Nota vent- en standplaatsen 2014

Geldend van 01-10-2014 t/m heden

Intitulé

Vastgesteld door het college : d.d. 16 september 2014, Gepubliceerd in de Zandvoortse Courant : d.d. 25 september 2014, Inwerkingtreding : d.d. 1 oktober 2014

VENT- EN STANDPLAATSENBELEID 2014

INLEIDING

ALGEMEEN

De huidige Nota vent- en standplaatsenbeleid dateert van 30 juli 2004. In week 41 van 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de notitie Standpunten Standplaatsen en verzocht de conclusies hiervan te vertalen in een nieuw beleid.

Zandvoort is met zijn combinatie van wonen, werken, strand, zee, duinen en bos op zeer korte afstand van elkaar, een uniek stukje Nederland. Combinaties van deze ingrediënten zijn ook wel op andere plaatsen in Nederland te vinden, maar niet op een dergelijk compacte schaal en met een dergelijk rijke schakering. Het is een gemeenschap van bijna 17.000 inwoners, die in het hoogseizoen een belangrijke toeloop beleeft van toeristen, in het bijzonder dagrecreanten. Die richten zich voor het overgrote deel op het strand. De drukte concentreert zich op de boulevard, enkele straten in het centrum en natuurlijk het strand zelf.

1.1.1. OVERGANGSTERMIJN

Op dit moment zijn er 26 vent- en standplaatsvergunningen verleend die geldig zijn tot en met 31 december 2019. In de gevallen dat men in het bezit is van een vaste vergunning welke afwijkt van het gestelde in deze nota zal een algemene overgangstermijn gelden tot en met 31 december 2019. Het nieuwe beleid voor venten en standplaatsen gaat in op 1 juni 2014 en de na deze datum ingediende aanvragen zullen getoetst worden aan dit beleid.

1.1.2. REIKWIJDTE VAN DE NOTA

De activiteiten die ontplooid worden door de venters en standplaatshouders hebben raakvlakken met de Dienstenwet voor zover diensten aangeboden worden.Om deze reden is de keuze gemaakt om deze nota te richten op het aanbieden van goederen.

Op het moment worden geen tot zeer weinig aanvragen ingediend met betrekking tot het aanbieden van diensten door middel van venten of het innemen van een standplaats. Mocht er in de toekomst sprake zijn van een toename van dergelijke aanvragen kan het college alsnog besluiten hier aanvullende regels voor op te stellen.

1.1.3. INDELING NOTA

De nota wordt in twee delen opgesplitst. Het eerste deel heeft uitsluitend betrekking op het venten. Het tweede deel heeft uitsluitend betrekking op standplaatsen. In de bijlagen zijn de relevante juridische teksten, brandveilig heidsvoorschriften en de aanvraagformulieren opgenomen.

1.2.VISIE

Een standplaats houden en venten raken soms het wonen in Zandvoort. Dit is te zien aan de zuid- en middenboulevard waar twee pijlers van Zandvoort tezamen komen: de woonfunctie en de economische functie. Het wonen is hier dusdanig dicht bij de boulevard en het strand aanwezig, dat ze elkaar wederzijds beïnvloeden.

Op de boulevards kun je flaneren en anderszins bewegen, maar de daar aanwezige functies zijn niet in de eerste plaats op de dagrecreant gericht. De badplaats Zandvoort bestaat vooral uit het strand. En aangezien dat strand alleen zich niet onderscheidt van vele andere stukken Nederlandse kust, moet er iets zijn dat de aantrekkelijkheid van Zandvoort bepaalt. Dat is het aanbod op het strand, dus de voorzieningen die de gezamenlijke ondernemers daar exploiteren.

In het kader van deze nota wordt een onderscheid gemaakt tussen het strand, de boulevards en het centrum.

Op het strand zijn naast de strandpaviljoenhouders ook venters actief. De boulevards bestaan uit: de Zuidboulevard (Boulevard Paulus Loot tot aan Holland Casino), de Middenboulevard (Badhuisplein en Boulevard de Favauge van Holland Casino t/m NH hotel) en de Noordboulevard (Boulevard Barnaart tot de kop van de Zeeweg). Op de boulevards en in het centrum is ruimte gereserveerd voor een aantal standplaatsen.

In verband met de openbare orde, het voorkomen van overlast, de verkeers- en veiligheidsaspecten en uiterlijk aanzien van de gemeente is een terughoudend vent- en standplaatsenvergunningenbeleid vereist.

Het beleid is er verder op gericht om het venten op de boulevards en in het centrum niet toe te staan, gelet op het grote aantal verleende standplaatsen op de boulevards en het drukke verkeer van voetgangers, fietsers en motorvoertuigen op de boulevards en in het centrum. In de situatie dat er wel vergunningen verleend zouden worden kunnen ventactiviteiten in deze gebieden zeer gemakkelijk leiden tot verstoring van de openbare orde en/of gevaar voor de verkeersveiligheid.

De toeristische sector is de belangrijkste economische motor en deze motor moet de komende decennia blijven draaien en versterkt worden. De ontwikkelingen in deze nota zijn gericht op een goed ondernemersklimaat zodat het aantrekkelijk blijft om in Zandvoort te investeren. Hierbij wordt uitgegaan van kwaliteit boven kwantiteit, waarbij onder kwaliteit niet slechts de te verkopen producten of verkoopmiddelen wordt verstaan maar ook de kwaliteit van de recreatie waarvoor men naar het strand en de boulevard van Zandvoort komt. Kwantiteit is er genoeg in Zandvoort, kwaliteit daarentegen is een probleem. Begin 2012 wordt gestart met het opstellen van de Retail- en horecavisie voor geheel Zandvoort, waarbij ook de venters worden betrokken. Het uitgangspunt is om een plaatje te creëren waardoor het aantrekkelijk wordt voor de bezoeker om terug te komen.

