de Verordening op de uitgangspunten voor het beleid, voor het beheer en voor de inrichting van de beleids- en verantwoordingsfunctie van Wetterskip Fryslân.

Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Intitulé

de Verordening op de uitgangspunten voor het beleid, voor het beheer en voor de inrichting van de beleids- en verantwoordingsfunctie van Wetterskip Fryslân.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 (definities)

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens alsmede het verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van het waterschap en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • b.

    financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van het waterschap, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • §

      de financiële positie;

    • §

      het financieel beheer;

    • §

      de uitvoering van de begroting;

    • §

      de uitvoering van investeringsprojecten;

    • §

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover;

  • c.

    rechtmatigheid: de mate waarin in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving, waaronder waterschapsverordeningen alsmede besluiten van algemeen en dagelijks bestuur, wordt gehandeld;

  • d.

    doelmatigheid: de mate waarin bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen worden gerealiseerd;

  • e.

    doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde doelen en effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald;

  • f.

    netto-kosten: lasten die aan een bepaald programma, product c.q. kostendrager worden toegerekend en waarvan zijn afgetrokken de baten (met uitzondering van de belasting– en andere algemene opbrengsten) die aan hetzelfde programma, product c.q. kostendrager worden toegerekend;

  • g.

    beleidsproducten: de beleidsproducten die zijn opgenomen in de door de Unie van Waterschappen vastgestelde BBP-productenstructuur;

  • h.

    beheerproducten: de beheerproducten die zijn opgenomen in de door de Unie van Waterschappen vastgestelde BBP-productenstructuur;

  • i.

    Waterschapswet: de Waterschapswet zoals deze luidt na het in werking treden van de Wet modernisering waterschapsbestel van 21 mei 2007 (Staatsblad 2007, 208);

  • j.

    Waterschapsbesluit: ‘Besluit van 29 november 2007, houdende regels met betrekking tot de waterschappen‘ (Staatsblad 2007, 497).

Hoofdstuk 2 Beleidsvoorbereiding en verantwoording

Kaderstelling

Artikel 2 (beleids- en verantwoordingscyclus)

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een richtlijn “planning en control” vast. In deze richtlijn dient minimaal te zijn opgenomen de onderdelen van de beleids-en verantwoordingscyclus en de periode van de meerjarenraming. Ook moet hierin worden opgenomen op welk moment de onderdelen van de beleids- en verantwoordingscyclus moeten worden aangeboden aan het algemeen bestuur en wanneer deze zullen worden behandeld in het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het waterbeheerplan maakt onderdeel uit van de beleids- en verantwoordingscyclus.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zorgt er voor dat de onderdelen van de beleids- en verantwoordingscyclus voldoen aan de relevante bepalingen van hoofdstuk 4 van het Waterschapsbesluit, aan relevante overige wetgeving en aan datgene wat in deze verordening wordt bepaald.

Artikel 3 (programma’s)

Het algemeen bestuur stelt een programma-indeling vast.

Beleidsbepaling

Artikel 4 (meerjarenraming)

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, na consultatie van het algemeen bestuur, een meerjarenraming met toelichting aan het algemeen bestuur aan waarin voorstellen worden gedaan voor het beleid in het volgende begrotingsjaar en ten minste de drie daaropvolgende jaren.

  • 2.

    Bij het opstellen van de meerjarenraming houdt het dagelijks bestuur rekening met de bevindingen over de beleidsuitvoering in het voorgaande begrotingsjaar en biedt het mogelijke kaders voor het beleid in de komende begrotingsjaren aan het algemeen bestuur aan.

  • 3.

    In het onderdeel ‘financiering’ van de toelichting van de meerjarenraming worden opgenomen:

    • a.

      een vermogensbehoefteplanning;

    • b.

      een beschouwing over de rente–ontwikkeling;

    • c.

      een rentegevoeligheidsanalyse.

  • 4.

    De meerjarenraming wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.

