Regeling vervallen per 17-11-2022

Subsidieregeling Wurkje foar Fryslân

Geldend van 02-10-2015 t/m 08-10-2015

Uitvoeringsregeling van 24 juni 2014 houdende regels betreffende de subsidiëring van activiteiten op het terrein van Wurkje foar Fryslân (Subsidieregeling Wurkje foar Fryslân).

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

gelet op artikel 1.3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

besluiten:

vast te stellen de Subsidieregeling Wurkje foar Fryslân:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Asv: Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013

    • b.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • c.

      de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

    • d.

      de-minimissteun in de landbouwproductiesector: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in verordening (EG) Nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

    • e.

      de-minimissteun in de visserijsectorsteun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 875/2007 van de commissie van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

    • f.

      ESF: subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien);

    • g.

      jacht- en passantenhavens: Voor passanten toegankelijke havens met een bedrijfsmatig karakter, waar pleziervaartuigen, al dan niet tegen betaling, aan steigers of kaden kunnen aanleggen, niet zijnde privé aanleghavens en –kaden of verkoophavens;

    • h.

      onderneming: elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd;

    • i.

      renovatie: vernieuwing van de woning door veranderingen aan te brengen of de woning te vergroten.

    • j.

      trainee: natuurlijke persoon die een arbeidsovereenkomst aangaat met een werkgever of door een werkgever wordt ingehuurd;

    • k.

      uitzendovereenkomst: overeenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

    • l.

      werkgever: natuurlijke of rechtspersoon die een arbeidsovereenkomst aangaat met een natuurlijk persoon of een natuurlijke persoon inhuurt op grond van een uitzendovereenkomst;

    • m.

      zelfstandige onderneming: onderneming die op grond van Bijlage I van Verordening (EG) Nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (“de algemene groepsvrijstellingsverordening”) kwalificeert als zelfstandige onderneming.

HOOFDSTUK 2 VERGROTEN INNOVATIEVERMOGEN

HOOFDSTUK 3 BESCHIKBAARHEID BEDRIJFSFINANCIERING

Paragraaf 3.1 Vestigingsregeling Fryslân krediet

Artikel 3.1.1 Begripsbepalingen

In dezeparagraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    concern: economische eenheid waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1.

      een of meer privaatrechtelijke rechtspersoon of rechtspersonen die direct of indirect:

      • o

        –de helft of meer van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • o

        –volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • o

        –overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen en

    • 2.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • b.

    fte: volledige dienstbetrekking op basis van 1650 arbeidsuren per jaar

  • c.

    duurzame bedrijfsuitrusting: investering die wordt geactiveerd op de balans van de onderneming en die niet binnen twee jaar wordt afgeschreven alsmede bedrijfsuitrusting waarvan de investeringskosten op grond van artikelen 3:31 tot en met 3:35 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vrij kunnen worden afgeschreven.,

Artikel 3.1.2 Doel

De subsidie in de vorm van een lening heeft tot doel regionale investeringssteun te bieden aan nieuwe en bestaande bedrijven ten behoeve van een economische activiteit in Fryslân.

Artikel 3.1.3 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie in de vorm van een lening verstrekken voor investeringen in:

  • a.

    nieuwe vestigingen van nog niet in Fryslân gevestigde bedrijven en daarmee samenhangende werkgelegenheid, of;

  • b.

    diversificatie van economische activiteiten van reeds bestaande bedrijven in Fryslân door uitbreiding met nieuwe bedrijfsactiviteiten die tot voorheen buiten Fryslân werden uitgevoerd en de daarmee samenhangende werkgelegenheid.

Artikel 3.1.4 Doelgroep

Subsidie in de vorm van een lening wordt uitsluitend verstrekt aan privaatrechtelijke rechtspersonen met als rechtsvorm een besloten vennootschap of naamloze vennootschap.

Artikel 3.1.5 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie in de vorm van een lening kan worden ingediend vanaf 15 maart 2015.

Artikel 3.1.6 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie in de vorm van een lening wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 3.1.7 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 4:25 en 4:35 Awb en artikel 2.7 ASV wordt subsidie in de vorm van een lening geweigerd indien:

  • a.

    de aanvrager op grond van deze regeling of anderszins op grond van het programma Wurkjefoar Fryslân reeds voor in totaal € 2.500.000 aan subsidie of subsidie in de vorm van een lening heeft ontvangen.

  • b.

    de aanvrager actief is in de volgende sectoren:

    • primaire landbouw en visserij

    • productie of verwerking van steenkool

    • duurzame energieopwekking of verwerking

    • windparken

    • transport en opslag van goederen

    • detailhandel

    • horeca

    • bouw

  • c.

    indien de structuur van de betrokken sector van het bedrijfsleven zich tegen de subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 3.1.3 verzet.

  • d.

    voor zover de subsidiabele activiteit betrekking heeft op transacties van activa in concernverband.

Artikel 3.1.8 Toetsingscriteria

  • 1 Om voor subsidie in de vorm van een lening als bedoeld in artikel 3.1.3 onderdelen a en b in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager maakt met behulp van zijn aanvraag aannemelijk dat de verwachte omzet voor minimaal 50% afkomstig is van buiten Fryslân;

    • b.

      de aanvrager maakt met behulp van zijn aanvraag aannemelijk dat de organisatie van de aanvrager waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, na het voltooien van de subsidiabele activiteiten voldoende rendabel en solvabel is om zijn activiteiten voort te zetten;

    • c.

      de aanvrager toont aan dat het huidige aantal werkzame personen binnen het concern van de aanvrager, waarvoor de subsidie in de vorm van een lening wordt aangevraagd, minimaal 10 fte bedraagt;

    • d.

      de subsidiabele activiteiten betreffen een technisch, functioneel en in tijd samenhangend geheel van investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting, grond of bedrijfsgebouwen;

    • e.

      de subsidiabele activiteit heeft een omvang van minimaal € 1.000.000 aan subsidiabele kosten.

  • 2 Om voor subsidie in de vorm van een lening als bedoeld in artikel 3.1.3 onderdeel a in aanmerking te komen, wordt naast het eerste lid van dit artikel voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      de nieuwe vestiging betreft de stichting van een nieuw:

      • 1)

        bedrijf dat de economische ontwikkeling van de regio van vestiging stimuleert door de structuur van de bedrijfsketen in Fryslân te versterken;

      • 2)

        kantoor van een concern waarin de centrale leiding of een zelfstandig onderdeel daarvan is gehuisvest;

      • 3)

        productie- eenheid uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling van een nieuwe productiemethode die met technisch-economische risico’s gepaard gaat, of;

      • 4)

        bedrijf of bedrijfsonderdeel op het gebied van technisch of fysisch onderzoek, dat een belangrijke functie vervult voor de ontwikkeling van voor het bedrijf nieuwe producten.

    • b.

      de nieuwe vestiging betreft de vestiging van een onderneming of concern die, tijdens het indienen van de subsidieaanvraag op grond van deze paragraaf, niet in Fryslân is gevestigd;

    • c.

      de aanvrager maakt met behulp van zijn aanvraag aannemelijk dat als direct gevolg van de subsidiabele activiteit een toename van arbeidsplaatsen ontstaat voor minimaal 10 FTE binnen de nieuw op te zetten vestiging in Fryslân of via een sociale werkvoorziening als bedoeld in “Wet sociale werkvoorziening” in Fryslân voor minstens de duur van de looptijd van het project.

  • 3 Om voor subsidie in de vorm van een lening als bedoeld in artikel 3.1.3 onderdeel b in aanmerking te komen, wordt naast het eerste lid van dit artikel voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      de diversificatie betreft de uitbreiding van de economische activiteit van een vestiging van een:

      • 1)

        bedrijf dat de economische ontwikkeling van de regio van vestiging stimuleert door de structuur van de bedrijfsketen in Fryslân te versterken;

      • 2)

        kantoor van een concern waarin de centrale leiding of een zelfstandig onderdeel daarvan is gehuisvest;

      • 3)

        productie- eenheid uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling van een nieuwe productiemethode die met technisch-economische risico’s gepaard gaat, of;

      • 4)

        bedrijf of bedrijfsonderdeel op het gebied van technisch of fysisch onderzoek, dat een belangrijke functie vervult voor de ontwikkeling van voor het bedrijf nieuwe producten.

    • b.

      de diversificatie betreft een economische activiteit die niet eerder in de vestiging van de aanvrager in Fryslân is uitgeoefend;

    • c.

      de aanvrager maakt met behulp van zijn aanvraag aannemelijk dat als direct gevolg van de subsidiabele activiteit een toename van arbeidsplaatsen ontstaat met minimaal 10 fte binnen de organisatie van de aanvrager waarin de diversificatie plaatsvindt of via een sociale werkvoorziening als bedoeld in “Wet sociale werkvoorziening” in Fryslân voor minstens de duur van de looptijd van het project.

Artikel 3.1.9 Opschortende/ontbindende voorwaarde

Subsidie in de vorm van een lening wordt slechts verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat de benodigde vergunningen binnen 52 weken na het indienen van de aanvraag worden afgegeven.

Artikel 3.1.10 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie in de vorm van een lening, komen de volgende kosten hiervoor in aanmerking:

  • a.

    door derden uitgevoerde engineeringkosten ;

  • b.

    alle activa met betrekking tot gronden, gebouwen en installaties, machines en uitrusting met uitzondering van vaartuigen of auto’s.

Artikel 3.1.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie in de vorm van een lening bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.000.000 per aangevraagd project.

Artikel 3.1.12 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie in de vorm van een lening wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 3.1.13 Condities voor subsidie in de vorm van een lening

  • 1 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van de rente voor een lening aan de hand van de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (2008/C/14/02);

  • 2 Het door Gedeputeerde Staten te hanteren rentepercentage is nooit lager dan door de hoofdfinancier te hanteren rente bij een vergelijkbare looptijd. Bij afwezigheid van een hoofdfinancier zal worden uitgegaan van een rentepercentage conform het bepaalde in het eerste lid;

  • 3 Gedeputeerde Staten bepalen de looptijd van de lening aan de hand van de te overleggen businesscase met een maximum looptijd van 10 jaar.

  • 4 De subsidieontvanger verschaft zekerheid voor de lening door middel van:

    • a.

      hypotheekstelling

    • b.

      borgstelling

    • c.

      verpanding of

    • d.

      overige zekerheidsstelling

  • 5 De subsidieontvanger overlegt taxatierapporten voor de zekerheidstelling als bedoeld in het vierde lid.

  • 6 Aflossing van de provinciale lening dient plaats te vinden in maximaal 10 jaar. Vervroegde aflossing is te allen tijde mogelijk zonder dat daar een boete over verschuldigd is.

Artikel 3.1.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de subsidieontvanger sluit een uitvoeringsovereenkomst met de provincie;

    • b.

      de subsidieontvanger start uiterlijk binnen een jaar na subsidieverlening met het project waarop de subsidiabele activiteit betrekking heeft;

    • c.

      de subsidieontvanger realiseert het project binnen drie jaar na start van het project.

    • d.

      de subsidieontvanger overlegt tenminste jaarlijks een voortgangsrapportage die bestaat uit een activiteitenverslag en een financieel verslag;

    • e.

      de subsidieontvanger verschaft desgevraagd inzicht in de stukken waaruit de haalbaarheid van het project en de kredietwaardigheid van de subsidieontvanger kunnen worden afgeleid;

    • f.

      indien zich in de periode tussen de subsidieverlening en de uiteindelijke realisatie van het project wijzigingen voordoen, is de subsidieontvanger verplicht hiervoor schriftelijke toestemming te verkrijgen van de subsidieverlener;

    • g.

      de subsidieontvanger wordt verzocht in communicatie-uitingen melding te maken van ontvangen steun in het kader van WurkjeFoar Fryslân. Bij gebruik van bouwborden dient daar een plank met de logo van de provincie en opdruk van Wurkjefoar Fryslân gebruikt te worden.

  • 2.

    • a.

      de subsidieontvanger is verplicht om de gesubsidieerde activiteit als bedoeld in artikel 3.1.3 onderdeel a of b, minimaal 5 jaar in stand te houden of indien de subsidie in de vorm van een lening, nog niet is afgelost tot dat de een lening aan de provincie geheel is afgelost, in stand te houden. De subsidieontvanger sluit hiertoe een overeenkomst met de provincie.

    • b.

      Indien het bepaalde in het tweede lid onderdeel a door de subsidieontvanger niet wordt nagekomen kunnen Gedeputeerde Staten naast onmiddellijke terugvordering van de verleende subsidie in de vorm van een lening, een boete opleggen van maximaal 50% van het verleende subsidiebedrag in de vorm van een lening.

 

Artikel 3.1.15 Staatssteun

  • 1 De aanvrager die een onderneming drijft vult een de-minimisverklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing van de-minimissteun kan worden verstrekt.

  • 2 Het voordeel met toepassing van de de-minimissteun mag nooit hoger zijn dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun. Voor de sector transport geldt een drempelbedrag van € 100.000.

  • 3 De in dit artikel genoemde de-minimissteun betreft het bruto subsidie-equivalent zoals omschreven in de-minimisverordening.

Artikel 3.1.16 Prestatieverantwoording

  • 1 Bij een subsidie in de vorm van een lening, van minder dan € 125.000, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag, een verklaring rondom de gerealiseerde FTE, overeenkomsten van dienstverbanden en relevante recente salarisstroken of verzamelloonstaten als bedoeld in artikel 3.2.7, tweede lid onderdeel b en artikel 3.2.7, derde lid onderdeel c. Indien sprake is van een toename van het aantal FTE door middel van een sociale werkplaats constructie, toont de subsidieontvanger het aantal gerealiseerde FTE aan, door middel van overeenkomsten met de Sociale Werkvoorzieningsinstantie als bedoeld in “Wet sociale werkvoorziening”.

  • 2 Bij een subsidie in de vorm van een lening van € 125.000,00 of meer gaat de aanvraag tot subsidievaststelling naast het bepaalde in het eerste lid van dit artikel vergezeld van een controleverklaring.

  • 3 Indien subsidieontvanger het voorgaande in deze paragraaf niet kan aantonen wordt de hoogte van de subsidie in de vorm van een lening, naar rato bijgesteld en teruggevorderd.

Artikel 3.1.17 Bevoorschotting en betaling

Bevoorschotting vindt plaats op de wijze zoals overeengekomen in de uitvoeringsovereenkomst.

Paragraaf 3.2 Vestigingsregeling Fryslân Subsidie

Artikel 3.2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    concern: economische eenheid waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1.

      een of meer privaatrechtelijke rechtspersoon of rechtspersonen die direct of indirect::

      • o

        –de helft of meer van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • o

        –volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • o

        –overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen en

    • 2.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • b.

    fte: volledige dienstbetrekking op basis van 1650 arbeidsuren per jaar

  • c.

    duurzame bedrijfsuitrusting: investering die wordt geactiveerd op de balans van de onderneming en die niet binnen twee jaar wordt afgeschreven alsmede bedrijfsuitrusting waarvan de investeringskosten op grond van artikelen 3:31 tot en met 3:35 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vrij kunnen worden afgeschreven. ,

Artikel 3.2.2 Doel

De subsidie heeft tot doel regionale investeringssteun te bieden in de vorm van een loonkostensubsidie aan nieuwe en bestaande bedrijven ten behoeve van een economische activiteit in Fryslân.