1.3 Privaatrecht en publiekrecht

1.3.1 Publiekrecht

Het publiekrecht beschrijft regels voor onderlinge verhoudingen tussen burgers en overheid en overheden onderling. Het bestuursrecht is een onderdeel van het publiekrecht en bepaalt (onder andere) op welke manier de overheid besluiten moet maken. De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geeft onder andere aan, aan welke voorwaarden een aanvraag moet voldoen, op welke manier het besluit genomen dient te worden en hoe de bezwaar- en beroepsprocedures dienen te verlopen.

Voor het innemen van een vent- of standplaats is een vergunning nodig op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Zandvoort 2011 (hierna: APV).

De behandelingstermijn van de vaste vergunningen is 8 weken. Een nieuwe aanvraag moet derhalve minimaal 8 weken voor het aflopen van de oude vergunning ingediend worden.

Indien dit niet gebeurt mag er geen gebruik gemaakt worden van de vergunning in de periode tussen het vervallen van de bestaande vergunning en de ingangsdatum van de nieuwe vergunning, tenzij het college anders bepaald.

1.3.2. Privaatrecht

Het privaatrecht beschrijft regels voor onderlinge verhoudingen tussen burgers en/of bedrijven.

De vent en standplaatsen worden ingenomen op grond die in eigendom is van de gemeente of die de gemeente mag verhuren. Voor het gebruik van deze gronden wordt een privaatrechtelijke overeenkomst afgesloten tussen de gemeente en de vergunninghouder. Voor het gebruik van gemeentegrond bij het innemen van tijdelijke standplaatsen wordt precario in rekening gebracht.

Het is dus van belang bij vaste vent en standplaatsen dat er zowel een vergunning wordt verleend als dat er een overeenkomst wordt afgesloten. Als één van beide ontbreekt is het niet mogelijk de vent- of standplaats in te nemen.

2.DEEL I: VENTEN

2.1. JURIDISCH KADER

De definitie van venten staat omschreven in artikel 5:14 van de APV (zie bijlage 1).

2.1.2. ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING

Op grond van artikel 5:15 van de APV is voor het te koop aanbieden, te verkopen of afgeven van goederen en het aanbieden van diensten op of aan de openbare weg, aan huis dan wel op een andere voor het publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats, een vergunning nodig van het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college). (Zie bijlage 1)

Vrijheid van meningsuiting

Het college kan de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 5:16, eerste lid APV beperken door een verbod in te stellen op door het college aangewezen openbare plaatsen, of voor bepaalde dagen en uren. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het tweede lid van artikel 5:16 APV. (Zie bijlage 3).

Hierbij gaat het voornamelijk om het venten van kranten en abonnementen van geschreven media. Jurisprudentie geeft aan dat hiervoor geen ventvergunning verleend hoeft te worden omdat dergelijk zaken vallen onder de vrijheid van meningsuiting.

2.1.3. OVERIGE REGELGEVING

Op venten kan ook andere regelgeving van toepassing zijn, zoals de

Grondwet, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer, de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Colportagewet, de Vestigingswet bedrijven, de Warenwet en de Winkeltijdenwet.

Deze wetten stellen, ieder vanuit verschillende motieven, grenzen aan het drijven van handel. Voor zover nodig zal ook aan deze wettelijke voorschriften voldaan moeten zijn bij het venten.

2.2. WEIGERINGSGRONDEN OP BASIS VAN DE APV

Met het vaststellen van de weigeringsgronden wordt bepaald in welke gevallen de vereiste vergunning kan worden geweigerd of wanneer de vergunning moet worden verleend. Hiermee wordt ook de grens van de regelingsbevoegdheid van de gemeente

aangegeven. De beleidsruimte waarin men onderwerpen kan vastleggen wordt bepaald door de feitelijke invulling van de hieronder vermelde weigeringsgronden.

Een vergunning kan worden geweigerd op de in artikel 1:8 APV genoemde weigeringsgronden (zie bijlage 4):

  • o

    in het belang van de openbare orde

  • o

    in het belang van de openbare veiligheid

  • o

    in het belang van de volksgezondheid

  • o

    in het belang van de bescherming van het milieu

Deze weigeringsgronden vormen de criteria voor het bepalen van welke locaties voor een ventlocatie in aanmerking komen:

Openbare orde en veiligheid

De weigeringsgrond betreffende de openbare orde wordt vaak gebruikt zodra er sprake is van overlast. Ook wordt deze weigeringsgrond dikwijls gehanteerd in combinatie met de weigeringsgrond "belang van de verkeersvrijheid of —veiligheid". Argumenten van openbare orde kunnen op twee manieren een rol spelen bij beslissingen om al dan niet een ventvergunning te verlenen.

Allereerst betreft het personen die de vergunning aanvragen en/of gaan gebruiken. Met betrekking tot de antecedenten van deze personen kan aan de politie advies gevraagd worden.

Ten tweede kan een vergunning geweigerd worden als het college van mening is dat door het verlenen van een vergunning een dusdanig aantal vergunningen wordt bereikt, dat de openbare orde in gevaar komt. Dit zou kunnen gebeuren wanneer een te groot aantal venters samen op een te klein gebied zou opereren. Bij welk aantal en in welk gebied de openbare orde dan in gevaar komt, zal in de praktijk moeten blijken.

De wetgever heeft de gemeente de ruimte gelaten om in beleid een maximumstelsel op te nemen. Een begrenzing van het aantal behoort dus tot de mogelijkheden.

Ten aanzien van een zogenaamd maximumstelsel bestaat inmiddels de nodige jurisprudentie, waaruit onder andere blijkt dat elke aanvraag - ook al is het maximum aantal bereikt - individueel dient te worden getoetst aan de weigeringsgronden in de APV en de overige criteria van deze nota.