Artikel 5 (ontwerp-begroting en geplande investeringen)

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks ter vaststelling een ontwerp-begroting aan het algemeen bestuur aan waarin voorstellen worden gedaan voor het beleid in het volgende begrotingsjaar.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zorgt er voor dat er bij de begrotingsbehandeling een overzicht is geagendeerd van de investeringen waarvan de start van de uitvoering c.q. het moment van aanschaffing in het begrotingsjaar is gepland. In dit overzicht zijn opgenomen de raming van de investeringsuitgaven en van de aan de investeringen gerelateerde inkomsten.

Artikel 6 (vaststelling begroting en investeringskredieten)

  • 1.

    Het algemeen bestuur autoriseert met het vaststellen van de begroting de netto-kosten die per programma zijn opgenomen alsmede de dekkingsmiddelen die zijn opgenomen in de begroting naar kostendragers.

  • 2.

    Op basis van het in artikel 5, tweede lid bedoelde overzicht van investeringen stelt het algemeen bestuur vast van welke investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De uitgaven en inkomsten van de overige investeringen worden bij de begrotingsbehandeling geautoriseerd.

  • 3.

    Voor investeringen die in de loop van het begrotingsjaar in uitvoering worden genomen en waarvoor geen autorisatie is verleend bij de begrotingsbehandeling legt het dagelijks bestuur voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan het algemeen bestuur voor.

  • 4.

    Een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet zoals opgenomen in artikel 6, derde lid kan achterwege blijven indien het investeringskrediet kleiner is dan € 100.000 en de investering past binnen het beleid en het budget van het betreffende programma.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zorgt er, ten aanzien van de raming van de netto-kosten naar programma´s, voor dat deze netto-kosten, door middel van kostentoerekening, eenduidig kunnen worden toegewezen aan de beleidsproducten en de beheerproducten.

    Uitvoering, sturing en beheersing

Artikel 7 (uitvoering begroting)

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zorgt voor het per programma verzamelen en vastleggen van gegevens over de maatregelen die getroffen zijn en prestaties die geleverd worden, de doelstellingen en effecten die bereikt worden en de netto-kosten die gemaakt worden, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door het algemeen bestuur, kunnen worden getoetst.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zorgt er voor dat de netto-kosten van de programma’s en de investeringsuitgaven, zoals geautoriseerd door het algemeen bestuur, niet worden overschreden.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zorgt er voor dat de dekkingsmiddelen die zijn opgenomen in de begroting naar kostendragers en de inkomsten die in investeringskredieten zijn opgenomen, zoals geautoriseerd door het algemeen bestuur, niet worden onderschreden.

Artikel 8 (ruimte bij begrotingsuitvoering)

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd overschrijding van geautoriseerde netto-kosten te dekken uit het bedrag voor onvoorzien uit de begroting.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd de netto-kosten van een programma met 5% van de netto-kosten met een maximum van € 500.000 te overschrijden zonder toestemming vooraf van het algemeen bestuur indien de middeleninzet past binnen het vastgestelde beleid en indien de hiervoor benodigde financiële ruimte elders binnen de begroting kan worden gevonden. Een dergelijk feit wordt achteraf aan het algemeen bestuur gerapporteerd. Overschrijdingen kleiner dan € 100.000 behoeven niet aan het algemeen bestuur te worden gemeld.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd de voor een investering geraamde uitgaven met maximaal 5% van de uitgaven te overschrijden, op voorwaarde dat de overschrijding niet meer bedraagt dan €100.000, zonder toestemming vooraf van het algemeen bestuur indien deze mutaties passen binnen het vastgestelde beleid. Een dergelijk feit wordt achteraf aan het algemeen bestuur gerapporteerd.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd de voor een investering geraamde inkomsten met maximaal 5% van de inkomsten te onderschrijden, op voorwaarde dat de onderschrijding niet meer bedraagt dan €100.000, zonder toestemming vooraf van het algemeen bestuur indien deze mutaties passen binnen het vastgestelde beleid. Een dergelijk feit wordt achteraf aan het algemeen bestuur gerapporteerd.

    Rapportage en interne verantwoording

Artikel 9 (actieve informatieplicht, tussentijdse rapportage en begrotingswijzigingen)

  • 1.

    Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk indien de realisatie van het beleid in wezenlijke mate afwijkt van hetgeen in de begroting is opgenomen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van het beleid dat in de begroting is opgenomen en over de uitvoering van investeringen.

  • 3.

    De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 4.

    De rapportages gaan in op afwijkingen van wezenlijk belang, zowel wat betreft de middeleninzet, de maatregelen die getroffen en prestaties die geleverd worden, als de doelstellingen en effecten die bereikt worden.

  • 5.

    In de rapportages wordt voorts in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen van wezenlijk belang van:

    • ·

      de besteding van investeringsuitgaven en realisatie van investeringsinkomsten;

    • ·

      de dekkingsmiddelen die zijn opgenomen in de begroting naar kostendragers;

    • ·

      de rente-ontwikkeling op de kapitaalmarkt.

  • 6.

    Indien noodzakelijk doet het dagelijks bestuur in de rapportages voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten alsmede bijstellingen van het beleid.

  • 7.

    Indien de in artikel 8, tweede lid opgenomen marge wordt overschreden zal het algemeen bestuur een begrotingswijziging vaststellen.

Artikel 10 (jaarverslaggeving)

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt na afloop van ieder begrotingsjaar verantwoording af aan het algemeen bestuur over de uitvoering van de programma’s door middel van het ter vaststelling aanbieden van het jaarverslag en de door de accountant gecontroleerde jaarrekening.

  • 2.

    Het algemeen bestuur bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zorgt er ten aanzien van de realisatie van de netto-kosten naar programma´s voor dat deze netto-kosten, door middel van kostentoerekening, eenduidig kunnen worden toegewezen aan de beleidsproducten en de beheerproducten.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten financieel beleid

Artikel 11 (financieel beleid algemeen)

  • 1.

    Het dagelijks bestuur doet voorstellen aan het algemeen bestuur die zijn gericht op een volledig en actueel beleid van het waterschap ten aanzien van de volgende onderwerpen:

    • a.

      kostentoerekening en onderbouwing tarieven;

    • b.

      weerstandsvermogen, risicomanagement, reserves en voorzieningen;

    • c.

      financiering.

    • d.

      waardering en afschrijving van activa;

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zorgt er voor dat de in het eerste lid bedoelde voorstellen in overeenstemming zijn met de relevante bepalingen van hoofdstuk 4 van het Waterschapsbesluit, met andere regelgeving die van toepassing is en met de in het vervolg van deze verordening opgenomen aanvullende eisen.

Artikel 12 (waardering en afschrijving van activa)

  • 1.

    Het beleid ten aanzien van waardering en afschrijving van activa omvat in ieder geval:

    • a.

      investeringen met verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs lager dan € 10.000 worden niet geactiveerd;

    • b.

      de wijze waarop het waterschap omgaat met de verplichtingen uit het Waterschapsbesluit dat de bijdragen van eigen personeel, de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend en de mogelijkheid dat een redelijk deel van de kosten van ondersteunende diensten van het waterschap, in de vervaardigingsprijs van vaste activa worden opgenomen;

    • c.

      de afbakening tussen investering en onderhoud;

    • d.

      de afschrijvingsmethode.

  • 2.

    Uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling worden niet geactiveerd.

  • 3.

    De wijze waarop het waterschap omgaat met de uitgaven voor het afsluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio.

  • 4.

    Bijdragen in activa in eigendom van derden worden kunnen worden geactiveerd voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • ·

      Er is sprake van een investering door een derde;

    • ·

      De investering draagt bij aan de publieke taak;

    • ·

      De derde heeft zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren op een wijze zoals is overeengekomen; en

    • ·

      De bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of het waterschap anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

  • 5.

    De overige vaste activa worden lineair afgeschreven in:

Materieel vast actief

afschrijvingstermijn

a)

Grond

geen

Categorie: Vervoermiddelen en werktuigen

b)

Voertuigen ≤ 1250 kg.

5 jaar

c)

Voertuigen ≥ 1250 kg.