Artikel 3.2.3 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor:

  • a.

    nieuwe vestigingen van nog niet in Fryslân gevestigde bedrijven en daarmee samenhangende werkgelegenheidstoename, of;

  • b.

    diversificatie van economische activiteiten van reeds bestaande bedrijven in Fryslân door uitbreiding met nieuwe bedrijfsactiviteiten die tot voorheen buiten Fryslân werden uitgevoerd en de daarmee samenhangende werkgelegenheidstoename.

Artikel 3.2.4 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan privaatrechtelijke rechtspersonen met als rechtsvorm een besloten vennootschap of naamloze vennootschap.

Artikel 3.2.5 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 15 maart 2015.

Artikel 3.2.6 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 3.2.7 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 4:25 en 4:35 Awb en artikel 2.7 ASV wordt subsidie geweigerd indien:

  • a.

    de aanvrager op grond van deze regeling of anderszins op grond van het programma Wurkjefoar Fryslân reeds voor in totaal € 2.500.000 aan subsidie of subsidie in de vorm van een lening heeft ontvangen.

  • b.

    de aanvrager actief is in de volgende sectoren:

    • primaire landbouw en visserij

    • productie of verwerking van steenkool

    • duurzame energieopwekking of verwerking

    • windparken

    • transport en opslag van goederen

    • detailhandel

    • horeca

    • bouw

  • c.

    indien de structuur van de betrokken sector van het bedrijfsleven zich tegen de subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 3.2.3 verzet.

  • d.

    voor zover de subsidiabele activiteit betrekking heeft op transacties van personeel in concernverband in Fryslân.

Artikel 3.2.8 Toetsingscriteria

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2.3 onderdelen a en b in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager maakt met behulp van zijn aanvraag aannemelijk dat de verwachte omzet voor minimaal 50% afkomstig is van buiten Fryslân.

    • b.

      de aanvrager maakt met behulp van zijn aanvraag aannemelijk dat de organisatie van de aanvrager waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, na het voltooien van de subsidiabele activiteiten voldoende rendabel en solvabel is om zijn activiteiten voort te zetten;

    • c.

      de aanvrager toont aan dat het huidige aantal werkzame personen binnen het concern van de aanvrager waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, minimaal 10 FTE bedraagt;

    • d.

      de subsidiabele activiteiten betreffen een technisch, functioneel en in tijd samenhangend geheel van investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting, grond of bedrijfsgebouwen of personeel;

    • e.

      de subsidiabele activiteit heeft een omvang van minimaal € 500.000 aan subsidiabele kosten.

  • 2 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2.3 onderdeel a in aanmerking te komen, wordt naast het eerste lid van dit artikel voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      de nieuwe vestiging betreft de stichting van een nieuw:

      • 1)

        bedrijf dat de economische ontwikkeling van de regio van vestiging stimuleert door een industriële keten te versterken;

      • 2)

        kantoor van een concern waarin de centrale leiding of een zelfstandig onderdeel daarvan is gehuisvest;

      • 3)

        productie- eenheid uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling van een nieuwe productiemethode die met technisch-economische risico’s gepaard gaat, of;

      • 4)

        bedrijf of bedrijfsonderdeel op het gebied van technisch of fysisch onderzoek, dat een belangrijke functie vervult voor de ontwikkeling van voor het bedrijf nieuwe prducten;

    • b.

      de nieuwe vestiging betreft de vestiging van een onderneming of concern, die tijdens het indienen van de subsidieaanvraag op grond van deze paragraaf, niet in Fryslân is gevestigd.

    • c.

      de aanvrager maakt met behulp van zijn aanvraag aannemelijk dat als direct gevolg van de subsidiabele activiteit een toename van arbeidsplaatsen ontstaat voor minimaal 10 FTE binnen de nieuw op te zetten vestiging in Fryslân of via een sociale werkvoorziening als bedoeld in “Wet sociale werkvoorziening” in Fryslân voor minstens de duur van de looptijd van het project.

  • 3 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2.3 onderdeel b in aanmerking te komen, wordt naast het eerste lid van dit artikel voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      de diversificatie betreft de uitbreiding van de economische activiteit van een vestiging van een:

      • 5)

        bedrijf dat de economische ontwikkeling van de regio van vestiging stimuleert door de structuur van de bedrijfsketen in Fryslân te versterken;

      • 6)

        kantoor van een concern waarin de centrale leiding of een zelfstandig onderdeel daarvan is gehuisvest;

      • 7)

        productie- eenheid uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling van een nieuwe productiemethode die met technisch-economische risico’s gepaard gaat, of;

      • 8)

        bedrijf of bedrijfsonderdeel op het gebied van technisch of fysisch onderzoek, dat een belangrijke functie vervult voor de ontwikkeling van voor het bedrijf nieuwe producten.

    • b.

      de diversificatie betreft een economische activiteit die niet eerder in de vestiging van de aanvrager in Fryslân is uitgeoefend.

    • c.

      de aanvrager maakt met behulp van zijn aanvraag aannemelijk dat als direct gevolg van de subsidiabele activiteit een toename van arbeidsplaatsen ontstaat voor minimaal 10 FTE binnen de organisatie van de aanvrager waarin de diversificatie plaatsvindt of via een sociale werkvoorziening als bedoeld in “Wet sociale werkvoorziening” in Fryslân voor minstens de duur van de looptijd van het project.

       

Artikel 3.2.9 Opschortende/ontbindende voorwaarde

Subsidie wordt slechts verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat de benodigde vergunningen binnen 52 weken na het indienen van de aanvraag worden afgegeven.

Artikel 3.2.10 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de geraamde marktconforme loonkosten, berekend over 36 maanden na start van het projectdie voortvloeien uit toename van arbeidsplaatsen als direct gevolg van de initiële investering als bedoeld in artikel 3.2.3 in aanmerking indien:

  • a.

    het investeringsproject leidt tot een netto toename van het aantal werknemers, in de betrokken vestiging, in vergelijking met het gemiddelde van de voorbije twaalf maanden, d.w.z. dat alle verloren gegane banen in mindering worden gebracht op het tijdens deze periode schijnbare aantal geschapen arbeidsplaatsen.

  • b.

    iedere arbeidsplaats binnen drie jaar na voltooiing van het project wordt ingevuld voor minimaal 36 maanden, en

  • c.

    iedere via de investering geschapen arbeidsplaats behouden blijft gedurende de looptijd van het project.

Artikel 3.2.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal € 5.000 per beoogde FTE uitbreiding als bedoeld in artikel 3.2.7, tweede en derde lid tot een maximum van € 100.000 per aangevraagd project.

Artikel 3.2.12 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 3.2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de subsidieontvanger start uiterlijk binnen één jaar na subsidieverlening met het project waarop de subsidiabele activiteit betrekking heeft;

  • b.

    de subsidieontvanger realiseert het project binnen drie jaar na start van het project.

  • c.

    de subsidieontvanger overlegt tenminste jaarlijks een voortgangsrapportage die bestaat uit een activiteitenverslag en een financieel verslag;

  • d.

    de subsidieontvanger verschaft desgevraagd inzicht in de stukken waaruit de haalbaarheid van het project kunnen worden afgeleid;

  • e.

    indien zich in de periode tussen de subsidieverlening en de uiteindelijke realisatie van het project wijzigingen voordoen, is de subsidieontvanger verplicht hiervoor schriftelijke toestemming te verkrijgen van de subsidieverlener;

  • f.

    de subsidieontvanger is verplicht om de gesubsidieerde activiteit als bedoeld in artikel 3.2.3 onderdeel a of b, 5 jaar na vaststelling van de subsidie in stand te houden.

  • g.

    de subsidieontvanger wordt verzocht in communicatie uitingen melding te maken van ontvangen steun in het kader van WurkjeFoar Fryslân. Bij gebruik van bouwborden dient daar een plank met de logo van de provincie en opdruk van Wurkjefoar Fryslân gebruikt te worden.

Artikel 3.2.14 Verantwoording en Vaststelling

  • 1 Bij een subsidie van minder dan € 125.000,00 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag, een verklaring rondom de gerealiseerde FTE, overeenkomsten van dienstverbanden en relevante recente salarisstroken of verzamelloonstaten als bedoeld in artikel 3.2.7, tweede lid onderdeel b en artikel 3.2.7, derde lid onderdeel c. Indien sprake is van een toename van het aantal FTE door middel van een sociale werkplaats constructie, toont de subsidieontvanger het aantal gerealiseerde FTE aan, door middel van overeenkomsten met de Sociale Werkvoorzieningsinstantie als bedoeld in “Wet sociale werkvoorziening”

  • 2 Indien subsidie-ontvanger het genoemde in niet kan aantonen wordt de hoogte van de subsidie naar rato bijgesteld en teruggevorderd.

Artikel 3.2.15 Staatssteun

De aanvrager die een onderneming drijft vult een de-minimisverklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing van de-minimissteun kan worden verstrekt.

Artikel 3.2.16 Bevoorschotting en betaling

Het voorschot voor subsidies van € 25.000,- en hoger bedraagt maximaal 80% van de subsidie.  

HOOFDSTUK 4 VERSTERKEN MENSELIJK KAPITAAL

Paragraaf 4.1 Talint foar Fryslân II

Artikel 4.1.1 Doel

De subsidie heeft tot doel om recent afgestudeerden een jaar werkervaring aan te bieden bij werkgevers in Fryslân zodat zij een betere kans op de arbeidsmarkt hebben en houden.

Artikel 4.1.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor het in dienst nemen of inhuren van een trainee.

Artikel 4.1.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen en rechtspersonen.

Artikel 4.1.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 10 november 2014 tot en met 28 februari 2015.

Artikel 4.1.5 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 4.1.6 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de aanvrager op grond van deze regeling al voor drie trainees subsidie heeft ontvangen;

  • b.

    de trainee in de zes maanden voorafgaand aan de indiensttreding of inhuur betaald werk heeft verricht ten behoeve van de aanvrager.

Artikel 4.1.7 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de werkgever sluit een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst met de trainee, die ingaat nadat de subsidie is verleend, of gaat een uitzendovereenkomst aan waarmee de trainee wordt ingehuurd, die ingaat nadat de subsidie is verleend;

  • b.

    de trainee is na 1 januari 2011 en voor indiensttreding afgestudeerd aan een opleiding met niveau 3 of niveau 4 als bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid van de Wet educatie en beroepsonderwijs, of een geaccrediteerde opleiding in het kader van de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • c.

    de trainee wordt voor ten minste 52 aaneengesloten weken in dienst genomen of ingehuurd, voor minimaal 32 uur per week;

  • d.

    de trainee voert zijn werkzaamheden uit in de onderneming van de werkgever;

  • e.

    de werkzaamheden die de trainee zal verrichten zijn afgestemd op en in overeenstemming met zijn opleidingsniveau waarop hij is afgestudeerd en waarvoor de werkgever subsidie heeft aangevraagd;

  • f.

    de trainee ontvangt binnen de overeengekomen werktijd minimaal 100 uur scholing of training;

  • g.

    de werkzaamheden van de trainee worden verricht in of vanuit de provincie Fryslân;

  • h.

    de werkgever verklaart dat de trainee geen bestaande en reeds ingevulde arbeidsplaats zal invullen.

Artikel 4.1.8 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie bedraagt:

    • a.

      € 11.700 voor 52 weken voor een trainee die is afgestudeerd aan een opleiding met niveau 3 of niveau 4 als bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid van de Wet educatie en beroepsonderwijs (MBO);

    • b.

      € 13.000 voor 52 weken voor een trainee die is afgestudeerd aan een hogeschool (HBO) als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en;

    • c.

      € 14.300 voor 52 weken voor een trainee die is afgestudeerd aan een universiteit, de Open Universiteit of een levensbeschouwelijke universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WO).

  • 2 Indien de trainee minder dan 52 weken in dienst blijft, wordt de subsidie naar rato van het aantal gewerkte dagen vastgesteld.

  • 3 Indien de subsidieontvanger gelet op zijn de-minimisverklaring onvoldoende ruimte heeft om subsidie te ontvangen ter hoogte van de in het eerste lid onder a, b en c genoemde bedragen, worden deze bedragen verlaagd tot het bedrag dat op grond van de de-minimissteun is toegestaan.

Artikel 4.1.9 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor volledige aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 4.1.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de subsidie-ontvanger gaat een arbeidsovereenkomst aan met de trainee of gaat een uitzend-overeenkomst aan waarmee de trainee wordt ingehuurd, die ingaat binnen 15 weken na de subsidieverlening;

  • b.

    de trainee start met zijn werkzaamheden uiterlijk 15 weken na subsidieverlening;

  • c.

    de subsidie-ontvanger stuurt binnen twee weken na het aangaan van de arbeidsovereenkomst met de trainee of het aangaan van de uitzendovereenkomst waarmee de trainee wordt ingehuurd de volgende bescheiden aan Gedeputeerde Staten:

    • een afschrift van de arbeidsovereenkomst of uitzendovereenkomst;

    • een kopie van het diploma van de trainee overeenkomstig zijn opleiding en de werkzaamheden waarvoor subsidie is aangevraagd;

    • een verklaring waaruit blijkt dat hij er mee instemt dat de gegevens die hij in het kader van de subsidieverstrekking aan de provincie verstrekt, worden gebruikt ten behoeve het actieplan jeugdwerkloosheid uit hoofde van het ESF;

    • een verklaring waaruit blijkt dat de trainee er mee instemt dat zijn gegevens worden gebruikt ten behoeve het actieplan jeugdwerkloosheid uit hoofde van het Europees Sociaal Fonds;

  • d.

    de subsidie-ontvanger overlegt binnen zes weken na indiensttreding van de trainee of ingangsdatum van de uitzendovereenkomst een schriftelijk opleidings- of trainingsplan aan een door Gedeputeerde Staten aangewezen derde partij;

  • e.

    de subsidie-ontvanger verleent medewerking aan de begeleiding die de trainee vanuit de provincie ontvangt;

  • f.

    de subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een, door of vanwege Gedeputeerde Staten gevorderde controle van de administratie, monitoringstraject of ander onderzoek naar gegevens die in het kader van de subsidieverstrekking van belang kunnen worden geacht en hij verleent daartoe inzage in zijn administratie en verstrekt de inlichtingen die hiervoor belang kunnen zijn.

Artikel 4.1.11 Prestatieverantwoording en vaststelling

  • 1 De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag en loonstroken of facturen waaruit volgt dat de trainee is betaald gedurende de projectperiode.

  • 2 De subsidie wordt uiterlijk 18 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking ambtshalve vastgesteld.

Artikel 4.1.12 Staatssteun

Subsidie wordt slechts verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.

Artikel 4.1.13 Bevoorschotting

De subsidie-ontvanger ontvangt bij subsidieverlening een voorschot van 100% van het subsidiebedrag als bedoeld in artikel 4.1.8.

Paragraaf 4.2 Werkloosheidsbestrijding

Artikel 4.2.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van het vinden van een baan voor werkzoekenden zonder baan.

Artikel 4.2.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor het bieden van een arbeidsplaats aan werkzoekenden zonder baan.

Artikel 4.2.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen en organisaties welke op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening aangewezen zijn als een sociale werkplaats.

Artikel 4.2.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 1 april 2015 tot en met 29 mei 2015.

