Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR340067
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR340067/2
Regeling vervallen per 08-04-2017
Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen van de gemeente Barneveld
Geldend van 01-07-2012 t/m 31-12-2012
Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen van de gemeente Barneveld
Inhoud
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN.. 3
Artikel 1 Begripsomschrijvingen. 3
Artikel 2 Indiening aanvraag. 4
Artikel 3 Toerekening kosten, bewijsstukken en betaling. 4
Artikel 4 Draagkracht 4
Artikel 5 Draagkrachtperiode. 5
HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE BIJSTAND.. 6
Artikel 6 Bijzondere bijstand. 6
Artikel 7 Woonkostentoeslag voor woonkosten beneden de huurtoeslaggrens. 6
Artikel 8 Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de huurtoeslaggrens. 6
Artikel 8a Duurzame gebruiksgoederen. 6
HOOFDSTUK 3 CATEGORIALE BIJSTAND.. 7
Artikel 9 Computer. 7
Artikel 10 65 jaar en ouder. 7
Artikel 11 Collectieve ziektekostenverzekering. 7
HOOFDSTUK 4 MINIMAREGELINGEN.. 8
Artikel 12 Duurzame gebruiksgoederen. 8
Artikel 13 Verenigings- en aanverwante activiteiten. 8
Artikel 14 Onderwijskosten. 8
Artikel 15 Culturele activiteiten. 8
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN.. 9
Artikel 16 Bevoegdheid college. 9
Artikel 17 Hardheidsclausule. 9
Artikel 19 Inwerkingtreding. 9
Artikel 20 Citeertitel 9
Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen van de gemeente Barneveld
Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen van de gemeente Barneveld
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1. Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Deze regeling verstaat onder:
a. wet: de Wet werk en bijstand (WWB);
b. belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;
c. inkomen: 1. het netto-inkomen; derhalve het bruto-inkomen na aftrek
van de verschuldigde loonheffing en premies ingevolge sociale zekerheidswetten, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, paragraaf 3.4 van de wet;
2. inkomsten op grond van hoofdstuk 4 van de wet worden niet tot het inkomen gerekend;
d. woning: een woning, woonwagen of woonboot;
e. woonkosten: 1. indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand
geldende huurprijs als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag;
2. indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag
per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten worden verstaan: de rioolrechten, het eigenaaraandeel van de onroerende zaakbelasting, de opstalverzekering, het eigenaaraandeel van de waterschapslasten en een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bedrag voor de kosten van groot onderhoud. Inkomsten verband houdende met het bezit van de eigen woning, waaronder begrepen de fiscale voordelen, worden op de woonlasten in mindering gebracht;
3. indien een woonwagen in huur dan wel in eigendom wordt bewoond de tot een bedrag per maand herleide woonkosten, overeenkomstig het bepaalde in de Wet op de huurtoeslag;
f. bijstandsnorm: de van toepassing zijnde bijstandsnorm, bedoeld in hoofdstuk 3 van de wet, tenzij daarvan in de tekst wordt afgeweken;
g. verenigingsactiviteiten: sportieve activiteiten, in georganiseerd verband binnen de gemeente Barneveld, uitgezonderd activiteiten welke binnen kerken of binnen instellingen voor verzorging en verpleging voor degenen die daar verblijven, worden georganiseerd. Het gaat daarbij om de sporten voetbal, tennis, tafeltennis, gym (turnen, majorette), hockey, korfbal, volleybal, basketbal, badminton, zwemmen/waterpolo en sportschool/vechtsporten (karate, judo, Jiu Jitsu), fitness.
h. culturele activiteiten: activiteiten in georganiseerd verband binnen de gemeente
• Barneveld, met het oog op het ontwikkelen dan wel
• onderhouden van kunstzinnige talenten.
§ Het gaat daarbij om de kunstvormen muziek, dans, theater,
i. verenigingsjaar: het verenigingsjaar loopt van augustus tot en met juli;
j college: het college van burgemeester en wethouders van Barneveld.
Indien de inhoud van een begrip bij de toepassing van deze regeling niet eenduidig blijkt te zijn, bepaalt het college de nadere invulling of uitleg van dit begrip.
Artikel 2 Indiening aanvraag
Onverminderd het bepaalde elders in deze beleidsregels worden aanvragen op grond van deze beleidsregels uiterlijk drie maanden nadat de kosten zijn gemaakt ingediend bij het college.
Artikel 3 Toerekening kosten, bewijsstukken en betaling
De kosten waarvoor op grond van deze beleidsregels bijzondere bijstand kan worden verleend worden toegerekend aan het kalenderjaar waarin de kosten verschuldigd zijn.
1. Bij de aanvraag dient belanghebbende slechts die bewijsstukken te overleggen die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om de aanspraak op een bijdrage te kunnen beoordelen.
2. Bewijsstukken dienen uiterlijk drie maanden nadat de kosten zijn gemaakt te worden ingeleverd bij het college. Bij inlevering na deze termijn vervalt het recht op betaling.
3. De betaling van de in deze beleidsregels genoemde kosten kan op basis van een proforma nota rechtstreeks plaatsvinden aan de leverancier.
4. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het opvragen van bewijsstukken en het verrichten van betalingen.