7 jaar

d)

Tractoren

7 jaar

e)

Tractoren (toebehoren)

7 jaar

f)

Kranen/Vorkheftruck

7 jaar

g)

Aanhangwagens (o.a. kiepers en platte wagens)

10 jaar

h)

Maaiboten

7 jaar

i)

Hekkelapparatuur

7 jaar

j)

Varend materieel

10 jaar

Categorie: Overige bedrijfsmiddelen

k)

Automatisering-hardware

4 jaar

l)

Automatisering-software

5 jaar

m)

Inventaris en kantoormeubilair

10 jaar

n)

Laboratoriumapparatuur

5 jaar

o)

Telecommunicatieapparatuur

5 jaar

p)

Overig

PM

Categorie: Kantoren, dienstwoningen en centrale werkplaatsen

q)

Initiële investering (kantoren en werkplaatsen)

50 jaar

r)

Mechanisch elektrisch

15 jaar

s)

Herinrichting

15 jaar

t)

Grond

geen

Categorie: Primaire waterkeringen

u)

Deltawerken

30 jaar

v)

Dijkbekleding

25 jaar

w)

Deklaag

20 jaar

x)

Slijtlaag

10 jaar

Categorie: Boezemkeringen

y)

Beschoeiingwerken

25 jaar

z)

Kaden

25 jaar

aa)

Oevers en kaden

25 jaar

Categorie: Watergangen, kunstwerken en gemalen t.b.v. waterkwantiteit

bb)

Waterbeheersingwerken (incl. stuwen)

25 jaar

cc)

Beschoeiingwerken

25 jaar

dd)

Ruilverkaveling

25 jaar

ee)

Baggerwerken (geen onderhoud)

20 jaar

ff)

Stuwen

25 jaar

gg)

Automatisering

10 jaar

Categorie: Gemalen waterkwantiteitsbeheer

hh)

Civiel

25 jaar

hhh)

Civiel, poldergemalen > 10 m3/min

40 jaar

ii)

Mechanisch elektrisch

15 jaar

jj)

Automatisering

10 jaar

Categorie: Zuiveringstechnische werken- transportleidingen

kk)

Civiel

30 jaar

ll)

Mechanisch elektrisch

15 jaar

mm)

Automatisering

10 jaar

Categorie: Zuiveringstechnische werken-zuiveringsinstallaties

nn)

Civiel

30 jaar

oo)

Mechanisch elektrisch

15 jaar

pp)

Automatisering

10 jaar

Categorie: Zuiveringstechnische werken-slibverwerking

qq)

Civiel

30 jaar

rr)

Mechanisch elektrisch

15 jaar

ss)

Automatisering

10 jaar

Categorie: Wegen

tt)

Deklaag

20 jaar

uu)

Slijtlaag

10 jaar

Categorie: Immateriële vaste activa

vv)

Bijdrage aan activa in eigendom van derden.

Afhankelijk van aard investering.

ww)

Solidariteitsbijdrage HWBP 2014 en verder

5 jaar

Artikel 13 (weerstandsvermogen, risicomanagement, reserves en voorzieningen)

  • 1.

    Het beleid omtrent het weerstandsvermogen, risicomanagement, reserves en voorzieningen omvat in ieder geval:

    • a.

      De wijze waarop risico’s worden gekoppeld aan de omvang van het weerstandsvermogen.

    • b.

      de weerstandscapaciteit van het waterschap, zijnde de middelen en mogelijkheden van het waterschap om niet begrote kosten te dekken;

    • c.

      de vorming en besteding van reserves;

    • d.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • e.

      de berekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

  • 2.

    Als element van het in het eerste lid onder c bedoelde onderdeel reserves wordt voor de reserves die onderdeel uitmaken van de algemene reserves en de bestemmingsreserves die niet zijn bedoeld voor tariefsegalisatie per reserve ingegaan op de aard, reden en gewenste omvang.

  • 3.

    Als element van het in het eerste lid onder d bedoelde onderdeel voorzieningen wordt per voorziening ingegaan op de aard, reden en gewenste omvang. Met betrekking tot de omvang van de pensioenvoorziening wordt de actuariële berekeningsmethode gehanteerd.