Artikel 4.2.5 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 4.2.6 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd:

  • a.

    indien de aanvrager reeds een aanvraag voor subsidie op grond van deze paragraaf heeft ingediend;

  • b.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op meer dan 10 werkzoekenden zonder baan;

  • c.

    voor zover de aanvrager ten behoeve van het in dienst nemen van één of meerdere werknemers zonder baan, welke onderdeel uitmaken van de subsidieaanvraag, al eerder gebruik heeft gemaakt van middelen uit het programma Wurkje foar Fryslân

Artikel 4.2.7 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    De aanvraag heeft betrekking op minimaal 3 en maximaal 10 werkzoekenden zonder baan, ingeschreven als werkzoekende bij het UWV of bij de gemeente in Fryslân waarin ze woonachtig zijn;

  • b.

    Per aanvraag heeft ten minste 20% van het aantal werkzoekenden zonder baan een grote afstand tot de arbeidsmarkt, vanwege:

    • een beperking, waarbij de werkzoekenden behoren tot de doelgroep gedeeltelijk arbeidsongeschikten ten gevolge van een fysieke of verstandelijke handicap;

    • een registratie van ten minste een jaar als werkzoekende;

    • een leeftijd van ten minste 45 jaar, of

    • een SW indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening;

  • c.

    De werkzoekenden zonder baan worden voor ten minste 26 aaneengesloten weken voor minimaal 32 uur per week in dienst genomen. Indien de aanvraag betrekking heeft op een werkzoekende zonder baan met een grote afstand tot de arbeidsmarkt als bedoeld in het voorgaande onderdeel onder 1 en 4, geldt dat de verplichte 32 uur worden berekend inclusief de korting op de arbeidsongeschiktheid of de SW-indicatie.

  • d.

    De werkzoekenden zonder baan vervullen een vacature welke ten minste twee maanden niet is vervuld.

  • e.

    De werkzoekenden zonder baan ontvangen binnen de overeengekomen werktijd minimaal 40 uur aan scholing of training.

  • f.

    De werkzoekenden zonder baan hebben in de periode van 6 maanden voorafgaand aan de indiensttreding geen betaald werk verricht voor de organisatie waarin zij in dienst zullen treden.

Artikel 4.2.8 Subsidiabele kosten.

De loonkosten voor de arbeidsplaats van de werkzoekenden zonder baan voor 26 weken zijn subsidiabel.

Artikel 4.2.9 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie bedraagt €3.000 per werkzoekende zonder baan.

  • 2 Indien bij de vaststelling van de subsidie blijkt dat het aantal geplaatste werkzoekenden zonder baan minder is dan het aantal waarvoor subsidie is verleend, of indien het dienstverband eerder wordt beëindigd, wordt de subsidie vastgesteld naar rato van het geplaatste aantal werkzoekenden zonder baan die het traject hebben afgerond als bedoeld in artikel 4.2.7, onderdeel c.

  • 3 Indien het aantal werkzoekenden zonder baan die, na de periode van 26 aaneengesloten weken als bedoeld in artikel 4.2.7, onderdeel c, een vervolgcontract aangeboden krijgt als bedoeld in artikel 4.2.11 tweede lid, minder is dan 60% van het aantal waarvoor subsidie is verleend, wordt de subsidie lager vastgesteld.

  • 4 De hoogte van de subsidie in de situatie als bedoeld in het voorgaande lid wordt als volgt bepaald:

    • Indien 50% tot 60% van het aantal werkzoekenden zonder baan een vervolgcontract krijgt aangeboden, wordt 10% van het verleende subsidiebedrag in mindering gebracht bij de vaststelling;

    • Indien 40% tot 50% van het aantal werkzoekenden zonder baan een vervolgcontract krijgt aangeboden, wordt 20% van het verleende subsidiebedrag in mindering gebracht bij de vaststelling;

    • Indien minder dan 40% van het aantal werkzoekenden zonder baan een vervolgcontract krijgt aangeboden, wordt 30% van het verleende subsidiebedrag in mindering gebracht bij de vaststelling.

Artikel 4.2.10 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 4.2.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Aan de subsidie-ontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      De werkzoekenden zonder baan waarvoor subsidie is verleend, treden in dienst bij de werkgever onder de voorwaarden als genoemd in artikel 4.2.7, onderdeel c en starten met hun werkzaamheden uiterlijk 15 weken na subsidieverlening.

    • b.

      De subsidie-ontvanger stuurt binnen vier weken nadat de werkzoekende zonder baan in dienst is getreden en is gestart met zijn werkzaamheden, de volgende bescheiden aan Gedeputeerde Staten:

      • Een bewijsmiddel waaruit blijkt dat de werkzoekende zonder baan geregistreerd is als werkzoekende voorafgaand aan de indiensttreding bij de werkgever;

      • Een schriftelijke verklaring waaruit volgt dat de werkzoekende zonder baan een grote afstand heeft tot de arbeidsmarkt, als bedoeld in artikel 4.2.7, onderdeel b.

      • Een afschrift van de arbeidsovereenkomst tussen de werkzoekende zonder baan en de werkgever;

      • De vacaturetekst met datum van plaatsing waaruit volgt dat de vacature die wordt vervuld door de werkzoekende zonder baan ten minste twee maanden niet is vervuld;

  • 2 Aan ten minste 60% van de werkzoekenden zonder baan die in dienst worden genomen als bedoeld in artikel 4.2.7 onderdeel c, wordt na die periode een vervolgcontract aangeboden van minimaal 26 aaneengesloten weken, voor minimaal 32 uur per week.

  • 3 Het voorgaande lid is niet van toepassing indien de dienstbetrekking als bedoeld in artikel 4.2.7 onderdeel c betrekking heeft op een dienstverband van 52 aaneengesloten weken voor minimaal 32 uur per week.

Artikel 4.2.12 Prestatieverantwoording

  • 1 Bij een subsidie van minder dan € 25.000 toont de subsidie-ontvanger desgevraagd aan dat de subsidiabele activiteiten zijn verricht, door middel van een activiteitenverslag,

  • 2 Bij een subsidie van meer dan € 25.000toont de subsidie-ontvanger aan dat de subsidiabele activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag, arbeidsovereenkomsten en loonstroken waaruit blijkt dat deelnemers aan het traject als bedoeld in artikel 4.2.7, onderdeel c zijn betaald gedurende het traject. Tevens toont de subsidie-ontvanger op dezelfde wijze aan dat deelnemers een vervolgcontract is aangeboden en deelnemers zijn betaald, zoals bedoeld in artikel 4.2.11, tweede lid.

  • 3 Een subsidie onder de €25.000 wordt uiterlijk 18 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking ambtshalve vastgesteld.

  • 4 Een subsidie van meer dan € 25.000, wordt vastgesteld na het indienen van een verzoek om vaststelling na einde van de subsidiabele activiteiten.

Artikel 4.2.13 Staatssteun

Subsidie wordt verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.

Artikel 4.2.14 Bevoorschotting en betaling

De subsidie-ontvanger ontvangt bij subsidieverlening een voorschot van 100% van het subsidiebedrag als bedoeld in artikel 4.2.9.  

HOOFDSTUK 5 VERGROTEN ORGANISEREND VERMOGEN

HOOFDSTUK 6 VERGROTEN AANTREKKELIJKHEID LEEFOMGEVING

Paragraaf 6.1 Participatieregeling bijzondere huurprojecten

Artikel 6.1.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het versnellen van de realisatie van rendabele bouwprojecten in de geliberaliseerde huursector en voor bijzondere doelgroepen.

Artikel 6.1.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken in de vorm van een lening of een garantie voor de realisatie van huurprojecten in de geliberaliseerde huursector of voor huurprojecten ten behoeve van bijzondere doelgroepen.

Artikel 6.1.3 Doelgroep

  • 1 Subsidie in de vorm van een lening of garantie wordt uitsluitend verstrekt aan privaatrechtelijke rechtspersonen, natuurlijke personen of samenwerkingsverbanden hiervan.

  • 2 Indien de subsidie wordt verleend aan een samenwerkingsverband dient de penvoerder de subsidieaanvraag namens het samenwerkingsverband in. De penvoerder is bij toekenning van de subsidie aanspreekpunt voor de uitvoering en eindverantwoordelijke voor het nakomen van alle opgelegde verplichtingen. De penvoerder ontvangt de termijnbetalingen en dient het verzoek tot vaststelling in.

Artikel 6.1.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie in de vorm van een lening of garantie kan worden ingediend vanaf 15 september 2014 tot en met 30 september 2014.

Artikel 6.1.5 Aanvraagvereisten

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met behulp van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 6.1.6 Weigeringsgronden

  • 1 In aanvulling op artikel 4:25 en 4:35 Awb en artikel 2.7ASV wordt geweigerd indien:

    • a.

      het aangevraagde subsidiebedrag minder dan € 125.000 bedraagt;

    • b.

      de aanvrager of een aan de aanvrager gelieerde partij op grond van deze regeling reeds voor € 2.500.000 subsidie in het kader van deze regeling heeft ontvangen.

  • 2 Als gelieerde partij als bedoeld in het eerste lid onder b wordt in dit verband beschouwd een partij die direct of indirect een belang heeft van meer dan 25% in de betreffende projecten. Verplichtingen in dit kader tellen volledig mee bij een hoger belang.

Artikel 6.1.7 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het huurproject betreft minimaal 10 wooneenheden per project of het project heeft een omvang van meer dan €1.000.000 aan subsidiabele kosten;

  • b.

    met de projectinformatie en de bijbehorende begrotingen van het gehele project wordt aangetoond dat het project rendabel is, een dekkend financieringsplan heeft en dat de aanvrager kan voldoen aan de financieringsverplichtingen welke samenhangen met het ingediende project;

  • c.

    het huurproject is geografisch en organisatorisch locatiegebonden;

  • d.

    het huurproject betreft de realisatie van wooneenheden in de geliberaliseerde huursector of voor bijzondere doelgroepen in de provincie Fryslân.

Artikel 6.1.8 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    leges, vergunningen etc.;

  • b.

    verwervingskosten, grondkosten;

  • c.

    advieskosten welke niet direct betrekking hebben op de bouw van het huurproject;

  • d.

    kosten die gemaakt zijn voor de indiening van de aanvraag.

Artikel 6.1.9 Subsidiehoogte

  • 1 een lening bedraagt maximaal 25% van de subsidiabele projectkosten tot een maximum van € 2.500.000.

  • 2 een garantie bedraagt maximaal 80% van de gegarandeerde lening tot een maximum van € 2.500.000.

Artikel 6.1.10 Verdeelsystematiek

  • 1 Indien de binnen de aanvraagperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de volgorde van behandeling een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van het volgende criterium:

    • a.

      Het aandeel provinciale financiering/garantie op grond van deze regeling in de totale subsidiabele projectkosten;

  • 2 Bij rangschikking gaat een project met een lager aandeel provinciale financiering/garantie voor op een project met een hoger aandeel.

  • 3 Als twee of meer aanvragen een gelijk aandeel provinciale financiering/garantie hebben en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor het project met het hoogste absolute aangevraagde bedrag aan provinciale financiering.

Artikel 6.1.11 Condities voor een lening

  • 1 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van de rente voor een lening aan de hand van:

    • a.

      de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (2008/C/14/02);

    • b.

      de zekerheidsstelling en creditrating van de aanvrager.

  • 2 De door Gedeputeerde Staten te hanteren rentepercentage zijn nooit lager dan door de hoofdfinancier te hanteren rente bij een vergelijkbare looptijd.

  • 3 Gedeputeerde Staten bepalen de looptijd van de lening aan de hand van de te overleggen businesscase met een minimum looptijd van 5 jaar en een maximum looptijd van 15 jaar.

  • 4 De subsidie-ontvanger verschaft zekerheid voor de lening door middel van:

    • a.

      hypotheekstelling

    • b.

      borgstelling

    • c.

      verpanding of

    • d.

      overige zekerheidsstelling

  • 5 De aanvrager overlegt taxatierapporten voor de zekerheidstelling als bedoeld in het vierde lid.

  • 6 Aflossing van de provinciale lening dient plaats te vinden in maximaal 15 jaar.

  • 7 Vervroegde aflossing is te allen tijde mogelijk zonder dat daar een boete over verschuldigd is.

Artikel 6.1.12 Condities voor een garantiestelling

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen een garantie afgeven aan een externe financier voor betaling van rente en aflossing. Deze garantie kan door de betreffende financier worden ingeroepen indien de subsidieontvanger niet voldoet aan de contractuele betalingsverplichting jegens de externe financier.

  • 2 Voor het afgeven van een garantie is de subsidie-ontvanger een garantieprovisie verschuldigd.

  • 3 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van de garantiestelling aan de hand van:

    • a.

      Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (2008/C/155/02)

    • b.

      de zekerheidsstelling en creditrating van de aanvrager

  • 4 De garantiestelling loopt evenredig terug met de aflossing op de lening waarvoor de garantie is afgegeven.

Artikel 6.1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de subsidie-ontvanger sluit een subsidieovereenkomst met de provincie;

  • b.

    de subsidie-ontvanger biedt met het huurproject minimaal 1 opleidingsplaatsen aan per van de provincie ontvangen €500.000 of gedeelte daarvan gedurende de realisatieperiode van het project. Een volledige opleidingsplaats wordt hier opgevat als 1.200 opleidingsuren;

  • c.

    de subsidieontvanger start uiterlijk binnen 1 jaar na subsidieverlening met het project;

  • d.

    de subsidie-ontvanger levert het project op uiterlijk 2 jaar na start bouw;

  • e.

    de subsidie-ontvanger overlegt tenminste jaarlijks een voortgangsrapportage die bestaat uit een activiteitenverslag en een financieel verslag;

  • f.

    de subsidie-ontvanger verschaft desgevraagd inzicht in de stukken waaruit de planologische haalbaarheid van het project en de kredietwaardigheid van de subsidie-ontvanger kunnen worden afgeleid;

  • g.

    indien zich in de periode tussen de subsidieverlening en de oplevering van het project wijzigingen voordoen, is de subsidieontvanger verplicht hiervoor toestemming te vragen aan de subsidieverlener. wijzigingen kunnen nimmer leiden tot een hogere provinciale financiering noch in absolute, noch in relatieve zin;

  • h.

    de subsidie-ontvanger wordt verzocht in communicatieuitingen melding te maken van ontvangen steun in het kader van Wurkje Foar Fryslân. Bij gebruik van bouwborden dient daar een plank met de logo van de provincie en opdruk van Wurkje foar Fryslan gebruikt te worden.

Artikel 6.1.14 Staatssteun

  • 1 De aanvrager die een onderneming drijft vult een de-minimisverklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing van de-minimissteun kan worden verstrekt.

  • 2 Het voordeel met toepassing van de de-minimissteun mag nooit hoger zijn dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun. Voor de sector transport geldt een drempelbedrag van € 100.000.

  • 5 De in dit artikel genoemde de-minimissteun betreft het bruto subsidie-equivalent zoals omschreven in de-minimisverordening.

Paragraaf 6.2 Herbestemmingsregeling bestaande panden

Artikel 6.2.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het versnellen van de herbestemming, functiewijziging en verbouwing van bestaande ruimten naar een woonfunctie in de geliberaliseerde huur of voor huurprojecten ten behoeve van bijzondere doelgroepen.