Artikel 4 Draagkracht
1. Voor de vaststelling van de draagkracht met betrekking tot deze beleidsregels wordt 100% van de saldi op de lopende rekeningen en spaarrekeningen van de belanghebbende, diens partner en/of gezinsleden, dat uitstijgt boven de vermogensgrens ingevolge het bepaalde in artikel 34 van de wet in aanmerking genomen;
2. Bij verstrekking van een vergoeding op grond van de bijzondere bijstand of minimaregeling wordt de draagkracht vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om bijzondere bijstand is ingediend, vastgesteld en dient de aanwezige draagkracht direct volledig verrekend te worden.
3. In afwijking van het eerste lid vindt geen berekening plaats van de draagkrachtruimte bij aanvragen op grond van artikel11.
4. Indien belanghebbende, op de datum van aanvraag van het bedrag genoemd in artikel 10, beschikt over draagkracht, dan wordt deze draagkracht op het vaste bedrag in mindering gebracht.
5. De draagkracht kan worden gecorrigeerd in verband met bijzondere kosten en worden slechts in uitzonderlijke omstandigheden betrokken bij het vaststellen van de draagkracht, indien omstandigheden daartoe aanleiding geven en deze omstandigheden door belanghebbende bij de aanvraag expliciet als zodanig zijn aangegeven.
6. Het college kan nadere regels vaststellen voor het in aanmerking nemen van buitengewone kosten en wijziging van de vastgestelde draagkracht bij gewijzigde omstandigheden.
Artikel 5 Draagkrachtperiode
1. De draagkrachtperiode wordt als volgt vastgesteld:
a. voor belanghebbenden van 65 jaar en ouder: tot het moment waarop er een wijziging is in de persoonlijke en/of financiële omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op bijzondere bijstand;
b. voor specifiek aangewezen groepen: tot het moment waarop er een wijziging is in de persoonlijke en/of financiële omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op bijzondere bijstand;
c. voor belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB: gedurende de volledige uitkeringsduur;
d. voor overige belanghebbenden: 24 maanden.
2. Bij verstrekking van bijzondere bijstand voor periodieke kosten wordt de draagkracht voor de periode van één jaar, ingaande de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om bijzondere bijstand is ingediend, dan wel de eerste dag van de maand waarin de bijstandsverlening ingaat, vastgesteld en dient de aanwezige draagkracht naar evenredigheid van de periode waarover bijstand wordt verstrekt te worden verrekend.
3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan de begindatum van het draagkrachtjaar op een eerder tijdstip worden vastgesteld als op het moment van de aanvraag reeds andere noodzakelijke kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking had kunnen komen.
4. De begindatum van het draagkrachtjaar zoals genoemd in het vierde lid, kan niet eerder worden vastgesteld dan de maand januari van het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend.
HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE BIJSTAND
Artikel 6 Bijzondere bijstand
1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet uit de bijstandsnorm kunnen worden voldaan en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.
2. De bijstand ingevolge het eerste lid wordt verleend met inachtneming van de bepalingen inzake de financiële draagkracht, zoals deze volgens deze beleidsregels worden bepaald.
Artikel 6a Indienen aanvraag en inkomensgrens bij toepassing artikelen 7 en 8
1 Deze aanvragen dienen vooraf te worden ingediend.
2 Voor de toepassing van aanvragen om periodieke bijzondere bijstand wordt de in aanmerking te nemen draagkracht van belanghebbende bepaald door:
a. 100% van het vermogen, dat uitstijgt boven de vermogensgrens ingevolge het bepaalde in artikel 34 van de wet;
b. het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de toepasselijke bijstandsnorm.
3. De draagkracht wordt berekend per maand.
Artikel 7 Woonkostentoeslag voor woonkosten beneden de huurtoeslaggrens
1. Indien een woning wordt bewoond waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag, en nog geen aanspraak op huurtoeslag bestaat, wordt een toeslag verleend.
2. De toeslag bedoeld in het eerste lid is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag ingevolge de Wet op de huurtoeslag, die in de laagste inkomenscategorie voor de woonkosten per maand zou worden ontvangen.
3. Het college kan nadere regels vaststellen voor de vaststelling van de woonkostentoeslag ingeval er sprake is van inwonende verdienende medebewoners dan wel onderhuur.
Artikel 8 Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de huurtoeslaggrens
1. Indien een woning wordt bewoond waarvan de woonkosten hoger zijn dan het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, wordt een toeslag verleend.
2. De toeslag bedoeld in het eerste lid is gelijk aan het bedrag van de woonkosten, verminderd met het bedrag dat maximaal voor eigen rekening van de belanghebbende zou blijven indien zijn woonkosten de maximale huurgrens in het kader van de Wet op de huurtoeslag zouden bedragen.
3. Aan de verlening van de toeslag als bedoeld in dit artikel wordt de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende actief omziet naar huisvesting waarvan de woonkosten niet meer bedragen dan de maximale huurgrens volgens de Wet op de huurtoeslag.
4. De toeslag ingevolge dit artikel wordt verstrekt voor de duur van maximaal één jaar.
5. In bijzondere individuele omstandigheden kan worden afgezien van de voorwaarde als bedoeld in het derde lid, dan wel de termijn genoemd in het vierde lid worden verlengd.
Artikel 8a Duurzame gebruiksgoederen
De kosten die gemoeid zijn met de aanschaf en de vervanging van duurzame gebruiksgoederen, behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en moeten uit de uitkering of het inkomen betaald worden.
Wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden kan voor deze kosten bijzondere bijstand in de vorm van leenbijstand worden verstrekt.
Indien er sprake is van dringende redenen kan bijzondere bijstand om niet worden verstrekt.