Artikel 14 (kostentoerekening en onderbouwing tarieven)

  • 1.

    Het beleid omtrent kostentoerekening en onderbouwing van tarieven omvat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van het kostentoerekeningssysteem;

    • b.

      de wijze waarop het waterschap invulling geeft aan de eis uit het Waterschapsbesluit dat de kostentoerekening plaatsvindt op basis van objectieve, bedrijfseconomische criteria;

    • c.

      de kwantitatieve grondslagen die onderdeel vormen van de kostentoerekeningssystematiek;

    • d.

      de methodiek voor de berekening van de rentelasten van vaste activa;

    • e.

      de onderbouwing van de tarieven die gelden voor de door het waterschapsbestuur in rekening te brengen rechten als bedoeld in artikel 115 van de Waterschapswet, zijnde rechten ter zake van:

      • §

        het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde bezittingen van het waterschap of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij het waterschap in beheer of in onderhoud zijn;

      • §

        het genot van door of vanwege het bestuur van het waterschap verstrekte diensten;

      • §

        het behandelen van verzoeken tot het verlenen van vergunningen of ontheffingen;

    • f.

      de onderbouwing van de prijs van producten en diensten die het waterschap aan derden kan leveren, waaronder ook begrepen verhuur, verkoop en erfpachting van onroerende zaken die aan derden kunnen worden geleverd, alsmede de kosten van bestuursdwang, en waarbij onderscheid wordt gemaakt in directe kosten, indirecte kosten en toegerekende kosten;

    • g.

      de mate van kostendekkendheid van de onder e en f bedoelde tarieven.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zorgt er voor dat er een actueel overzicht is van de tarieven, prijzen en kosten van de in dit artikel bedoelde rechten, diensten en zaken.

Artikel 15 (financiering)

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zorgt er voor dat bij de uitoefening van de financieringsfunctie:

    • a.

      goede ondersteuning plaatsvindt van uitsluitend de taken die in het reglement aan het waterschap zijn opgedragen;

    • b.

      een continue toegang tot de financiële markten is;

    • c.

      voldoende financiële middelen worden aangetrokken en overtollige gelden worden uitgezet om de programma’s binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde kaders van de meerjarenraming en de begroting te kunnen uitvoeren;

    • d.

      de volgende risico’s verbonden aan de financieringsfunctie worden beheerst: renterisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s, koersrisico’s en valutarisico’s;

    • e.

      de kosten van de leningen zo veel mogelijk worden beperkt en er een voldoende rendement op de uitzettingen wordt bereikt;

    • f.

      een bijdrage wordt geleverd aan het bereiken van een financiële balansstructuur die dienstbaar is aan de doelstellingen van het waterschap;

    • g.

      de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities worden beperkt.

  • 2.

    Het risicobeheer van het waterschap wordt gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

    • a.

      ten opzichte van de taken die in het reglement aan het waterschap zijn opgedragen heeft de financieringsfunctie een ondersteunende rol. Financiering volgt en is dienstbaar aan deze taken (servicecentrum);

    • b.

      de uitvoering van de financieringsfunctie voegt geen financiële risico’s toe aan degene die zijn verbonden aan de uitvoering van de taken die in het reglement aan het waterschap zijn opgedragen, maar is er op gericht toekomstige risico’s te verminderen of te verschuiven;

    • c.

      bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het dagelijks bestuur indien mogelijk zekerheden;

    • d.

      het wettelijk kader van de Wet Fido wordt als uitgangspunt voor het beheersen van renterisico’s gehanteerd;

    • e.

      wat betreft de toekomstige omvang en samenstelling van de portefeuille vlottende opgenomen en verstrekte leningen wordt de kasgeldlimiet van de Wet Fido in acht genomen.

