Verordening behandeling bezwaren in het kader van de toepassing van de rechtspositieregelingen Rijn en IJssel

Geldend van 26-02-2000 t/m heden

Intitulé

Verordening behandeling bezwaren in het kader van de toepassing van de rechtspositieregelingen Rijn en IJssel

Het algemeen bestuur van het Waterschap Rijn en IJssel;

gelet op de Waterschapswet en het Algemeen Reglement voor het waterschap Rijn en IJssel;

BESLUIT:

Vast te stellen de navolgende Verordening behandeling bezwaren in het kader van de toepassing van de rechtspositieregelingen.

  • I.

    Algemene bepalingen

  • I.

    Artikel 1

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    a.

    waterschap

    :

    het waterschap Rijn en IJssel

    b.

    bestuursorgaan

    :

    1. het algemeen bestuur van het waterschap;

     

     

     

    2. het dagelijks bestuur van het waterschap;

     

     

     

    3. de voorzitter van het waterschap;

     

     

     

    4. een afdelingsbestuur

     

     

     

    5. een coördinerend dagelijks bestuur (indien toepassing is gegeven aan artikel 40 van het Algemeen reglement voor het waterschap Rijn en IJssel);

     

     

     

    6. een afdelingsvoorzitter;

     

     

     

    7. een ander persoon of een ander college met enig openbaar gezag bekleed;

     

     

     

    ieder voor zover hun eigen bevoegdheid betreffende;

    c.

    wet

    :

    de algemene wet bestuursrecht;

    d.

    commissie

    :

    een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de wet.

  • II.

    Behandeling van bezwaren

  • Artikel 2

  • Er is een commissie voor de voorbereiding van de beslissing op bezwaren als bedoeld in artikel 1:5 van de wet, tegen besluiten in het kader van der toepassing van de rechtspositieregelingen van het waterschap.

  • Artikel 3

  • Het bestuursorgaan beslist op de bij hem ingediende bezwaren na advies van de commissie.

  • Artikel 4

    1.

    De commissie bestaat uit drie leden.

     

    Een lid wordt aangewezen door het dagelijks bestuur van het waterschap als voorzitter.

     

    Een lid wordt aangewezen door de in het Georganiseerd Overleg van het waterschap vertegenwoordigde vakorganisaties.

     

    Een lid wordt aangewezen door de twee eerder aangewezen leden.

    2.

    Tot leden zijn niet benoembaar personen die deel uitmaken of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan.

    3.

    Voor ieder lid wordt een plaatsvervanger aangewezen, op wie de voor de leden gegeven bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

    Artikel 5

    1.

    De voorzitter en de overige leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen.

    2.

    De aftredende voorzitter en leden van de commissie blijven hun functie waarnemen tot in hun opvolging is voorzien.

    Artikel 6

    Het secretariaat van de commissie wordt gevoerd door een door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar. Het dagelijks bestuur wijst tevens een of meer plaatsvervangers aan.

  • Artikel 7

    1.

    Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

    2.

    Het bestuursorgaan stelt het bezwaarschrift zo spoedig mogelijk in handen van de commissie.

    Artikel 8

    1.

    De voorzitter van de commissie kan ten behoeve van de voorbereiding van het advies rechtstreeks alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen.

    2.

    De voorzitter kan uit eigen beweging of op verzoek van de commissie bij deskundigen advies inwinnen en dezen zo nodig uitnodigen daartoe in de zitting te verschijnen. 

     

    Indien aan het inwinnen van advies kosten zijn verbonden, is daarvoor vooraf machtiging van het dagelijks bestuur vereist.

    Artikel 9

    De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting, waarin de belanghebbende en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.

    Artikel 10

    1.

    De voorzitter van de commissie deelt de belanghebbenden en het bestuursorgaan ten minste drie weken voor de zitting schriftelijk mede, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

    2.

    Indien een belanghebbende of het bestuursorgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks binnen drie dagen na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde mededeling, onder opgaaf van redenen, te worden verzocht aan de voorzitter van de commissie.

    3.

    De beslissing van de voorzitter op een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt zo spoedig mogelijk, doch ten minste twee weken voor de zitting, schriftelijk aan de belanghebbenden en het bestuursorgaan medegedeeld.

    Artikel 11

    De bevoegdheden ingevolge artikel 2:1, tweede lid, 6:6, 7:4, tweede en vijfde lid en 7:6, vierde lid, van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie namens het bestuursorgaan.

  • Artikel 12

    Voor het houden van de zitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden van de commissie, waaronder de voorzitter van de commissie, aanwezig is.

    Artikel 13

    De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de voorbereiding van en beraadslaging over het advies inzake de beslissing op het bezwaar, indien bij hen sprake is van vooringenomenheid of persoonlijk belang bij de beslissing.

    Artikel 14

    De zittingen van de commissie zijn niet openbaar.

  • Artikel 15

    1.

    Het verslag van de zitting als bedoeld in artikel 7:7 van de wet vermeldt de namen van de aanwezige belanghebbenden en de namen van de vertegenwoordigers van het bestuursorgaan, alsmede hun hoedanigheid. Het vermeldt voorts kort hetgeen tijdens de zitting is gezegd en voorgevallen.

    2.

    Indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord, wordt dit in het verslag vermeld.

    3.

    Het verslag verwijst naar de tijdens de zitting overlegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

    4.

    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

  • Artikel 16

    1.

    Indien na afloop van de zitting, doch voor het uitbrengen van advies, nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter van de commissie uit eigen beweging of op verzoek van de commissie dit onderzoek houden. Verkregen informatie of adviezen worden in afschrift aan de leden van de commissie, het bestuursorgaan en belanghebbenden toegezonden.

    2.

    De leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie of adviezen, aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het houden van een nieuwe zitting.

     

    De commissie beslist op een dergelijk verzoek.

    3.

    Op een zitting als bedoeld in het voorgaande lid, zijn de bepalingen van deze verordening over de zitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • Artikel 17

    1.

    De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Van minderheidsstandpunten wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

    2.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel aan het bestuursorgaan voor de te nemen beslissing op het bezwaar.

    3.

    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

    Artikel 18

    1.

    Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van tien weken als bedoeld in artikel 7:10 van de wet ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van advies door de commissie en het nemen van een beslissing op het bezwaar door het bestuursorgaan, verzoekt hij het bestuursorgaan tijdig de beslissing op bezwaar te verdagen.

    2.

    Van de beslissing tot verdagen ontvangt de commissie een afschrift.

  • III.

    Citeertitel

  • Artikel 19

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening behandeling bezwaren rechtspositionele aangelegenheden Rijn en IJssel.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur in zijn vergadering van 24 februari 2000,

de secretaris-directeur,

de voorzitter,

drs. Th. A.J. Burmanje

mr. H. van Brink