HOOFDSTUK 3 CATEGORIALE BIJSTAND
Artikel 9a Inkomensgrens
Om voor categoriale bijstand ingevolge de hoofdstukken 3, 4, 4a a in aanmerking te komen mag het inkomen niet hoger zijn dat 110% van de toepasselijke bijstandsnorm,
Artikel 9b Onderwijskosten
Aan een gezin met schoolgaande kinderen wordt voor een kind dat voor de eerste maal het voortgezet onderwijs bezoekt een vergoeding verstrekt. Deze vergoeding bedraagt € 230,-
Artikel 10 65 jaar en ouder
1. Het college kan aan belanghebbenden van 65 jaar en ouder per kalenderjaar een vast bedrag verstrekken voor het bestrijden van noodzakelijke verborgen kosten die samenhangen met deze leeftijdsfase.
2. De bijstand als bedoeld in het eerste lid bedraagt:
- € 300,-- voor een echtpaar/gezin;
- € 175,-- voor een eenoudergezin;
- € 150,-- voor een alleenstaande.
3. Het vaste bedrag wordt ineens uitbetaald.
4. Voor kosten die vallen onder het vast bedrag kan geen vergoeding worden verstrekt voor deze kosten op basis van een andere gemeentelijke regeling.
Artikel 11 Collectieve ziektekostenverzekering
1. De gezinnen, alleenstaande (ouder) of de gehuwden van 18 jaar en ouder, wordt voor 1 januari of zoveel eerder als in de Zorgverzekeringswet is bepaald, in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan de collectieve Optimaal Basis verzekering van Agis Zorgverzekeringen N.V.
2. Ten behoeve van degene met een uitkering krachtens de WWB, de Ioaw/Ioaz en of het Bbz 2004 wordt de premie van deze verzekering op de uitkering in mindering gebracht en doorbetaald aan Agis Zorgverzekeringen N.V.
3. Degene die geen uitkering van het college geniet, betaalt de verschuldigde premie via een automatische incasso ten name van Agis Zorgverzekeringen N.V. Betalingsachterstanden kunnen leiden tot beëindiging van de verzekering.
4. Het college verstrekt een bijdrage van € 8,-- per maand aan de volwassen polishouder(s).
5. De bijdrage in het vierde lid wordt rechtstreeks aan Agis Zorgverzekeringen N.V. betaald.
HOOFDSTUK 4 MINIMAREGELINGEN
Artikel 12 Duurzame gebruiksgoederen
Dit artikel komt te vervallen.
Artikel 13 Verenigings- en culturele activiteiten meerderjarigen
1. Er kan een vergoeding worden verstrekt voor deelname aan een verenigingsactiviteit òf een culturele activiteit van een in de gemeente Barneveld gevestigde vereniging of instelling.
2. De vergoeding voor deelname aan verenigingsactiviteiten is gelijk aan de kosten van de contributie, bijdrage of daarmee gelijk te stellen kosten,
3. Voor kleding dan wel sportaccessoires kan een maal per drie jaar een vergoeding worden verstrekt van maximaal € 50,-.
4. De vergoeding voor deelname aan culturele activiteiten bedraagt maximaal € 200,- per jaar.
5. Voor deelname aan een culturele activiteit kan een maal per drie jaar een bijdrage van € 50,- worden verstrekt.
6. De vergoeding voor het lesgeld van de Muziekschool bedraagt maximaal € 350,- per jaar.
7. De vergoedingen voor deelname worden rechtstreeks aan de vereniging dan wel culturele instelling betaald.
Artikel 13a Zwemlessen
1. Voor de kosten van zwemlessen tot het behalen van zwemdiploma A wordt uitsluitend aan het zwembad ‘de Veluwehal’ een vergoeding verstrekt voor de kosten van zwemlessen ten behoeve van belanghebbende en/of gezinsleden. Belanghebbende dient een eigen bijdrage te betalen van € 50,-
2. Na het binnen de afgesproken termijn behalen van het zwemdiploma A ontvangt belanghebbende de eigen bijdrage terug.
Artikel 13b Zwemmen
1. Afzonderlijk of in combinatie met de vergoedingen bedoeld in artikel 13 of 15a kan een vergoeding worden verstrekt voor de noodzakelijke kosten van een zwemabonnement of zwembadenkaart van een der gemeentelijke zwembaden in de gemeente Barneveld van belanghebbende en/of diens gezinsleden. De vergoeding van de zwembadenkaart bedraagt maximaal de vergoeding vaneen zwemabonnement in de voorverkoop.
2. Deze aanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend in de periode van 1 april tot uiterlijk 30 september onder overlegging van de nota.
HOOFDSTUK 4a MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE SCHOOLGAANDE KINDEREN
Artikel 15a Maatschappelijke participatie
1. Aan een belanghebbende kan een tegemoetkoming worden verstrekt in de kosten in verband met maatschappelijke participatie van zijn ten laste komende kinderen in de leeftijd van 5 tot en met 17 jaar die onderwijs of een beroepsopleiding volgen.
2. Met maatschappelijke participatie wordt bedoeld deelname aan een sportieve activiteit of een culturele activiteit.
3. De vergoeding voor deelname aan culturele activiteiten bedraagt maximaal € 200,- per jaar.
De vergoeding voor het lesgeld van de Muziekschool bedraagt maximaal € 350,- per jaar.
5. De leeftijd van het kind op 1 januari is bepalend voor de vraag of het kind tot de doelgroep behoort.
6. De vergoeding wordt rechtstreeks overgemaakt aan de aanbieder van de sportieve of culturele activiteit.
7. Aan belanghebbende kan een maal per jaar een vergoeding worden verstrekt voor kleding, (sport)accessoires dan wel deelname aan een culturele activiteit van maximaal € 50,-.
