Algemeen aanwijzingsbesluit APV Noordwijk (incl. tiende wijziging)

Geldend van 01-09-2014 t/m 09-11-2015

Besluit van burgemeester en wethouders van Noordwijk en de burgemeester van Noordwijk van 6 januari 2007 (De Zeekant van 7 februari 2007),

met daarin verwerkt de wijzigingen zoals vervat in de 1e wijziging d.d. 17 april 2007 betreffende de aanwijzing van strandgedeelten waarop onder voorwaarden met motorvoertuigen mag worden gereden (art. 2.11.1 APV) en

met daarin verwerkt de wijzigingen zoals vervat in de 2e wijziging d.d. 23 oktober 2007 betreffende de beperking van het aanlijngebod voor honden op de naaktstranden tot de periode 1 juni tot en met 31 augustus (art. 2.4.17 APV) en

met daarin verwerkt de wijzigingen zoals vervat in de 3e wijziging d.d. 18 november 2008 inzake het stellen van nadere regels ten aanzien van vergunningverlening/-weigering met betrekking tot seksinrichtingen (artikel 3.1.3. APV) en

met daarin verwerkt de wijzingen zoals vervat in de 4e wijziging d.d. 3 november 2009 inzake het opnieuw aanwijzen van uitlaatgebieden (artikel 2.4.18 APV) en het aanwijzen van geschikte opruimmiddelen voor het doeltreffend opruimen van uitwerpselen van honden (artikel 2.4.18. APV) en

met daarin verwerkt de wijziging zoals vervat in de 5 e wijziging d.d. 6 juli 2010 inzake het aanwijzen van de delen van het strand en de betreffende perioden waar het verboden is zich met een rij- of een trekdier op te houden en

met daarin verwerkt de wijziging zoals vervat in de 6e wijziging d.d. 7 december 2010 inzake het vastleggen van de locaties waar in het belang van de openbare orde vaste camera’s zijn geplaatst (artikel 2.10.1 APV) en

met daarin verwerkt de wijziging zoals vervat in de 7e wijziging d.d.4 januari 2011 inzake het

uitbreiden van het publiek terrein dat is aangewezen waarop het verboden is alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben (artikel 2.4.8 APV) en

met daarin verwerkt de 8e wijziging d.d. 14 februari 2012 inzake het vastleggen van de locaties waar in het belang van de openbare orde vaste camera’s zijn geplaatst en het verlengen van de gebruiksperiode (de 6e wijziging van 7 december 2010 is van rechtswege komen te vervallen) (artikel 2.10.1 APV) en

met daarin verwerkt de 9e wijziging d.d. 6 maart 2012 inzake het aanwijzen van de straten waar het verboden is fietsen en bromfietsen te parkeren en geparkeerd te houden buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen (artikel 5.1.11) en

met daarin verwerkt de 10e wijzigingen d.d. 5 augustus 2014 inzake het aanwijzen van plaatsen waar tijdens de jaarwisseling geen consumentenvuurwerk mag worden afgestoken (artikel 2.6.3 lid 1) en inzake het aanwijzen van houtopstand die behoort tot de snelgroeiende soorten (artikel 4.3.2 lid 3 onder c).

Burgemeester en wethouders van Noordwijk en de burgemeester van Noordwijk, ieder voor zover zij bevoegd zijn;

  • -

    overwegende dat zij met het oog op de uitvoering van de Algemene plaatselijke verordening Noordwijk (APV) nadere besluiten dienen te nemen ter uitwerking van diverse artikelen uit die APV;

  • -

    dat overeenkomstig het artikel 1.4 van die verordening aan de uitwerkingsbesluiten beperkingen en voorschriften kunnen worden verbonden en

  • -

    gelet op de Algemene plaatselijke verordening Noordwijk;

    b e s l u i t e n :

    ter nadere uitwerking van de Algemene plaatselijke verordening Noordwijk (APV) vast te stellen het “Algemeen aanwijzingsbesluit APV Noordwijk” met daarin de volgende aanwijzingen en uitwerkingen zoals per artikel aangewezen.

    Artikel 1 Aanwijzingen en uitwerkingen

    Ten aanzien van de hierna aangeduide artikelen uit de Algemene plaatselijke verordening Noordwijk (APV) wordt overwogen en besloten zoals hierna is weergegeven.

    1.3: Aanwijzing categorieën van vergunningen met indieningseis van 8 weken vooraf (burgemeester en college)

    Beschrijving:

    In artikel 1.3 APV is bepaald dat, indien een aanvraag om vergunning of ontheffing minder dan drie weken van te voren wordt ingediend, het betrokken bestuursorgaan kan besluiten die aanvraag niet in behandeling te nemen. In het tweede lid van dat artikel wordt de mogelijkheid geboden om voor nader aan te wijzen categorieën van vergunningen en ontheffingen die termijn van drie weken te verlengen tot maximaal acht weken.

    Overweging:

    De standaardtermijn van drie weken is tamelijk krap. Gelet op interne procedures ten aanzien van agendering en afhandeling van stukken, is het niet goed mogelijk om binnen die termijn een beslissing door het college te laten nemen. Ten aanzien van door het college te verlenen vergunningen en ontheffingen is de termijn van drie weken slechts haalbaar indien het een gemandateerd besluit betreft. Een burgemeesterbesluit kent een minder complexe aanloop voor wat betreft agendering en planning en kan daardoor meestal wel binnen drie weken worden genomen.

    Besluit:

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 1.3 lid 2 APV wordt de indieningstermijn voor het aanvragen van de volgende vergunningen en ontheffingen van drie weken verlengd tot acht weken:

  • de door het college te verlenen vergunningen of ontheffingen waarvoor geen mandaat is verleend of waarvoor een uitzondering geldt zoals bedoeld in artikel 3 van het “Mandaat-, machtiging- en volmachtbesluit Gemeente Noordwijk”;

  • de vergunningen en ontheffingen zoals bedoeld in hoofdstuk 3 van de APV.

    Opmerkingen:

    geen.

    2.1.3.1 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken, afbeeldingen of goederen (college)

    Beschrijving:

    Het college kan delen van het publiek terrein aanwijzen waarop en waarlangs het verboden is gedrukte of geschreven stukken, afbeeldingen of goederen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken.

    Overweging:

    Het uitdelen van folders en het gratis uitdelen van proefmonsters (sampling) en dergelijke kan leiden tot zwerfafval en wordt daarom niet aangemoedigd. Een totaal verbod geldend voor de hele gemeente is niet toegestaan (i.v.m. vrijheid van meningsuiting). Volstaan kan worden met het aanwijzen van (een deel van) het uitgaansgebied. Door juist het uitgaansgebied als verboden gebied aan te wijzen wordt het uitdelen van folders e.d. ontmoedigd.

    Besluit:

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2.1.3.1 lid 1 APV worden als delen van het publiek terrein waar het verbod uit het bedoelde artikel geldt, de volgende gebieden en wegen aangewezen:

    het strand, de Rudolf Tappenbeckweg, het Palaceplein, de Koningin Wilhelminaboulevard, de Koningin Astrid Boulevard, de Zeereep, het Vuurtorenplein, De Grent en het plein, in de volksmond bekend als het “Gat van Palace”.

    Opmerkingen:

    geen.

    2.1.4.3 Straatartiest (burgemeester)

    Beschrijving:

    De burgemeester kan delen van het publiek terrein aanwijzen waarop en waarlangs het verboden is om zonder ontheffing ten behoeve van publiek als straatartiest, tekenaar of gids op te treden.

    Overweging:

    Het toeristisch gebied in Noordwijk aan Zee wordt gebruik voor een veelheid aan activteiten. Om die activiteiten op een geordende manier te laten verlopen is enige grip op die activiteiten noodzakelijk. Er is daarom voor gekozen om een deel van het toeristisch gebied aan te wijzen als gebied waar het niet zonder meer is toegestaan om als straatartiest, tekenaar of gids op te treden. Daarmee is het uitvoeren van deze activiteiten ter plaatse niet geheel onmogelijk gemaakt, want er is voorzien in een ontheffingsmogelijkheid.

    Besluit:

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2.1.4.3 lid 1 APV worden als delen van het publiek terrein waar het verbod uit het bedoelde artikel geldt, de volgende gebieden en wegen aangewezen:

    het strand, de Rudolf Tappenbeckweg, het Palaceplein, de Koningin Wilhelminaboulevard, de Koningin Astrid Boulevard, de Zeereep, het Vuurtorenplein en De Grent.

    Opmerkingen:

    Geen.

    2.1.5.4: Aanwijzen tijdelijk vrijhouden van de weg i.v.m. reinigingswerkzaamheden (college)

    Beschrijving:

    Het college kan een gedeelte van de weg tijdelijk aanwijzen als weggedeelte dat moet worden vrijgehouden in verband met onderhouds-, beheers- of reinigingswerkzaamheden.

    Overweging:

    Indien bijvoorbeeld een parkeerterrein ontdaan moet worden van onkruid kan het noodzakelijk zijn het parkeerterrein tijdelijk autovrij te maken om ruimte te krijgen voor het verwijderen van het onkruid. Het betreft dan een besluit met een kortdurende werking dat naar de aard en strekking te ad hoc is om in het voorliggende algemene aanwijzingsbesluit op te nemen.