Volksgezondheid

Bij volksgezondheid valt te denken aan overlast veroorzaakt door bijvoorbeeld stof en afval. Ter bescherming van de volksgezondheid kan worden vastgelegd dat op bepaalde locaties geen ventvergunningen kunnen worden verleend.

Bescherming van het milieu

Het milieubegrip omvat alle soorten van overlast die gerelateerd zijn aan de omgeving/het milieu. In de afweging van vergunningverlening kan deze weigeringsgrond gebruikt worden als de omgeving/het milieu wordt aangetast. Hierbij kan het onder andere gaan om het tegengaan van geluidsoverlast en stankoverlast of de veiligheid in verband met bakken en braden.

2.3. SOORTEN VENTVERGUNNINGEN

Voor de verstrekking van ventvergunningen zijn 2 soorten te onderscheiden:

  • o

    Vaste vergunning op het strand: een ventvergunning waarvoor een vergunning is verleend met een tijdsduur van maximaal tien jaar. Het aantal te verlenen vergunningen wordt gesteld op maximaal 12.

  • o

    Vaste vergunning in Zandvoort Noord: een ventvergunning waarvoor een vergunning is verleend met een tijdsduur van maximaal tien jaar. Het aantal te verlenen vergunningen wordt gesteld op maximaal 1.

Momenteel wordt er één vaste ventvergunning verleend voor buiten het strand. Voor deze ventvergunning wordt een uitsterfoonstructie ingesteld. Indien er bij het beëindigen van deze vergunning geen overdracht plaatsvindt wordt er geen vaste ventvergunning meer verleend voor buiten het strand. Zolang de vergunning niet door de vergunninghouder definitief is beëindigd blijf het mogelijk de vergunning te vernieuwen.

2.4. LOCATIES

Er worden maximaal 12 vaste ventvergunningen voor het strand afgegeven, hetgeen een reductie ten opzichte van het oude beleid betekent. Dit aantal zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het strand omdat er zo meer "vrij" strand ontstaat. Daarnaast zorgt het verminderen van het aantal verkeersbewegingen op het strand voor een veiligere omgeving voor de badgasten.

De verdeling van dit aantal over de ventgebieden als bedoeld in bijlage 8 van deze nota is als volgt:

Stranddeel 1 (gehele strand) 2x;

Stranddeel 2 (gebouw Rotonde t/m naaktstrand) 3x;

Stranddeel 3 (gebouw Rotonde tot Bloemendaal) 6x en

Stranddeel 4 (paviljoen 26 tot Bloemendaal) 1x.

Het maximum aantal ventvergunningen en de verdeling hiervan over de betreffende ventgebieden als bedoeld in bijlage 8 bij deze nota is afgestemd met en akkoord bevonden door het bestuur van de Vent- en Stand plaatshouders Vereniging Zandvoort.

2.5. VERGUNNINGVERLENING EN PROCEDURE

Overgangsperiode

In verband met het reduceren van het aantal ventvergunningen zijn paragrafen 2.6 t/m 2.8 niet van toepassing zolang het maximum aantal vergunning nog niet bereikt is. Het college heeft "recht van le koop" (de in de plaatsstelling met betrekking tot de privaatrechtelijke overeenkomst oftewel de overname van de ventactiviteiten) indien een venter besluit te stoppen.

Vier jaar na datum vaststelling van deze nota vindt er een evaluatie plaats om te bepalen of "het recht van 1e koop" heeft geleid tot de gewenste vermindering van het aantal vergunningen.

2.6. ONTVANKELIJKE AANVRAAG

De vergunningaanvraag dient ontvankelijk te zijn, dat wil zeggen dat de aanvraag in behandeling kan worden genomen als alle gevraagde gegevens en bescheiden bij de aanvraag zijn overgelegd. Voor het doen van een aanvraag ter verkrijging van een ventvergunning zijn aanvraagformulieren vastgesteld (zie bijlage 5).

Naast het aanvraagformulier dienen de volgende gegevens en bescheiden te worden overgelegd:

  • o

    een duidelijke omschrijving van het gebied waarin men wenst te venten;

  • o

    een inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel;

  • o

    een omschrijving van de verkoopgelegenheid met een foto/tekening van het verkoopmiddel;

  • o

    een kopie van een geldig bewijs van registratie HBD (Hoofdbedrijfschap Detailhandel);

  • o

    een kopie van een geldig legitimatiebewijs (minimale leeftijd is 18 jaar);

  • o

    indien het een overname betreft dan dient er een voordracht van de vergunninghouder bijgevoegd te worden;

Indien een vergunninghouder bij een overname niet heeft voldaan aan zijn privaatrechtelijke verplichtingen wordt er door de gemeente op privaatrechtelijke basis niet meegewerkt met de overdracht. Bestuursrechtelijk heeft dit echter geen consequenties.

2.7. BEHANDELINGSTERMIJN

In de APV is in artikel 1.2, eerste lid opgenomen dat het college binnen 8 weken na de dag waarop de aanvraag voor een vergunning of ontheffing is ontvangen, beslist. Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste 8 weken verdagen. De bepaling uit de APV is maatgevend.

Op de ventvergunningen is de Lex Silencio Positivo van toepassing. Dit betekent dat er bij het overschrijden van een beslistermijn er van rechtswege een positieve beschikking ontstaat. De aanvrager moet zich wel houden aan de voorwaarden en voorschriften zoals beschreven het beleid.

