid 3 Wgr). De voorzitter beschikt over één stem in beide bestuursorganen. De aanwijzing van de voorzitter kan niet aan het dagelijks bestuur worden gedelegeerd.

HOOFDSTUK 6 DE COMMISSIES

Artikel 14 Commissies van advies

Dit artikel is gebaseerd op artikel 24 Wgr. Het algemeen bestuur is in beginsel bevoegd tot het instellen van (vaste) commissies van advies, zoals volgt uit lid 1 en lid 2 van dit artikel. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en samenstelling van deze commissies van advies.

Artikel 15 Bestuurscommissies

Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van het algemeen bestuur om bestuurscommissies in te stellen (vgl. art. 25 lid 1 Wgr).Voordat het algemeen bestuur kan overgaan tot instelling van de bestuurscommissie moet eerst toestemming worden verkregen van de raden van de deelnemers (art. 25 lid 2 Wgr).

Het algemeen bestuur regelt de samenstelling van de bestuurscommissie, alsmede zijn taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties jegens het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur (art. 25 Wgr).

HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Artikel 16 Het dagelijks bestuur en de voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur

Artikel 17 Het dagelijks bestuur en algemeen bestuur ten opzichte van raden

Artikel 18 Leden algemeen bestuur ten opzichte van het college van burgemeester en wethouders

Deze artikelen regelen de verplichte verantwoordingsrelaties tussen het algemeen bestuur en de raden (art. 17 Wgr) en het individuele lid van het algemeen bestuur met zijn college (art. 18 jo. art. 16 lid 1 en 3 Wgr) en raad (art. 19 jo. art. 16 lid 1 en 3 Wgr). Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter worden geacht de raden gevraagd en ongevraagd inlichtingen te verstrekken over het te voeren en gevoerde interne beleid van het samenwerkingsverband. Daarnaast beschrijft de regeling twee vaste informatiemomenten per kalenderjaar.

Voorts regelen deze artikelen de verplichte verantwoordingsrelaties tussen dagelijks bestuur en de raden (art. 17 Wgr) en het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur (art. 18 jo. art. 16 lid 2 Wgr).

Op grond van artikel 18 in samenhang met artikel 16 lid 5 Wgr omvat de gemeenschappelijke regeling bepalingen omtrent het ontslaan van leden van het algemeen bestuur.

HOOFDSTUK 8 REGLEMENT VAN ORDE

Artikel 19 Reglement van orde algemeen bestuur

Artikel 20 Reglement van orde dagelijks bestuur

Zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

HOOFDSTUK 9 HET PERSONEEL

Artikel 21 Personeel

Dit artikel beschrijft de bevoegdheid van het samenwerkingsverband om personeel in dienst te nemen, te schorsen en te ontslaan. Daarnaast bepaalt het artikel dat het algemeen bestuur een arbeidsvoorwaardenregeling vaststelt en de daarbij horende algemene voorschriften en bepalingen. Dit mag een bestaande arbeidsvoorwaardenregeling van een bepaalde deelnemer zijn.

Artikel 22 Secretaris-directeur

Dit artikel handelt over de secretaris-directeur van het gemeenschappelijk openbaar lichaam, hij/zij is belast met de dagelijkse leiding van het samenwerkingsverband en is verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de voorzitter. De secretaris-directeur treedt in dienst van de regeling en wordt aangewezen, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur.

HOOFDSTUK 10 KLACHTEN

Artikel 23 Klachtenregeling

Het algemeen bestuur kan, met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht een klachtenregeling vaststellen.

HOOFDSTUK 11 VERGOEDINGEN

Artikel 24 Regeling inzake vergoeding van werkzaamheden

Het algemeen bestuur kan met inachtneming van de artikelen 21, 24 en 25 van de Wgr voor de leden van een commissie als bedoeld in artikel 14 en 15 van deze regeling, die niet de functie van burgemeester, wethouder of secretaris vervullen, een vergoedingsregeling vaststellen. Deze regeling wordt aan Gedeputeerde Staten gezonden.

Ambtenaren werkzaam bij een van de deelnemende gemeenten hebben geen recht op vergoeding.

HOOFDSTUK 12 HET UITVOERINGSPLAN EN HET UITVOERINGSPROGRAMMA

Artikel 25 Uitvoeringsplan

Het algemeen bestuur stelt een uitvoeringsplan voor een periode van 4 jaren vast.

Het uitvoeringsplan kan jaarlijks worden bijgesteld.

Artikel 26 Uitvoeringsprogramma

Het algemeen bestuur stelt voor ieder jaar een uitvoeringsprogramma vast, waarin de activiteiten van het samenwerkingsverband worden aangegeven, met daarbij een overzicht van de benodigde financiële en personele middelen.

Artikel 27 Totstandkoming

Het uitvoeringsplan en het uitvoeringsprogramma komen op een zelfde wijze tot stand als de begroting, zoals vermeldt in artikel 28, lid 1 tot en met lid 5 van deze regeling.