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN
Artikel 16 Bevoegdheid college
Het college kan voor de uitvoering nadere regels vaststellen. Deze nadere regels worden opgenomen in het handboek Wet werk en bijstand.
Artikel 17 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van deze regeling als toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 18 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2011.
Op die datum worden de beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Barneveld, zoals vastgesteld op 4 november 2009, ingetrokken.
Artikel 19 Citeertitel
Deze gewijzigde beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Barneveld.
Vastgesteld in de vergadering van 21 december 2010
burgemeester en wethouders,
D. Bakhuizen J. A.M.L. Houben
secretaris burgemeester
Gewijzigd:
20 december 2011 met ingang van 1 januari 2012
13 juni 2012 met ingang van 1 juli 2012
Ondertekening
Vastgesteld in de vergadering van 21 december 2010
burgemeester en wethouders,
D. Bakhuizen J.W. A. van Dijk
secretaris burgemeester
Toelichting beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Barneveld
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Algemeen
De beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen geven de kaders aan waaraan het college zich moet houden bij de verstrekkingen binnen dit kaderen zijn gebaseerd op het Beleids- en visieplan WWB en het Plusprogramma gemeentelijk minimabeleid Gemeente Barneveld.
In hoofdstuk 1 zijn algemene bepalingen opgenomen waarin helderheid gegeven wordt over de regels over het indienen van een aanvraag, de draagkracht en de draagkrachtperiode.
In hoofdstuk 2 zijn de regels opgenomen over het verstrekken van bijzondere bijstand in het algemeen en in het bijzonder voor een woonkostentoeslag . Overige kosten moeten individueel worden beoordeeld. Er kan sprake zijn van een bijzondere noodzaak die voortvloeit uit de soort kosten (kosten die niet iedereen heeft en die onvermijdelijk zijn en niet voortvloeien uit eigen keuze) of kosten die uit hun aard niet bijzonder zijn maar die (deels) bijzonder worden door de individuele omstandigheden van de belanghebbende.
In hoofdstuk 3 zijn de regels opgenomen voor het verstrekken van categoriale bijstand. Het gaat om schoolkosten, de computerregeling voor schoolgaande kinderen, het vast bedrag voor 65 plussers en de collectieve ziektekostenverzekering van zorgverzekeraar Agis. In hoofdstuk 4 zijn de regels opgenomen voor de zogenaamde minimaregelingen.
Een minimaregeling is een inkomensondersteunende voorziening voor belanghebbenden met een inkomen, dat niet hoger is dan 110% van het sociaal minimum. Een belanghebbende kan voor meerdere regelingen in aanmerking komen. Het doel van de regelingen is om de deelname aan het maatschappelijk verkeer te bevorderen.
Minimaregelingen onderscheiden zich van bijzondere bijstand doordat het wettelijk kader niet aanwezig is en daarmee de toetsing van de kosten aan de gestelde regels van het wettelijk kader. Zo hoeft er geen noodzaak te worden vastgesteld, er hoeft geen sprake te zijn van kosten die uit hun aard bijzonder zijn en ook de beoordeling van bijvoorbeeld het reserveringsprincipe is niet noodzakelijk.
Door het opnemen van deze minimaregelingen in een afzonderlijk hoofdstuk is beoogd om het verschil tussen bijzondere bijstand en de minimaregelingen ook visueel tot uitdrukking te brengen.
Een apart hoofdstuk 4a voor maatschappelijke participatie is toegevoegd. Als gevolg van de wijziging van de bijstandswet met ingang van 1 januari 2012 is de gemeenteraad gehouden om een verordening te maken voor de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen. Deze verordening is op 22 december 2011 door de raad vastgesteld. In de verordening wordt verwezen naar de beleidsregels. In de beleidsregels is in dit hoofdstuk het uitgangspunt van de wetgever dat er zo veel mogelijk in natura moet worden verstrekt uitgewerkt.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de begripsbepalingen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de in de wet genoemde begrippen.
Bij lid 2 onder c wordt vermeld wat onder inkomen wordt verstaan. Het college heeft beleidsvrijheid om te bepalen welke inkomens- en vermogensbestanddelen als middelen in aanmerking worden genomen.
Opgemerkt wordt dat alle middelen als bedoeld in artikel 31 lid 2 van de WWB worden vrijgelaten zoals bepaalde heffingskortingen, huurtoeslag, een re-integratie premie, de inkomsten-vrijlating wegens arbeidsinschakeling, maar ook het vermogen beneden de grens en de langdurigheidstoeslag, zoals omschreven in hoofdstuk 4 van de wet.
In verband met de nieuwe regelingen voor participatie is de begripsomschrijving verenigingsactiviteiten aangepast en is een aparte voor culturele activiteiten opgenomen. Voor beide activiteiten is een uitputtende opsomming om welke sportieve dan wel culturele activiteiten het gaat van in de gemeente Barneveld gevestigde verenigingen dan wel instellingen.
Artikel 2 Indiening aanvraag
In dit artikel wordt een termijn vastgelegd waarbinnen een aanvraag om bijzondere bijstand moet worden ingediend: het uitgangspunt is binnen drie maanden nadat de kosten zijn gemaakt!