2.8. BEËINDIGEN VERGUNNING

Indien een vergunninghouder zijn ventvergunning wenst te beëindigen zonder dat zijn vergunning en de privaatrechtelijke overeenkomst overgedragen worden aan een opvolger, dient de volgende procedure te worden gevolgd:

  • o

    Vergunninghouder geeft schriftelijk aan het college aan geen gebruik meer te willen maken van de vergunning;

  • o

    De vergunninghouder krijgt eveneens een schriftelijke bevestiging dat de vergunning is ingetrokken;

  • o

    De gemeente plaats een aankondiging dat een vergunning is vrijgekomen in de lokale krant, gemeentelijke website en een landelijk vakblad;

  • o

    Kandidaten krijgen twee weken de gelegenheid om een aanvraag in te dienen;

  • o

    Toetsing vindt vervolgens plaats in volgorde van binnenkomst. Indien de aanvraag onvolledig is, krijgt de kandidaat twee weken de tijd om de ontbrekende gegevens aan te leveren. Geeft de kandidaat hier geen gehoor aan dan volgt een besluit waarin de kandidaat wordt meegedeeld dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen (conform artikel 4:5 van de Algemene Wet Bestuursrecht);

  • o

    Indien er meerdere kandidaten geschikt zijn wordt de vergunning verleend aan degene wiens volledige aanvraag het eerst is ontvangen. Om dit aan te tonen wordt op elke ontvangen aanvraag en ontvangen aanvullingen een stempel met de datum van ontvangst gezet. Indien meerdere aanvragen op dezelfde dag zijn ontvangen en de betreffende kandidaten allen voor het overige aan de vereisten voor verlening, zal worden geloot.

2.9. INTREKKING VERGUNNING

In de APV staan voor wat betreft de ventvergunningen geen aparte intrekkingsgronden genoemd. Dit houdt in, dat artikel 1:6 van de APV op deze vergunningen van toepassing is (zie bijlage 4).

Indien de vergunninghouder zich niet houdt aan de privaatrechtelijk overeenkomst kan deze ontbonden worden. Dit heeft als gevolg dat de vergunninghouder geen gebruik kan maken van de vergunning omdat men geen toestemming heeft om gebruik te maken van de toegewezen locatie.

2.10. VOORSCHRIFTEN

Persoonsgebonden karakter

De vergunning is persoonsgebonden. Hieruit volgt dat een vergunning ook uitsluitend op naam van een natuurlijk persoon of een rechtspersoon wordt gesteld. Een (rechts)persoon kan meerdere vergunningen op zijn/haar naam hebben.

De reden hiervoor is dat aan de vergunninghouder een aantal specifieke eisen wordt gesteld. Dit omdat aan het gebruik van de vergunning aspecten zitten als openbare orde en mogelijke overlast voorkomen enz.

Duur vergunning

De vaste ventvergunningen kunnen worden verleend voor een periode van 10 jaar met een optie van nog eens 10 jaar. Een langere looptijd van een vergunning heeft als nadeel dat de voorschriften van de vergunning tussentijds niet of moeilijk kunnen worden gewijzigd, indien dit door gewijzigde omstandigheden wenselijk zou zijn. Dit is eenvoudiger te realiseren alseen vergunning eenmaal is verlopen. Het jaarlijks verlengen van de vergunningen is in het kader van de lastenverlichting en de slogan "minder regels, meer service" niet wenselijk. Bovendien is het om investeringen te kunnen doen voor de ambulante handelaar van belang om te weten dat hij de investering terug kan verdienen. Daarnaast eisen geldschieters zoals banken voor het aangaan van leningen zekerheid over het voortbestaan van de onderneming. Met een vergunning met een looptijd van 10 jaar wordt deze zekerheid voldoende geboden. Een jaar voordat de privaatrechtelijke overeenkomst en vergunning aflopen gaan beide partijen in overleg met elkaar om de procedure en inhoud van de privaatrechtelijke overeenkomst en vergunning voor de volgende 10 jaar te bespreken.

Nieuwe aanvragen

Nieuwe aanvragen ter verkrijging van de gevraagde vergunningen worden verleend voor een periode van 10 jaar. Nieuwe aanvragen in het kader van een voorgedragen kandidaat hetzij nieuwe aanvragers middels advertentie of anderszins worden verleend voor de restantperiode van die 10 jaar. De privaatrechtelijke overeenkomsten worden

overeenkomstig deze periode van 10 jaar aangegaan.

Afmetingen

De maximale afmetingen voor de verkoopinrichting zijn: 2,55 meter breed, 4 meter hoog en 12 meter lang (exclusief tractor en dissel e.d.).

Als ondernemers hun handel met een ander verkoopmiddel willen uitoefenen dan waarvoor zij vergunning hebben, dient hiervoor een nieuwe aanvraag te worden ingediend.

Onderlinge afstand en concentratie van wagen bij paviljoens

De gemeente wil niet bij voorbaat allerlei regels en beperkingen opleggen en is er voorstander van dat er via de Vent- en Standplaatshoudersvereniging onderlinge afspraken worden gemaakt om de onderlinge afstand te reguleren.

De huidige situatie wordt gehandhaafd en na het eerstvolgende seizoen na vaststelling van deze nota wordt er medio oktober een evaluatie gehouden omtrent dit punt. Mocht het noodzakelijk zijn kunnen er nog aanvullende maatregelen vastgesteld worden.

Mobiliteitseis

Om het karakter van het venten te bewaren is toegestaan om tijdelijk stil te staan op een gekozen halteplaats om klanten te bedienen.

In het belang van de openbare orde en (verkeers-)veiligheid is het noodzakelijk dat een verkoopgelegenheid waarmee straathandel wordt bedreven, in daartoe dwingende situaties binnen de kortst mogelijke termijn van de plaats waar halt is gehouden kan worden verwijderd.

In aansluiting hierop geldt dat de verkoopgelegenheid nooit en te nimmer losgekoppeld mag worden van het voertuig waaraan de verkoopgelegenheid is gekoppeld in de periode waarin gevent wordt. Deze mobiliteitseis zal in de vergunningsvoorschriften worden opgenomen.