HOOFDSTUK 13 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 28 Begrotingsprocedure

Artikel 29 Bijdragen van de gemeenten

Artikel 30 Jaarrekening

Deze artikelen zien toe op de financiële administratie (waarop de huidige bepalingen uit de Gemeentewet van toepassing zijn), de termijnen en de totstandkoming van de begroting en jaarrekening krachtens de artikelen 34 en 35 Wgr.

Daarnaast omschrijft artikel 29 lid 2 de kostenverdeelsleutel voor de basistaken die de regeling uitvoert. De verrekening van deze taken vindt plaats naar rato van inwoners. Daarnaast wordt de kostenverdeelsystematiek van elke individuele samenwerkingsmodule vastgelegd in de desbetreffende module (artikel 29 lid 3). Het exacte bedrag wordt jaarlijks in de begroting worden vastgesteld op grond van de uitgangspunten geformuleerd in de bijdrageverordening.

Uit het wettelijk systeem vloeit voort, dat de deelnemers aan een gemeenschappelijke regeling er te allen tijden voor moeten zorgen dat het gemeenschappelijk openbaar lichaam over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te voldoen.

HOOFDSTUK 14 HET ARCHIEF

Artikel 31 Archivering

Op grond van artikel 40 Archiefwet 1995 moet de gemeenschappelijke regeling bepalingen bevatten over het archief. Deze moeten zoveel mogelijk overeenkomstig de Archiefwet 1995 worden vormgegeven. Om die reden zal aansluiting worden gezocht bij de bepalingen zoals die op grond van de Archiefwet 1995 voor de gemeenten gelden.

HOOFDSTUK 15 TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING

De gemeenschappelijke regeling moet bepalingen bevatten omtrent toe- en uittreding, wijziging en opheffing (art. 9 lid 1 Wgr).

Artikel 32 Toetreding

Een gemeente kan tot de regeling toetreden krachtens een daartoe strekkend besluit van het college en na verkregen toestemming van de gemeenteraad. De laatstgenoemde toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Daarnaast moeten alle colleges van de deelnemers instemmen met de toetreding van de buitenstaande gemeente bij eensluidend besluit. Het algemeen bestuur kan voorwaarden verbinden aan de toetreding van een gemeente tot de regeling.

Artikel 33 Uittreding

In het geval dat een deelnemer besluit uit te treden uit de regeling dan wel een specifieke samenwerkingsmodule, dient dit plaats te vinden krachtens een daartoe strekkend besluit van het college van de uittredende deelnemer en na verkregen toestemming van de gemeenteraad. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Een besluit van de andere deelnemers wordt niet vereist omdat de keuze voor uittreding een keuze is van de uittredende partij.

Wanneer een deelnemer ervoor kiest uit te treden krijgt een onafhankelijke register accountant de opdracht om een plan op te stellen dat ten minste inzicht geeft in alle kosten, die direct of indirect samenhangen met de uittreding. De uittredende deelnemer kan alleen uittreden wanneer al deze directe en indirecte kosten worden vergoed.

Artikel 34 Wijziging en opheffing

De regeling kan worden gewijzigd krachtens een daartoe strekkend besluit van de colleges van alle deelnemers na verkregen toestemming van de gemeenteraad. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Besluiten wat betreft de wijziging en opheffing van de ‘overkoepelende regeling kunnen dus alleen worden genomen wanneer er unaniem besloten wordt.

Een samenwerkingsmodule kan worden toegevoegd, gewijzigd of opgeheven krachtens een daartoe strekkend besluit van twee derde van het aantal colleges na verkregen toestemming van de gemeenteraad. Ook hier geldt dat toestemming alleen kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Er is gekozen voor een differentiatie tussen de wijziging van de regeling en de wijziging van een samenwerkingsmodule omdat iedere gemeente moet instemmen met een wijziging van de regeling. De regeling omschrijft het fundament van het samenwerkingsverband, zoals de belangen, taken en bepalingen omtrent toetreding, uittreding, wijziging en opheffing. Als een gevolg hiervan moeten alle deelnemers instemmen met een wijziging van de regeling. De toevoeging, wijziging of opheffing van een samenwerkingsmodule vindt plaats wanneer twee derde van het aantal deelnemers instemmen met de wijziging omdat een samenwerkingsmodule simpelweg uit minder deelnemers kan bestaan dan de regeling.

Artikel 35 Deelname aan een samenwerkingsmodule

Wanneer een deelnemer wil deelnemen aan een reeds bestaande samenwerkingsmodule is dat mogelijk krachtens een daartoe strekkend besluit van haar college en na verkregen toestemming van haar gemeenteraad. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Het algemeen bestuur kan voorwaarden verbinden aan de deelname.

