Regeling vervallen per 01-01-2016

Tijdelijke Subsidieverordening Zorgaanbieders Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam 2005

Geldend van 01-01-2005 t/m 31-12-2015

Intitulé

De regioraad van de Stadsregio Amsterdam,

Gezien de voordracht van het dagelijks bestuur van de Stadsregio Amsterdam van 13 december 2011, nummer 2011/48

overwegende dat de Tijdelijke Subsidieverordening Zorgaanbieders Jeugdzorg agglomeratie Amsterdam 2005 moet worden gewijzigd in verband met:

  • -.

    een aantal ontwikkelingen die zich in het zorgaanbod in jeugdzorg hebben voorgedaan;

  • -.

    de behoefte van de Stadsregio om meer te kunnen sturen op de besteding van de middelen voor zorgaanbod in jeugdzorg.

 

 

BESLUIT:

 

I

Vast te stellen de volgende Verordening tot wijziging van de Tijdelijke Subsidieverordening Zorgaanbieders Jeugdzorg agglomeratie Amsterdam 2005

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet op de Jeugdzorg, Wet van 22 april 2004, Stb 2004, 306

  • b.

    SRA: Stadsregio Amsterdam, samenwerkingsverband van 16 gemeenten die samen de agglomeratie Amsterdam vormen;

  • c.

    dagelijks bestuur: dagelijks bestuur van de SRA;

  • d.

    agglomeratie Amsterdam: de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad en Zeevang.

  • e.

    uitvoeringsprogramma: het uitvoeringsprogramma jeugdzorg, als bedoeld in artikel 32, tweede lid van de wet;

  • f.

    zorgaanbieder: een aanbieder van zorg, of zijn rechtsvoorganger- op opvolger, als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g, van de wet;

  • g.

    doeluitkering zorgaanbieder: de uitkering, als bedoeld in artikel 37, eerste lid onder b, van de wet;

  • h.

    subsidieplafond: een subsidieplafond, als bedoeld in afdeling 4.2.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • i.

    tarief: het door het dagelijks bestuur vastgestelde bedrag, bedoeld voor de financiering van een zorgactiviteit;

  • j.

    steunfunctie: een steunfunctie, als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder j, van de wet;

  • k.

    experiment: een experiment, als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder k, van de wet;

  • l.

    vertrouwenspersoon: een vertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder w, van de wet;

  • m.

    uitvoeringsregeling: een door het dagelijks bestuur vastgestelde uitvoeringsregeling subsidiëring jeugdzorg;

  • n.

    activiteitenverslag: het verslag als bedoeld in artikel 4:75 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • o.

    indicatiebesluit: een besluit als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de wet;

  • p.

    Minister: de Minister van Justitie en/of de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

  • q.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • r.

    zorgactiviteit: een individueel zorgprogramma of een zorgtraject, zijnde een combinatie van individuele zorgprogramma’s, die op basis van een indicatiebesluit of verwijzing wordt geleverd door een zorgaanbieder;

  • s.

    verwijzing: een aanspraak op zorg die wordt verleend door een door Bureau jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam gemandateerde instelling of door een door het dagelijks bestuur aangewezen instelling;

  • t.

    hulpduur: de periode tussen de datum waarop de zorg aanvangt en de datum dat de zorg eindigt, uitgedrukt in maanden.

HOOFDSTUK II. SUBSIDIEAANVRAAG EN SUBSIDIEVERLENING

Artikel 2 Subsidiegrondslag

  • 1. Het dagelijks bestuur kan een zorgaanbieder subsidie verlenen voor het uitvoeren van:

    • a.

      zorgactiviteiten;

    • b.

      experimenten.

  • 2. De subsidie voor het uitvoeren van een zorgactiviteit wordt bepaald op basis van een door het dagelijks bestuur vastgesteld tarief per zorgactiviteit.

  • 3. De subsidie voor het uitvoeren van zorgactiviteiten als bedoeld in het eerste lid, sub a, wordt alleen verleend wanneer het Bureau jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam voor het uitvoeren hiervan een indicatiebesluit heeft vastgesteld of een verwijzing heeft plaatsgevonden.

  • 4. De op basis van een indicatiebesluit uit te voeren jeugdzorg komt alleen voor subsidie in aanmerking indien er een subsidierelatie bestaat tussen de zorgaanbieder en de provincie of grootstedelijke regio waarin de cliënt duurzaam verblijft.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan afwijken van het in het vierde lid bepaalde, wanneer zij dit noodzakelijk acht.