    Besluit:

    Geen.

    Opmerkingen:

    Het verdient aanbeveling om het nemen van een besluit zoals in dit artikel is bedoeld, te mandateren aan de uitvoerende dienst.

    2.1.6.6: Instellen tijdelijk rookverbod in bossen en duingebieden (college)

    Beschrijving:

    Het college kan een periode aanwijzen gedurende welke het verboden is om te roken in bossen en duingebieden.

    Overweging:

    Een rookverbod in bossen en duingebieden zou van belang kunnen zijn gedurende perioden van extreme droogte. Deze perioden zijn uiteraard niet voorspelbaar. Het instellen van een rookverbod is dan ook een instrument dat pas ingezet wordt in een concrete situatie.

    Besluit:

    geen.

    Opmerkingen:

    Indien een rookverbod wordt ingesteld zal dat ook duidelijk moeten worden gemaakt door middel van bijvoorbeeld perspublicaties en het plaatsen van waarschuwingsborden.

    2.2.2 lid 3: Aanwijzing categorieën van vergunningvrije evenementen (burgemeester)

    Beschrijving:

    De burgemeester kan categorieën van evenementen aanwijzen waarvoor de vergunningsplicht niet geldt.

    Overweging:

    Het instrument van de vergunningsplicht is ingevoerd om het bevoegd gezag (in dit geval de burgemeester) in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van een voorgenomen activiteit en daar zonodig die voorschriften aan te verbinden die nodig zijn in het kader van de (verkeers-) veiligheid, de zedelijkheid, de gezondheid, de openbare orde en het voorkomen of beperking van overlast. Het verlenen van een vrijstelling van de vergunningsplicht draagt dan ook een zeker risico in zich: het bevoegd gezag wordt dan immers niet meer van te voren in kennis gesteld van de voorgenomen activiteit en er is geen mogelijkheid om de activiteit te reguleren door middel van (op maat gemaakte) voorschriften.

    In de Noordwijkse APV is voorzien in een meldingsregeling voor kleinschalige evenementen. Door middel van die meldingsregeling wordt in ieder geval bewerkstelligd, dat het bevoegd gezag vooraf in kennis wordt gesteld van de voorgenomen activiteit en bovendien zijn er (weliswaar niet op maat gemaakte) standaardvoorschriften die in acht genomen moeten worden. Door deze meldingsregeling is er op dit moment geen behoefte aan een algehele vrijstelling van de vergunningsplicht voor bepaalde evenementen.

    Besluit:

    Geen.

    Opmerkingen:

    Geen.

    2.2.4: Vaststellen formulier, voorwaarden en voorschriften kleine evenementen (burgemeester)

    Beschrijving:

    Het artikel 2.2.4 APV bevat een meldingsregeling voor bepaalde kleinschalige evenementen. De melding moet worden gedaan met behulp van een door de burgemeester vast te stellen formulier. Tijdens een gemeld evenement moet worden voldaan aan door de burgemeester vast te stellen voorwaarden en voorschriften.

    Overweging:

    Om te kunnen beoordelen of een activiteit daadwerkelijk kan vallen onder de meldingsregeling zijn bepaalde gegevens nodig. Om te voorkomen dat een melding wordt ingediend zonder de benodigde gegevens is het noodzakelijk een standaardformulier te gebruiken. Een volledig (naar waarheid) ingevuld formulier bevat alle gegevens die nodig zijn om het gemelde evenement te kunnen toetsen.

    Besluit:

  • Als meldingsformulier is vastgesteld het als bijlage 1 bij dit aanwijzingsbesluit gevoegde formulier.

  • De standaardvoorwaarden en -voorschriften zijn vastgesteld overeenkomstig bijlage 2 bij dit aanwijzingsbesluit.

    Opmerkingen:

    Geen.

    2.3.1.3: In werking stellen exploitatievergunningenstelsel (burgemeester)

    Beschrijving:

    In artikel 2.3.1.2 APV is bepaald, dat vergunning nodig is voor het exploiteren van een horecabedrijf (exploitatievergunningenstelsel). In artikel 2.3.1.3 APV is bepaald, dat het vergunningenstelsel pas ingaat na een daartoe strekkend besluit van de burgemeester.

    Overweging:

    Een horecabedrijf moet beschikken over diverse vergunningen (o.a. Drank- en Horecawet) en voldoen aan vele regels (o.a. het op de Wet milieubeheer gebaseerde “Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer”). Hoewel de bedoelde vergunningen en regels vaak wel een raakvlak hebben met de openbare orde, zal er geen sprake zijn van rechtstreeks op de openbare orde betrekking hebbende regels. Het rechtstreeks reguleren van de openbare orde buiten de grenzen van een bedrijf is voorbehouden aan de APV. Het exploitatievergunningenstelsel is dan ook aanvullend op de reeds bestaande regelgeving. Mede in het kader van deregulering en lastenverlichting en in verband met verwachte ontwikkelingen betreffende de door de minister van VROM aangekondigde combinatie van het exploitatie-vergunningenstelsel uit de APV met de vergunningsplicht uit de Drank- en Horecawet is er voor gekozen het exploitatievergunningenstelsel nog niet in te voeren, maar de mogelijkheid daartoe wel nadrukkelijk open te houden.

    Besluit:

    Geen.

    Opmerkingen:

    Geen.

    2.4.2: Aanwijzing plakplaatsen en opstellen regels voor het aanbrengen (college)

    Beschrijving:

    Op grond van artikel 2.4.2 APV is het verboden om onroerende zaken te bekrassen of te bekladden en om bijvoorbeeld posters te plakken op vanaf de weg zichtbare plaatsen. Deze verboden gelden niet ten aanzien van het aanbrengen van bekendmakingen en meningsuitingen. In verband met de vrijheid van meningsuiting mogen geen regels gesteld worden ten aanzien van de inhoud van de bekendmakingen en meningsuitingen. Wel kan het college sturend optreden door bepaalde aanplakborden aan te wijzen die speciaal zijn bedoeld voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

    Overweging:

    Met name gedurende verkiezingstijden is er behoefte aan plakborden. Deze borden worden door de gemeente geplaatst en na afloop van de verkiezingen weer verwijderd.

    Besluit:

    Als aanplakborden zoals bedoeld in artikel 2.4.2 lid 4 APV worden aangewezen de speciaal voor dat doel gedurende een verkiezingstijd door de gemeente geplaatste aanplakborden.

    Opmerkingen:

    De aangewezen aanplakborden mogen op grond van artikel 2.4.2 lid 5 niet worden gebruikt voor het aanbrengen van handelsreclame.

    N.B.: aangezien er in de praktijk nooit sprake zal zijn van een schriftelijke toestemming om bijvoorbeeld lantaarnpalen of verkeersborden te beplakken, zal het toch beplakken van lantaarnpalen of verkeersborden een strijdigheid opleveren met artikel 2.4.2 lid 2 en derhalve strafbaar zijn.

    2.4.8: Aanwijzing delen van publiek terrein met drankverbod (college)

    Beschrijving:

    Het college kan een gebied aanwijzen waarop het verboden is alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes e.d. met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

    Overweging:

    In de APV 2003 was heel Noordwijk aangewezen als gebied waar geen alcohol op publiek terrein mocht worden genuttigd (met uitzondering van terrassen en het strand tussen 06.00 en 23.00 uur). Volgens de toelichting op het VNG-model is het echter niet toegestaan de hele gemeente aan te wijzen. Het besluit moet zijn gebaseerd op een concrete aanleiding en moet beperkt zijn tot die plaatsen waar uit ervaring problemen op kunnen treden als gevolg van de nuttiging van alcoholhoudende drank.

    Gebleken is, dat in het verleden regelmatig ’s nachts moest worden opgetreden tegen alcoholdrinkende jongeren op het strand. Ook op andere plaatsen in het uitgaanscentrum en omgeving en de wijk ‘Het Vinkeveld’ is in de praktijk gebleken dat problemen met drankgebruik kunnen optreden. Bovendien is in het verleden gebleken dat (school-) pleinen regelmatig gebruikt werden door drinkende jongeren, waarbij regelmatig overlast werd veroorzaakt voor derden.

    Besluit:

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2.4.8 lid 1 APV worden als delen van het publiek terrein waarop geen alcoholhoudende drank mag worden genuttigd of bij zich gehouden aangewezen:

    • alle schoolpleinen

    • de Branding

    • de Deining

    • de Fuikhoren

    • de Grent

    • de Hoofdstraat

    • de Huis ter Duinstraat

    • de Jan van Gent

    • de Kokkel

    • de Koningin Astrid Boulevard

    • de Koningin Wilhelmina Boulevard

    • de Noordhoren

    • de Parallel Boulevard

    • de Parelduiker

    • de Penhoren

    • de Rosser

    • de Scholekster

    • de Schoolstraat

    • de Sneeuwgors

    • de Spoelhoren

    • de Strandloper

    • de straten / verbindingsstraten gelegen tussen de Schoolstraat, Huis ter Duinstraat, De Grent en de Parallel Boulevard

    • de straten / verbindingsstraten tussen de Koningin Wilhelmina Boulevard en de Parallel Boulevard

    • de trap bij het voormalige Fortisgebouw aan de Nieuwe Zeeweg (bij Maria ter Zee)

    • de Vloedlijn

    • de Zager

    • de Zandbank

    • de Zeereep

    • de Zeekoet

    • de Zilvermeeuw

    • het Bonnikeplein

    • het Invaltij

    • het Kloosterplein, voorheen bekend als Lüschenterrein

    • Het Laantje

    • het Springtij

    • het strand, gedurende de periode tussen 23.00 uur en 09.00 uur

    • het Palaceplein

    • het parkeerterrein het Wantveld

    • het plein in de volksmond bekend als het “Gat van Palace”

    • het Rederijkersplein

    • het Uitvaltij

    • het Vuurtorenplein

    Opmerking:

    Het verbod geldt niet op een terras en niet op plaatsen waarvoor een ontheffing is verleend op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet.