Artikel 6.2.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor het verbouwen van bestaande ruimten tot een woonfunctie in de geliberaliseerde huursector of voor huurprojecten ten behoeve van bijzondere doelgroepen.

Artikel 6.2.3 Doelgroep

  • 1 Subsidie wordt verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen, privaatrechtelijke rechtspersonen, natuurlijke personen of samenwerkingsverbanden hiervan.

  • 2 Indien de subsidie wordt verleend aan een samenwerkingsverband dient de penvoerder de subsidieaanvraag namens het samenwerkingsverband in. De penvoerder is bij toekenning van de subsidie aanspreekpunt voor de uitvoering en eindverantwoordelijke voor het nakomen van alle opgelegde verplichtingen. De penvoerder ontvangt de voorschotten en dient het verzoek tot vaststelling in.

Artikel 6.2.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 15 september 2014 tot en met 31 december 2014.

Artikel 6.2.5 Aanvraagvereisten

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met behulp van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 6.2.6 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 4:25 en 4:35 Awb en artikel 2.7 ASV wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidiabele activiteiten in aanmerking komen voor subsidie op grond van de stimuleringsregeling monumenten 2014 van de Provincie Fryslân;

  • b.

    de ruimte waar de aanvraag zich op richt reeds voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten een woonfunctie heeft;

  • c.

    het aangevraagde subsidiebedrag minder dan € 25.000 bedraagt;

  • d.

    de aanvrager of een aan de aanvrager gelieerde partij op grond van deze regeling reeds voor €200.000 subsidie heeft ontvangen;

  • e.

    als gelieerde partij als bedoeld onder d wordt in dit verband beschouwd een partij die direct of indirect een belang heeft van 25% of meer in de betreffende projecten. Verplichtingen in dit kader tellen volledig mee bij een hoger belang.

Artikel 6.2.7 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het huurproject betreft de verbouw en herbestemming van een bestaande ruimte zonder woonfunctie tot tenminste 3 wooneenheden binnen het geliberaliseerde huursegment of voor bijzondere doelgroepen;

  • b.

    indien bij een herbestemming van deze bestaande ruimte naar een woonbestemming sprake is van een combinatie met andere functies, bedraagt de minimale oppervlakte voor de woonbestemming 70% van de totale bruto vloeroppervlak van de ruimte, op grond van de Nederlandse Norm voor oppervlakte van terreinen en gebouwen met bouwbestemming NEN2580;

  • c.

    het huurproject is geografisch en organisatorisch locatie gebonden.

  • d.

    het huurproject betreft de realisatie van wooneenheden in de geliberaliseerde huursector of voor bijzondere doelgroepen in de provincie Fryslân.

Artikel 6.2.8 Opschortende voorwaarde

Subsidie wordt slechts verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat de benodigde omgevingsvergunning binnen 52 weken na het indienen van de subsidieaanvraag wordt verleend aan de aanvrager.

Artikel 6.2.9 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    leges, vergunningen etc;

  • b.

    verwervingskosten van grond en gebouwen;

  • c.

    advieskosten welke niet direct betrekking hebben op de verbouwing van de ruimte;

  • d.

    kosten die gemaakt zijn voor de indiening van de subsidieaanvraag;

Artikel 6.2.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 20% van de subsidiabele kosten met een maximum € 200.000 per project en een minimum van € 25.000 per project.

Artikel 6.2.11 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 6.2.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de subsidieontvanger biedt met het huurproject minimaal 0,2 opleidingsplaats aan per van de provincie ontvangen € 100.000,- of gedeelte daarvan gedurende de realisatieperiode van het project. Een volledige opleidingsplaats wordt hier opgevat als 1.200 opleidingsuren;

  • b.

    de subsidieontvanger start uiterlijk binnen 1 jaar na subsidieverlening met het project;

  • c.

    de subsidieontvanger levert het project uiterlijk 2 jaar na start bouw op;

  • d.

    de subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag;

  • e.

    bij een subsidie van € 125.000 of meer gaat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van een controleverklaring;

  • f.

    de subsidieontvanger verschaft desgevraagd inzicht in de stukken waaruit de haalbaarheid van het project, de planologische haalbaarheid, de marktconformiteit van de begroting en de kredietwaardigheid van de subsidieontvanger kunnen worden afgeleid;

  • g.

    indien zich in de periode tussen de subsidieverlening en de oplevering van het project wijzigingen voordoen, is de ontvanger verplicht hiervoor toestemming te vragen aan de subsidieverlener. Wijzigingen kunnen nimmer leiden tot een hogere provinciale financiering noch in absolute, noch in relatieve zin;

  • h.

    de subsidieontvanger wordt verzocht in communicatieuitingen melding te maken van ontvangen steun in het kader van WurkjeFoar Fryslân. Bij gebruik van bouwborden dient daar een plank met de logo van de provincie en opdruk van Wurkje foar Fryslan gebruikt te worden

Artikel 6.2.13 Staatssteun

  • 1 De aanvrager die een onderneming drijft vult een de-minimis verklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing van de-minimissteun kan worden verstrekt.

  • 2 Het voordeel met toepassing van de de-minimissteun mag nooit hoger zijn dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun. Voor de sector transport geldt een drempelbedrag van € 100.000.

  • 3 De in dit artikel genoemde de-minimissteun betreft het bruto subsidie-equivalent zoals omschreven in de-minimisverordening.

Artikel 6.2.14 Bevoorschotting en betaling

  • 1 De subsidieontvanger ontvangt bij subsidieverlening een voorschot van 80% van het subsidiebedrag

  • 2 De resterende 20% wordt uitgekeerd na oplevering van het project.

Paragraaf 6.3 Renovatiesubsidie

Artikel 6.3.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van de doorstroming op de woningmarkt en de kwaliteitsverbetering van bestaande woningen.

Artikel 6.3.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het renoveren of moderniseren van koopwoningen door middel van:

  • a.

    bouwkundige aanpassingen aan de (gebouw)schil of dragende constructie van de woning, of

  • b.

    bouwkundige aanpassingen aan de (gebouw)schil of dragende constructie van de woning en aanpassingen aan de woning die betrekking hebben op sanitaire voorzieningen en de keuken.

Artikel 6.3.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen.

Artikel 6.3.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 15 september 2014 tot en met 15 september 2015.

Artikel 6.3.5 Aanvraagvereisten

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met behulp van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 6.3.6 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit past binnen de activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen op grond van paragraaf 7.1 van deze regeling ‘De Friese Energiepremie”.

Artikel 6.3.7 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het betreft de renovatie of modernisering van een bestaande koopwoning waarbij de renovatie betrekking heeft op bouwkundige aanpassingen aan de (gebouw)schil of dragende constructie;

  • b.

    de WOZ-waarde van koopwoningen op peildatum 1 januari 2012 bedraagt voor de Waddeneilanden niet meer dan € 265.000 en voor koopwoningen op overige locaties niet meer dan €150.000;

  • c.

    de eigendom van de woning is verkregen door levering op grond van een (voorlopige) koopovereenkomst die tot stand is gekomen in de periode van 15 september 2014 tot en met 15 december 2014;

  • d.

    de woning is gelegen in de provincie Fryslân;

  • e.

    de woning is bedoeld voor zelfstandige permanente bewoning door de aanvrager.

Artikel 6.3.8 Subsidiabele kosten

Uitsluitend de volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    fundering, waaronder wordt verstaan uitvoeren van bouwkundige werkzaamheden;

  • b.

    vloer begane grond, waaronder wordt verstaan uitvoeren van bouwkundige werkzaamheden;

  • c.

    gevel, waaronder wordt verstaan uitvoeren van bouwkundige werkzaamheden, metsel- en voegwerk, gevelbekleding en schilderwerk;

  • d.

    ramen- en buitenkozijnen, waaronder wordt verstaan houtrotherstel of gedeeltelijke vervanging kozijnen, nieuwe gevelopening en schilderwerk;

  • e.

    dak, waaronder wordt verstaan uitvoeren van bouwkundige werkzaamheden, herstel dakkapellen en dakramen, plaatsen nieuwe dakkappellen en dakramen, gootherstel en vervanging dak;

  • f.

    wanden, waaronder wordt verstaan plaatsen dragende wanden, nieuwe binnenwanden en deurkozijnen of deur in geval van nieuwe binnenwand of nieuwe opening;

  • g.

    verdiepingsvloeren, waaronder wordt verstaan plaatsen balklaag, vloerlaag en plafond;

  • h.

    uit- en aanbouwen;

  • i.

    installatiewerk elektra, water, gas en CV;

  • j.

    binnentrap;

  • k.

    sanitair en keuken, waaronder wordt verstaan het uitvoeren van bouwkundige werkzaamheden, installatiewerk, tegelwerk en aanschaf;

  • l.

    sloopwerkzaamheden samenhangend met bovenvermelde activiteiten.

Artikel 6.3.9 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie voor subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 6.3.2 aanhef en onder a, bedraagt 25% van de totale subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000.

  • 2 De hoogte van de subsidie voor subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 6.3.2 aanhef en onder b, bedraagt 25% van de totale subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000, waarvan maximaal 50% van de subsidiabele kosten zien op aanpassingen aan de woning die betrekking hebben op sanitaire voorzieningen en de keuken.

Artikel 6.3.10 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor volledige aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 6.3.11 Prestatieverantwoording en vaststelling

  • 1 De renovatie- of moderniseringswerkzaamheden zijn uiterlijk een jaar na de subsidieverlening uitgevoerd en gereed conform de aanvraag. De subsidieontvanger toont dit desgevraagd aan door middel van een activiteitenverslag en facturen.

  • 2 De subsidie wordt uiterlijk 18 maanden na dagtekening van de subsidieverleningsbeschikking ambtshalve vastgesteld.

Artikel 6.3.12 Bevoorschotting

De subsidie-ontvanger ontvangt bij subsidieverlening een voorschot van 100% van het subsidiebedrag als bedoeld in artikel 6.3.9.

Paragraaf 6.4 Financieringsregeling sociale huurprojecten

Artikel 6.4.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het versnellen van de realisatie van rendabele projecten in de sociale huursector.

Artikel 6.4.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken in de vorm van een lening voor de realisatie van huurprojecten in de sociale huursector.

  • 2 De subsidie wordt verstrekt voor projecten die betrekking hebben op:

    • a.

      tien of meer wooneenheden, of

    • b.

      drie tot en met negen wooneenheden.

Artikel 6.4.3 Doelgroep

  • 1 Subsidie in de vorm van een lening wordt uitsluitend verstrekt aan privaatrechtelijke rechtspersonen, natuurlijke personen of samenwerkingsverbanden hiervan.

  • 2 Indien de subsidie wordt verleend aan een samenwerkingsverband, dient de penvoerder de subsidieaanvraag namens het samenwerkingsverband in. De penvoerder is bij toekenning van de subsidie aanspreekpunt voor de uitvoering en eindverantwoordelijke voor het nakomen van alle opgelegde verplichtingen. De penvoerder ontvangt de termijnbetalingen en dient het verzoek tot vaststelling in.

Artikel 6.4.4 Aanvraagperiode

  • 1 Een aanvraag voor subsidie in de vorm van een lening als bedoeld in artikel 6.4.2, tweede lid, aanhef en onderdeel a kan worden ingediend vanaf 1 december 2014 tot en met 15 december 2014.

  • 2 Een aanvraag voor subsidie in de vorm van een lening als bedoeld in artikel 6.4.2, tweede lid, aanhef en onderdeel b kan worden ingediend vanaf 16 maart 2015 tot en met 31 maart 2015.

Artikel 6.4.5 Aanvraagvereisten

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met behulp van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 6.4.6 Weigeringsgronden

  • 1 In aanvulling op de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb en artikel 6.4 van de ASV 2013 wordt subsidie geweigerd indien:

    • a.

      het project op minder dan drie wooneenheden betrekking heeft;

    • b.

      het aangevraagde subsidiebedrag minder dan € 125.000 bedraagt;

    • c.

      aan de aanvrager of een aan de aanvrager gelieerde partij op grond van deze paragraaf danwel op grond van paragraaf 6.1 Participatieregeling bijzondere huurprojecten, paragraaf 6.2 Herbestemmingsregeling bestaande panden van de Subsidieregeling Wurkje foar Fryslân ofwel onder de noemer ‘projectfinanciering urgente projecten’ vanuit het Aanvalsplan Woningmarkt tezamen reeds voor € 2.500.000, subsidie is verstrekt.

  • 2 Als gelieerde partij als bedoeld in het eerste lid onder c wordt in dit verband beschouwd een partij die direct of indirect financieel deelneemt in de betreffende projecten. Verplichtingen in dit kader tellen naar rato mee bij de bepaling van het aan de betreffende partij reeds toegekende bedrag

Artikel 6.4.7 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het huurproject betreft de realisatie van wooneenheden in de sociale huursector in de provincie Fryslân;

  • b.

    met de projectinformatie en de bijbehorende begrotingen van het gehele project wordt aangetoond dat het project rendabel is, een dekkend financieringsplan heeft, planologisch haalbaar is en dat de aanvrager kan voldoen aan de financieringsverplichtingen welke samenhangen met het ingediende project, en

  • c.

    het huurproject is geografisch en organisatorisch verbonden.

Artikel 6.4.8 Niet subsidiabele kosten

  • 1 De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      leges, vergunningen, verzekeringen

    • b.

      advieskosten welke niet direct betrekking hebben op de bouw, overname of verbouwing van het huurproject;

    • c.

      kosten die gemaakt zijn voor de indiening van de aanvraag.

  • 2 Onverminderd het eerste lid komen voor projecten als bedoeld in artikel 6.4.2, tweede lid, aanhef en onderdeel a de kosten voor de verwerving van het pand of grond niet voor subsidie in aanmerking.

  • 3 Op de subsidiabele projectkosten wordt een verleende subsidie op grond van paragraaf 6.2 Herbestemmingsregeling bestaande panden en Subsidieregeling monumenten Fryslân in mindering gebracht.

Artikel 6.4.9 Subsidiehoogte

  • 1 Voor projecten als bedoeld in artikel 6.4.2, tweede lid, aanhef en onderdeel b bedraagt een lening:

    • a.

      maximaal 25% van de subsidiabele projectkosten tot een maximum van € 1.000.000, of

    • b.

      maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten tot een maximum van € 1.000.000, indien sprake is van hypothecaire zekerheid in de vorm van een eerste hypotheekrecht ter hoogte van tenminste de provinciale lening.

  • 2 Voor projecten als bedoeld in artikel 6.4.2, tweede lid, aanhef en onderdeel a bedraagt een lening maximaal 25% van de subsidiabele projectkosten tot een maximum van € 2.500.000.

Artikel 6.4.10 Verdeelsystematiek

  • 1 Indien de binnen de aanvraagperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de volgorde van behandeling een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van het aandeel van de provinciale financiering op grond van deze regeling in de totale subsidiabele projectkosten.

  • 2 Bij rangschikking als bedoeld in het eerste lid gaat een project met een lager aandeel provinciale financiering voor op een project met een hoger aandeel.

  • 3 Als twee of meer aanvragen een gelijk aandeel provinciale financiering hebben en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor het project met het hoogste absolute aangevraagde bedrag aan provinciale financiering.