    • f.

      wat betreft de toekomstige omvang en samenstelling van de portefeuille vaste opgenomen en verstrekte leningen wordt de renterisiconorm van de Wet Fido in acht genomen;

    • g.

      het algemeen bestuur wordt geïnformeerd indien de kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigen te worden overschreden.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen en limieten in acht:

    • a.

      in besluiten over uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties wordt het openbaar belang van dergelijke uitzettingen gemotiveerd;

    • b.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij tegenpartijen die voldoen aan één van de volgende criteria:

      • §

        het is een financiële instelling of het betreft waardepapier van een financiële instelling met een door een gezaghebbend ratingagency afgegeven rating van A of hoger en die is gevestigd in een lidstaat die deelneemt aan de Economische en Monetaire Unie;

      • §

        het is een instelling aan wiens waardepapier door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Unie de solvabiliteitsvrije status is toegekend;

    • c.

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    • d.

      middelen worden uitsluitend uitgezet in de vorm van de volgende instrumenten:

      • §

        callgeld, kasgeld, deposito’s en rekening–courant;

      • §

        onderhandse leningen en beleggingen;

      • §

        Medium Term Notes;

      • §

        obligaties;

      • §

        beleggingsfondsen met een hoofdsomgarantie zoals bedoeld in de ‘Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden’;

      • §

        andere internationale financieringsprogramma’s.

    • e.

      derivaten worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico’s;

    • f.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro of de munteenheid van een lidstaat die deelneemt aan de Economische en Monetaire Unie;

    • g.

      de hoofdsom van een verstrekte lening is niet onderhevig aan indexatie;

    • h.

      aandelen worden niet gekocht tenzij dit gebeurt in het kader van de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde publieke taken.

Hoofdstuk 4 Paragrafen in begroting en jaarverslag

Artikel 16 (algemeen)

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zorgt er voor dat de paragrafen in de begroting en in het jaarverslag voldoen aan de relevante bepalingen van het Waterschapsbesluit en aan de in deze verordening opgenomen aanvullende eisen.

  • 2.

    In de hieronder genoemde paragrafen van de begroting wordt ingegaan op het in artikel 11 bedoelde beleid:

  • a.

    kostentoerekening;

  • b.

    weerstandsvermogen;

  • c.

    financiering;

  • 3.

    Indien het in het tweede lid bedoelde beleid afwijkt van de in het desbetreffende onderdeel van het in artikel 11 bedoelde beleid vastgelegde kaders wordt daarop in de betreffende paragraaf ingegaan, waarbij de reden van afwijking wordt vermeld.

  • 4.

    De paragrafen van het jaarverslag bevatten de verantwoording van hetgeen in de overeenkomstige paragrafen van de begroting is opgenomen. Indien tijdens de realisatie is afgeweken van de kaders die zijn vastgelegd in het desbetreffende onderdeel van het in artikel 11 bedoelde beleid wordt daarop specifiek ingegaan, waarbij de reden van afwijking wordt vermeld.

  • 5.

    In het jaarverslag wordt met betrekking tot de pensioenvoorziening per onderstaande categorieën:

  • ·

    Slapers: Ex DB-leden die bij uitdiensttreding anders dan wegens pensionering premievrije aanspraken op pensioen hebben behouden.

  • ·

    Gepensioneerden en actieven: Ex DB-leden die wegens pensionering pensioen uitbetaald krijgen (gepensioneerden) en huidige DB-leden waarvoor als deelnemers aan de pensioenregeling de deelnemersbijdrage wordt betaald (actieven).

de volgende gegevens vermeld:

  • a.

    Het aantal deelnemers;

  • b.

    Het totaal jaarlijks uit te betalen bedrag;

  • c.

    Het totaal van de voorziening.

Artikel 17 (paragraaf weerstandsvermogen)

  • 1.

    Het dagelijks bestuur geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van het jaarverslag de risico’s van materieel belang weer. Het dagelijks bestuur brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s die worden genoemd in het beleid bedoeld in artikel 13.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van het jaarverslag aan wat de weerstandscapaciteit is en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

Artikel 18 (paragraaf bedrijfsvoering)

  • 1.

    In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de begroting gaat het dagelijks bestuur in op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven.

  • 2.

    In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de stand van zaken en beleidsrealisatie van de in de begroting opgenomen onderwerpen met betrekking tot de bedrijfsvoering.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur rapporteert in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting en het jaarverslag over de plannen en voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, bedoeld in artikel 109a van de Waterschapswet.