Tijden

Aansluitend aan de Winkeltijdenwet mag het venten plaatsvinden tussen 06.00 uur en 22.00 uur. Na 22.00 uur dient de verkoopwagen met trekkend voertuig dagelijks verwijderd te worden van de locatie.

Brandveiligheid

Verkoopwagens dienen te voldoen aan de brandveiligheidseisen (zie bijlage 7). Dit geldt zowel voor de plek waar het venten is toegestaan als voor de inrichting van de verkoopwagen (geldende brandveiligheidseisen opgesteld door Brandweer Zandvoort).

Welstandscriteria voor reclame op verkoopwagens

In de welstandsnota zijn er diverse eisen opgenomen omtrent de reclame-uitingen op verkoopwagens. Vergunninghouders dienen te voldoen aan deze eisen. In het kader van deze nota worden handelsnamen niet gezien als reclame.

De welstandsnota is gericht op de reclame op de verkoopwagen. In aanvulling hierop is het niet toegestaan vlaggen op het trekkende voertuig te plaatsen.

2.11. SCHOONMAKEN TERREIN

Er dienen aan de verkoopwagen, waarmee de halteplaats wordt ingenomen, of in de onmiddellijke nabijheid daarvan, twee afvalbakken te worden geplaatst. Voor het legen van deze bakken is de vergunninghouder verantwoordelijk, het is daarbij niet toegestaan om hiervoor de gemeentelijke afvalbakken te gebruiken.

Daarnaast dient er voor het doorrijden naar de volgende halteplaats het afval afkomstig van de verkoopinrichting in een strook van 10 meter rondom de verkoopinrichting verwijderd te worden.

2.12. TARIEVEN

Op grond van de Legesverordening worden, bij het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verstrekken van een vergunning, legeskosten in rekening gebracht.

2.13. HANDHAVING

De handhaving van ventvergunningen wordt uitgevoerd door de bevoegde ambtenaren van de gemeente Zandvoort en door de politie Kennemerland.

3.DEEL II: STANDPLAATSEN

3.1. JURIDISCHE KADER

De definitie van een standplaats staat omschreven in de artikel 5:17 van de APV (zie bijlage 2).

3.1.2. ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING

Op grond van artikel 5:18 van de APV is voor het innemen van een standplaats vergunning nodig van het college. Dat geldt ook als de standplaats zich niet op gemeentegrond bevindt (zie bijlage 2).

3.2. WEIGERINGSGRONDEN

Met het vaststellen van de weigeringsgronden wordt bepaald in welke gevallen de vereiste vergunning kan worden geweigerd of wanneer de vergunning moet worden verleend. Hiermee wordt ook de grens van de regelingsbevoegdheid van de gemeente

aangegeven. De beleidsruimte waarin men onderwerpen kan vastleggen wordt bepaald door de feitelijke invulling van de hieronder vermelde weigeringsgronden.

Een vergunning kan worden geweigerd op de in artikel 1:8 en artikel 5:18 APV genoemde weigeringsgronden:

  • o

    in het belang van de openbare orde

  • o

    in het belang van de openbare veiligheid

  • o

    in het belang van de volksgezondheid

  • o

    in het belang van de bescherming van het milieu

  • o

    indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

  • o

    wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;

  • o

    strijd met het geldende bestemmingsplan.

Openbare orde en veiligheid

Onder openbare veiligheid valt onder andere verkeersvrijheid- en veiligheid. Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeersaantrekkend karakter. In het belang van de verkeersveiligheid is het daarom niet mogelijk overal een standplaats in te nemen. Door de verkeersaantrekkende werking ontstaan mogelijk ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers. Ook parkerende auto's kunnen overlast in de omgeving veroorzaken. Het ligt daarom voor de hand om standplaatsen zoveel mogelijk te situeren op plekken waar voldoende parkeerruimte aanwezig is, zoals op de Noordboulevard (aangewezen plekken).

De standplaatsen mogen een vlotte doorstroom van voetgangers niet beletten. Ook personen in rolstoelen, scootmobielen e.d. dienen geen hinder te ondervinden van de standplaatsen. Verder moet bij de bepaling van de standplaatslocatie rekening worden gehouden met de toegankelijkheid van hulpverleningsdiensten ingeval van calamiteiten. Daarbij dienen kabels, leidingen, rioolputten e.d. bereikbaar te zijn ten behoeve van onderhoud en reparatie.

Voorts kunnen meerdere standplaatsen op dezelfde locatie tot overlast leiden. Het gaat dan om overlast die een bedreiging vormt voor de veiligheid en rust in de publieke ruimte. Bij het hanteren van deze weigeringsgrond kan een verdeling gerealiseerd worden van het aantal standplaatsen, waarbij de af te geven vergunningen zodanig worden verspreid, dat een concentratie van standplaatsen wordt tegengegaan. Deze weigeringsgrond kan ook gebruikt worden wanneer veel belangstelling ontstaat voor dezelfde locatie. Een ruim aantal standplaatsen op een plek doet ook de kans op feitelijke marktvorming ontstaan.

Volksgezondheid

Bij volksgezondheid valt te denken aan geluidsoverlast en overlast veroorzaakt door stof, afval en dergelijke Ter bescherming van de volksgezondheid kan worden vastgelegd dat op bepaalde locaties geen standplaatsen kunnen worden ingenomen. Ook kunnen bepaalde voorschriften aan een standplaatsvergunning worden verbonden, zoals voorschriften met betrekking tot de afstand van een standplaats tot bebouwing.

Bescherming van het milieu

Het milieubegrip omvat alle soorten van overlast die gerelateerd zijn aan de omgeving/het milieu. In de afweging van vergunningverlening kan deze weigeringsgrond gebruikt worden als de omgeving/het milieu wordt aangetast. Hierbij kan het o.a. gaan om het tegengaan van stankoverlast of de veiligheid i.v.m. bakken en braden.