Artikel 6.4.11 Condities voor een lening

  • 1 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van de rente voor een lening aan de hand van:

    • a.

      de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (2008/C/14/02);

    • b.

      de zekerheidsstelling en creditrating van de aanvrager.

  • 2 Indien sprake is van een hoofdfinancier, anders dan de Provincie Fryslân, zal het door Gedeputeerde Staten te hanteren rentepercentage niet lager zijn dan de door de hoofdfinancier te hanteren rente bij een vergelijkbare looptijd.

  • 3 Gedeputeerde Staten bepalen de looptijd van de lening aan de hand van de te overleggen businesscase met een minimum looptijd van 5 jaar en een maximum looptijd van 20 jaar.

  • 4 De subsidie-ontvanger verschaft zekerheid voor de lening door middel van:

    • a.

      hypotheekstelling;

    • b.

      borgstelling;

    • c.

      verpanding, of

    • d.

      overige zekerheidsstelling.

  • 5 De aanvrager overlegt taxatierapporten voor de zekerheidstelling als bedoeld in het vierde lid.

  • 6 Aflossing van de provinciale lening dient plaats te vinden in maximaal 20 jaar.

  • 7 Vervroegde aflossing is te allen tijde mogelijk zonder dat daar een boete over verschuldigd is.

Artikel 6.4.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de subsidie-ontvanger sluit een uitvoeringsovereenkomst met de provincie;

    • b.

      de subsidie-ontvanger biedt met het huurproject minimaal 1 opleidingsplaatsen aan per van de provincie ontvangen €500.000 of gedeelte daarvan gedurende de realisatieperiode van het project. Een volledige opleidingsplaats wordt hier opgevat als 1.200 opleidingsuren;

    • c.

      de subsidieontvanger start uiterlijk binnen 1 jaar na subsidieverlening met de realisatie van het project;

    • d.

      de subsidie-ontvanger levert het project op uiterlijk 2 jaar na start realisatie;

    • e.

      de subsidie-ontvanger overlegt tenminste jaarlijks een voortgangsrapportage die bestaat uit een activiteitenverslag en een financieel verslag;

    • f.

      de subsidie-ontvanger verschaft desgevraagd inzicht in de stukken waaruit de planologische en economische haalbaarheid van het project en de kredietwaardigheid van de subsidie-ontvanger kunnen worden afgeleid;

    • g.

      indien zich in de periode tussen de subsidieverlening en de oplevering van het project wijzigingen voordoen, is de subsidieontvanger verplicht hiervoor toestemming te vragen aan de subsidieverlener. Wijzigingen kunnen nimmer leiden tot een hogere provinciale financiering noch in absolute, noch in relatieve zin;

    • h.

      de subsidie-ontvanger wordt verzocht in communicatieuitingen melding te maken van ontvangen steun in het kader van Wurkje Foar Fryslân.

  • 2 Voor projecten als bedoeld in artikel 6.4.2, tweede lid, aanhef en onderdeel b geldt ten aanzien van de verplichting als bedoeld in het eerste lid onder b dat eventuele verwervings- en grondkosten in mindering mogen worden gebracht voor het bepalen van het aantal opleidingsplaatsen.

Artikel 6.4.13 Staatssteun

  • 1 Voor zover de subsidie leidt tot voordeel voor een onderneming wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.

  • 2 Het voordeel met toepassing van de de-minimisverordening is niet hoger dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun. Voor de sector transport geldt een drempelbedrag van € 100.000.

  • 3 De in dit artikel genoemde de-minimissteun betreft het bruto subsidie-equivalent zoals omschreven in de-minimisverordening.

Paragraaf 6.5 Renovatiesubsidie 3e Tranche

Artikel 6.5.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van de doorstroming op de woningmarkt en de kwaliteitsverbetering van bestaande woningen.

Artikel 6.5.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het renoveren of moderniseren van koopwoningen door middel van:

  • a.

    bouwkundige aanpassingen aan de (gebouw)schil of dragende constructie van de woning, of

  • b.

    bouwkundige aanpassingen aan de (gebouw)schil of dragende constructie van de woning en aanpassingen aan de woning die betrekking hebben op sanitaire voorzieningen en de keuken.

Artikel 6.5.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen.

Artikel 6.5.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 28 maart 2015 tot en met 30 maart 2016.

Artikel 6.5.5 Aanvraagvereisten

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met behulp van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 6.5.6 Weigeringsgronden

  • 1 Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit past binnen de activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen op grond van paragraaf 7.1 van deze regeling ‘De Friese Energiepremie”.

  • 2 Subsidie wordt geweigerd indien aan de aanvrager eerder subsidie heeft ontvangen op grond van deze regeling, of paragraaf 6.3 van de subsidieregeling Wurkje foar Fryslân of op grond van de uitvoeringsregeling Wurkje foar Fryslân tijdelijke renovatiesubsidie.

Artikel 6.5.7 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het betreft de renovatie of modernisering van een bestaande koopwoning waarbij de renovatie betrekking heeft op bouwkundige aanpassingen aan de (gebouw)schil of dragende constructie;

  • b.

    de aankoopwaarde van de woning bedraagt voor de Waddeneilanden niet meer dan € 265.000 en voor koopwoningen op overige locaties niet meer dan € 180.000;

  • c.

    de eigendom van de woning is verkregen door levering op grond van een (voorlopige) koopovereenkomst die tot stand is gekomen in de periode van 28 maart 2015 tot en met 30 juni 2015;

  • d.

    de woning is gelegen in de provincie Fryslân;

  • e.

    de woning is bedoeld voor zelfstandige permanente bewoning door de aanvrager.

Artikel 6.5.8 Subsidiabele kosten

Uitsluitend de volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    fundering, waaronder wordt verstaan uitvoeren van bouwkundige werkzaamheden;

  • b.

    vloer begane grond, waaronder wordt verstaan uitvoeren van bouwkundige werkzaamheden;

  • c.

    gevel, waaronder wordt verstaan uitvoeren van bouwkundige werkzaamheden, metsel- en voegwerk, gevelbekleding en schilderwerk;

  • d.

    ramen- en buitenkozijnen, waaronder wordt verstaan houtrotherstel of gedeeltelijke vervanging kozijnen, nieuwe gevelopening en schilderwerk;

  • e.

    dak, waaronder wordt verstaan uitvoeren van bouwkundige werkzaamheden, herstel dakkapellen en dakramen, plaatsen nieuwe dakkappellen en dakramen, gootherstel en vervanging dak;

  • f.

    wanden, waaronder wordt verstaan plaatsen dragende wanden, nieuwe binnenwanden en deurkozijnen of deur in geval van nieuwe binnenwand of nieuwe opening;

  • g.

    verdiepingsvloeren, waaronder wordt verstaan plaatsen balklaag, vloerlaag en plafond;

  • h.

    uit- en aanbouwen;

  • i.

    installatiewerk elektra, water, gas en CV;

  • j.

    binnentrap;

  • k.

    sanitair en keuken, waaronder wordt verstaan het uitvoeren van bouwkundige werkzaamheden, installatiewerk, tegelwerk en aanschaf;

  • l.

     sloopwerkzaamheden samenhangend met bovenvermelde activiteiten.

Artikel 6.5.9 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie voor subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 6.5.2 aanhef en onder a, bedraagt 25% van de totale subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000.

  • 2 De hoogte van de subsidie voor subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 6.5.2 aanhef en onder b, bedraagt 25% van de totale subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000, waarvan maximaal 50% van de subsidiabele kosten zien op aanpassingen aan de woning die betrekking hebben op sanitaire voorzieningen en de keuken.

Artikel 6.5.10 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor volledige aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 6.5.11 Prestatieverantwoording en vaststelling

  • 1 De renovatie- of moderniseringswerkzaamheden zijn uiterlijk een jaar na de subsidieverlening uitgevoerd en gereed conform de aanvraag. De subsidieontvanger toont dit desgevraagd aan door middel van een activiteitenverslag en facturen.

  • 2 De subsidie wordt uiterlijk 18 maanden na dagtekening van de subsidieverleningsbeschikking ambtshalve vastgesteld.

Artikel 6.5.12 Bevoorschotting

De subsidie-ontvanger ontvangt bij subsidieverlening een voorschot van 100% van het subsidiebedrag als bedoeld in artikel 6.5.9.  

Paragraaf  6.7 Financieringsregeling huurprojecten

Artikel 6.7.1 Doel

De subsidie in de vorm van een lening heeft tot doel het versnellen van de realisatie van rendabele projecten in de huursector.

Artikel 6.7.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken in de vorm van een lening voor de realisatie van projecten in de huursector. De subsidie in de vorm van een lening wordt verstrekt voor projecten die betrekking hebben op:

  • .

    kleinschalige projecten voor de realisatie van zelfstandige wooneenheden met een aanvangshuur onder de liberalisatiegrens en

  • .

    grootschalige projecten voor de realisatie van zelfstandige wooneenheden met een aanvangshuur onder de liberalisatiegrens en

  • .

    grootschalige projecten voor de realisatie van zelfstandige wooneenheden met een aanvangshuur boven de liberalisatiegrens of ten behoeve van bijzondere doelgroepen.

  • .

    grootschalige projecten met onzelfstandige wooneenheden.

Artikel 6.7.3 Doelgroep

  • .

    Subsidie in de vorm van een lening wordt uitsluitend verstrekt aan privaatrechtelijke rechtspersonen, natuurlijke personen of samenwerkingsverbanden hiervan.

  • .

    Indien de subsidie in de vorm van een lening wordt verleend aan een samenwerkingsverband dient de penvoerder de subsidieaanvraag namens het samenwerkingsverband in. De penvoerder is bij verlening van de subsidie in de vorm van een lening aanspreekpunt voor de uitvoering en eindverantwoordelijke voor het nakomen van alle opgelegde verplichtingen. De penvoerder ontvangt de termijnbetalingen en dient het verzoek tot vaststelling in.

Artikel 6.7.4 Aanvraagperiode

  • 1 Een aanvraag voor subsidie in de vorm van een lening als bedoeld in artikel 6.7.2, eerste lid onderdeel b en c en d, kan worden ingediend vanaf 15 november 2015 tot en met 30 november 2015.

  • 2 Een aanvraag voor subsidie in de vorm van een lening als bedoeld in artikel 6.7.2, eerste lid onderdeel a, kan worden ingediend vanaf 15 maart 2016 tot en met 31 maart 2016.

Artikel 6.7.5 Aanvraagvereisten

Een aanvraag voor subsidie in de vorm van een lening wordt ingediend met behulp van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 6.7.6 Weigeringsgronden

  • 1 In aanvulling op artikel 4:25 en 4:35 Awb en artikel 6.7 ASV wordt subsidie in de vorm van een lening geweigerd indien:

    • a.

      het aangevraagde subsidiebedrag in de vorm van een lening minder dan € 125.000 bedraagt;

    • b.

      aan de aanvrager of aan de aanvrager gelieerde partij voor het project of voor een project op dezelfde locatie reeds subsidie in de vorm van een lening is verstrekt op grond van dit paragraaf anders dan het realiseren van wooneenheden zowel boven als onder de liberalisatiegrens.

    • c.

      het subsidiabele project het realiseren van minder dan 3 wooneenheden betreft.

    • d.

      aan de aanvrager of een aan de aanvrager gelieerde partij op grond van deze paragraaf reeds voor € 2.500.000, dan wel op grond van paragraaf 6.1, 6.2, 6.4 of 6.6 van de Subsidieregeling Wurkje foar Fryslân ofwel onder de noemer ‘projectfinanciering urgente projecten’ vanuit het Aanvalsplan Woningmarkt subsidie is verstrekt .

  • 2 In het eerste lid, onderdeel b wordt onder locatie verstaan een groep van aaneengesloten kadastrale percelen.

  • 3 Als gelieerde partij als bedoeld in het eerste lid onder d wordt in dit verband beschouwd een partij die direct of indirect deelneemt in de betreffende projecten. Verplichtingen in dit kader tellen naar rato mee bij de bepaling van de aan de betreffende partij reeds toegekende bedrag.

Artikel 6.7.7 Toetsingscriteria

  • 1 Om voor subsidie in de vorm van een lening in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het huurproject betreft de realisatie van wooneenheden in de huursector in de provincie Fryslân.

    • b.

      met de projectinformatie en de bijbehorende begrotingen van het gehele project wordt aangetoond dat het project rendabel is, een dekkend financieringsplan heeft, planologisch haalbaar is en dat de aanvrager kan voldoen aan de financieringsverplichtingen welke samenhangen met het ingediende project;

    • c.

      het huurproject is geografisch en organisatorisch verbonden;

  • 2 Onverminderd het eerste lid, betreffen de subsidiabele activiteiten voor kleinschalige projecten als bedoeld in artikel 6.7.2, aanhef en onderdeel a, 3 tot 9 zelfstandige wooneenheden met eigen sanitaire voorzieningen en een eigen entree met een aanvangshuur onder de liberalisatiegrens.

  • 3 Onverminderd het eerste lid, betreffen de subsidiabele activiteiten voor grootschalige projecten als bedoeld in artikel 6.7.2, aanhef en onderdeel b, 10 of meer zelfstandige wooneenheden met eigen sanitaire voorzieningen en een eigen entree met een aanvangshuur onder de liberalisatiegrens.

  • 4 Onverminderd het eerste lid, betreffen de subsidiabele activiteiten voor grootschalige projecten als bedoeld in artikel 6.7.2, aanhef en onderdeel c, 10 of meer zelfstandige wooneenheden met eigen sanitaire voorzieningen en een eigen entree met een aanvangshuur boven de liberalisatiegrens of bedoeld voor bijzondere doelgroepen.

  • 5 Onverminderd het eerste lid, betreffen de subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 6.7.2, aanhef en onderdeel d, 50 of meer onzelfstandige wooneenheden.

Artikel 6.7.8 Niet subsidiabele kosten

  • 1 De volgende kosten komen niet voor subsidie in de vorm van een lening in aanmerking:

    • a.

      leges, vergunningen verzekeringen, (bouw)rente, provisies, courtage

    • b.

      advieskosten welke niet direct betrekking hebben op de bouw, overname of verbouwing van het huurproject;

    • c.

      kosten die gemaakt zijn voor de indiening van de aanvraag.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, komen voor projecten als bedoeld in artikel 6.7.2 aanhef en onderdelen b, c en d, de kosten voor de verwerving of grond niet voor subsidie in aanmerking.

  • 3 Kosten waarover eerder provinciale subsidie of subsidie in de vorm van een lening is verleend zijn niet subsidiabel en worden op de subsidiabele kosten in mindering gebracht.

Artikel 6.7.9 Subsidiehoogte

  • 1 Voor projecten als bedoeld in artikel 6.7.2, eerste lid onderdeel a bedraagt een lening maximaal 25% van de subsidiabele projectkosten tot een maximum van € 500.000

  • 2 Voor projecten als bedoeld in artikel 6.7.2, eerste lid onderdeel b, c en d bedraagt een lening maximaal 25% van de subsidiabele projectkosten tot een maximum van € 2.500.000.

Artikel 6.7.10 Verdeelsystematiek

  • 1 Indien de binnen de aanvraagperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de volgorde van behandeling een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van het aandeel van de provinciale financiering op grond van deze regeling in de totale subsidiabele projectkosten;

  • 2 Bij rangschikking gaat een project met een lager aandeel provinciale financiering voor op een project met een hoger aandeel.