Volgens de regels van de WWB moet een aanvraag in beginsel voordat de kosten zijn gemaakt worden ingediend, in dit artikel wordt enige verruiming van die regel geboden. Afwijkingen op deze regel zijn terug te vinden in de desbetreffende artikelen.
Artikel 3 Toerekening kosten, bewijsstukken en betaling
Omdat de kosten betrekking kunnen hebben op twee kalenderjaren regelt dit artikel o.a. de toekenning over de periode waarin de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Slechts die bewijsstukken worden aan belanghebbende gevraagd, die niet buiten belanghebbende om verkregen kunnen worden.
Bewijsstukken kunnen tot uiterlijk drie maanden nadat de kosten zijn gemaakt worden ingediend bij het college. Het recht op betaling vervalt als de bewijsstukken te laat zijn ingediende. De overlegde bewijsstukken die betrekking hebben over de periode van toekenning kunnen worden vergoed.
De betaling kan daarnaast plaatsvinden op basis van een pro forma nota voor zover er sprake is van een rechtstreekse betaling aan de leverancier. Het is in het kader van administratieve lastenverlichting in principe niet noodzakelijk om belanghebbende te verplichten om een factuur te overleggen. Dit is slechts anders als er voldoende aanleiding bestaat om deze factuur te vragen.
Artikel 4 Draagkracht
Dit artikel regelt de toepassing van de draagkrachtsystematiek bij de kosten die vallen onder de deze beleidsregels.
Eerste lid:
Het college heeft beleidsvrijheid om te bepalen welke inkomens- en vermogensbestanddelen als middelen in aanmerking worden genomen. Voor wat betreft de vermogensvaststelling en het vaststellen van de draagkracht heeft het college bepaald om bij de vaststelling van het vermogen enkel de saldi op de lopende rekeningen en spaarrekeningen van de belanghebbende, diens partner en/of kinderen in aanmerking te nemen voor zover het totaalsaldi uitstijgt boven de vermogensgrens zoals bedoeld in artikel 34 van de wet.
Tweede lid:
De periode waarbinnen de draagkracht wordt vastgesteld kan per aanvraag verschillen.
Derde lid:
In het genoemde artikel is de maximale inkomensgrens vastgesteld op 110%. Bij een inkomen boven deze grens bestaat er geen recht op de in dit artikel genoemde verstrekking, zodat het niet noodzakelijk is om de draagkrachtruimte te berekenen.
Vierde lid:
In dit lid wordt geregeld dat als er bij belanghebbenden van 65 jaar en ouder een draagkracht is berekend, dit in mindering moet worden gebracht op het vast bedrag. Het verschil tussen de berekende draagkracht en het vast bedrag kan aan belanghebbende worden uitbetaald.
vijfde lid:
Het zesde lid bepaalt dat met bijzondere kosten rekening kan worden gehouden. In de praktijk komt het slechts zelden voor dat er aanleiding bestaat om rekening te houden met buitengewone kosten waarmee de hoogte van de draagkracht kan worden verlaagd. Bij iedere aanvraag wordt wel om deze specifieke gegevens gevraagd.
In het kader van administratieve lastenverlichting voor zowel de aanvrager als ook de gemeente is om die reden gekozen voor de optie, dat op verzoek van de aanvrager met deze buitengewone kosten rekening wordt gehouden voor het corrigeren van de draagkracht.
Artikel 5 Draagkrachtperiode
De draagkrachtperiode wordt overeenkomstig de in het tweede lid genoemde categorieën vastgesteld.
Opgemerkt wordt dat een belanghebbende van 65 jaar zowel in categorie a als ook in categorie b van het genoemde lid kan vallen. In een dergelijk geval verdient het aanbeveling de draagkrachtperiode vast te stellen voor de volledige uitkeringsduur.
HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE BIJSTAND
Artikel 6 Bijzondere bijstand
Dit artikel geeft aan wanneer bijzondere bijstand kan worden verstrekt, gelet op noodzaak en middelen.
Op grond van artikel 35 WWB heeft het college de beleidsvrijheid om vast te stellen welke kosten van het bestaan niet uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag of het vermogen kunnen worden voldaan. Alle kosten die onder het collectieve contract van zorgverzekeraar Agis vallen worden niet als bijzondere kosten beschouwd. Dat geldt voor alle inwoners, ongeacht de wijze waarop zij verzekerd zijn. Het college heeft dat al eerder besloten (besluit van 27 maart 2006 nr. 237979). Dit besluit wordt hierbij als ingevoegd beschouwd.
Nadere uitwerking:
a Afhankelijk van het aanbod van de zorgverzekeraar kan de uitkeringsgerechtigde kiezen voor geen eigen risico of een eigen risico van € 100,-- tot max. € 500,-- euro. Met een eigen risico moeten de zorgkosten tot dit bedrag zelf worden betaald. Daar staat tegenover dat minder premie wordt betaald, wat extra bestedingsmogelijkheden geeft. Het geld kan ook gereserveerd worden als zich hoge ziektekosten aandienen en het hoge eigen risico inderdaad moet worden opgebracht. Bij de hoogte van een bijstandsinkomen is deze keuze een schijnvrijheid. Vandaar dat de gemeente Barneveld in de collectieve verzekering bij Agis uitgaat van een eigen risico van nul euro voor de uitkeringsgerechtigde. Dit betekent dat als de uitkeringsgerechtigde kiest voor een ander verzekeraar met een eigen risico hoger dan nul euro, het risico geheel voor rekening van de uitkeringsgerechtigde blijft;
b Kosten die door de aanvullende verzekering (AV) in het collectieve contract van Agis wel worden vergoed, maar niet door de AV van de andere gekozen verzekeraar, komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Als bewust gekozen is voor het afsluiten van een andere (aanvullende) zorgverzekering omwille van de persoonlijke en/of medische omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde kan dit aanleiding geven wel bijzondere bijstand te verstrekken.
c Indien de uitkeringsgerechtigde zich helemaal niet aanvullend heeft verzekerd wordt alleen bijzondere bijstand verstrekt voor zover dit in de van toepassing zijnde richtlijn is opgenomen. Als de aanvullende verzekering tot een bepaald maximum vergoedt, dan worden de meerkosten niet via de bijzondere bijstand vergoed, tenzij er sprake is van bijzondere of medische omstandigheden.