    2.4.17: Aanwijzing losloopgebieden en voor honden toegankelijk terrein (college)

    Beschrijving:

    In artikel 2.4.17 APV is onder andere bepaald, dat het verboden is om binnen de bebouwde kom een hond los te laten lopen. Het college kan echter plaatsen aanwijzen waar het aanlijngebod niet geldt.

    Overweging:

    Het gebod om honden aangelijnd te houden heeft uitsluitend betrekking op het publiek terrein gelegen binnen de bebouwde kom. Hoewel de bebouwde kom van Noordwijk relatief klein is en het gebied buiten de bebouwde kom zich dus nooit op erg grote afstand bevindt, wordt het noodzakelijk geacht ook binnen de bebouwde kom te kunnen beschikken over een losloopgebied. De ruimte daartoe is gevonden in het centraal in de bebouwde kom gelegen Kruydpark.

    Besluit:

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2.4.17 APV wordt als plaats waar het gebod tot het aangelijnd houden van honden niet geldt (losloopgebied) aangewezen:

    • het westelijk deel van het Kruydpark, voor zover gelegen binnen de omheining (Middengebied Noord).

    Opmerkingen:

    Voor het gebied buiten de bebouwde kom anders dan het strand, zoals (bijvoorbeeld) de trimbaan ten noorden van de Northgodreef is het aanlijngebod niet van toepassing. Voor het strand bevat de APV zelf reeds bepalingen betreffende de toegankelijkheid en het aanlijngebod op het strand.

    2.4.17 lid 4: Beperking aanlijngebod voor honden op de naaktstranden (college)

    Beschrijving:

    In artikel 2.4.17 APV is onder andere bepaald, dat het verboden is om op de strandgedeelten die zijn aangewezen als locatie waar naaktrecreatie is toegestaan, een hond los te laten lopen. Het college kan echter perioden aanwijzen gedurende welke het aanlijngebod niet geldt.

    Overweging:

    Het gebod om honden op de naaktstranden aangelijnd te houden is opgenomen om overlast voor de (naakt-) recreanten door loslopende honden tegen te gaan. Die overlast kan echter slechts optreden gedurende de tijd dat de naaktstranden daadwerkelijk door naaktrecreanten worden gebruikt. Dat gebruik zal zich hoofdzakelijk beperken tot het recreatieseizoen, dat loopt van 1 juni tot en met 31 augustus. Er is geen zwaarwegende reden om ook buiten dat recreatieseizoen een aanlijngebod aan te houden.

    Besluit:

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2.4.17 lid 4 APV wordt bepaald, dat het aanlijngebod zoals volgt uit artikel 2.4.17 lid 2 onder b APV, slechts geldt gedurende de periode 1 juni tot en met 31 augustus.

    Opmerkingen:

    Geen.

    2.4.18: Aanwijzing uitlaatgebieden zonder opruimplicht hondenpoep (college)

    Beschrijving:

    Uit artikel 2.4.18 APV volgt (zij het met een omweg) een verplichting tot het opruimen van hondenpoep. Het college kan echter gebieden aanwijzen waar die opruimplicht niet geldt.

    Overweging:

    Hondenpoep wordt als een groot probleem ervaren. De overlast wordt vooral ondervonden op plaatsen die (mede) bestemd zijn voor het verkeer van voetgangers en op plaatsen waar kinderen spelen. Daarom is in de APV een opruimplicht opgenomen voor met name die plaatsen. In de praktijk blijkt het echter niet altijd even duidelijk te zijn welke plaatsen (mede) bestemd zijn voor het verkeer van voetgangers. Door het specifiek benoemen van enkele plaatsen waar de opruimplicht niet geldt (de zogenaamde uitlaatgebieden) wordt de duidelijkheid bevorderd. De uitlaatgebieden die dichtbij woonhuizen lagen en geregeld (met name in de zomer) overlast gaven voor omwonenden zijn opgeheven of korter geworden.

    Besluit:

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2.4.18. lid 2 APV worden als gebieden waar de verplichting tot het opruimen van uitwerpselen van een hond niet geldt (uitlaatgebieden) aangewezen:

    • de westzijde van de K.A. Boulevard (stukjes grond tussen parkeerplaatsen en boulevard);

    • de oostzijde van de Koepelweg en de Boerhaaveweg, alsmede de zuidzijde van de Boerhaaveweg tot aan de Dennenweg;

    • de noordzijde van het fietspad aan de Beeklaan, vanaf de rotonde Gladiolusstraat tot aan het Breloftpark;

    • de oostzijde van de Prins Hendrikweg tot aan het Dompad;

    • langs de zuidzijde van het voetpad in het Kruydpark evenwijdig aan de Nieuwe Zeeweg;

    • de oostzijde van het pad vanuit de Nieuwe Zeeweg, tussen het pad en de sloot;

    • de westzijde van de Weteringkade, langs de sloten en de oostzijde langs de weg, tussen de IJmuiderstraat en de Van de Mortelstraat;

    • de noordzijde van de Northgodreef aan de zijde van de trimbaan;

    • de westzijde van de Duinweg aan de zijde van de woonwijk, vanaf verbindingspad Duinweg - Grashoek tot aan de rotonde;

    • de westzijde van het pad vanuit de Van Panhuysstraat, ten westen van de sportvelden;

    • het pad van de Duinweg naar de wijk De Grashoek;

    • de zuidzijde van de Northgodreef ter hoogte van de Duinweg tot de Grashoek;

    • de westzijde van de Duinwetering aan de zijde van de Grashoek, vanaf de zonnekant tot aan de Northgodreef;

    • de westzijde van het Gruenepad;

    • de zuidzijde van de Northgodreef ter hoogte van Boerenburg;

    • de oostzijde van het tussenstuk Goohorstlaan, langs het voetpad;

    • de oostzijde van de Gooweg tot aan het Geverssportcomplex;

    • de druppel aan de zuidzijde van de Van de Mortelstraat ter hoogte van de Sint Jeroensweg;

    • de westzijde van de Gooweg, vanaf de begraafplaats t/m De La Bassecour Caanstraat;

    • de oostzijde van de Gooweg;

    • de noordzijde van De Hagen (ter hoogte van de villa’s);

    • de oostzijde van de Zuidbroek, tot aan de Hagen;

    • de oostzijde van de Nieuwe Offemweg vanaf de Hogeweg tot de Schiestraat;

    • de berm aan de noordzijde van de Hogeweg;

    • de oostzijde van het tussenstuk Westeinde en een stuk Offemweg langs het voetpad;

    • de noordzijde van de Beeklaan, langs het voetpad tot de Boekerslootlaan;

    • de westzijde van de Herenweg (gedeelte Vinkeveld) tot de Beeklaan, langs het voetpad;

    • de westzijde van de Deining;

    • de oostzijde van de Jan van Gent;

    • het westelijk deel van het Kruydpark, voor zover gelegen binnen de omheining (Middengebied Noord).

    Opmerkingen:

    De opruimplicht geldt niet voor plaatsen buiten de bebouwde kom, anders dan een voor het publiek toegankelijk en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide én op het strand voor de beide boulevards in de periode van 1 september tot en met 31 mei. De trimbaan ten noorden van de Northgodreef wordt eveneens als een uitlaatgebied aangemerkt. Het gebied ligt echter buiten de bebouwde kom en wordt niet als een speelweide beschouwd waardoor op deze plaats geen plicht tot het opruimen van hondenuitwerpselen geldt.”

    2.4.18 lid 4: Aanwijzing geschikte hulpmiddelen bij het verwijderen uitwerpselen van honden (college)

    Beschrijving:

    Uit artikel 2.4.18 lid 4 APV volgt dat de eigenaar of houder van een hond verplicht is om, wanneer hij zich met de hond op het publiek terrein bevindt, een doeltreffend hulpmiddel bij zich te hebben dat geschikt is voor verwijdering van uitwerpselen. Het college stelt hiervoor geschikte hulpmiddelen vast, wil het doeltreffend zijn.

    Overweging:

    Deze bepaling dient ertoe bij te dragen dat de overlast van hondenpoep verder wordt teruggedrongen. De eigenaar of houder van een hond die tijdens het uitlaten niet een aangewezen opruimmiddel bij zich heeft, geeft weer niet de intentie te hebben om daadwerkelijk de uitwerpselen van de hond op te ruimen.