  • 3 Als twee of meer aanvragen een gelijk aandeel provinciale financiering hebben en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie in de vorm van een lening verleend voor het project met het hoogste absolute aangevraagde bedrag aan provinciale financiering.

Artikel 6.7.11 Condities voor een lening

  • 1 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van de rente voor een lening aan de hand van:

    • a.

      de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (2008/C/14/02);

    • b.

      de zekerheidsstelling en creditrating van de aanvrager.

  • 2 Indien sprake is van een hoofdfinancier, anders dan de Provincie Fryslân, zal het door Gedeputeerde Staten te hanteren rentepercentage nooit lager zijn dan de door de hoofdfinancier te hanteren rente bij een vergelijkbare looptijd.

  • 3 Gedeputeerde Staten bepalen de looptijd van de lening aan de hand van de te overleggen businesscase met een minimum looptijd van 5 jaar en een maximum looptijd van:

    • a.

      Voor projecten als bedoeld in artikel 6.7.2, eerste lid onderdeel a en b: 20 jaar.

    • b.

      Voor projecten als bedoeld in artikel 6.7.2, eerste lid onderdeel c en d: 15 jaar

  • 4 De subsidie-ontvanger verschaft zekerheid voor de lening door middel van:

    • a.

      hypotheekstelling

    • b.

      borgstelling

    • c.

      verpanding of

    • d.

      overige zekerheidsstelling

  • 5 De aanvrager overlegt een door de Nederlands Woning Waarde Instituut gevalideerd taxatierapport waaruit de waarde van het object na realisatie is bepaald ten behoeve van de zekerheidstelling als bedoeld in het vierde lid.

  • 6 Aflossing van de provinciale lening dient plaats te vinden in maximaal 15 respectievelijk 20 jaar.

  • 7 Aflossing van de provinciale lening dient plaats te vinden met ingang van de datum van oplevering van het project en geschiedt op basis van een lineaire aflossing.

  • 8 Achterstelling van de provinciale lening jegens andere financiers is uitgesloten.

  • 9 Vervroegde aflossing is te allen tijde mogelijk zonder dat daar een boete over verschuldigd is.

Artikel 6.7.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de subsidie-ontvanger sluit een subsidieovereenkomst met de provincie;

    • b.

      de subsidie-ontvanger biedt met het huurproject minimaal 1 opleidingsplaats aan per van de provincie ontvangen €500.000 of gedeelte daarvan gedurende de realisatieperiode van het project. Een volledige opleidingsplaats wordt hier opgevat als 1.200 opleidingsuren;

    • c.

      de subsidieontvanger start uiterlijk binnen 1 jaar na subsidieverlening met de realisatie van het project;

    • d.

      de subsidie-ontvanger levert het project op uiterlijk 2 jaar na start realisatie;

    • e.

      de subsidie-ontvanger overlegt tenminste jaarlijks een voortgangsrapportage die bestaat uit een activiteitenverslag en een financieel verslag;

    • f.

      de subsidie-ontvanger verschaft desgevraagd inzicht in de stukken waaruit de planologische en economische haalbaarheid van het project en de kredietwaardigheid van de subsidie-ontvanger kunnen worden afgeleid;

    • g.

      indien zich in de periode tussen de indiening van de aanvraag en de oplevering van het project wijzigingen voordoen, is de subsidieontvanger verplicht hiervoor toestemming te vragen aan de subsidieverlener. Wijzigingen kunnen nimmer leiden tot een hogere provinciale financiering noch in absolute, noch in relatieve zin;

    • h.

      de subsidie-ontvanger wordt verzocht in communicatie uitingen melding te maken van ontvangen steun van de provincie Fryslân.

  • 2 Voor projecten als bedoeld in artikel 6.7.2, eerste lid onderdeel a geldt de verplichting als bedoeld in het eerste lid onder b dat het deel van de provinciale lening ten behoeve van eventuele verwervings- en grondkosten in mindering mag worden gebracht voor het bepalen van het aantal opleidingsplaatsen.

Artikel 6.7.13 Staatssteun

  • 1 Voor zover de subsidie in de vorm van een lening leidt tot voordeel voor een onderneming wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.

  • 2 Het voordeel met toepassing van de de-minimisverordening mag nooit hoger zijn dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun. Voor de sector transport geldt een drempelbedrag van € 100.000 .

  • 3 De in dit artikel genoemde de-minimissteun betreft het bruto subsidie-equivalent zoals omschreven in de-minimisverordening.

HOOFDSTUK 7 REALISEREN TIJDELIJKE WERKGELEGENHEID

Paragraaf 7.1 Friese Energiepremie 2013-2015

Artikel 7.1.1 Doel

De subsidieregeling heeft als doel het stimuleren van energiebesparende of energieproducerende maatregelen in de bestaande woningvoorraad in de provincie Fryslân.

Artikel 7.1.2 Doelgroep

  • 1 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen, collectieven van natuurlijke personen en Verenigingen van Eigenaars of Eigenaren als bedoeld in afdeling 2, titel 9, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, waarvan uitsluitend natuurlijke personen lid zijn en die zijn ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • 2 Een aanvraag van een collectief als bedoeld in het eerste lid omvat een individuele aanvraag van een particuliere woningbezitter voor drie of meer dezelfde energiebesparende maatregelen, die in samenwerking met ten minste twee andere particuliere woningbezitters kan worden uitgevoerd door dezelfde installateur of aannemer, waarbij één particuliere woningbezitter de hoofdaanvrager is en ten minste twee particuliere woningbezitters uit hetzelfde postcodegebied, geografisch deel van een gemeente dat hetzelfde postcodenummer van vier cijfers heeft, als de hoofdaanvrager in hun aanvraag naar de aanvraag van de hoofdaanvrager verwijzen en waarbij tussen de datum van ontvangst van de eerste aanvraag en de laatste aanvraag niet meer dan twee weken zit.

Artikel 7.1.3 Aanvraagperiode

Een aanvraag kan het gehele jaar worden ingediend.

Artikel 7.1.4 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 7.1.5 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor aanschaf en installatie van de navolgende energiebesparende of energieproducerende maatregelen:

  • a.

    gevelisolatie met een hoge isolatiewaarde (R≥3,5) of isolerende gevelplaten (U≥ 0,7) ;

  • b.

    dakisolatie met een hoge isolatiewaarde- (R≥3,5);

  • c.

    vloerisolatie met een hoge isolatiewaarde (R ≥ 2.5);

  • d.

    spouwmuurisolatie met een hoge isolatiewaarde (R ≥ 1.3);

  • e.

    HR++ glas inclusief kozijnen (U ≤ 1,2 of een spouw ≥ 15 mm.);

  • f.

    zonneboiler met collector;

  • g.

    warmtepompboiler voor het verwarmen van tapwater, bestaande uit een warmtepomp en warmteopslagvat;

  • h.

    elektrische warmtepomp voor ruimteverwarming, in combinatie met onderdeel i.;

  • i.

    lage temperatuur centraal verwarmingssysteem (LTV-systeem) waarvan de ontwerp aanvoertemperatuur maximaal 55 oC bedraagt.

Artikel 7.1.6 Weigeringsgrond

Een subsidie wordt geweigerd indien voor het aanschaffen en installeren van de maatregelen als bedoeld in artikel 7.1.5, subsidie is verleend op grond van artikel 65, eerste lid, onder d van de Uitvoeringsregeling projectsubsidies ruimte.

Artikel 7.1.7 Toetsingscriteria

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.1.5 in aanmerking te komen, moet een aanvraag voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    de woning waarvoor de subsidie wordt aangevraagd is eigendom van de aanvrager en moet als hoofdverblijf van de aanvrager dienen, tenzij de aanvrager een Vereniging van Eigenaars of Eigenaren is;

  • b.

    de aanvraag heeft betrekking op een bestaande woning, in de provincie Fryslân die op het moment van aanvraag van de subsidie minimaal één jaar daarvoor is opgeleverd;

  • c.

    de maatregelen als bedoeld in artikel 7.1.5, onderdeel a tot en met h voldoen aan de kwantiteitseisen als gesteld in tabel A behorende bij deze paragraaf;

  • d.

    een zonneboiler als bedoeld in artikel 7.1.5, onderdeel f is voorzien van een Solar Keymark certificaat;

  • e.

    een warmtepomp als bedoeld in artikel 7.1.5, onderdeel g en h is voorzien van het keurmerk Warmtepompkeur;

  • f.

    een aanvraag ingediend door een Vereniging van Eigenaars of Eigenaren bevat een positief besluit van de vergadering van eigenaren en moet betrekking hebben op de uitvoering van minimaal drie dezelfde energiebesparende maatregelen voor ten minste drie woningen.

Artikel 7.1.8 Subsidiabele kosten

  • 1 Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de in redelijkheid te maken kosten voor het aanschaffen en installeren van de maatregelen genoemd in artikel 7.1.5;

  • 2 Niet subsidiabel zijn in elk geval kosten waartoe verplichtingen zijn aangegaan vóór de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 7.1.9 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie voor maatregelen als bedoeld in artikel 7.1.5 bedraagt per maatregel € 350,- ;

  • 2 Bij aanschaf en installatie van 2 maatregelen als bedoeld in artikel 7.1.5 bedraagt de totale subsidie € 800,-;

  • 3 Bij aanschaf en installatie van 3 maatregelen als bedoeld in artikel 7.1.5 bedraagt de totale subsidie € 2.000,-;

  • 4 Bij aanschaf en installatie van 4 of meer maatregelen als bedoeld in artikel 7.1.5 bedraagt de totale subsidie € 2.800,-;

  • 5 De aanvullende subsidie voor een aanvraag van een collectief bedraagt € 250,-;

  • 6 De aanvullende subsidie voor een aanvraag van een Vereniging van Eigenaars of Eigenaren bedraagt € 250,- per appartement;

  • 7 De maximale subsidie per woning bedraagt € 3.050,-;

  • 8 De maximale subsidie per Vereniging van Eigenaars of Eigenaren bedraagt € 9.050,-.

Artikel 7.1.10 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst. 2. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 7.1.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger is verplicht om de activiteit binnen zes maanden na het besluit tot subsidieverlening te realiseren.

Artikel 7.1.12 Voorschotten

Gedeputeerde Staten verstrekken geen voorschot.

Artikel 7.1.13 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger verantwoord de subsidie door middel van een verklaring inzake werkelijke kosten ex artikel 3.6 van de ASV.

Tabel A

Kwantiteitseisen (t.a.v. oppervlakte / gasverbruik) per maatregel per type woning

 

Vrijstaand

Twee onder één kap

Rijwoning-hoek

Rijwoning-tussen

Appartement

Gevelisolatie

opp. ≥ 60 m2

opp. ≥ 50 m2

opp. ≥ 30 m2

opp. ≥ 15 m2

opp. ≥ 15 m2

Dakisolatie

opp. ≥ 35 m2

opp. ≥ 30 m2

opp. ≥ 30 m2

opp. ≥ 25 m2

opp. ≥ 25 m2 *)

Vloerisolatie

opp. ≥ 35 m2

opp. ≥ 28 m2

opp. ≥ 25 m2

opp. ≥ 25 m2

opp. ≥ 25 m2 *)

LTV

opp. ≥ 35 m2

opp. ≥ 28 m2

opp. ≥ 25 m2

opp. ≥ 25 m2

opp. ≥ 25 m2

HR++glas

opp. ≥ 12 m2

opp. ≥ 12 m2

opp. ≥ 10 m2

opp. ≥ 8 m2

opp. ≥ 8 m2

Spouwmuurisolatie

opp. ≥ 60 m2

opp. ≥ 50 m2

opp. ≥ 30 m2

opp. ≥ 15 m2

opp. ≥ 15 m2

*) bij aanvraag door VVE: dak- of vloeroppervlak van volledig appartementencomplex

Paragraaf 7.2 Vuilwaterinnamevoorzieningen

Artikel 7.2.1 Doel

De subsidie heeft tot doel de kwaliteit van het zwemwater in Fryslân te verbeteren.

Artikel 7.2.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor het aanleggen van een vuilwaterinnamevoorziening in jacht- en passantenhavens.

Artikel 7.2.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten en privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 7.2.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidies kan worden ingediend vanaf 1 juli 2014.

Artikel 7.2.5 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 7.2.6 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    het aangevraagde subsidiebedrag minder dan € 5.000 bedraagt;

  • b.

    Vervallen;

  • c.

    de subsidie-ontvanger op grond van artikel 3.26i van het Activiteitenbesluit milieubeheer, verplicht is een dergelijk vuilwaterinnamevoorziening in het bezit te hebben en deze nog niet heeft.

Artikel 7.6.1 Toetsingscriteria

  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen, voldoet het vuilwaterinnamevoorziening aan de volgende criteria:

    • a.

      de vuilwaterinnamevoorziening bestaat uit een aan- en uitschakelbaar innamepunt voor vloeibare afvalstoffen uit de recreatie- of beroepsvaart, met een registratie van het aantal keren dat het systeem wordt gebruikt;

    • b.

      de vuilwaterinnamevoorziening is direct toegankelijk vanaf het vaarwater in de provincie Fryslân;

    • c.

      de vuilwaterinnamevoorziening is voorzien van de in de watersport gebruikelijke standaard aansluitingen en voldoet aan de geldende technische specificaties en veiligheidsvoorschriften;

    • d.

      indien het aanleggen of het in gebruik hebben van de vuilwaterinnamevoorziening vergunningplichtig is, dient deze vergunning verleend te zijn;

    • e.

      zowel de boordkoppeling als het afvoersysteem van de vuilwaterinnamevoorziening is lekvrij uitgevoerd;

    • f.

      elke vertakking naar een individuele lig- of passantenplaats is af te sluiten van de centrale afvoerleiding.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid voldoet een individuele vuilwaterinnamevoorziening aan de volgende criteria:

    • a.

      de vuilwaterinnamevoorziening staat constant stand-by onder lichte onderdruk;

    • b.

      de vuilwaterinnamevoorziening kan op elk moment op meerdere plaatsen in de haven gelijktijdig op lig- en passantenplaatsen worden gebruikt;

    • c.

      de vuilwaterinnamevoorziening bestaat uit een stelsel van afvoerleidingen onder de steiger of langs de oever met een aansluitpunt bij de individuele lig- of passantenplaatsen;

    • d.

      het aansluitpunt van de vuilwaterinnamevoorziening bestaat uit een passende koppeling, een flexibele slang en een luikje waaronder de slang en de koppeling kan worden opgeborgen;

    • e.

      het afvalwater wordt via een centraal geplaatste afzuigunit afgevoerd naar de riolering, met een registratie van het aantal keren dat het systeem wordt gebruikt.

  • 3 De vuilwaterinnamevoorziening wordt minimaal voor een periode van drie jaar zodanig onderhouden dat deze functioneert.

  • 4 De haven of kade waarin de subsidiabele activiteit plaatsvindt ligt gelegen in Fryslân aan een vaarwegennetwerk met de classificering A tot en met E zoals vastgelegd in het Provinciaal verkeer en vervoerplan (2008, herzien in 2011).