  • 6. Afwijkingen als bedoeld in het vijfde lid worden in de beschikking tot verlening van subsidie vastgelegd.

Artikel 3 Aanvraag voor subsidie

  • 1. De zorgaanbieder dient vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd een aanvraag om subsidie in.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan voor deze aanvraag vormvoorschriften vaststellen.

  • 3. In de aanvraag voor subsidie wordt tenminste de volgende informatie opgenomen:

    • a.

      de verschillende zorgactiviteiten waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • b.

      het bedrag waarvoor de zorgaanbieder de verschillende zorgactiviteiten wil uitvoeren;

    • c.

      de aantallen activiteiten waarvoor de zorgaanbieder subsidie aanvraagt;

    • d.

      de aantallen indicaties of verwijzingen waarop de subsidieaanvraag is gebaseerd;

    • e.

      het verwachte aantal unieke cliënten dat zorgactiviteiten zal genieten;

    • f.

      de standaard hulpduur van de reguliere te beëindigen zorgactiviteiten en de verwachte gemiddelde hulpduur van de regulier en niet regulier te beëindigen zorgactiviteiten per zorgactiviteit;

    • g.

      de hoogte van de onderscheiden prestatie-indicatoren per zorgactiviteit.

  • 4. De aanvraag voor subsidie gaat vergezeld van:

    • a.

      een uitvoeringsplan voor het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de begroting van baten en lasten voor het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      de samenstelling van het bestuur van de zorgaanbieder op het moment van aanvraag.

    • d.

      Het dagelijks bestuur kan vragen om een meerjaren exploitatie- en balansraming voor het jaar waarop de subsidie betrekking heeft en de daaropvolgende drie jaren.

  • 5. Wanneer een zorgaanbieder voor de eerste keer subsidie aanvraagt, gaat de aanvraag voor subsidie, onverminderd het bepaalde in het derde en vierde lid, ook vergezeld van:

    • a.

      een gewaarmerkte kopie van de akte van oprichting van de zorgaanbieder, bevattende haar statuten;

    • b.

      een gewaarmerkte kopie van haar inschrijving in het Handelsregister, als bedoeld in artikel 2:289 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit de actuele bestuurssamenstelling blijkt;

    • c.

      de laatst opgestelde balans en resultatenrekening (beide met toelichting), voorzien van een gewaarmerkte controleverklaring;

    • d.

      het (post)bankrekeningnummer waarop de subsidie moet worden overgemaakt;

    • e.

      voor het dagelijks bestuur andere relevante gegevens.

  • 6. Wanneer een zorgaanbieder een natuurlijk persoon is conform het gestelde in artikel 18, tweede lid, van de wet, die niet eerder een aanvraag om subsidie heeft ingediend, dan kan het dagelijks bestuur nadere regels stellen.

Artikel 4 Subsidieverlening

  • 1. De beschikking tot subsidieverlening kan in ieder geval vermelden:

    • a.

      de onderscheiden zorgactiviteiten waarvoor subsidie wordt verleend en de overeengekomen prestatieafspraken;

    • b.

      de aantallen te beëindigen zorgactiviteiten;

    • c.

      de overeengekomen prestatie-indicatoren per zorgactiviteit;

    • d.

      het tarief per uit te voeren zorgactiviteit waarvoor de subsidie wordt verleend;

    • e.

      de hulpduur per zorgactiviteit;

    • f.

      de maximale subsidie voor de uitvoering van de zorgactiviteiten;

    • g.

      de manier van verantwoording;

    • h.

      de manier waarop de subsidie wordt vastgesteld;

    • i.

      de op basis van artikel 20 van de wet aan Bureau jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam te leveren gegevens.

  • 2. Het dagelijks bestuur beslist uiterlijk 13 weken na ontvangst over de aanvraag voor subsidie, die conform de bepalingen van deze verordening is ingediend.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan bepalen dat van de in het tweede lid genoemde termijn wordt afgeweken. De zorgaanbieder wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan aanvullende regels voorschrijven over de inhoudelijke en financiële verantwoording.