Het niet kiezen betekent in feite dat men de resterende (bijzondere) kosten voor eigen rekening neemt. Ten opzichte van degene die kiest voor de collectieve verzekering is dit standpunt te verdedigen, omdat die persoon een aanvullende premie betaalt en geen bijzondere bijstand aanvraagt.
Door Agis wordt ook een extra aanvullende tandartsverzekering aangeboden: de TandExtra. Deze extra aanvullende verzekering wordt niet als een voorliggende voorziening beschouwd.
Vanuit de Wet werk en bijstand (WWB) is het niet afsluiten van een zorgverzekering aan te merken als een tekortschietend besef voor de verantwoordelijkheid van het bestaan. Het is niet mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor medische kosten aan personen die geen ziektekostenverzekering hebben afgesloten. Dit geldt zowel voor Nederlanders als in Nederland verblijvende vreemdelingen. Het behoort uit oogpunt van toepassing van de WWB in beginsel tot ieders eigen verantwoordelijkheid om zich deugdelijk te verzekeren tegen ziektekosten. De financiële gevolgen van het behandelen van onverzekerde personen komen voor rekening en risico van de betrokkene (en dus per saldo voor rekening van het desbetreffende ziekenhuis, de desbetreffende inrichting of de desbetreffende arts). Het is niet mogelijk om deze kosten af te wentelen op de bijzondere bijstand.
Op 1 januari 2008 is een wettelijk eigen risico ingevoerd. Het eigen risico komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking – er is geen sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Het staat de aanvrager vrij te kiezen voor een verhoogd eigen risico met betrekking tot het afsluiten van een Zorgverzekering. De kosten die als gevolg van dit verhoogd eigen risico kunnen ontstaan komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Er is geen sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.
Artikel 6a Indienen aanvraag en inkomensgrens bij toepassing artikelen 7 en 8
Eerste lid:
In afwijking van de algemene regel van artikel 2 moeten aanvragen voor woonkostentoeslag vooraf worden ingediend.
Tweede lid:
Dit lid geeft de draagkrachtsystematiek aan van de verstrekkingen in het kader van periodieke bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag.
Deze verstrekkingen zijn bijzonder omdat zij niet zijn begrepen in de algemene bijstandsuitkering. Anderzijds zijn het in feite verstrekkingen die zeer nauw aansluiten bij de algemene bijstand.
In verband met de bijzondere aard van deze verstrekkingen is een afwijking van de draagkrachtmethode gerechtvaardigd.
Uitgangspunt is hierbij dat het inkomen boven de bijstandsnorm volledig als draagkracht moet worden aangemerkt. Als voor deze kosten de reguliere draagkrachtberekening zou worden gehanteerd zou dit tot onwenselijke situaties leiden, bijvoorbeeld dat iemand met een woonkostentoeslag beter af is dan met huurtoeslag. Omdat het vaak gaat om periodieke kosten wordt de draagkracht per maand berekend
Artikel 7 en 8 Woonkostentoeslag
Voor de genoemde verstrekkingen gelden de draagkrachtregels zoals omschreven in artikel 4.
Artikel 8a Duurzame gebruiksgoederen
Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de aanschaf, vervanging of reparatie van gebruiksgoederen met een duurzaam karakter. Indien men tenminste beschikt over een inkomen op het niveau van het sociaal minimum, dus ook indien men een algemene bijstandsuitkering ontvangt, wordt in principe voldoende ruimte in het inkomen aanwezig geacht om hiervoor te reserveren, dan wel achteraf gespreid te betalen.
Via de algemene normbijstand wordt dus tevens reeds bijstand verstrekt voor duurzame gebruiksgoederen. Doet zich echter de bijzondere situatie voor dat een dergelijk goed bijvoorbeeld aan vervanging toe is, terwijl belanghebbende nog niet voldoende heeft gereserveerd, dan ligt het voor de hand dat de alsdan te verstrekken bijzondere bijstand, mede gezien het duurzame karakter van het goed, de vorm van een geldlening heeft. Voordat leenbijstand kan worden verstrekt, moet vast staan dat de belanghebbende de benodigde geldlening niet kan verkrijgen via de normale kredietverlenende instanties.
HOOFDSTUK 3 CATEGORIALE BIJSTAND
Artikel 9 Computer
Dit artikel is vervallen omdat de regeling is opgenomen in de Verordening maatschappelijke participatie kinderen.
Artikel 9a Inkomensgrens
Voor de volgende hoofdstukken (3, 4 en 4a) geldt een inkomensgrens van 110%. Er bestaan dus verschillende inkomensgrenzen. Voor de duidelijkheid is dit artikel hier opgenomen. De 110%grens geldt voor de categoriale bijzondere bijstand, de minimaregelingen en de maatschappelijke participatie.