Artikel 7.2.8 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten ten behoeve van de aanschaf van de vuilwaterinnamevoorziening en de installatie daarvan;

  • b.

    kosten ten behoeve van de promotie van de aanwezigheid van een vuilwaterinnamevoorziening tot een maximum van 5% van de subsidiabele kosten ten behoeve van de aanschaf en onderhoudskosten van de vuilwaterinnamevoorziening en de installatie daarvan;

  • c.

    onderhoudskosten van het systeem voor de duur van drie jaren;

  • d.

    kosten voor het aanvragen van de blauwe vlag.

Artikel 7.2.9 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000 per vuilwaterinnamevoorziening.

Artikel 7.2.10 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 7.2.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de subsidie-ontvanger voert de subsidiabele activiteit uiterlijk 18 maanden na datum van de beschikking tot subsidieverlening uit conform het ingediende projectplan;

    • b.

      de subsidie-ontvanger biedt aan een ieder de mogelijkheid om gebruik te maken van de vuilwaterinnamevoorziening en brengt hiervoor geen kosten in rekening;

    • c.

      de subsidie-ontvanger is verplicht om ten behoeve van de promotie voor het gebruik van de vuilwaterinnamevoorziening zowel een mondelinge als schriftelijk instructie te geven aan zijn gasten in de vorm van een folder en een goed zichtbaar informatiebord. Tevens maakt de subsidie-ontvanger melding van de voorziening op zijn website.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen op schriftelijke aanvraag, ontheffing verlenen van het in het eerste lid, onder a bedoelde tijdstip. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 7.2.12 Staatssteun

Subsidie wordt slechts verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun indien subsidie is aangevraagd voor:

  • a.

    een jachthaven die voor het merendeel bestaat uit vaste ligplaatsen;

  • b.

    een jachthaven met meer dan 250 vaste ligplaatsen, en;

  • c.

    een jachthaven waarbij het aandeel van vaste ligplaatsen van buitenlandse gebruikers meer dan 10% bedraagt.

Artikel 7.2.13 Bevoorschotting en betaling

  • 3 Het voorschot voor subsidies van € 25.000 en hoger bedraagt maximaal 90% van het verleende bedrag.

  • 4 Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 7.2.14 Prestatieverantwoording

  • 1 Bij een subsidie van minder dan € 25.000,00 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag.

  • 2 Bij een subsidie vanaf € 25.000,00 maar minder dan € 125.000,00 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag en facturen aan de hand waarvan kan worden bepaald dat de subsidiabele activiteiten zijn verricht.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 8.1 Intrekking en overgangsrecht

  • 1 De Uitvoeringsregeling Wurkje foar Fryslân wordt ingetrokken.

  • 2 De Uitvoeringsregeling projectsubsidies Wurkje foar Fryslân zoals die luidde op dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van kracht voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 8.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag van inwerkingtreding van de Algemene subsidieverordening 2013.

Artikel 8.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Wurkje foar Fryslân.

Ondertekening

 Leeuwarden, 24 juni 2014

Voorzitter  J.A. Jorritsma

Secretaris   drs. A.J. van den Berg

 

TOELICHTING

Paragraaf 4.1   Talint foar Fryslân II

Algemeen Door middel van deze subsidieregeling wil de provincie Fryslân pas afgestudeerde MBO’ers (niveau 3 of 4), AD’ers, HBO’ers en WO’ers, voor één jaar werkervaringsplaatsen aanbieden bij werkgevers in Fryslân. De provincie Fryslân bekostigt een vast bedrag van de loonkosten, op basis van 32 uur per week, voor een periode van 52 aaneengesloten weken. Bovendien biedt de werkgever de trainee minimaal 100 uur aan opleiding aan op eigen kosten. De subsidie heeft tot doel om recent afgestudeerden een jaar werkervaring aan te bieden bij werkgevers in Fryslân zodat zij een betere kans op de arbeidsmarkt hebben en houden.

ArtikelsgewijsArtikel 4.1.1 DoelDe subsidie heeft tot doel om recent afgestudeerden een jaar werkervaring aan te bieden bij werkgevers in Fryslân zodat zij een betere kans op de arbeidsmarkt hebben en houden.

Artikel 4.1.2 Subsidiabele activiteitenDit artikel bepaalt dat het in dienst nemen of inhuren en houden van een trainee wordt gezien als de subsidiabele activiteit.

Artikel 4.1.3 DoelgroepUit dit artikel volgt dat de regeling openstaat voor alle soorten werkgevers: overheden, instellingen en bedrijfsleven.

Artikel 4.1.4 AanvraagperiodeDe regeling wordt opengesteld voor de periode van 10 november 2014 tot en met 28 februari 2015. Echter, zodra de subsidieplafonds zijn bereikt, kunnen geen subsidies meer worden verstrekt.

Artikel 4.1.5 Aanvraag Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier. Alleen aanvragen die via de post binnenkomen of afgeleverd worden bij het Provincie Huis worden in behandeling genomen. Aanvragen kunnen dan ook niet elektronisch of via email worden ingediend.

Artikel 4.1.6 WeigeringsgrondenDe weigeringsgrond onder a bepaalt dat een aanvrager maximaal 3 aanvragen gehonoreerd kan krijgen op grond van deze regeling. Een aanvrager kan voor meerdere trainees een aanvraag indienen. Aanvragen na de derde verlening worden geweigerd. Talint foar Fryslân II is een uitvoeringsregeling die los staat van de eerdere subsidieregeling in het kader van Talint foar Fryslân, daarom kunnen werkgevers die subsidie hebben ontvangen in het kader van deze regeling ook een aanvraag doen, mits ze niet aan hun de-minimis plafond zitten. De weigeringsgrond onder b bepaalt dat een trainee in de zes maanden voorafgaand aan de indiensttreding geen betaald werk heeft verricht ten behoeve van de werkgever. Het maakt hierbij niet uit of sprake is van een dienstverband op grond van een arbeidsovereenkomst of inhuur (uitzendovereenkomst). Stagiaires kunnen wel in aanmerking komen aangezien zij geen betaald werk verrichten. Het maakt niet uit of zij eventueel stagevergoeding hebben ontvangen. De ratio achter deze bepaling is om te voorkomen dat iemand die reeds werknemer is geweest (en mogelijk al gedeeltelijk is ingewerkt), direct terugkeert bij de werkgever waarbij gebruik gemaakt kan worden van deze subsidie.

Artikel 4.1.7 ToetsingscriteriaMet de bepaling onder a wordt beoogd stimulerend effect te bereiken om een trainee die nog geen baan heeft aan een baan te helpen. De regeling is niet bedoeld om arbeidsovereenkomsten of uitzendconstructies te verlengen en om zodoende bestaande arbeidsrelaties gesubsidieerd voort te zetten. De bepaling onder b maakt duidelijk dat de regeling is bedoeld voor trainees die recent zijn afgestudeerd. De opleidingseisen hebben betrekking op algemeen aanvaarde en erkende opleidingen op het gebied van MBO (niveau 3 of 4), HBO (associate degree of bachelor) of WO (bachelor of master). De bepaling onder c heeft betrekking op het tegengaan van het gebruik van de regeling voor seizoensarbeid. Daarnaast biedt het de trainee voldoende zekerheid op een substantiële start van de arbeidscarrière. Met de bepaling onder d is beoogd te bewerkstelligen dat de werkgever zelf zorgt voor het verschaffen van werk van de trainee. Het is niet de bedoeling dat de trainee elders wordt gedetacheerd of als uitzendkracht wordt ingezet door de subsidieontvanger. Met de criteria onder e is beoogd om de trainee niet in te zetten voor werkzaamheden onder zijn opleidingsniveau. Dit mede in verband met de verdringing die dat met zich meebrengt. Denk bijvoorbeeld aan het laten doen van werkzaamheden voor ongeschoolden door MBO-ers etc. Tevens biedt het voor de trainee de mogelijkheid zich te ontplooien en te ontwikkelen op zijn eigen niveau. De bepaling onder f zorgt er voor dat de trainee in voldoende mate in de gelegenheid wordt gesteld zich te ontwikkelen en te bekwamen op zijn vakgebied. Met de bepaling onder g is beoogd om het Friese belang bij het creëren van de werkplek voldoende te waarborgen. Dit kan enerzijds doordat de werkplek zich daadwerkelijk bevindt in Fryslân of doordat de organisatie van de werkgever is gevestigd in Fryslân.

Artikel 4.1.8 Subsidiehoogte De hoogte van de subsidie is een vast bedrag voor de subsidiabele activiteit. Indien op grond van de de-minimisverklaring volgt dat er geen ruimte is voor de volledige bekostiging van een trainee, wordt het subsidiebedrag uitgekeerd tot het toegestane maximum. Indien de arbeids- of uitzendovereenkomst onverhoopt tussentijds wordt beëindigd, wordt de subsidie naar rato van het aantal gewerkte dagen vastgesteld. De trainee heeft dan geen recht op een vervangende traineeplek. Tevens heeft de werkgever geen recht op een andere trainee.

Artikel 4.1.9 Verdeelsystematiek Als het subsidieplafond van een categorie is bereikt op een bepaalde datum en er zijn op die datum meer volledige aanvragen ontvangen dan er subsidie beschikbaar is, wordt er geloot tussen alle volledige aanvragen van die datum. Door de loting wordt bepaald welke van deze aanvragers subsidie ontvangen en welke niet.

Artikel 4.1.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger De verplichtingen uit dit artikel bieden Gedeputeerde Staten de mogelijkheid te controleren en te waarborgen dat er wordt voldaan aan de doelstellingen die voortvloeien uit de regeling. De verplichting onder e beoogt begeleiding van de trainee mogelijk te maken door een door de provincie gekozen jobcoach. De begeleiding tijdens het traineeship heeft als doel de trainee steviger in de arbeidsmarkt te plaatsen. De begeleiding is deels gericht op reflectie van eigen functioneren van de trainee, deels gericht op de te maken vervolgstappen en beslissingen ten behoeve van hun verdere loopbaan, na het traineeship. De begeleiding bestaat uit maximaal 15 uur, waarvan drie bijeenkomsten van een uur: start- voortgangs- en eindgesprek waarbij ook de werkgever kan worden uitgenodigd.

Artikel 4.1.12 Staatssteun Een subsidie met toepassing van de de-minimissteun mag nooit hoger zijn dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun. Voor de sector transport geldt een drempelbedrag van € 100.000. Een subsidie met toepassing van de de-minimissteun in de landbouwproductiesector mag nooit hoger zijn dan € 7.500 (na 1 januari 2014 € 10.000) over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun. Een subsidie met toepassing van de de-minimissteun in de visserijsector mag nooit hoger zijn dan € 30.000 over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun. De bedragen die in het tweede, derde en vierde lid van dit artikel zijn genoemd komen overeen met de drempelbedragen die de Europese Commissie heeft vastgesteld ten aanzien van de-minimissteun. Het bedrag geldt per onderneming over een periode van drie belastingjaren. Steun onder deze drempel hoeft niet te worden aangemeld. In deze regeling is er voor gekozen om bij de subsidieverlening dit bedrag niet te overschrijden. Het kan echter in de praktijk voorkomen dat een door ons begunstigde onderneming in de afgelopen drie jaar al eens subsidie of een andere vorm van steun van een overheidsorgaan heeft ontvangen. Dit moet blijken uit de Verklaring de-minimissteun. Indien de te verlenen subsidie tezamen met de reeds ontvangen steun het drempelbedrag overschrijdt, zal in dat specifieke geval de onderhavige subsidie niet verleend worden. Subsidieverlening onder de voorgaande subsidieregeling in het kader van Talint foar Fryslân vormt ook de-minimissteun.

Artikel 4.1.13 BevoorschottingHet gehele subsidiebedrag wordt in één betaling als voorschot verstrekt.

 Paragraaf 6.1 Participatieregeling

Algemeen Op 6 november 2013 is door Provinciale Staten het aanvalsplan woningmarkt vastgesteld in het kader van het programma Wurkje foar Fryslan.

Onderdeel van de maatregelen uit het Aanvalsplan Woningmarkt is de “ participatieregeling bijzondere huurprojecten“, waarvoor een bedrag van € 20 miljoen is gereserveerd.

ArtikelsgewijsArtikel 6.1.1 Doel van de regeling De participatieregeling heeft als doel het stimuleren van woningbouwprojecten in de huursector die als gevolg van de moeizame toegang tot de kapitaalmarkt niet van de grond komen door het ontbreken van het laatste deel van de financiering. Het gaat dan om op zichzelf rendabele projecten buiten de reguliere sociale huur. Voor deze laatste categorie is een specifieke regeling in de maak.

Artikel 6.1.2 Subsidiabele activiteitenDe subsidiabele activiteiten betreffen het realiseren van projecten in de huursector voor de genoemde marktsegmenten. Binnen de participatieregeling wordt steun verleend door het verstrekken van een lening of door het stellen van een garantie voor financiering van derden ten behoeve van de realisatie van de betreffende huurprojecten. Daarbij gaat het om een lening of garantie tot een hoogte van maximaal 25% van de subsidiabele activiteiten. De overige financiering dient te worden vertrekt door derden danwel te worden voldaan uit eigen vermogen.

Artikel 6.1.3. DoelgroepDe regeling richt zich op investeerders/beleggers in huurwoningen buiten het reguliere aanbod van de woningcorporaties. Het kan dan gaan om woningen in het geliberaliseerde segment (huur > € 699,- per maand) of om bijzondere doelgroepen zoals combinaties met zorg, studentenhuisvesting etc. Voor deze laatste categorie is geen sprake van een huurgrens, maar gaat het vooral om de combinatie met aanvullende diensten en voorzieningen.

Indien sprake is van een samenwerkingsverband tussen meerdere partijen anders dan in de vorm van een juridische entiteit dient een penvoerder door de aanvragers te worden benoemd als contactpersoon. Dat staat los van het feit dat alle samenwerkingspartners altijd hoofdelijk aansprakelijk blijven voor de met de provincie aan te gane verplichtingen.

Artikel 6.1.4 Aanvraagperiode Aanvragen voor ondersteuning n het kader van de participatieregeling kunnen worden ingediend in de periode tussen 15 en 30 september 2014. Eerder ingediende aanvragen worden niet in behandeling genomen. Na 30 september 2014 vindt beoordeling van de aanvragen plaats en zonodig de afweging tussen de afzonderlijke aanvragen in het geval van mogelijke overschrijding van het subsidieplafond.

Artikel 6.1.6 Weigeringsgronden In verband met de efficiëntie van de regeling worden alleen aanvragen voor een bijdrage meer dan € 125.000 in behandeling genomen. Dat betekent dat er sus sprake dient te zijn van tenminste € 500.000 aan subsidiabele kosten.

Het is mogelijk om voor meerdere projecten in het kader van de participatieregeling een financiering aan te vragen. Het totaal aan ontvangen financiering of garantie op grond van de participatieregeling mag echter niet meer dan € 2.500.000 bedragen per aanvrager. Daarbij wordt ook rekening gehouden met aan de aanvrager gelieerde partijen voor zover sprake is van een belang van meer dan 25%.

Dit kan het beste worden geïllustreerd aan de hand van een voorbeeld.

Partij A neemt voor 30% deel in een samenwerking welke een aanvraag voor een lening heeft ingediend voor project X ter hoogte van € 2,5 miljoen. Partij A dient ook een aanvraag in voor een eigen project Y en vraagt daarvoor een financiering van € 1 miljoen. Met project Y komt A nog niet aan het maximum, dus kan deze aanvraag in behandeling worden genomen. Aangezien A voor meer dan 25% deelneemt in project X, telt het bedrag van project Y volledig mee en zou het maximum van € 2,5 miljoen worden overschreden. Voor project X kan derhalve maximaal een financiering van € 1,5 miljoen worden aangevraagd. Zou A voor minder dan 25% deelnemen in project X, telt de aanvraag voor Y niet mee in het bereiken van het maximum.