    Het aanwijzen van hulpmiddelen die als geschikt worden beschouwd om daarmee op een doeltreffende wijze de uitwerpselen van de hond te verwijderen, dient ertoe te leiden / verder te bevorderen dat de uitwerpselen van de hond tijdens het uitlaten daadwerkelijk door de eigenaren en houders worden opgeruimd.

    Besluit:

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2.4.18 lid 4 APV worden de volgende hulpmiddelen aangewezen die als geschikt worden beschouwd voor het verwijderen van uitwerpselen van honden:

    • een schepje;

    • een papieren of plastic zakje.

    Opmerkingen:

    Geen.

    2.4.20: Aanwijzing plaatsen en stellen regels m.b.t. overlastgevende dieren (college)

    Beschrijving:

    Het college kan regels stellen ten aanzien van het houden van hinderlijke of schadelijke dieren.

    Overweging:

    Het houden van dieren kan op diverse manieren overlast voor de omgeving veroorzaken. In de praktijk is gebleken, dat onder andere het houden van, danwel fokken met honden in bijvoorbeeld een rijtjeswoning aanzienlijke problemen voor de buren kan veroorzaken.

    Besluit:

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2.4.20 APV wordt bepaald, dat het verboden is om:

    • in een woning en de daarbij behorende tuin voor zover gelegen binnen de bebouwde kom, anders dan in het kader van het uitvoeren van een bedrijfsmatige of daarmee vergelijkbare activiteit, meer dan vier volwassen honden aanwezig te hebben.

    Opmerkingen:

    Indien dieren worden gehouden in het kader van een bedrijfsmatige of daarmee vergelijkbare activiteit, is de Wet milieubeheer van toepassing en is voor die activiteit een milieuvergunning noodzakelijk of moet worden voldaan aan de algemene regels zoals opgenomen in een algemene maatregel van bestuur. In een dergelijk geval is (zoals ook aangegeven in artikel 2.4.20 lid 1 APV) dit aanwijzingsbesluit niet van toepassing.

    In bijzondere gevallen kan het college overigens op grond van het derde lid ontheffing verlenen van het geformuleerde verbod.

    2.6.3 lid 1: Aanwijzing plaats met verbod tot vuurwerk tijdens jaarwisseling (college)

    Beschrijving:

    Het is verboden om consumentenvuurwerk af te steken op door het college aangewezen plaatsen.

    Overweging:

    Tijdens en rondom de jaarwisseling 2013/2014 was wederom sprake van overlast en/of schade welke is ontstaan door het afsteken van vuurwerk op schoolpleinen. Gebleken is dat ook na de jaarwisseling nog vuurwerk (op schoolpleinen en andere locaties) wordt afgestoken waardoor de periode van overlast en gevaar veroorzaakt door vuurwerk aanzienlijk wordt verlengd. De afgelopen jaren is het vuurwerk bovendien steeds zwaarder en dus steeds gevaarlijker geworden. Ook het afval van vuurwerk kan voor kinderen gevaarlijk zijn. Bovendien worden de schoolpleinen door de gemeente schoongemaakt na de jaarwisseling. Al met al hoort vuurwerk niet thuis tussen schoolgaande kinderen en/of in de nabijheid van kwetsbare mensen. Niet alleen scholen maar ook zorginstellingen, dierenasiels- en pensions en brandstofverkoop- en opslagplaatsen kunnen tot de kwetsbare instellingen worden gerekend.

    Besluit:

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2.6.3 lid 1 APV worden als plaatsen aangewezen waar het verboden is tijdens de jaarwisseling vuurwerk af te steken binnen een straal van 100 meter:

    • schoolpleinen;

    • zorginstellingen;

    • dierenasiels- en pensions;

    • brandstofverkoop- en opslagpunten.

    Opmerkingen:

    Geen

    2.8.1: Besluit tot tijdelijke ophouding (burgemeester)

    Beschrijving:

    De burgemeester kan besluiten tot tijdelijke ophouding van groepen van personen indien deze personen bijvoorbeeld de openbare orde verstoren.

    Overweging:

    Een dergelijk besluit wordt slechts genomen in een specifiek geval in reactie op een actuele situatie en past derhalve niet in dit algemene aanwijzingsbesluit.

    Besluit:

    Geen.

    Opmerkingen:

    Grondslag voor een eventueel besluit is de Gemeentewet.

    2.9.1: Aanwijzing veiligheidsrisicogebied (burgemeester)

    Beschrijving:

    Op grond van de Gemeentewet kan de gemeenteraad bij verordening aan de burgemeester de bevoegdheid toekennen om een veiligheidsrisicogebied aan te wijzen. Een veiligheidsrisicogebied is een gebied waar de openbare orde door de aanwezigheid van wapens wordt verstoord of waar de vrees bestaat voor het ontstaan van een dergelijke verstoring. Een gebied bestaat uit de openbare wegen, de daaraan gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en de daarbij behorende erven.

    De officier van justitie kan op grond van de artikelen 50, 51 en 52 van de Wet wapens en munitie gelasten dat de politie voor de duur van maximaal 12 uur de bevoegdheid heeft om preventief te fouilleren in de door de burgemeester aangewezen gebieden. De officier van justitie kan in zijn last ook een kleiner gedeelte van het veiligheidsrisicogebied aanwijzen. De officier van justitie geeft pas een last nadat hij heeft geconstateerd dat het houden van wapencontroles noodzakelijk is. De vaststelling van de noodzakelijkheid is wettelijk verplicht vanwege het ingrijpende karakter van het preventief fouilleren.

    Nadat de officier van justitie een last heeft afgegeven, kan de politie overgaan tot het preventief fouilleren. De politie mag hierbij verpakkingen van goederen openen en onderzoeken, vervoermiddelen onderzoeken en een ieder aan de kleding onderzoeken op wapens en munitie.

    In de Wet wapens en munitie is aangegeven welke wapens verboden zijn. Hieronder vallen niet alleen pistolen, revolvers en munitie, maar bijvoorbeeld ook stiletto's, valmessen, vlindermessen, boksbeugels, wurgstokken en werpsterren. Speelgoedpistolen die erg lijken op een echt vuurwapen zijn evenmin toegestaan. Daarnaast is het verboden om voorwerpen voorhanden te hebben waarvan kan worden aangenomen dat zij voor geen ander doel bestemd zijn dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. Bijvoorbeeld een honkbalknuppel onder de voorstoel van de auto of een afgebroken bierflesje. Een volledig overzicht van alle verboden wapens is terug te vinden in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.

    Overweging:

    In artikel 151b van de Gemeentewet is beschreven hoe de aanwijzing tot veiligheidsrisicogebied moet worden voorbereid. Daarbij is onder andere bepaald, dat de burgemeester niet over gaat tot aanwijzing als veiligheidsrisicogebied voordat overleg heeft plaatsgevonden met de officier van justitie. Verder is bepaald, dat de aanwijzing als veiligheidsrisicogebied wordt gegeven voor een bepaalde duur die niet langer is en voor een gebied dat niet groter is dan strikt noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde.

    De beslissing tot gebiedsaanwijzing moet op schrift worden gesteld en een omschrijving bevatten van het gebied waarop deze van toepassing is alsmede de geldigheidsduur. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat de burgemeester de beslissing tot gebiedsaanwijzing niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt hij alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking daarvan.

    De burgemeester moet een eventuele gebiedsaanwijzing zo spoedig mogelijk ter kennis brengen van de raad en van de officier van justitie.

    Verder is in artikel 151b Gw bepaald dat, zodra de verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is geweken, de burgemeester de gebiedsaanwijzing in moet trekken.

    Uit de redactie van artikel 151b Gw moet worden afgeleid, dat er wel sprake moet zijn van zeer specifieke omstandigheden voordat er een veiligheidsrisicogebied kan worden aangewezen.

    Besluit:

    Geen.

    Opmerkingen:

    Geen.

    2.10.1: Besluit plaatsing camera’s (burgemeester)

    Beschrijving:

    De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde besluiten tot het tijdelijk plaatsen van vaste camera’s op openbare plaatsen voor zover dat van belang is voor het toezicht.

    Overweging:

    De gemeente Noordwijk kampt al een aantal jaren met overlast in het uitgaansgebied “De Grent en omgeving”. Uit veiligheidsanalyses is in 2006 en 2007 gebleken dat dit gebied zijn eigen problematiek en karakteristiek heeft met betrekking tot overlastbeleving. Zo laten incidentregistraties uit die jaren zien dat veel misdrijven en overtredingen plaatsvinden in de avond- en nachturen. Daarnaast is uit onderzoeken gebleken dat passanten gedurende de gehele dag overlast ondervinden van horecabezoekers. In het belang van de handhaving van de openbare orde heeft de gemeenteraad in 2007 besloten het project Cameratoezicht te starten. Het project liep van 1 oktober 2008 tot en met 1 oktober 2011 en gedurende deze periode is gebruikgemaakt van diverse vaste camera’s.

    Het doel van cameratoezicht is het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid in het uitgangsgebied en is drieledig:

  • -

    voorkomen van misdrijven en problemen met de openbare orde;

  • -

    verhogen van het gevoel van veiligheid voor bewoners en bezoekers in het uitgaansgebied;

  • -

    ondersteuning bij verzorging van adequate hulpverlening aan slachtoffers.