Artikel 36 Liquidatie

In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en regelt het de financiële en andere gevolgen van de opheffing in een liquidatieplan. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

HOOFDSTUK 16 SLOTBEPALINGEN

Artikel 37 Geschillen

Artikel 38 Duur van de regeling

Artikel 39 Inwerkingtreding

Artikel 40 Citeertitel

Artikel 41 Toezending aan Gedeputeerde Staten

Deze bepalingen regelen een aantal algemene zaken die bij iedere regeling aan bod moeten komen, zoals de duur van de regeling, de inwerkingtreding en de citeerwijze. Ook de inzending op grond van artikel 26 Wgr wordt geregeld.

De Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. Op 1 november 2014 treedt de regeling in werking.

SAMENWERKINGSMODULE 1

‘Opdrachtgeven in het sociale domein’

Deze samenwerkingsmodule maakt onlosmakelijk deel uit van de Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord.

Begripsomschrijvingen

Naast de begripsomschrijvingen in artikel 1 van deze regeling, wordt in deze samenwerkingsmodule verstaan onder:

Opdrachtgeverschap: het gemeenschappelijk contracteren van zorgaanbieders voor het leveren van bepaalde vormen van ondersteuning aan burgers;

Deelnemers: de gemeenten die deelnemen aan de module ‘opdrachtgeven in het sociaal domein’.

Belang

Overwegende dat burgers met ingang van 1 januari 2015 de ondersteuning moeten krijgen die noodzakelijk is om zelfredzaam te zijn en te kunnen participeren, hebben alle deelnemers besloten het opdrachtgeverschap in het sociaal domein regionaal te organiseren. Deze samenwerkingsmodule wordt aangegaan ter behartiging van de volgende belangen:

  • a.

    Het verhogen van de kwaliteit van het opdrachtgeven;

  • b.

    Het verhogen van de efficiency van het opdrachtgeven, middels het realiseren van schaal- en herhalingsvoordelen.

Taken

Ter behartiging van het genoemde belang heeft het samenwerkingsverband de taak om uitvoering te geven aan die werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van het opdrachtgeverschap.

  • 1.

    Opdrachtgeverschap ten aanzien van die activiteiten die regionaal worden aanbesteed in het kader van de decentralisatieopgaven, dan wel waarvan de wetgever of de deelnemers hebben bepaald dat deze op regionaal niveau dienen te worden uitgevoerd;

  • 2.

    Het samenwerkingsverband heeft de volgende specifieke taken ten behoeve van het opdrachtgeverschap:

    • a.

      Het opstellen en afsluiten van (raam)contracten;

    • b.

      Het beheren, controleren en handhaven van deze (raam)contracten;

    • c.

      Het bewaken van budgetten van de werkorganisatie;

    • d.

      Het uitvoeren van ondersteuningsactiviteiten ten behoeve van het opdrachtgeverschap;

    • e.

      Het verantwoorden van de hiervoor genoemde taken richting de deelnemers.

Bijdragen deelnemers

De kosten die gemaakt worden ten behoeve van de taken in deze samenwerkingsmodule worden verdeeld over de deelnemers naar rato van het aantal inwoners.

Uittreding

  • 1.

    Een deelnemer kan uit de samenwerkingsmodule treden als bedoeld in artikel 33 van de regeling;

  • 2.

    In het kader van deze module dient de uittredende deelnemer zijn verplichtingen na te komen ten aanzien van afgesloten contracten tot de einddatum van de betreffende contracten.

TOELICHTING SAMENWERKINGSMODULE 1

‘Opdrachtgeven in het sociaal domein’

Begripsomschrijvingen

Dit artikel bevat enkele algemene begripsbepalingen die gelden voor de desbetreffende samenwerkingsmodule.

Belang

Zoals beschreven in artikel 4 lid 2 benoemd elke individuele samenwerkingsmodule het specifieke belang dat de module behartigd. In dit geval is de module ‘opdrachtgeven in het sociaal domein’ opgericht ten behoeve van het verbeteren van de kwaliteit van opdrachtgeven en het verhogen van de efficiency van opdrachtgeven middels het realiseren van schaal- en herhalingsvoordelen.

Taken

Dit artikel beschrijft de specifieke taken die binnen deze samenwerkingsmodule worden uitgevoerd. Het betreft het afsluiten, beheren, controleren en handhaven van (raam)contracten, het bewaken van de budgetten van de werkorganisatie, het uitvoeren van ondersteuningsactiviteiten ten behoeve van het opdrachtgeverschap en het verantwoorden van de hierboven genoemde taken richting de deelnemers van de module.

Bijdrage deelnemers.

De kosten die gemaakt worden ten behoeve van de taken in deze samenwerkingsmodule worden verdeeld over de deelnemers naar rato van het aantal inwoners.

Uittreding

Een deelnemer kan uit deze samenwerkingsmodule treden als bedoeld in artikel 33 van de regeling. In het kader van deze module dient de uittredende deelnemer zijn verplichtingen na te komen ten aanzien van afgesloten contracten tot de einddatum van de betreffende contracten.