Redelijke eisen van welstand

Deze weigeringsgrond kan gehanteerd worden indien een of meer standplaatsen worden ingenomen op een zodanige plaats dat het straatbeeld ernstig verstoord wordt. Met deze weigeringsgrond kan niet alleen verkapte marktvorming worden tegengegaan, ook wordt daarmee het aanzien van monumentale gebouwen of stedenbouwkundige ensembles

gewaarborgd.

Verzorgingsniveau

De gemeente houdt zich niet bezig met concurrentieverhoudingen. Bij het toedelen van standplaatsen mag ze wel streven naar een gevarieerd aanbod wanneer er meerdere standplaatsen in de directe omgeving van elkaar worden ingenomen. Indien blijkt dat binnen een verzorgingsgebied in een bepaalde branche nog slechts één winkel is gevestigd die door de concurrentie van een standplaatshouder ten onder dreigt te gaan, kan het verzorgingsniveau ter plaatse in gedrang komen. De winkelier kan dan bezwaar aantekenen tegen het verlenen van de vergunning maar zal wel aan de hand van een bedrijfseconomisch onderzoek moeten kunnen aantonen dat de levensvatbaarheid van zijn bedrijf door de standplaats wordt bedreigd.

Bestemmingsplan

Bij het beoordelen van een aanvraag voor een standplaatsvergunning moet altijd gelet worden op de voorschriften die uit het bestemmingsplan voortvloeien.

3.3. SOORTEN STANDPLAATSVERGUNNINGEN

Voor de verstrekking van standplaatsvergunningen zijn diverse soorten te onderscheiden:

  • o

    vaste vergunning: een standplaats waarvoor een vergunning is verleend met een tijdsduur van maximaal tien jaar;

  • o

    tijdelijke vergunning: een standplaats waarvoor een vergunning is verleend voor de maximale duur van drie aaneengesloten maanden per jaar. Tijdelijke vergunningen worden slechts verleend aan niet-commerciële instellingen met een maatschappelijk doel.

  • o

    Seizoensciebonden vergunningen: een tijdelijke standplaats voor de verkoop van kerstbomen of oliebollen. Een seizoensgebonden vergunning kan op verzoek verleend worden voor 10 jaar.

Verkoop kerstbomen

De locatie voor de verkoop van kerstbomen wordt tevens op de brandveiligheid getoetst. Er mogen 3 verkooppunten voor kerstbomen worden ingericht:

  • o

    in oud/nieuw noord één verkooppunt;

  • o

    in het centrum één verkooppunt;

  • o

    in zuid één verkooppunt (bij voorkeur in de omgeving van de Tolweg).

Deze standplaatsen mogen vanaf 1 december opgebouwd worden en de verkoop is toegestaan in de periode van 6 december t/m 24 december.

Verkoop oliebollen

Er mogen 2 verkooppunten voor oliebollen worden ingenomen:

  • o

    in het centrum één verkooppunt;

  • o

    in nieuw noord één verkooppunt.

Deze standplaatsen mogen vanaf 15 oktober t/m 15 januari ingenomen worden.

3.4. MAXIMUM AANTAL VASTE VERGUNNINGEN

Momenteel zijn er 13 vaste vergunningen verleend. Het besluit is om het maximale aantal vaste vergunningen vast te stellen op 13 (de genoemde standplaatsen voor de verkoop van kerstbomen en oliebollen in paragraaf 3.3 en de niet-commerciële standplaatsen worden hier niet in meegenomen).

3.5. PROMOTIEBELEID — GEBRUIK (GEMEENTE)GROND

Aanvragen voor stalletjes op de weg voor bijvoorbeeld promotieactiviteiten worden getoetst op artikel 2:10 van de APV. Dit geldt ook voor alle andere vormen van uitstallingen, enz. Hiervoor dient een aparte melding of aanvraag te worden gedaan middels een vastgesteld aanvraagformulier "Plaatsen Voorwerpen (op openbare plaats)". De aanvraag zal aan de weigeringsgronden van artikel 2.10 van de APV worden getoetst.

3.6. VOERTUIGEN

Op de toegewezen standplaatslocatie dient de standplaatshouder ook zijn voertuig te plaatsen. Dit is niet van toepassing op het Raadhuisplein. Op het Raadhuisplein is het verboden voor een standplaatshouder zijn voertuig te plaatsen bij de toegewezen standplaatslocatie. Er wordt geen afzonderlijke ontheffing afgegeven voor het voertuig van de standplaatshouder.

Indien gewenst kan de standplaatshouder een vergunning aanvragen voor een parkeervak tegen de gangbare kostprijs.

Voor de locaties aan de Boulevard Paulus Loot ter hoogte van de Watertoren, de Boulevard Barnaart ter hoogte van J. van Heemskerckstraat en de J. van Heemskerckstraat wordt een uitzondering gemaakt in verband met het publiekelijk aanzien. Hier wordt in nader overleg met de standplaatshouders invulling aan gegeven.

Afmetingen

De maximale afmetingen voor de verkoopinrichting zijn: 2,55 meter breed, 4 meter hoog en 12 meter lang (exclusief tractor en dissel e.d.).

Nieuw verkoopmiddel

Als ondernemers hun standplaats met een ander verkoopmiddel willen uitoefenen dan waarvoor zij vergunning hebben, dient hiervoor een nieuwe aanvraag te worden ingediend.

Locatie Raadhuisplein

Voor de vaste standplaatslocatie op het Raadhuisplein is een maximale afmeting toegestaan van 6 meter lanq in verband met de verkeersveiligheid en uitstraling van het plein.