Artikel 9b Onderwijskosten
Aan een gezin met schoolgaande kinderen wordt voor een kind dat voor de eerste maal het voortgezet onderwijs bezoekt een vergoeding verstrekt, omdat de overgang van lagere naar middelbare school extra kosten oplevert..Deze vergoeding bedraagt € 230,-. De oorspronkelijke regeling stond in artikel 14, maar omdat het nu in de vorm van categoriale bijstand wordt verstrekt is het gewijzigde artikel naar deze plek verplaatst. Om in aanmerking te komen voor deze regeling dient een ouder een bewijs van inschrijving van het vervolgonderwijs over te leggen. Het is om een forfaitair bedrag.
Artikel 10 65 jaar en ouder
Aan belanghebbenden van 65 jaar en ouder kan onder de genoemde voorwaarden een vast bedrag worden verstrekt voor het bestrijden van noodzakelijke verborgen kosten die samenhangen met deze leeftijdsfase. Hierbij kan worden gedacht extra telefoonkosten, extra energiekosten, het lidmaatschap van belangenorganisaties, of overige verborgen kosten zoals bijvoorbeeld een klussendienst of boodschappendienst. Deze lijst is niet limitatief.
. De verstrekking kan plaatsvinden per kalenderjaar en wordt ineens betaald zonder overlegging van nota's.
Het verstrekken van categoriale bijstand aan deze doelgroep sluit het recht op individuele bijzondere bijstand en de aanspraak op de verstrekkingen zoals genoemd in deze beleidsregels niet uit.
Voor kosten die vallen onder het vast bedrag kan geen vergoeding worden verstrekt voor dezelfde kosten op basis van een andere gemeentelijke regeling.
Bij een eerdere wijziging zijn alle bedragen met € 10,- verlaagd. Het onbedoelde gevolg is dat een echtpaar meer dan twee keer het bedrag voor een alleenstaande krijgt. Dat is niet de bedoeling en daarom is het bedrag voor een echtpaar met € 10,- verlaagd.
Artikel 11 Collectieve ziektekostenverzekering
Vanaf 1 januari 2006 wordt de collectieve ziektekostenverzekering voor uitkeringsgerechtigden WWB, Ioaw en Ioaz voortgezet met toepassing van de Zorgverzekeringswet. Vanaf 1 januari 2007 kunnen ook de overige minima tot (nu) 110% van het netto minimumloon deelnemen. Omdat in artikel 9a voor alle volgende bepalingen de inkomensgrens van 110% vermeldt is de vermelding op deze plaats overbodig geworden en daarom doorgehaald
Het aanbieden van een collectieve verzekering heeft voor drie partijen voordelen:
uitkeringsgerechtigden zijn beter verzekerd; het verbeteren van de verzekeringspositie is een hoofddoelstelling voor de gemeente.
de gemeente krijgt minder bijzondere bijstandsaanvragen, waardoor de uitvoeringslasten dalen;
omdat de gemeente de premie rechtstreeks op de uitkering inhouden, heeft Agis een veel lager debiteurenrisico.
Voorwaarde is dat de premie op de uitkering ingehouden wordt en vervolgens wordt doorbetaald aan Agis.
Degene die geen uitkering van de gemeente ontvangt, kan alleen meedoen als voor de betaling een automatische incasso wordt afgegeven. Dat is geen volledige garantie op stipte betaling als er een roodstand is. Betalingsachterstanden worden door Agis geïncasseerd en leiden in het uiterste geval tot beëindiging van de verzekering.
Omdat de gemeente bespaart op uitvoeringskosten (er worden minder bijzondere bijstandsaanvragen ingediend) krijgt de deelnemer een bijdrage vanuit de bijzondere bijstand € 8,-- per maand per volwassen polishouder. Dit bedrag kan jaarlijks worden aangepast. Deze premie voor de deelnemer wordt met € 8,-- per maand verlaagd en deze bijdrage wordt vervolgens door de gemeente rechtstreeks aan Agis betaald.
De inkomensgrenzen ten behoeve van de overige minima zijn vastgesteld op basis van het bruto minimumloon en volgen het Besluit maatschappelijke ondersteuning.
Aan de hand van de belastingaanslag wordt getoetst of belanghebbenden in aanmerking komen voor deelname.
Het college kan nadere regels stellen voor zaken die in de uitvoering moeten worden opgelost.
HOOFDSTUK 4 MINIMAREGELINGEN
Artikel 12 Duurzame gebruiksgoederen
Vervallen.
Artikel 13 Verenigings- en culturele activiteiten
Eenzelfde regeling als voor de kinderen (zie bij artikel 15a) wordt gehanteerd voor volwassenen voor zowel sport als cultuur, met uitsluiting van de tussenkomst van de combinatiefunctionaris. Deze regeling bestaat nu al voor een aantal fitnesscentra.
Het gaat om jaarlijkse bijdragen; tussentijdse wisselingen worden niet gehonoreerd.
Eerste lid:
Er moet een keuze gemaakt worden tussen een sportieve dan wel een culturele activiteit.
Tweede lid:
Bij sportieve activiteiten geldt geen maximum meer voor de contributie. De vergoeding bedraagt de daadwerkelijk gemaakte kosten voor contributie. Wel is een beperking aangebracht in het aantal sporten. Het gaat om de sporten: voetbal, tennis, tafeltennis, gym (turnen, majorette), hockey, korfbal, volleybal, basketbal, badminton, zwemmen/waterpolo en sportschool/vechtsporten (karate, judo, Jiu Jitsu), fitness in de gemeente Barneveld.