    Op 21 december 2011 heeft de raad van de gemeente Noordwijk besloten om opnieuw financiële middelen beschikbaar te stellen om het cameratoezicht in het uitgaansgebied voor een periode van 5 jaar te kunnen continueren. De noodzaak van cameratoezicht is aan de hand van een veiligheidsanalyse aangetoond en eveneens is uit de diverse evaluaties gebleken dat alle betrokken organisaties en disciplines voorstanders zijn van het toepassen en voortzetten van cameratoezicht in het uitgaansgebied. Op grond van voornoemde overwegingen en constateringen is het daarom te motiveren om de plaatsing van de vaste camera’s voor een periode vijf jaar te verlengen.

    Besluit:

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2.10.1 lid 1 wordt bepaald, dat van 1 oktober 2011 tot en met 1 oktober 2016 in het belang van de handhaving van de openbare orde vaste camera’s zijn geplaatst op de volgende locaties:

  • 1.

    Camera 1; geplaatst tegen de gevel van het Casino “The Prom” op een hoogte van ongeveer 4,5 meter en met o.a. overzicht op de entree van het casino, Jan Kroonsplein, Palaceplein, Olieburg en directe omgeving;

  • 2.

    Camera 2; geplaatst in een nieuwe 6 meter lichtmast op het Jan Kroonsplein op een hoogte van ongeveer 4,5 meter en met o.a. overzicht op de parkeerplaats rond het Jan Kroonsplein en een gedeelte van de Bomstraat en directe omgeving;

  • 3.

    Camera 3; geplaatst tegen de gevel van het pand op de Hoofdstraat 62 met o.a. overzicht op de Hoofdstraat, Bomstraat, Maarten Kruytstraat en directe omgeving;

  • 4.

    Camera 4; geplaatst in een nieuwe 6 meter lichtmast in de A. van Royenstraat op een hoogte van ongeveer 4,5 meter en met o.a. overzicht op de A. van Royenstraat, Maarten Kruytstraat en directe omgeving;

  • 5.

    Camera 5; geplaatst in de bestaande lichtmast met nummer N009 op De Grent op een hoogte van ongeveer 4 meter en met o.a. overzicht op De Grent, A. van Rooyenstraat, de horecagelegenheden langs de boulevard en directe omgeving;

  • 6.

    Camera 6; geplaatst in de bestaande lichtmast met nummer N004 op De Grent op een hoogte van ongeveer 4 meter en met o.a. overzicht op de horecagelegenheden langs de boulevard, De Grent en directe omgeving;

  • 7.

    Camera 7; geplaatst in de bestaande lichtmast op het Palaceplein op een hoogte van ongeveer 4 meter en met o.a. overzicht op het gehele Palaceplein, het begin van de Hoofdstraat en directe omgeving;

  • 8.

    Camera 8; geplaatst in een nieuw te plaatsen mast op De Grent ter hoogte van “’t Zeepaardje” gericht voorlangs de horecagelegenheden langs de boulevard ter herkenning van personen;

  • 9.

    Camera 9; geplaatst in een nieuw te plaatsen mast op De Grent ter hoogte van “’t Zeepaardje” gericht voorlangs de horecagelegenheden (kruislings met de andere camera) op de Boulevard ter herkenning van personen;

  • 10.

    Camera 10; geplaatst in de Hoofdstraat tegen pand van Bloemsierkunst Gebr. Van Abswoude gericht richting het Palaceplein;

  • 11.

    Camera 11; geplaatst in de Hoofdstraat tegen pand van Bloemsierkunst Gebr. Van Abswoude gericht op het plein in de Hoofdstraat.

    Opmerkingen:

    geen.

    2.11.1: Aanwijzing strandgedeelten i.v.m. diverse verboden (college)

    Beschrijving:

    Er is voor gekozen om een groot aantal activiteiten op het strand in principe verboden te verklaren tenzij ze expliciet zijn toegestaan door middel van het voorliggende aanwijzingsbesluit.

    Overweging:

    Het strand wordt door velen gezien als ideaal gebied voor allerlei soorten van vrijetijdbesteding. In principe biedt het ca. 14 kilometer lange Noordwijkse strand daar alle mogelijkheden toe. Gedurende mooi weer in het badseizoen kan het echter erg druk zijn op het strand. Vooral gedurende die perioden kunnen conflicten optreden tussen de verschillende gebruiksopties. Ter bevordering van openbare orde en veiligheid is het daarom van belang om op het strand een scheiding van activiteiten aan te brengen. Met name tijdens mooie zomerse dagen wordt het strand intensief gebruikt door zonnebadende strandbezoekers en spelende kinderen. Het rijden met een motorvoertuig over het strand kan in een dergelijke omgeving al snel tot gevaarlijke situaties leiden. Het rijden met motorvoertuigen over het strand moet dan ook worden beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is. Als noodzakelijke activiteiten worden in ieder geval beschouwd het bevoorraden van strandpaviljoens en verenigingsgebouden, het vervoer van bouwmaterialen voor het opbouwen en afbreken van bouwwerken op het strand c.a. en het rijden over strand in het kader van toezicht en veiligheid. Voor deze activiteiten is dan ook voorzien in een niet-van-toepassing-verklaring van het verbod tot het rijden op het strand. Daaraan worden wel enkele voorschriften en beperkingen verbonden. Deze voorschriften en beperkingen worden noodzakelijk geacht in het kader van de veiligheid op het strand.

    Ten aanzien van de bevoorrading is overwogen, dat het niet wenselijk is om alle bevoorraders een vrijstelling te geven omdat dat op enig moment zou kunnen leiden tot een flink aantal voertuigen tegelijk op het strand. Daarom is gekozen voor een systeem waarbij per paviljoen of gebouw één kaart kan worden verkregen. Slechts het voertuig waarin de kaart wordt getoond is gerechtigd op het strand te rijden. Daarmee wordt beoogd om per paviljoen of gebouw ten hoogste één bevoorrader tegelijk op het strand te laten rijden.

    Ten aanzien van de voertuigen die nodig zijn voor bijvoorbeeld het opbouwen van strandpaviljoens, is overwogen dat het niet praktisch is om het aantal voertuigen dat tegelijk ingezet mag worden voor dergelijke werkzaamheden aan een maximum te verbinden. Het maatgevend criterium bij het verstrekken van een kaart is meer gelegen in de noodzakelijkheid van de aanwezigheid van het voertuig bij de uitvoering van de werkzaamheden. Daarbij moet worden opgemerkt, dat deze werkzaamheden hoofdzakelijk zullen worden uitgevoerd buiten het hoogseizoen, zodat het uitgeven van meerdere kaarten verdedigbaar is.

    De motorvoertuigen van de NRB en de gemeente zijn als zodanig herkenbaar en hoeven geen kaart als extra kenteken te voeren.

    Overigens moet worden opgemerkt dat het verbod op het rijden met een motorvoertuig op het strand niet geldt voor politie, brandweer en geneeskundige diensten (zie artikel 2.11.7 APV).

    Voor het incidenteel rijden met een motorvoertuig op het strand, bijvoorbeeld in het kader van een evenement, kan op basis van artikel 2.11.1 lid 2 APV een aparte ontheffing worden verleend.

    Besluit:

    Ter uitvoering van het bepaalde in het tweede lid van artikel 2.11.1 worden ten aanzien van de volgende onderwerpen de daarbij geformuleerde besluiten genomen. Indien daarbij de aanduiding “rijksstrandpaal” wordt gebruikt moet daaronder worden verstaan de plaats waar die paal aanwezig is of waar die paal, interpolerend tussen de wel aanwezige palen, zou behoren te staan.

    Rijden met een motorvoertuig (t.b.v. bevoorrading)

    Het verbod op het met een motorvoertuig rijden op het strand is niet van toepassing op die gedeelten van het strand die bereden worden ten behoeve van de bevoorrading van de op het strand aanwezige strandpaviljoens en verenigingsgebouwen met dien verstande, dat deze aanwijzing uitsluitend van toepassing is indien aan de volgende voorschriften en beperkingen wordt voldaan:

  • 1.

    Het motorvoertuig waarmee op strand wordt gereden moet zijn voorzien van een achter de voorruit geplaatst en door de gemeente verstrekte en gewaarmerkte kaart met als hoofdtekst “BEVOORRADING”.

  • 2.

    Per strandpaviljoen of verenigingsgebouw wordt op aanvraag maximaal één exemplaar van de bedoelde kaart verstrekt.

  • 3.

    De bedoelde kaart mag uitsluitend worden gebruikt gedurende de op die kaart aangegeven periode.

  • 4.

    De kaart mag aan derden worden uitgeleend voorzover dat noodzakelijk is voor de bevoorrading van het strandpaviljoen of verenigingsgebouw waarvoor de kaart is verstrekt.

  • 5.

    Met een motorvoertuig mag uitsluitend op het strand worden gereden gedurende de tijd die strikt noodzakelijk is voor het via de kortst mogelijke route heen en weer rijden naar de plaats van bestemming. Het is niet toegestaan het motorvoertuig langer op het strand te laten staan dan strikt noodzakelijk is voor het onmiddellijk laden of lossen.