Artikel 5 Weigeringsgronden

De subsidieverlening kan, naast de in art. 4:25 en art. 4:35 van de Awb genoemde gevallen, geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

  • 1.

    De gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • 2.

    De gelden niet doelmatig en doeltreffend zullen worden besteed;

  • 3.

    De aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • 4.

    De aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • 5.

    De subsidieontvanger niet of niet voldoende zal voldoen aan de verplichtingen en voorwaarden, voortvloeiende uit de wet;

  • 6.

    De activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd niet in voldoende mate onderscheidend is van het al bestaande aanbod of de activiteit naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet passend is in het bestaande aanbod.

Artikel 6 Maximale omvang subsidie

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vermeldt in het uitvoeringsprogramma het maximaal voor de financiering van zorgactiviteiten beschikbare bedrag.

  • 2.

    Het totaal van het door het dagelijks bestuur te verlenen subsidie bedraagt in geen geval meer dan het in het vastgestelde uitvoeringsprogramma opgenomen bedrag.

  • 3.

    De subsidie als bedoeld in het tweede lid kan worden aangepast wanneer de doeluitkering wordt aangepast als gevolg van de ontwikkeling van de lonen en/of de prijzen of door overige maatregelen van het Rijk.

HOOFDSTUK III. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 7 Administratie

  • 1. De administratie wordt zo gevoerd dat op ieder moment een betrouwbaar beeld ontstaat over het functioneren van de zorgaanbieder op de volgende punten:

    • a.

      Gegevens over de cliënten;

    • b.

      Gegevens over de uitgevoerde zorgactiviteiten;

    • c.

      Financiële gegevens.

    • d.

      Gegevens over de prestatieafspraken die met de zorgaanbieder zijn gemaakt.

  • 2. Het boekjaar van de zorgaanbieder is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. Van alle financiële mutaties moeten schriftelijke bewijsstukken en onderbouwingen van berekeningen aanwezig zijn.

Artikel 8 Verzekeringen

De zorgaanbieder aan wie een subsidie is verleend, zorgt voor een voldoende verzekering tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid, brand, diefstal en andere risico’s.

Artikel 9 Egalisatiereserve en overige reserveringen

  • 1.

    Reserveringen en voorzieningen kunnen onderdeel zijn van de bedrijfsvoering en kunnen plaatsvinden voorzover deze zijn opgenomen in de door het dagelijks bestuur goedgekeurde begroting danwel met voorafgaande schriftelijke instemming van het dagelijks bestuur gevormd en conform de nadere bepalingen in de uitvoeringsregeling.

  • 2.

    Het verschil tussen de subsidieverlening en de feitelijke uitgaven voor zorgactiviteiten wordt toegevoegd aan de egalisatiereserve.

  • 3.

    Indien het verschil tussen de subsidieverlening en subsidievaststelling wordt teruggevorderd zoals is bepaald in artikel 15 lid 5, wordt dit verschil onttrokken aan de egalisatiereserve.

  • 4.

    Het in een jaar gerealiseerde exploitatietekort, dat resteert na verrekening van de subsidie, wordt gedekt uit de in het tweede lid genoemde reserve. De egalisatiereserve dient zo spoedig mogelijk weer aangevuld te worden tot een voor de continuïteit en goede bedrijfsvoering acceptabel (positief) niveau. Dit leidt niet tot extra subsidiëring

  • 5.

    De egalisatiereserve bedraagt maximaal 10 % van de voor dat jaar vastgestelde subsidie.

  • 6.

    Reserves die met subsidie van de SRA zijn opgebouwd mogen alleen worden besteed aan kosten die direct verband houden met de uitoefening van taken van de zorgaanbieder voor zover deze niet bestreden kunnen worden uit de voor dat jaar verleende subsidie.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur kan aanvullende regels stellen over de besteding van de egalisatiereserve.

Artikel 10 Vermogensvorming en afschrijvingen

  • 1.

    Voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming is de zorgaanbieder aan de SRA daarvoor een vergoeding verschuldigd indien:

    • a.

      de zorgaanbieder de voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

    • b.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • c.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

    • d.

      de zorgaanbieder wordt ontbonden.

  • 2.

    De vergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Afschrijvingslasten vormen een onderdeel van het exploitatieresultaat en worden berekend op basis van goed gebruik in het economische verkeer c.q. op basis van desbetreffende bepalingen in de uitvoeringsregeling.

Artikel 11 Nadere verplichtingen

  • 1.

    Vòòr 1 juli van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, dient de zorgaanbieder een globale raming in die aansluit op de planning- en controlcyclus van het Rijk.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan in de beschikking tot subsidieverlening andere verplichtingen opleggen die strekken tot het verwezenlijken van het doel van de subsidie of die betrekking hebben op de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

HOOFDSTUK IV. SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 12 Aanvraag tot vaststelling

  • 1. Uiterlijk op 1 mei van het jaar, volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, dient de zorgaanbieder bij het dagelijks bestuur een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie.

  • 2. Deze aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van een inhoudelijke en financiële verantwoording over de besteding van de subsidie.

Artikel 13 Inhoudelijke verantwoording

  • 1. De inhoudelijke verantwoording over de besteding van de subsidie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, wordt gegeven in een activiteitenverslag.

  • 2. Dit activiteitenverslag bevat tenminste gegevens over de realisatie van het bij de aanvraag om subsidie ingediende uitvoeringsplan en gegevens over de overeengekomen prestatieafspraken.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan nadere gegevens of vragen over de uitvoering van zorgactiviteiten of overige activiteiten, voor zover gerelateerd aan de verleende subsidie.

Artikel 14 Financiële verantwoording

  • 1. De financiële verantwoording bestaat uit de jaarrekening, waarin zijn opgenomen:

    • a.

      de balans met toelichting;

    • b.

      de resultatenrekening met toelichting, waarin ook substantiële afwijkingen ten opzichte van de begroting worden verklaard;

    • c.

      het aantal zorgactiviteiten dat op basis van een indicatiebesluit of verwijzing is beëindigd, gespecificeerd naar de onderscheiden zorgactiviteiten waarop het subsidie betrekking heeft;

    • d.

      de gerealiseerde gemiddelde hulpduur gespecificeerd naar de onderscheiden zorgactiviteiten waarop de subsidie betrekking heeft;

    • e.

      de totale uitgaven of lasten per onderscheiden zorgactiviteit;

    • f.

      het aantal van de onder c. bedoelde zorgactiviteiten dat door de zorgaanbieder is uitgevoerd ten behoeve van cliënten die voorafgaand aan het bieden van jeugdzorg niet duurzaam verbleven in de agglomeratie Amsterdam, alsmede het totaal aantal cliënten waarop deze zorgactiviteiten betrekking hebben;

    • g.

      het aantal cliënten voor wie de onder c. bedoelde zorgactiviteiten zijn uitgevoerd, gespecificeerd naar de onderscheiden zorgactiviteiten;

    • h.

      de gewaarmerkte jaarrekening met getekende bestuursverklaring en getekende controleverklaring;

    • i.

      de actuele samenstelling van, en de mutaties binnen het bestuur van de stichting in de periode waar de financiële verantwoording betrekking op heeft;

    • j.

      het assurancerapport jeugdzorg, waarin begrepen de getekende assuranceverklaring en het gewaarmerkte prestatieverantwoordingsmodel.

  • 2. In het assurancerapport wordt tevens een oordeel gegeven over de verantwoording van de zorgaanbieder inzake de onderdelen bedoeld in het eerste lid onder c t/m g.

  • 3. De jaarrekening moet worden ingericht in overeenstemming met de ministeriële richtlijnen.

Artikel 15 Vaststelling van de subsidie

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt uiterlijk 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag de subsidie vast.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan bepalen dat van de in het eerste lid genoemde termijn wordt afgeweken. De zorgaanbieder wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Het dagelijks bestuur kan deze beslissing éénmaal voor ten hoogste 13 weken verdagen. Hiervan doet het voor afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de stichting.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt op basis van de ingediende verantwoordingen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, vast of aan de voorschriften van de subsidieverlening is voldaan.

  • 4. Voor de vaststelling van de subsidie berekent het dagelijks bestuur per zorgactiviteit het aantal beëindigde zorgactiviteiten maal het tarief. Het aantal zorgbeëindigingen is daarbij niet groter dan het aantal dat in de beschikking tot subsidieverlening is vermeld. De telling van deze berekening vormt de vaststelling.

  • 5. Indien de uitkomst van de berekening zoals bepaald in lid 4 lager is dan het bedrag dat is verleend, kan het dagelijks bestuur besluiten het verschil tussen de subsidieverlening en subsidie vaststelling terug te vorderen.

  • 6. Het dagelijks bestuur kan de subsidie naast de gevallen, vermeld in art. 4:46, tweede en derde lid, van de Awb lager vaststellen, indien:

    • a.

      niet is voldaan aan bij of krachtens de wet aan de zorgaanbieders gestelde eisen;

    • b.

      de subsidie aan andere activiteiten is besteed dan in de beschikking tot subsidieverlening is vermeld.

  • 7. Het bedrag waarmee de egalisatiereserve het maximum als bedoeld in artikel 9 vijfde lid overschrijdt kan op de vast te stellen subsidie in mindering worden gebracht. Het dagelijks bestuur stelt de subsidie vast op ten hoogste het maximaal verleende bedrag.

Artikel 16 Voorschotbetalingen

Het dagelijks bestuur kan vooruitlopend op de vaststelling van de subsidie besluiten om de verleende subsidie als voorschot uit te betalen. In de beschikking worden vermeld:

  • a.

    het totale voorschotbedrag;

  • b.

    het aantal termijnen;

  • c.

    de diverse termijnbedragen;

  • d.

    de data waarop de voorschotten worden uitbetaald.

HOOFDSTUK V. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 17 Experimenten

  • 1 Het dagelijks bestuur kan aan de zorgaanbieder een subsidie verlenen voor de financiering van experimenten.

  • 2. De aanvraag van deze subsidie kan gedurende het hele jaar bij het dagelijks bestuur worden ingediend.

  • 3. Het dagelijks bestuur beoordeelt bij het verlenen van de subsidie, zoals bedoeld in het eerste lid, of en in welke mate de experimenten bijdragen aan de uitvoering van het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid op het terrein van de jeugdzorg.

  • 4. Bij de verlening van een subsidie als bedoeld in artikel drie kan de hoogte van de egalisatiereserve van de zorgaanbieder worden betrokken.

  • 5. Op de verleende subsidie kan een voorschot worden betaald conform het gestelde in artikel 16.

  • 6. Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor experimenten zijn de artikelen 12, 13 en 14 van deze verordening van toepassing.

Artikel 18 Steunfunctie

  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid subsidie verlenen voor de uitvoering van een steunfunctie voor de zorgaanbieders.

  • 2. Op de aanvraag, verlening en vaststelling van de in het eerste lid genoemde subsidie zijn de artikel 3 tot en met 16 en de artikelen 20 en 21 van deze verordening van toepassing met uitzondering van: - artikel 3, lid 3 - artikel 7, lid 1, onder a en b - artikel 13, lid 2 - artikel 14, lid 1 onder c, d, e en f - artikel 14, lid 2

Artikel 19 Vertrouwenspersoon

  • 1. Het dagelijks bestuur verleent aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid subsidie voor de werkzaamheden van een vertrouwenspersoon, die de rechtspersoon voor de cliënten van de zorgaanbieders beschikbaar stelt.

  • 2. Op de aanvraag, verlening en vaststelling van de subsidie van de in het eerste lid genoemde subsidie zijn de artikelen 3 tot en met 16 en de artikelen 20 en 21 van deze verordening toepassing met uitzondering van:

    - artikel 3, lid 3

    - artikel 7, lid 1 onder a en b

    - artikel 13, lid 2 - artikel 14, lid 1 onder c, d en en f

    - artikel 14, lid 2

Artikel 20 Uitvoeringsregeling

Het dagelijks bestuur kan in een uitvoeringsregeling nadere regels stellen voor de uitvoering van deze verordening.

HOOFDSTUK VI. SLOTBEPALINGEN

Artikel 21 Slotbepalingen

  • 1.

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Deze verordening treedt inwerking op 1 januari 2005 en is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van de verordening zijn verleend of vastgesteld.

  • 3.

    Deze verordening is geldig tot aan inwerkingtreding van een door Onze Minister vastgestelde regeling waarin normbedragen zijn opgenomen voor bij die regeling vast te stellen bekostigingseenheden.

  • 4.

    De Subsidieverordening Jeugdhulpverlening Agglomeratie Amsterdam 2000 wordt ingetrokken.

  • 5.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Tijdelijke subsidieverordening zorgaanbieders jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam 2005”.

Artikel 21a

vervallen