Verrijdbaarheid van de wagen

De verkoopinrichting dient verrijdbaar te zijn in de zin van het VVVR. Sinds 1 januari 2009 dienen alle verkoopinrichtingen aan deze mobiliteitseis te voldoen.

Aansluitend aan de Winkeltijdenwet mag de verkoop plaatsvinden tussen 06.00 uur en 22.00 uur. Na 22.00 uur dient de verkoopwagen dagelijks verwijderd te worden van de locatie. In speciale gevallen is het mogelijk om een tijdelijke ontheffing te verlenen van dit voorschrift in verband met de openbare orde en veiligheid. Dit is ter beoordeling van het college.

Plaatsing wagen

De juiste plaats van de standplaats inclusief verkoopinrichting wordt door het college aangegeven. Zonder toestemming van het college is het niet toegestaan de verkoopwagen op een andere locatie te plaatsen.

Meubilair

Bij een standplaats is het toegestaan om maximaal 2 tafels en 2 stoelen of maximaal 4 statafels te plaatsen.

3.7. ONTVANKELIJKE AANVRAAG

De vergunningaanvraag dient ontvankelijk te zijn, dat wil zeggen dat de aanvraag in behandeling kan worden genomen als alle gevraagde gegevens en bescheiden bij de aanvraag zijn overgelegd. Voor het doen van een aanvraag ter verkrijging van een standplaatsvergunning zijn aanvraagformulieren vastgesteld (zie bijlage 6).

Naast het aanvraagformulier dienen de volgende gegevens en bescheiden te worden overgelegd:

  • o

    op welke plaats men de standplaats wenst in te nemen;

  • o

    een inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel;

  • o

    een omschrijving van de verkoopgelegenheid met een foto/tekening van het verkoopmiddel;

  • o

    een kopie van een geldig bewijs van registratie Hoofdbedrijfschap Detailhandel;

  • o

    een kopie van een geldig legitimatiebewijs (minimale leeftijd is 18 jaar);

  • o

    indien het een overname betreft dan dient er een voordracht van devergunninghouder bijgevoegd te worden;

  • o

    indien het een tijdelijke standplaats betreft die strijdig is met het bestemmingsplan dient er gelijktijdig een ontheffing van een bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) ingediend te worden.

Indien een vergunninghouder bij een overname niet heeft voldaan aan zijn privaatrechtelijke verplichtingen wordt er door de gemeente op privaatrechtelijke basis niet meegewerkt met de overdracht. Bestuursrechtelijk heeft dit echter geen consequenties.

3.8. BEHANDELINGSTERMIJN

In de APV is in artikel 1.2, eerste lid opgenomen dat het college binnen 8 weken na de dag waarop de aanvraag voor een vergunning of ontheffing ontvangen is beslist. Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste 8 weken verdagen.

Op de standplaatsvergunningen is de Lex Silencio Positivo van toepassing. Dit betekent dat er bij het overschrijden van een beslistermijn er van rechtswege een positieve beschikking ontstaat. De aanvrager moet zich wel houden aan de voorwaarden en voorschriften zoals beschreven in het beleid.

3.9. BEËINDIGEN VERGUNNING

Indien een vergunninghouder zijn standplaatsvergunning wenst te beëindigen zonder dat zijn vergunning en privaatrechtelijke overeenkomst voorgedragen worden aan een opvolger dient de volgende procedure te worden gevolgd:

  • o

    Vergunninghouder geeft schriftelijk aan het college aan geen gebruik meer te willen maken van de vergunning;

  • o

    De vergunninghouder krijgt eveneens een schriftelijke bevestiging dat de vergunning is ingetrokken;

  • o

    De gemeente plaats een aankondiging dat een vergunning vrij is gekomen in de lokale krant, gemeentelijke website en een landelijk vakblad;

  • o

    Kandidaten krijgen twee weken de gelegenheid om een aanvraag in te dienen;

  • o

    Toetsing vindt vervolgens plaatst in volgorde van binnenkomst. Indien de aanvraag onvolledig is krijgt de kandidaat twee weken de tijd om de ontbrekende gegevens aan te leveren. Geeft de kandidaat hier geen gehoor aan dan volgt een besluit waarin de kandidaat wordt meegedeeld dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen (conform artikel 4:5 van de Algemene Wet Bestuursrecht);

  • o

    Indien er meerdere kandidaten geschikt zijn wordt de vergunning verleend aan degene wiens volledige aanvraag het eerst is ontvangen. Om dit aan te tonen wordt op elke ontvangen aanvraag en ontvangen aanvullingen een stempel met de datum van ontvangst gezet. Indien meerdere aanvragen op dezelfde dag zijn ontvangen en de betreffende kandidaten allen voor het overige voldoen aan de vereisten voor verlening, zal worden geloot.

Indien er een vergunningaanvraag wordt gedaan in het kader van een 'overdracht', dient een aanvraag conform de gestelde eisen in paragraaf 3.7 te worden gedaan.

3.10. INTREKKING VERGUNNING

In de APV staan voor wat betreft de standplaatsvergunningen geen aparte intrekkingsgronden genoemd. Dit houdt in dat artikel 1:6 van de APV op deze vergunningen van toepassing is (zie bijlage 3).

Indien de vergunninghouder zich niet houdt aan de privaatrechtelijk overeenkomst kan deze ontbonden worden. Dit heeft als gevolg dat de vergunninghouder geen gebruik kan maken van de vergunning omdat men geen toestemming heeft om gebruik te maken van de toegewezen locatie.

3.11. VOORSCHRIFTEN

Persoonsgebonden karakter

De vergunning is persoonsgebonden. Hieruit volgt dat een vergunning ook uitsluitend op naam van een natuurlijk persoon of een rechtspersoon wordt gesteld. Een (rechts)persoon kan meerdere vergunningen op zijn/haar naam hebben.