Derde en vijfde lid:
Volwassenen ontvangen een vergoeding voor kleding dan wel accessoires een maal per drie jaar.
vierde lid
Het is een maximumbedrag voor culturele activiteiten.
zesde lid
Datzelfde geldt voor de vergoeding van de lessen bij de muziekschool; maximaal € 350,- wordt vergoed. Het is nu ook mogelijk om muzieklessen bij derden te volgen als culturele activiteit, zie vierde lid.
Zevende lid:
Na melding bij de gemeente wordt de contributie overgemaakt naar de sportvereniging, dan wel de culturele activiteit.
Artikel 13a zwemlessen
Volgen van zwemlessen – we hebben een afspraak gemaakt met het zwembad de Veluwehal. Zij ontvangen van de gemeente een budget op basis waarvan zij zorgen dat een kind dan wel oudere het zwemdiploma A haalt. Het zwembad bewaakt de voortgang en bij veelvuldig verzuim worden de zwemlessen gestaakt. Om te stimuleren dat kinderen/ouderen ook daadwerkelijk tijdig hun diploma behalen moet een eigen bijdrage van € 50,- betaald worden die na het behalen van het diploma terugbetaald wordt.
Er is alleen een afspraak gemaakt met de Veluwehal, daar bestaat alleen de mogelijkheid om zwemlessen te volgen
Het zwembad garandeert het behalen van het diploma niet als:
• de bijzonderheden die van invloed kunnen zijn op de zwemles niet tijdig, onvolledig of onjuist aan de kassamedewerkers wordt doorgegeven;
• minder dan 90% van de lessen gevolgd zijn.
Voor een kind dat langere tijd afwezig is wegens ziekte wordt apart een regeling getroffen.
Bij misbruik en niet voldoende aanwezig zijn bij de zwemlessen worden de lessen in rekening gebracht bij de verantwoordelijke ouder.
.
Artikel 13b zwemmen
De vergoeding is gebaseerd op de tarieven van de Veluwehal in Barneveld en bedraagt maximaal de vergoeding van een zwemabonnement in de voorverkoop. Het tarief voor dit abonnement is leeftijdsafhankelijk. De maximumvergoeding wordt daarom afgestemd op het voor de aanvrager geldend tarief van de Veluwehal. Hierbij maakt het niet uit of de aanvrager zwemt in een binnenbad of een buitenbad en wat voor soort kaart is gekocht (enkel bad, 5-badenkaart, 10-badenkaart, 10-badenmunten, abonnement enz…).
Hoofdstuk 4a maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen
Artikel 15a
Participatie schoolgaande kinderen - sport
We sluiten ons aan bij het project van de Meerwaarde – kinderen kunnen gratis sporten bij de Meerwaarde in blokken van ongeveer acht weken. Na afloop van die periode kan een kind kiezen voor een sportvereniging waarna de RABObank een half jaar de contributie betaalt. De combinatiefunctionaris regelt voor kinderen van ‘onze’ doelgroep doorbetaling van het tweede half jaar van de contributie. Betalingen gaan rechtstreeks naar de sportverenigingen.
N.B. gebruik maken van de RABObankroute is geen verplichting – een kind/ouder die niet daarvoor kiest ontvangt
een jaar contributie
Vervolgbetalingen van de contributie komen ten laste van de gemeente.
We beperken de keuze voor de meest voorkomende sporten: voetbal, tennis, tafeltennis, gym (turnen, majorette), hockey, korfbal, volleybal, basketbal, badminton, zwemmen/waterpolo en sportschool/vechtsporten (karate, judo, Jiu Jitsu), fitness. Geen maximum meer aan de te vergoeden contributie.
Kleding wordt apart vergoed. Kinderen krijgen jaarlijks een tegemoetkoming voor hun sportkleding tot een bedrag van € 50,-. Uit ingewonnen informatie bij de sportverenigingen in Barneveld blijkt dat dit een redelijk bedrag is.
Participatie schoolgaande kinderen – cultuur:
Kinderen die in plaats van sporten muzieklessen willen ontvangen of aan dans of toneel willen doen krijgen ook daar de mogelijkheid voor. Betaling van lesgelden gaat hierbij ook rechtstreeks naar de lesgever. Dat hoeft niet per definitie de Muziekschool te zijn, maar wel een erkende leraar, ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Voor de Muziekschool is het maximum € 350,- en voor de overige culturele activiteiten € 200,- per jaar.
Accessoires worden apart vergoed tot een maximum van € 50,- per jaar.
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN
Artikel 16 Bevoegdheid college
De WWB geeft het kader aan, waaraan het college is gehouden. Binnen dat kader heeft het college op bepaalde terreinen beleidsvrijheid. Die beleidsvrijheid wordt bijv. op het gebied van de bijzondere bijstand beschreven in deze regeling. Nadere uitvoeringsregels (niet alleen op het gebied van de bijzondere bijstand) neemt het college op in het handboek Wet werk en bijstand.
Artikel 17 Hardheidsclausule
De hardheidsclausule wordt in zeer bijzondere omstandigheden toegepast ten gunste van belanghebbende. Van deze mogelijkheid wordt sporadisch en in incidentele gevallen gebruik gemaakt ter voorkoming van precedentwerking.
Artikel 18 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2011. Op die datum worden de oude beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen ingetrokken.
Artikel 19 Citeertitel
Deze gewijzigde beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Barneveld.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl