Regeling vervallen per 31-12-2022

Beleidsregels Leerlingenvervoer Heerhugowaard

Geldend van 22-10-2014 t/m 30-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-08-2014

Intitulé

Beleidsregels Leerlingenvervoer Heerhugowaard

Beleidsregels Leerlingenvervoer

Nr.BW14-0350

Doelstelling van de verordening

Het doel van de verordening Leerlingenvervoer Heerhugowaard 2014 is te garanderen dat alle kinderen in Heerhugowaard gebruik kunnen maken van hun recht op passend onderwijs. Elk kind heeft namelijk recht op onderwijs dat aansluit bij zijn/haar mogelijkheden en/of levensbeschouwelijke overtuiging. Omdat passend onderwijs niet altijd in de directe woonomgeving wordt aangeboden, zijn gemeenten wettelijk verplicht om hiervoor een vervoersregeling oftewel een verordening te hebben. Deze verordening zorgt ervoor dat de afstand naar school of de beperking van een kind nooit een belemmering kunnen zijn voor het schoolbezoek. Op basis van de verordening kunnen kinderen en ouders in aanmerking komen voor een vervoersvergoeding. Deze vergoeding is in eerste instantie bedoeld voor het zelfstandig reizen met het openbaar vervoer. Pas wanneer een leerling door een structurele handicap geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer of fiets, ook niet onder begeleiding, is er sprake van andere vervoersvergoedingen, bijvoorbeeld voor het taxibusje.

Nadere uitwerking in beleidsregels

Om de gemeentelijke visie op het gebied van leerlingenvervoer vast te leggen, zijn er beleidsregels toegevoegd aan de nieuwe verordening Leerlingenvervoer Heerhugowaard 2014. Met de vaststelling van deze beleidsregels wil het College het belang benadrukken van het bevorderen van de zelfredzaamheid van kinderen, jongeren en hun ouders. Daarnaast wil het College op deze manier meer duidelijkheid bieden aan de gebruikers van de regeling.

Algemeen uitgangspunt

Algemene lijn in de beleidsregels is dat de regelgeving strikt wordt toegepast en dat de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van kinderen, jongeren en ouders wordt benadrukt. Concreet betekent dit dat kinderen, jongeren en ouders ook in het kader van leerlingenvervoer worden aangesproken op hun eigen kracht en zelforganiserend vermogen. Ouders dienen nog meer dan voorheen zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het schoolvervoer van hun kind. Kinderen en jongeren worden in hun eigen kracht gezet, door hen een vorm van vervoer aan te bieden, die niet alleen passend is, maar hen ook in staat stelt om naar hun maximale kunnen als zelfredzame burger te participeren in de samenleving.

Beleidsregel per artikel van de verordening

Hieronder worden de beleidsregels beschreven. De beleidsregels geven in feite een nadere toelichting op de verordening.

Verantwoordelijkheid ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen (artikel 2)

Ouders zelf verantwoordelijk

Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het (regelen van) vervoer en/of begeleiding van hun kind naar school. Leerlingenvervoer is een mogelijkheid van de gemeente om, onder voorwaarden, bij te dragen in de vervoerskosten.

Begeleiding verantwoordelijkheid ouders

Begeleiding is primair een verantwoordelijkheid van de ouders. Ouders moeten schriftelijk verklaren waarom ze zelf niet voor begeleiding van hun kind kunnen zorgen of waarom ze dit niet kunnen laten doen. De gemeente stelt op basis van de (thuis)situatie vast of er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de hardheidsclausule moet worden toegepast.

Vervoersvoorziening naar dichtstbijzijnde toegankelijke school (artikel 3)

Eén adres

Er wordt uitgegaan van het vervoer van één adres naar school en terug. De gemeente heeft de zorgplicht voor het vervoer tussen huis en school en terug. De gemeente is niet verantwoordelijk voor het vervoer naar naschoolse activiteiten, buitenschoolse opvang, een oppasadres, of medische behandeling, etc. Hiervoor is het leerlingenvervoer niet bedoeld.

Meerdere adressen

Er kan vervoer worden geregeld als er sprake is van stage als onderdeel van het schoolplan of als er sprake is van twee adressen waar de leerling verblijft bijvoorbeeld bij geregistreerd co-ouderschap (bewijsstukken meesturen). Uitgangspunt hierbij is dat het vervoer naar beide adressen op vaste dagen plaats moet vinden.

Symbiose-overeenkomst

Wanneer een leerling van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs gedurende ten minste 180 minuten per week onderwijs volgt op een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs, is er sprake van symbiose (artikel 24 van de WEC en Titel IV van het Onderwijskundig besluit WEC). Hiervoor moet overigens wel een overeenkomst tussen de scholen gesloten zijn. In dit geval volgt de leerling onderwijs op twee verschillende locaties. Komt de leerling in aanmerking voor een vervoersvoorziening naar de school waar hij staat ingeschreven, dan bestaat er in beginsel ook aanspraak op een vervoersvoorziening naar de school waar een symbiose-overeenkomst mee gesloten, maar alleen als er wordt voldaan aan de voorwaarden van de verordening. Scholen voor beroepsonderwijs, zoals een MBO en ROC vallen niet onder de verordening.

Ondersteuningsplan

Voor het totaaloverzicht van basis- en extra ondersteuning binnen het samenwerkingsverband wordt het ondersteuningsplan door de gemeente betrokken bij de beoordeling van een aanvraag leerlingenvervoer. In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband is aangegeven welk niveau van basisondersteuning voor elke school geldt, op welke scholen extra ondersteuning wordt geboden, welke tussenvoorzieningen zijn gecreëerd, en op welke wijze verwijzing naar het (voortgezet) speciaal onderwijs plaatsvindt. In de wet is bepaald dat samenwerkingsverbanden over het concept van het ondersteuningsplan Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) voeren met de gemeente(n).

Toekennen vervoersvoorziening (artikel 4)

Meerjarenbeschikking

In principe wordt een beschikking leerlingenvervoer voor 1 jaar afgegeven. Op deze manier kunnen ouders en gemeente de vervoersmogelijkheden van een kind jaarlijks opnieuw beoordelen. In een aantal gevallen is het denkbaar dat een beschikking voor meerdere jaren wordt afgegeven. Voor leerlingen die bekostiging krijgen voor het zelfstandig reizen met de fiets of het openbaar vervoer, kan een meerjarenbeschikking worden verstrekt, voor de periode dat de leerling dezelfde school(locatie) blijft bezoeken. Ook voor de leerlingen waarvan vast staat dat zij op grond van hun handicap en/of beperking altijd aangewezen zijn op aangepast vervoer, kan voor de periode dat de leerling dezelfde school(locatie) blijft bezoeken een meerjarenbeschikking worden verstrekt. Daar waar sprake is van een te betalen eigen bijdrage zal jaarlijks om de inkomensgegevens worden gevraagd om zo de eigenbijdrage te kunnen vaststellen.

Terugwerkende kracht

Een vergoeding kan niet met terugwerkende kracht worden verstrekt.

Algemene bepalingen (artikel 9 t/m 13 en artikel 16 t/m 19)

Volgorde van vaststelling passend vervoer

De gemeente gaat uit van de wijze van vervoer die passend is voor de leerling, rekening houdt met de eigen inzet en verantwoordelijkheid van ouders, en gericht is op het (toekomstig) bevorderen van de zelfredzaamheid van leerlingen. Volgorde van vaststelling passende vervoersvoorziening:

  • ·

    Eerst wordt gekeken of een kind met gebruik van eigen vervoer (lopend, fiets of bromfiets) kan reizen, al dan niet met begeleiding. Ook het kind met de eigen auto brengen en halen is een mogelijkheid van eigen vervoer

  • ·

    Als dit niet mogelijk is, wordt gekeken naar de mogelijkheden om met het openbaar vervoer te reizen, al dan niet met begeleiding.

  • ·

    Pas als het eigen vervoer en openbaar vervoer niet mogelijk blijken, komt een kind in aanmerking voor taxi(bus)vervoer.

Kortste afstand minimaal 6 km

Om in aanmerking te komen voor een vervoersvoorziening, voor welk vervoer dan ook, moet de kortste afstand tussen het feitelijke woonadres en de dichtstbijzijnde toegankelijke school minimaal 6 kilometer zijn. Het feitelijk woonadres is het adres waar de leerling structureel verblijft. Dit adres kan afwijken van het adres waarop de leerling in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

Er bestaat dus recht op bekostiging als de afstand van huis naar school méér dan 6 km. bedraagt. Dit geldt ook voor de afstand van huis naar een stage-adres. Van de kilometergrens kan worden afgeweken als aangepast vervoer door de aard van de handicap de enige mogelijkheid is.

Routeplanner

Voor het bepalen van de kortste afstand (fiets of auto) wordt de ANWB routeplanner (www.anwb.nl) gebruikt.

Aangepast vervoer (artikel 12)

Aangepast vervoer

Aangepast vervoer (taxi(bus)) is alleen aan de orde als openbaar vervoer of fiets (met begeleiding) vanwege een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke handicap niet mogelijk is.

Huisbezoek en onafhankelijk advies

Nr.Om te bepalen welke vorm van vervoer passend is, kan de gemeente een huisbezoek afleggen. Ook kan de gemeente een onafhankelijk (medisch of psychologisch) advies vragen. Het advies stelt vast in hoeverre de leerling in staat is om van het openbaar vervoer of fiets gebruik te maken, zo nodig met begeleiding.

Het vervoer van leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs (artikel 17)

Vergoeding openbaar vervoer voortgezet speciaal onderwijs

Leerlingen die een school van voortgezet speciaal onderwijs bezoeken, en zelfstandig kunnen reizen, komen in aanmerking voor een vervoersvergoeding als de afstand tussen huis en school minimaal 6 kilometer bedraagt. Leerlingen die een reguliere school van voortgezet onderwijs bezoeken, komen niet in aanmerking voor een vervoersvergoeding. Voor leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs maakt de gemeente een uitzondering, omdat zij niet vrij zijn in hun keuze voor een passende school. De dichtstbijzijnde toegankelijke school ligt voor hen vaak op een afstand van meer dan 6 kilometer. Wettelijk hebben leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs, die zelfstandig kunnen reizen, geen recht meer op een vergoeding.

Weekeinde – en vakantievervoer (artikel 21)

Weekeinde- en vakantievervoer

De noodzakelijke kosten verbonden aan weekeinde- en vakantievervoer worden vergoed als de leerling in een internaat of pleeggezin verblijft met het oog op het volgen van passend (voortgezet) speciaal onderwijs. Als er andere redenen voor dit verblijf zijn, bijvoorbeeld sociale of medische redenen, dan komen de kosten van het vervoer niet voor vergoeding in aanmerking. Als de locatie met het dagelijks vervoer vanuit het ouderlijk huis kan worden bereikt, bestaat er geen aanspraak op bekostiging.