De reden hiervoor is dat aan de vergunninghouder een aantal specifieke eisen wordt gesteld. Dit omdat aan het gebruik van de vergunning aspecten zitten als openbare orde en mogelijke overlast voorkomen enz.

Duur vergunning

De vaste standplaatsvergunningen kunnen worden verleend voor een periode van 10 jaar met een optie van nog eens 10 jaar. De tijdelijke vergunningen worden verleend voor een maximale periode van 3 aaneengesloten maanden. Een langere looptijd van een vergunning heeft als nadeel dat de voorschriften van de vergunning tussentijds niet of moeilijk kunnen worden gewijzigd, indien dit door gewijzigde omstandigheden wenselijk zou zijn. Dit is eenvoudiger te realiseren als een vergunning eenmaal is verlopen. Het jaarlijks verlengen van de vergunningen is in het kader van de lastenverlichting en de slogan 'minder regels, meer service' niet wenselijk. Bovendien is het om investeringen te kunnen plegen voor de ambulante handelaar van belang om te weten dat hij de investering terug kan verdienen. Daarnaast eisen geldschieters zoals banken voor het aangaan van leningen zekerheid over het voortbestaan van de onderneming. Met een vergunning met een looptijd van 10 jaar wordt deze zekerheid voldoende geboden. Een jaar voordat de privaatrechtelijke overeenkomst en vergunning aflopen gaan beide partijen in overleg met elkaar om de procedure en inhoud van de privaatrechtelijke overeenkomst en vergunning voor de volgende 10 jaar te bespreken.

Nieuwe aanvragen

Nieuwe aanvragen ter verkrijging van de gevraagde vergunningen worden verleend voor een periode van 10 jaar. Nieuwe aanvragen in het kader van een voorgedragen kandidaat hetzij nieuwe aanvragers middels advertentie of anderszins worden verleend voor de restantperiode van die 10 jaar. De privaatrechtelijke overeenkomsten worden

overeenkomstig deze periode van 10 jaar aangegaan.

Schoonhouden standplaats

Vanwege de openbare orde en het uiterlijk aanzien van de gemeente is het van belang om van de standplaatshouder te eisen dat hij de omgeving van de standplaats schoon houdt. Daarom dient de naaste omgeving in een strook van 10 meter rondom de standplaats in schone en ordelijke toestand worden gehouden. Tevens dienen aan de verkoopwagen, waarmee de standplaats wordt ingenomen, of in de onmiddellijke nabijheid daarvan, twee afvalbakken te worden geplaatst. Voor het legen van deze bakken is de vergunninghouder verantwoordelijk, het is daarbij niet toegestaan om hiervoor de gemeentelijke afvalbakken te gebruiken.

Naast zwerfafval betekent dit ook dat de standplaatshouder de standplaats schoont dient te houden van olievlekken, vetvlekken en dergelijke bevuiling.

Parkeerplaatsen

Buiten de bebouwde kom is het mogelijk om maximaal zes parkeerplaatsen om niet in gebruik te geven conform de vergunning. Deze parkeerplaatsen worden gebruikt voor het kortdurend parkeren van klanten.

Ontruimingseis/mobiliteitseis standplaatsen

De stand plaatshouders dienen aan de ontruimingseis/mobiliteitseis te voldoen. Dit betekent dat ze dagelijks na sluiting de verkoopwagen moeten verwijderen van de locatie. De standplaats moet dus dagelijks worden ontruimd.

Gelet op het feit dat de standplaatsen allemaal mobiel moeten zijn, dienen meubilair e.d. elke dag te worden ontruimd.

Brandveiligheid

Verkoopwagens dienen te voldoen aan de brandveiligheidseisen (zie bijlage 7). Dit geld zowel voor binnen als buiten de verkoopwagen (geldende brandveiligheidseisen opgesteld door Brandweer Zandvoort).

Welstandscriteria voor reclame op standplaatsen

In de welstandsnota zijn er diverse eisen opgenomen omtrent de reclame-uitingen op verkoopwagens. Vergunninghouders dienen te voldoen aan deze eisen. In het kader van deze nota worden handelsnamen niet gezien als reclame.

De welstandsnota is gericht op de reclame op de verkoopwagen. In aanvulling hierop is het niet toegestaan vlaggen op het trekkende voertuig te plaatsen.

3.12. TARIEVEN

Op grond van de Legesverordening worden, bij het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verstrekken van een vergunning, legeskosten in rekening gebracht.

3.13. HANDHAVING

De handhaving van standplaatsvergunningen wordt uitgevoerd door de bevoegde ambtenaren van de gemeente Zandvoort en door de politie Kennemerland.

Bijlage 1: ARTIKEL 5:14 EN 5:15 APV

BIJLAGE1: ARTIKEL 5:14 EN 5:15 APV

Bijlage 2: ARTIKEL 5:17, 5:18, 5:19 EN 5:20 APV

Bijlage 2, artikelen 5:17, 5:18, 5:19 en 5:20 APV

BIJLAGE 3: Artikel 5:16 APV

Bijlage 3: artikel 5:16 APV

BIJLAGE 4: ARTIKEL 1:6 EN 1:8 APV

Bijlage 4: artikel 1:6 en 1:8 APV

BIJLAGE 5: AANVRAAGFORMULIER VENTEN

Bijlage 5 - aanvraagformulier ventvergunning

BIJLAGE 6: AANVRAAGFORMULIER STANDPLAATSEN

Bijlage 6 - aanvraagformulier standplaatsvergunning

Bijlage 7 BRANDVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN

Bijlage 7 - brandveiligheidsvoorschriften

BIJLAGE 8: OVERZICHT VENTVERGUNNINGHOUDERS EN STRANDDEEL AANDUIDING

Bijlage 8 - overzicht ventvergunninghouders en stranddeel aanduiding