  • 6.

    Op de op- en afritten mag niet harder dan stapvoets worden gereden en op de overige delen van het strand mag niet harder dan 30 km per uur worden gereden.

  • 7.

    Tussen 10.00 en 20.00 uur is het niet toegestaan om op het strandgedeelte te rijden dat is gelegen tussen de zee en de denkbeeldige (evenwijdig aan de kust lopende) lijn die de voorkanten van de strandpaviljoens en verenigingsgebouwen aan elkaar verbindt.

  • 8.

    Het motorvoertuig waarmee op strand wordt gereden moet in goede staat van onderhoud zijn, geen olie lekken en moet zijn voorzien zijn van een deugdelijke uitlaat.

  • 9.

    Bij het rijden op strand mogen andere strandbezoekers niet onnodig gehinderd worden.

  • 10.

    Aanwijzingen inzake de veiligheid, gegeven door functionarissen van de brandweer, de politie, de gemeente en andere overheidsdiensten moeten stipt en onverwijld worden opgevolgd.

    Rijden met een motorvoertuig (t.b.v. bouw-, beheers- en onderhoudswerkzaamheden)

    Het verbod op het met een motorvoertuig rijden op het strand is niet van toepassing op die gedeelten van het strand die bereden worden ten behoeve van het op het strand plaatsen en verwijderen van strandpaviljoens en verenigingsgebouwen, het uitvoeren van de functie van strandvonder of het uitvoeren van andere beheers- en onderhoudswerkzaamheden met dien verstande, dat deze aanwijzing uitsluitend van toepassing is indien aan de volgende voorschriften en beperkingen wordt voldaan:

  • 1.

    Het motorvoertuig waarmee op strand wordt gereden moet zijn voorzien van een achter de voorruit geplaatst en door de gemeente verstrekte en gewaarmerkte kaart met als hoofdtekst “BOUW, BEHEER EN ONDERHOUD”.

  • 2.

    De bedoelde kaart kan op het gemeentehuis worden verkregen indien voorafgaand is aangetoond, dat het voertuig waarvoor de betreffende kaart gebruikt gaat worden inderdaad gebruikt zal worden voor het uitvoeren van bouw-, beheers- of onderhoudswerkzaamheden.

  • 3.

    De bedoelde kaart mag uitsluitend worden gebruikt gedurende het uitvoeren van bouw-, beheers- of onderhoudswerkzaamheden en wel uitsluitend gedurende de op die kaart aangegeven periode.

  • 4.

    De op de kaart aan te geven gebruiksperiode wordt bij afgifte ambtelijk bepaald, waarbij rekening wordt gehouden met de wens van de aanvrager, de reeds eerder uitgegeven kaarten en de eventuele andere activiteiten op het strand.

  • 5.

    Met een motorvoertuig mag uitsluitend op het strand worden gereden gedurende de tijd die strikt noodzakelijk is voor het uitvoeren van de werkzaamheden waarvoor de kaart is verstrekt. Het is niet toegestaan het motorvoertuig langer op het strand te laten staan dan strikt noodzakelijk is voor het uitvoeren van die werkzaamheden.

  • 6.

    Op de op- en afritten mag niet harder dan stapvoets worden gereden en op de overige delen van het strand mag niet harder dan 30 km per uur worden gereden.

  • 7.

    Het motorvoertuig waarmee op strand wordt gereden moet in goede staat van onderhoud zijn, geen olie lekken en moet zijn voorzien zijn van een deugdelijke uitlaat.

  • 8.

    Bij het rijden op strand mogen andere strandbezoekers niet onnodig gehinderd worden.

  • 9.

    Aanwijzingen inzake de veiligheid, gegeven door functionarissen van de brandweer, de politie, de gemeente en andere overheidsdiensten moeten stipt en onverwijld worden opgevolgd.

    Rijden met een motorvoertuig (t.b.v. toezicht, handhaving, veiligheid en redding)

    Het verbod op het met een motorvoertuig rijden op het strand is niet van toepassing op die gedeelten van het strand die bereden worden ten behoeve van het door de Noordwijkse Reddings Brigade (NRB) of door gemeente-ambtenaren houden van toezicht, uitvoeren van handhavingstaken, het bevorderen van de veiligheid en het uitvoeren van reddingsoperaties met dien verstande, dat deze aanwijzing uitsluitend van toepassing is indien aan de volgende voorschriften en beperkingen wordt voldaan:

  • 1.

    Het motorvoertuig waarmee op strand wordt gereden moet duidelijk herkenbaar zijn als een voertuig van de NRB of als een voertuig van de gemeente Noordwijk.

  • 2.

    Met een motorvoertuig mag uitsluitend op het strand worden gereden voorzover dat noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de aan de NRB of de gemeente toegekende taken.

  • 3.

    Tenzij er sprake is van een zwaarwegend spoedeisend belang mag op de op- en afritten niet harder dan stapvoets worden gereden en op de overige delen van het strand niet harder dan 30 km per uur.

  • 4.

    Het motorvoertuig waarmee op strand wordt gereden moet in goede staat van onderhoud zijn, geen olie lekken en moet zijn voorzien zijn van een deugdelijke uitlaat.

  • 5.

    Bij het rijden op strand mogen andere strandbezoekers niet onnodig gehinderd worden.

  • 6.

    Aanwijzingen inzake de veiligheid, gegeven door functionarissen van de brandweer, de politie, de gemeente en andere overheidsdiensten moeten stipt en onverwijld worden opgevolgd.

    Surfplank

    Het verbod op het hebben van een surfplank op het strand of het daarmee zee kiezen is niet van toepassing op de strandgedeelten:

  • -

    tussen rijksstrandpaal 83.000 en 82.750 (zijnde de locatie van Kustsurfvereniging Noordwijk ter hoogte van strandafrit 3);

  • -

    tussen rijksstrandpaal 80.750 en 80.500;

  • -

    tussen rijksstrandpaal 75.500 en 75.250 (zijnde het strand tussen radio Nora en Langevelderslag).

    Bestuurbare vlieger

    Het verbod op het oplaten van een door middel van twee of meer lijnen bestuurbare vlieger (met inbegrip van een voor kitesurfing te gebruiken kite) is, voorzover het vliegers betreft met een maximale spanwijdte van 2 meter en deze vliegers niet worden gebruikt ten behoeve van het kitesurfen, niet van toepassing op de strandgedeelten:

  • -

    tussen rijksstrandpaal 83.250 en de gemeentegrens met Katwijk (zijnde het strand ten zuiden van de Koningin Astrid Boulevard)

  • -

    tussen rijksstrandpaal 75.500 en 75.250 (zijnde het strand tussen radio Nora en Langevelderslag).

    Barbecue

    Het verbod op het houden van een barbecue op het strand is niet van toepassing indien:

  • -

    de barbecue wordt gehouden binnen de begrenzing van een horecabedrijf zoals bedoeld in artikel 2.3.1.1 (waaronder bijvoorbeeld de strandpaviljoens en de clubhuizen) en

  • -

    wordt voldaan aan de volgende voorwaarden (die gelden als aanvulling op de voorschriften ter beperking van gevaar, schade en hinder zoals gesteld op basis van de Wet milieubeheer):

  • Bij elk barbecue-toestel moet tenminste een voor direct gebruik gereed draagbaar blustoestel met een inhoud van tenminste 6 kilogram blusmateriaal voorhanden zijn.

  • Een barbecue-toestel moet zodanig worden gebruikt, dat er geen gevaar ontstaat voor het ontstaan van brand, hetzij door de eigenschappen van het toestel, dat toestel zelf of de wijze waarop het toestel is opgesteld of geïnstalleerd.

  • Bij het ontsteken van het barbecue-toestel mag geen brandbare vloeistof worden gebruikt.

  • Het barbecue-toestel moet zijn vervaardigd van onbrandbaar materiaal en voldoende stabiliteit bezitten.

  • Asresten mogen niet direct in afvalemmers of containers worden gedeponeerd, tenzij die afvalemmers of containers van metaal zijn.

  • Afval, zoals asresten en etensresten, moet worden afgevoerd als bedrijfsafval.

  • Gedurende de tijd dat zich in het barbecue-toestel brandende of smeulend materiaal bevindt moet een voor de naleving van de voorschriften verantwoordelijk volwassen persoon aanwezig zijn.

  • De aanwijzingen van functionarissen van de brandweer, de politie, de gemeente en andere overheidsdiensten inzake de veiligheid moeten stipt en onverwijld worden opgevolgd.

    Opmerkingen:

    Ten opzichte van de APV 2003 zijn de grenzen van de gebieden hier en daar enigszins gewijzigd als gevolg van de harmonisatie van gebiedsaanduidingen (alle aanwijzingen zijn nu gerelateerd aan rijksstrandpalen).

    Ten aanzien van het kitesurfen is een apart aanwijzingsbesluit opgesteld.

    2.11.5: Paarden op het strand (college)

    Beschrijving:

    Het college kan delen van het strand aanwijzen waar het verboden is om zich met een rij- of trekdier op te houden. Het college heeft eveneens de mogelijkheid om dit verbod te beperken tot bepaalde perioden.