Artikel 19 (paragraaf verbonden partijen)

In de begroting en het jaarverslag wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van relaties met bestaande verbonden partijen, wijzigingen bij of ten aanzien van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.

Artikel 20 (paragraaf financiering)

In de begroting en het jaarverslag doet het dagelijks bestuur in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

  • a.

    algemene interne en externe ontwikkelingen die van invloed zijn op de financieringsfunctie;

  • b.

    de relatie met de meerjarenraming;

  • c.

    de ontwikkeling van de rente (rentevisie);

  • d.

    de liquiditeitsprognose en de financieringsbehoefte;

  • e.

    de kasgeldlimiet;

  • f.

    de renterisiconorm;

  • g.

    de rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie;

  • h.

    de plannen inzake het risicobeheer, inclusief de eventuele inzet van derivaten.

Hoofdstuk 5 Administratie en organisatie

Artikel 21 (administratie)

Het dagelijks bestuur zorgt er voor dat de administratie zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in het waterschap als geheel en in zijn organisatieonderdelen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa, voorraden, vorderingen, schulden, rechten, verplichtingen, ontvangsten, betalingen, kosten en opbrengsten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over baten, lasten, prestaties, maatregelen en effecten aan budgethouders voor zowel de planning, de uitvoering als de verantwoording van de realisatie;

  • d.

    een doelmatig beheer van geldstromen en financiële posities;

  • e.

    een goede interne en externe informatievoorziening over de uitvoering van de financieringsfunctie;

  • f.

    het inzicht krijgen in en bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • g.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • h.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 22 (financiële administratie)

Het dagelijks bestuur zorgt er voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoen aan het Waterschapsbesluit en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b.

    de financiële administratie tijdig alle door het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur genomen besluiten waaraan financiële gevolgen verbonden zijn alsmede alle overige gegevens en stukken verstrekt krijgt die ten behoeve van een juiste verzorging van de financiële administratie, de verslaggeving en het beheer van de vermogenswaarden nodig is;

  • c.

    de vereiste informatie tijdig verstrekt wordt aan het rijk, de provincie(s), de Europese Unie en het Centraal Bureau voor de Statistiek, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan het waterschap.

Artikel 23 (organisatie en administratieve organisatie)

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zorgt voor :

  • a.

    een eenduidige indeling van de organisatie van het waterschap en een eenduidig toewijzing van de taken van het waterschap aan organisatorische eenheden;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    Waarborgen die regelen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt;

  • d.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • e.

    de te maken afspraken met de verantwoordelijken voor organisatorische eenheden over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken, diensten en leveringen die waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de Europese en nationale regels ter zake;

  • g.

    regels die aangeven welke elementen in ieder geval moeten worden opgenomen in voorstellen voor investeringsbesluiten die aan het algemeen of dagelijks bestuur worden voorgelegd;

  • h.

    regels ter uitvoering van het gestelde in artikel 15, die samen met regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening in een financieringsstatuut worden opgenomen;

  • 2.

    Het dagelijks bestuur actualiseert de in het eerste lid bedoelde organisatie en regeling zodra hiertoe aanleiding is.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de in het eerste lid bedoelde organisatie en regeling ter kennisneming aan het algemeen bestuur.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 24 (inwerkingtreding)

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari, met dien verstande dat de begroting, de jaarverslaggeving, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen, zoals bedoeld in de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit en deze verordening, die betrekking hebben op het begrotingsjaar 2014 en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    De meerjarenramingen die worden opgesteld over begrotingsjaren met ingang van 2014 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 3.

    De ‘Verordening met betrekking tot de organisatie van de administratie en van het beheer van vermogenswaarden Wetterskip Fryslân’, die is vastgesteld bij besluit van 20 december 2011, vervalt, met dien verstande dat zij van kracht blijft ten aanzien van de begrotingsjaren 2012 en 2013.

Artikel 25 (citeertitel)

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie Wetterskip Fryslân’.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur op 17 december 2013

de dijkgraaf, de secretaris-directeur