    Overweging:

    De verboden om met een rij- of trekdier op specifieke delen op het strand van Noordwijk op te houden is onder meer opgenomen om overlast voor de overige strandbezoekers tegen te gaan en tevens om hun veiligheid te waarborgen. Echter, de kans dat overlast ontstaat of de veiligheid van strandbezoekers wordt aangetast is het grootst tijdens het badseizoen wanneer er sprake is van een verhoogd aantal bezoekers van het strand. Daarom is er voor gekozen om slechts die delen van het strand aan te wijzen waar tijdens het badseizoen zich veel badgasten bevinden en het onderhavige verbod eveneens te beperken tot deze periode. Daarmee is het rijden met paarden op deze stranddelen tijdens het badseizoen niet geheel onmogelijk gemaakt want er is voorzien in een ontheffingsmogelijkheid.

    Daarnaast is er voor gekozen om aan te geven dat alleen van de op- en afritten naar en van het strand door eigenaren en houders van rij- en trekdieren gebruik mag worden gemaakt die als zodanig hiervoor zijn ingericht.

    Besluit:

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2.11.5 lid 1 en lid 2 APV worden als delen van het strand aangewezen waar het verbod uit het bedoelde artikel geldt:

  • -

    - het strand tussen de rijksstrandpalen 83.000 en 80.750 (zijnde globaal genomen het strand gelegen voor de beide boulevards) gedurende de periode van 1 maart tot 1 november;

  • -

    het strand tussen de rijksstrandpalen 75.000 en 74.000 (zijnde globaal genomen het strand ter hoogte van de Langevelderslag) gedurende de periode van 1 juni tot en met 31 augustus.

  • -

    de op- en afritten van en naar het strand nummers 1 t/m 21, 24 en 27 gedurende het gehele jaar.

    Opmerkingen:

    Geen.

    3.1.3: Opstellen nadere regels t.a.v. vergunningverlening/-weigering seksinrichtingen (burgemeester)

    Beschrijving:

    De burgemeester kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de uitvoering van de bevoegdheid om te beslissen op vergunningaanvragen voor het exploiteren of wijzigen van een seksinrichting.

    Overweging:

    Op grond van artikel 174 van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden, alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven en met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het bedoelde toezicht.

    Gelet op de strekking van deze bepaling is het voldoende te motiveren om de burgemeester als het bevoegd bestuursorgaan te beschouwen met betrekking tot het verlenen c.q. weigeren van vergunningen voor het exploiteren of wijzigen van een seksinrichting en het in dit kader stellen van nadere regels.

    Ten aanzien van het verlenen van vergunningen voor seksinrichtingen is in het jaar 2000 door de gemeenteraad te kennen gegeven, dat hiermee uiterst terughouden moet worden omgegaan. Daarbij werd concreet bepaald, dat seksinrichtingen uitsluitend (met vergunning) zouden mogen worden geëxploiteerd op bedrijventerrein Klei Oost. Dit uitgangspunt is tot op heden ongewijzigd gebleven. Door middel van dit aanwijzingsbesluit wordt dit uitgangspunt geformaliseerd en zal als leidraad fungeren bij het beoordelen van aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning ten behoeve van het vestigen van een seksinrichting.

    Besluit:

    Als nadere regel zoals bedoeld in artikel 3.1.3. APV wordt bij deze bepaald, dat een vergunning voor een seksinrichting slechts zal worden verleend indien de vergunning betrekking heeft op de vestiging van een seksinrichting op bedrijventerrein Klei Oost.

    Opmerkingen:

    Geen.

    3.2.6: Aanwijzing plaats waar straatprostitutie is toegestaan (college)

    Beschrijving:

    Het college kan plaatsen aanwijzen waar straatprostitutie is toegestaan.

    Overweging:

    Let wel: het artikel kan makkelijk verkeerd gelezen worden: prostitutie is verboden op andere plaatsen en tijden dan die zijn aangewezen door het college. Dat betekent, dat als er geen plaatsen en tijden zijn aangewezen, de straatprostitutie in de gehele gemeente en te allen tijde is verboden.

    Besluit:

    Geen.

    Opmerkingen:

    Straatprostitutie is dus in de gehele gemeente verboden.

    3.2.7: Aanwijzing plaats waar vestiging sekswinkels is verboden (college)

    Beschrijving:

    Het college kan gebieden of delen van de gemeente aanwijzen waar het (in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving) verboden is een sekswinkel te exploiteren.

    Overweging:

    In het jaar 2000 is door de gemeenteraad te kennen gegeven, dat er uiterst terughoudend moet worden omgegaan met het toestaan van de vestiging van sekswinkels. Daarbij werd concreet bepaald, dat in de gehele gemeente geen sekswinkel mocht worden gevestigd. Momenteel wordt nieuw prostitutiebeleid voorbereid. Totdat dat nieuwe beleid is vastgesteld zal de oude beleidslijn worden gevolgd. Door middel van dit aanwijzingsbesluit wordt hiervoor een formele grondslag gegeven. Ter motivering van deze aanwijzing wordt het volgende opgemerkt.

    Het al of niet kunnen vestigen van een sekswinkel wordt op de eerste plaats bepaald door wat er met betrekking tot het betreffende pand in het ter plaatse geldende bestemmingsplan is geregeld. Een sekswinkel is een detailhandel (in dit geval in erotische artikelen) en is vanuit bestemmingsplantechnisch oogpunt alleen toegestaan waar een bestemming zoals winkel, detailhandel of centrumvoorzieningen geldt. Is er een andere bestemming dan zou de vestiging slechts kunnen plaatsvinden nadat er een vrijstelling is verleend van het bestemmingsplan.

    Wanneer een winkel op grond van de vigerende bestemmingsplannen is toegestaan, heeft het college vanwege andere dan specifiek ruimtelijke-ordeningsafwegingen in de APV een sturingsmechanisme met betrekking tot het exploiteren van sekswinkels. Het gaat dan om overwegingen van openbare orde en het belang van de woon- en leefomgeving.

    Op voorhand kan worden gesteld, dat sekswinkels vanwege hun specifieke uitstraling niet in alle woon- en leefgebieden zullen passen en dat het bovendien gewenst kan zijn om de eventuele vestiging af te laten hangen van bepaalde, nog te ontwikkelen voorwaarden. Die voorwaarden zullen worden vastgesteld binnen het nog te ontwikkelen prostitutiebeleid.

    Om te voorkomen dat gedurende de voorbereiding van het nieuwe prostitutiebeleid ontwikkelingen gaan plaatsvinden in gebieden die daar vanwege openbare orde-aspecten niet geschikt voor zijn, dan wel waar de woon- en leefomgeving in nadelige zin door de vestiging van een sekswinkel kan worden beïnvloed, wordt door middel van het voorliggende aanwijzingsbesluit (wellicht tijdelijk) het gehele grondgebied van de gemeente Noordwijk aangewezen als gebied waar de vestiging van sekswinkels is uitgesloten.

    Besluit:

    Ter uitvoering van artikel 3.2.7 wordt de gehele gemeente aangewezen als plaats waar geen sekswinkel mag worden geëxploiteerd.

    Opmerkingen:

    Geen.

    4.1.2 lid 2: Terstond aanwijzen als collectieve festiviteit (college)

    Beschrijving:

    Het college kan een niet voorziene festiviteit terstond aanwijzen als collectieve festiviteit.

    Overweging:

    Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het onverwacht behalen van een kampioenschap van de voetbalvereniging of een niet voorziene oproep tot een landelijke feestdag (bijv. omdat er een prins geboren is).

    Besluit:

    Geen.

    Opmerkingen:

    Het eventuele besluit heeft een zeer kortdurende werking en is dan ook niet geschikt om opgenomen te worden in het voorliggende algemene aanwijzingsbesluit.

    4.1.2 en 4.1.3: Vaststellen meldingsformulier x-dagenregeling (college)

    Beschrijving:

    Het college stelt een formulier vast dat gebruikt moet worden voor het doen van een melding op grond van de x-dagen-regeling.

    Overweging:

    Bij het indienen van een melding moeten die gegevens worden aangeleverd die voor het bevoegd gezag noodzakelijk zijn om de gemelde activiteit te kunnen beoordelen. Een volledig ingevuld formulier bevat al die gegevens.

    Besluit:

    Als formulier zoals bedoeld in de artikelen 4.1.2 en 4.1.3 APV wordt het formulier vastgesteld zoals aan dit besluit is toegevoegd als bijlage 3.

    Opmerkingen:

    Het betreft het Festiviteitenformulier.

    4.3.2 lid 3 onder c: aanwijzen houtopstand die behoort tot snelgroeiende soorten (college)

    Beschrijving:

    Het is toegestaan houtopstand te kappen zonder kapvergunning als de houtopstand behoort tot een door het college aangewezen snelgroeiend soort en voor het overige ook voldoet aan de voorwaarden zoals de raad heeft gesteld in artikel 4.3.2 lid 3 onder c van de APV.

    Overweging:

    In het kader van deregulering heeft de gemeenteraad het kapvergunningstelsel op 24 februari 2014 drastisch herzien. Mede in het kader van de lastenverlichting voor de burgers is gezocht naar een algemene beschrijving van situaties waarbij, uitgaande van de weigeringsgronden zoals opgenomen in artikel 4.3.5 van de APV in redelijkheid kan worden gesteld dat geen van die weigeringsgronden van toepassing zal zijn. Daarbij is overwogen dat een snelgroeiend soort over het algemeen niet van een dermate hoge waarde zal zijn dat daarvoor een kapvergunningsplicht zou moeten gelden.

    Besluit:

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4.3.2 lid 3 onder c worden als houtopstand behorend tot een snelgroeiend soort aangewezen:

    Latijnse benaming Nederlandse benaming

    • Alnus glutinosa zwarte els

    • Alnus incana witte els

    • Betula pendula ruwe berk

    • Betula pubescens zachte berk

    • Populus alba witte abeel

    • Populus canadensis Canadese populier

    • Populus canescens grauwe abeel

    • Populus tremula ratelpopulier

    • Salix alba schietwilg

    • Salix tortuosa kronkelwilg

    • Ulmus carpinifolia veldiep

    • Picea abies fijnspar

    • Picea omorika Servische spar

    Opmerkingen:

    Het betreft hierbij uitsluitend de soorten. Cultivars en variëteiten vallen niet onder de snelgroeiende soorten.

    4.4.1: Aanwijzing plaatsen waar geen opslag mag plaatsvinden (college)

    Beschrijving:

    Het college kan plaatsen aanwijzen (in de buitenlucht en vallende buiten de begrenzing van een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer) waarop geen met name genoemde stoffen of materialen worden opgeslagen of geplaatst.

    Overweging:

    Voor een dergelijke aanwijzing bestaat op dit moment geen aanleiding.

    Besluit:

    Geen.

    Opmerkingen:

    Geen.

    5.1.7: Parkeren van grote voertuigen (college)

    Beschrijving:

    Het college kan parkeergelegenheden aanwijzen waar het is toegestaan om een voertuig te parkeren dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter.

    Overweging:

    Het parkeren van grote vrachtwagens vormt een grote druk op het toch al beperkte aantal parkeergelegenheden binnen het dorp. Bovendien veroorzaken de grote vrachtwagens visuele hinder, geluidhinder en stankhinder. Er is daarom besloten tot het invoeren van een verbod tot het parkeren van dergelijke grote motorvoertuigen in het hele dorp, met uitzondering van speciaal daarvoor aangewezen parkeergelegenheden.

    Besluit:

    Als parkeergelegenheid zoals bedoeld in artikel 5.1.7 lid 2 onder c wordt aangewezen:

  • het ’s- Gravendijckplein;

  • de als zodanig aangegeven parkeerstrook langs de ’s-Gravendijckseweg, globaal ter hoogte van het perceel ’s-Gravendijckseweg 39;

  • het als zodanig aangegeven deel van het parkeerterrein aan het Wantveld met dien verstande, dat hierop uitsluitend bussen en touringcars geparkeerd mogen worden.

    Opmerkingen:

    Geen.

    5.1.11: Aanwijzen verbod plaatsen rijwielen (college)

    Beschrijving:

    Het is verboden om op de weg fietsen en bromfietsen te parkeren of geparkeerd te houden buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen en op tijdstippen welk door het college kunnen worden vastgesteld.

    Overweging:

    Het parkeren van fietsen en bromfietsen buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen kan tot de nodige overlast leiden. Met name in het uitgaansgebied De Grent en omgeving is hiervan sprake wanneer de bezoekers van de horecabedrijven die aldaar zijn gevestigd tijdens de stapavonden (vrijdag en zaterdag) massaal hier naartoe komen en hun fiets of bromfiets parkeren op plaatsen die daarvoor niet zijn ingericht. Door het benoemen van de straten waar het niet is toegestaan om fietsen en bromfietsen te parkeren buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen wordt getracht te bevorderen dat gebruik wordt gemaakt van de daarvoor aanwezige voorzieningen. Deze maatregel heeft als doel om de overlast waarvan sprake is zoveel mogelijk te voorkomen en op te heffen.

    Besluit:

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5.1.11. lid 1 APV worden als straten aangewezen waar het verboden is fietsen en bromfietsen te parkeren en geparkeerd te houden buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen:

    • De Grent;

    • Hoofdstraat;

    • Bomstraat;

    • Maarten Kruytstraat

    en als tijdstippen hiervoor vast te stellen:

    • vrijdagavond 22.00 uur tot zaterdagochtend 03.00 uur en

    • zaterdagavond 22.00 uur tot zondagochtend 03.00 uur gedurende het gehele jaar.

    Opmerkingen:

    Geen

    5.2.1: Vrijstelling van inzamel/collecteverbod voor bepaalde instellingen (college)

    Beschrijving:

    Het college kan voor bepaalde instellingen vrijstelling verlenen van het verbod op het zonder vergunning houden van een inzameling van geld of goederen.

    Overweging:

    In de toelichting op de modelverordening van de VNG wordt de suggestie gedaan om bij het verlenen van de bedoelde vrijstellingen aan te sluiten bij hetgeen is geregeld door het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF). Zie voor nadere informatie de bedoelde toelichting.

    Besluit:

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5.2.1 lid 4 APV wordt vrijstelling verleend van het in artikel 5.2.1 lid 1 APV gestelde verbod aan:

    - alle instellingen die inzamelingen (collectes) houden die zijn geplaatst op het jaarlijks door het CBF op te stellen collecterooster.

    Deze vrijstelling wordt verleend onder het stellen van de volgende voorschriften:

  • -

    de voorgenomen inzameling moet minimaal 5 werkdagen van te voren schriftelijk zijn gemeld aan het college;

  • -

    de vrijstelling geldt uitsluitend voor het houden van een inzameling binnen de voor de betreffende inzameling op het collecterooster ingeplande periode;

  • -

    binnen drie weken na afloop van de inzameling moet een financiële verantwoording van de gevoerde actie worden overgelegd. Daarbij kan worden volstaan met het toezenden van een volledig ingevulde “collectestaat” zoals verkrijgbaar bij het CBF;

  • -

    tijdens de inzamelingsactie moet elke collectant zich kunnen legitimeren;

  • -

    de collecte moet worden gehouden met behulp van gesloten bussen (dus geen lijstcollecte).

    Opmerkingen:

    Het jaarlijks collecterooster van het CBF kan worden gevonden op: www.cbf.nl.

    N.B.: een verloting (zoals de Grote Club Actie) is geen inzameling van geld of goederen en valt dan ook buiten de reikwijdte van artikel 5.2.1 APV. Voor het houden van een verloting is vergunning nodig op grond van artikel 3 van de Wet op de kansspelen! De vergunning wordt verleend door burgemeester en wethouders van de gemeente waar de aanwijzing van de winnaars zal geschieden, indien de prijzen en premies gezamenlijk geen grotere waarde hebben dan € 4500,- en bij een grotere waarde door de Minister van Justitie.

    5.4.1: Aanwijzing van terreinen waar cross-verbod niet geldt (college)

    Beschrijving:

    Het college kan terreinen aanwijzen waar het cross-verbod niet geldt.

    Overweging:

    Er is tot op heden geen behoefte om in Noordwijk een crossterrein te realiseren.

    Besluit:

    Geen.

    Opmerkingen:

    Crossen is dus in heel Noordwijk verboden.

    5.4.2: Aanwijzen van gebieden waar rij-verboden niet gelden (college)

    Beschrijving:

    Het college kan (delen van) voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen en dergelijke (anders dan het strand) aanwijzen waar het is toegestaan om te rijden met een motorvoertuig, een bromfiets, een fiets of een paard.

    Overweging:

    Er is geen behoefte aan een dergelijke aanwijzing.

    Besluit:

    Geen.

    Opmerkingen:

    Dit artikel heeft geen betrekking op het strand, want daarvoor staan de regelingen reeds in afdeling 11 van de APV.

    5.6.2: Besluit verbod as-verstrooiing (college)

    Beschrijving:

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van as-verstrooiing.

    Overweging:

    Voor het nemen van een besluit in deze zal sprake moeten zijn van bijzondere omstandigheden. Deze omstandigheden hebben zich nog niet voorgedaan.

    Besluit:

    Geen.

    Opmerkingen:

    Geen.

    Artikel 2 Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de dag na die waarop zij bekend is gemaakt.

    Artikel 3 Citeertitel

    Dit besluit wordt aangehaald als: Algemeen aanwijzingsbesluit APV Noordwijk.

    Noordwijk, 5 augustus 2014

    Voor zover zij bevoegd zijn:

    Burgemeester en wethouders van Noordwijk,

    De secretaris, De burgemeester,

    Voor zover hij bevoegd is:

    De burgemeester van Noordwijk,

    Drs. J.P.J. Lokker

    ========

    BIJLAGEN:

    1. Meldingsformulier kleinschalige evenementen.

    2. De standaardvoorwaarden en -voorschriften.

    3. Het Festiviteitenformulier / meldingsformulier x-dagen-regeling

algemeen aanwijzingsbesluit na 10e wijziging geconsolideerde versie.pdf [Klik hier om het document te downloaden]