Het bovenstaande laat onverlet dat de aanvrager die een onderneming drijft, ongeacht het percentage van deelname aan het project, nimmer meer subsidie kan ontvangen dan het maximum dat op grond van de- minimissteun is toegestaan

Artikel 6.1.7 Toetsingscriteria Naast de eisen ten aanzien van de doelgroep en de aard van de projecten, zijn een aantal voorwaarden aan de steunverlening verbonden: • Het moet gaan om tenminste 10 wooneenheden, danwel een minimum investeringsbedrag van € 1.0 miljoen (excl. verwerving). Wooneenheden zijn in dit verband fysiek zelfstandige woningen met eigen voorzieningen als sanitair en keuken en een eigen entree. Kamerverhuur met gemeenschappelijk sanitair en/of keuken voldoet hier dus niet aan. • Ten aanzien van de mimimumomvang van projecten worden projecten afzonderlijk beoordeeld. Het bij elkaar voegen van (kleinere) projecten op verschillende locaties om aan de minimumomvang te voldoen is niet toegestaan. In de praktijk betekent dat sprake dient te zijn van een aaneengesloten projectlokatie ten hoogste gescheiden door bijvoorbeeld een openbare weg o.i.d. Daarbij is eveneens van belang dat er een functionele en/of organisatorische samenhang bestaat tussen de verschillende projectonderdelen om als een project te worden beschouwd. • Er dienst sprake te zijn van een haalbaar project met voldoende ruimte voor het kunnen voldoen aan de verplichtingen ten aanzien van het voldoen van rente en aflossing. Dit dient te worden onderbouwd door het overleggen van een onderbouwde business-case met onderliggende exploitatie en balansprognoses, waaruit deze ruimte blijkt.

Artikel 6.1.8 Niet subsidiabele kosten Voor het bepalen van de subsidiabele kosten als grondslag voor de provinciale financiering of garantie geldt as uitgangspunt dat dit alleen de projectkosten betreft die leiden tot directe werkzaamheden in de realisatie en de bijbehorende voorbereiding. Verwerving van gronden en/of opstalen behoren daar niet toe. Ook kosten welke zijn gemaakt voor de indiening van de aanvraag worden niet meegenomen. De wel toe te rekenen posten zijn onder meer voorbereidingskosten, bouw- en verkoopkosten en bouwbegeleiding, allen voor zover de verplichtingen zijn aangegaan na indiening van de aanvraag. Het onderscheid ligt daarbij in het feit dat de subsidiabele kosten allen leiden tot directe werkgelegenheid in de bouwsector.

Artikel 6.1.9 Subsidiehoogte Er geldt een maximum leningsbedrag van € 2,5 miljoen per aanvrager. In het geval van een garantie gaat het eveneens om een maximum van € 2.5 miljoen. Aangezien een garantie maximaal 80% mag bedragen van de gegarandeerde lening betekent dit dat de maximale leninghoogte waarvoor sprake kan zijn van een garantie € 3.125 miljoen bedraagt, waarvoor de maximale garantie van € 2.5 miljoen kan worden afgegeven.

Artikel 6.1.10 VerdeelsystematiekVoor het geval dat het totaal aan ingediende aanvragen meer is dan het plafond van € 20 miljoen, zal een keuze worden gemaakt voor de volgorde van de te honoreren projecten. Daarvoor worden twee criteria gehanteerd, te weten de relatieve hoogte van de gevraagde financiering of garantie en de door de aanvrager te stellen zekerheid voor de ontvangen ondersteuning. Ten aanzien van hoogte van de financiering volgt de regeling de doelstelling van Wurkje foar Fryslan om zoveel mogelijk investeringen in de provincie los te trekken. Dit betekent dat naarmate het aandeel van de provinciale financiering in het project lager is, het project hoger zal scoren.

Artikel 6.1.11 en Artikel 6.1.12 Lening- en garantieconditiesVoor de vaststelling van leningcondities wordt aangesloten bij de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (2008/C/14/02) ter voorkoming van staatssteun. Daarbij wordt op basis van de door de aanvrager te stellen zekerheid en de kredietwaardigheid een marktconforme rente bepaald overeenkomstig de regels van de mededeling.

Opslagen voor leningen in basispunten

Ratingcategorie

Zekerheidstelling

 

Hoog

Normaal

Laag

Zeer goed (AAA-A)

60

75

100

Goed (BBB)

75

100

220

Bevredigend (BB)

100

220

400

Zwak (B)

220

400

650

Slecht/Financiele moeilijkheden (CCC en lager)*

400

650

1000

Zekerheden * Hoog: 70% of meer * Normaal: tussen 69% en 41% * Laag: 40% of minder

De te hanteren rente zal echter nooit onder de door de hoofdfinancier te hanteren rente liggen. Eventuele afwijkingen worden getoetst op de regels ten aanzien van de-minimissteun. Als zekerheid worden in dit kader opgevat hypotheekstellingen en borgstellingen. Voor de aflossing geldt een looptijd van maximaal 15 jaar en wordt uitgegaan van een lineaire aflossing.

Ook bestaat de mogelijkheid dat door de provincie een garantie wordt afgegeven aan een externe financier voor het betalen van de verschuldigde aflossing. In de regel zal dit leiden tot gunstiger leningcondities van de betreffende financier in verband met de zekerheid voor betaling van aflossing. In het geval van een garantie is door de subsidieontvanger een garantieprovisie over het gegarandeerde bedrag aan de provincie verschuldigd. Deze wordt op basis van kredietwaardigheid bepaald en dient jaarlijks te worden voldaan. Deze komt dus boven de door de betreffende financier te hanteren rentecondities. De hoogte van de verschuldigde provisie is gerelateerd aan de kredietwaardigheid van de subsidieontvanger.

kredietkwaliteit

Standard & Poor's

Fitch

 Moody's

Jaarlijkse safe harbour premie

Hoogste kwaliteit

AAA

 AAA

 Aaa

0,4%

Zeer sterke betalingskwaliteit

AA + AA AA –

AA + AA AA –

Aa 1 Aa 2 Aa 3

0,4%

Sterke betalingscapaciteit

A+ A A–

A+ A A–

A1 A2 A3

0,55%

Toereikende betalingskwaliteit

BBB + BBB BBB –

BBB + BBB BBB –

Baa 1 Baa 2 Baa 3

0,8%

Betalingscapaciteit gevoelig voor ongunstige omstandigheden

BB + BB BB –

BB + BB BB –

Ba 1 Ba 2 Ba 3

2,0%

Betalingscapaciteit dreigt in het gedrang te komen door ongunstige omstandigheden

B+ B B–

B+ B B–

B1 B2 B3

3,8%-6,3%

Betalingscapaciteit dreigt in het gedrang te komen door ongunstige omstandigheden

CCC + CCC CCC – CC

CCC + CCC CCC – CC C

Caa 1 Caa 2 Caa 3

Niet mogelijk

In of bijna in een situatie van wanbetaling

SD D

DDD DD D

Ca C

Niet mogelijk

De hoogte van de garantie daalt jaarlijks gedurende de overeengekomen garantieperiode. Dit betekent dat indien bijvoorbeeld een garantieperiode van 10 jaar overeen is gekomen de garantie jaarlijks met 1/10 daalt.

Artikel 6.1.13 Verplichtingen • Op het moment dat gedeputeerde Staten besluit tot het beschikbaar stellen van een lening of garantie zullen de definitieve afspraken rond de leningcondities en zekerheden worden vastgelegd in een leningovereenkomst of garantieovereenkomst. Behalve de leningcondities of garantiecondities worden daarin eveneens de afspraken met betrekking tot de betaalbaarstelling vastgelegd. • Met de participatieregeling beoogt de provincie eveneens het creëren van opleidingsplaatsen in bouw. Daartoe wordt de verplichting opgelicht om gedurende de realisatieperiode opleidingsplaatsen aan te bieden. Voor iedere € 500.000 ontvangen lening of garantie gaat dit om 1.200 opleidingsuren. Als bijvoorbeeld een lening is ontvangen van € 1.1 miljoen dient tijdens de realisatie van het project in totaal 2.640 opleidingsuren te worden aangeboden. Dit kunnen stageplaatsen zijn, maar ook leer-werktrajecten of andere vormen van opleidingsplaatsen. • In de looptijd van een project is het altijd mogelijk dat wijzigingen ontstaan ten opzichten van de oorspronkelijke verwachtingen. Dat kan betrekking hebben op kosten, maar ook op inhoudelijke aspecten van het project. Als zich wijzigingen voordoen is de subsidie-ontvanger verplicht deze wijzigingen te melden aan de provincie Fryslân. De leningplafonds uit de beschikking liggen echter vast. • Met het verstrekken van een lening of garantie wordt een langdurige relatie aangegaan. Als financier wil de provincie Fryslân tenminste eenmaal per jaar een financieel verslag (jaarrekening) en een activiteitenverslag van de subsidieontvanger krijgen uiterlijk binnen 6 maanden na het verstrijken van het betreffende verslagjaar. Op basis hiervan vindt een persoonlijk gesprek plaats met de provinciale accountmanager. Bij afwijkingen op de oorspronkelijke verwachtingen kunnen nadere eisen worden gesteld aan de frequentie van de verstrekking worden gesteld. • Communicatieuitingen kunnen afgestemd worden met de provincie. Er zijn voorbeeld bestanden en formats beschikbaar die gebruikt kunnen worden.

Artikel 6.1.14 Staatssteun De condities voor leningen en garanties worden in eerste instantie vastgesteld op basis van marktconformiteit volgens de Europese mededeling. Indien wordt afgeweken van de aldus bepaalde condities wordt deze afwijking beschouwd als staatssteun. Daaraan zijn grenzen gesteld op basis van Europese regelgeving. De waarde van deze steun wordt bepaald op basis van de looptijd van de betreffende lening of garantie in het jaarlijks verschil tussen de marktconforme voorwaarden en de daadwerkelijk gehanteerde voorwaarden. Zou bijvoorbeeld bij een lening van € 1.0 miljoen een marktconforme rente van 7,06% gelden (normale zekerheid, geen creditrating) en wordt er in werkelijkheid een rente van 4,5% gehanteerd, dan is bij een looptijd van 15 jaar de steun te berekenen als het jaarlijks renteverschil gedurende 15 jaar, in dit geval € 187.895,-

Paragraaf 6.2 Herbestemmingsregeling bestaande bedrijfs- en kantoorpanden

Op 6 november 2013 is door Provinciale Staten het Aanvalsplan Woningmarkt vastgesteld in het kader van het programma Wurkje foar Fryslan.

Onderdeel van de maatregelen uit het Aanvalsplan Woningmarkt is de “herbestemmingsregeling bestaande panden”, waarvoor een bedrag van € 2 miljoen is gereserveerd. In 2014 wordt een eerste tranche opengesteld van € 1 miljoen op hetzelfde moment als ook de participatieregeling wordt opengesteld, namelijk vanaf 15 september 2014.

Artikelsgewijs

Artikel 6.2.1 Doel van de regeling De herbestemmingsregeling heeft als doel het stimuleren van woningbouwprojecten in de huursector in bestaande ruimten van gebouwen, die als gevolg van een onrendabele top in verbouwkosten niet van de grond komen. Het gaat dan om op zichzelf rendabele projecten buiten de reguliere sociale huur. Naast het geconstateerde tekort aan woningen voor bijzondere doelgroepen (waaronder geliberaliseerde huur en combinaties met zorg) is op een groot aantal plaatsen sprake van leegstand van bestaande ruimten in gebouwen welke in beginsel geschikt zijn voor herbestemming naar een woonfunctie voor de genoemde doelgroepen. Het kan dan gaan om ruimten in bijvoorbeeld kantoorpanden, winkelpanden, industriële panden, maar ook om ruimten in kerkgebouwen of overige gebouwen met een maatschappelijke functie. In de praktijk blijkt deze herbestemming te stuiten op een aantal problemen, deels van technische aard (de meerkosten van bouwkundige aanpassingen voor de woonfunctie) en deels van bedrijfseconomische aard (afwaardering van de boekwaarde bij functiewijziging).

Artikel 6.2.2 Subsidiabele activiteiten De subsidiabele activiteiten betreffen het realiseren van projecten in de huursector voor de genoemde marktsegmenten. Binnen de herbestemmingsregeling wordt steun verleend door het verstrekken van een subsidie ten behoeve van de realisatie van de betreffende huurprojecten. Daarbij gaat het om een subsidie tot een hoogte van maximaal 20% van de subsidiabele activiteiten. De overige financiering dient te worden vertrekt door derden danwel te worden voldaan uit eigen vermogen.

Artikel 6.2.3 Doelgroep De regeling richt zich op investeerders/beleggers in huurwoningen buiten het reguliere aanbod van de woningcorporaties. Het kan dan gaan om woningen in het geliberaliseerde segment (huur > 699,- per maand, prijspeil 1-1-2014) of om bijzondere doelgroepen zoals combinaties met zorg, studentenhuisvesting etc. Voor deze laatste categorie is geen sprake van een huurgrens, maar gaat het vooral om de combinatie met aanvullende diensten en voorzieningen.

Indien sprake is van een samenwerkingsverband tussen meerdere partijen anders dan in de vorm van een juridische entiteit dient een penvoerder door de aanvragers te worden benoemd als contactpersoon. Dat staat los van het feit dat alle samenwerkingspartners altijd hoofdelijk aansprakelijk blijven voor de met de provincie aan te gane verplichtingen.

Artikel 6.2.4 Aanvraagperiode Aanvragen voor ondersteuning in het kader van de herbestemmingsregeling kunnen worden ingediend in de periode tussen 15 september 2014 en 31 december 2014. Eerder ingediende aanvragen worden niet in behandeling genomen. Vanaf 15 september 2014 vindt beoordeling van de aanvragen plaats, volgens het principe van “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”. Zodra het aantal toegekende aanvragen het plafond van € 1 miljoen overschrijdt, wordt dit bekend gemaakt en worden nieuwe aanvragen niet in behandeling genomen.

Artikel 6.2.5 Aanvraagvereisten Alleen aanvragen met een volledig ingevuld aanvraagformulier worden in behandeling genomen. Dit om misverstanden betreffende de volledigheid van de aanvraag en de volgorde van binnenkomst te voorkomen. Immers de dag waarop een volledige aanvraag aan de hand van het aanvraagformulier is ingediend geldt voor het principe “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”.

Artikel 6.2.6 Weigeringsgronden In verband met de efficiëntie van de regeling worden alleen aanvragen voor een subsidie van meer dan € 25.000 in behandeling genomen. Dat betekent dat er dus sprake dient te zijn van tenminste € 125.000 aan subsidiabele kosten.

Het is mogelijk om voor meerdere projecten in het kader van de herbestemmingsregeling een subsidie aan te vragen. Het totaal aan ontvangen subsidie op grond van de herbestemmingsregeling mag echter niet meer dan € 200.000 bedragen per aanvrager. Daarbij wordt ook rekening gehouden met aan de aanvrager gelieerde partijen voor zover sprake is van een belang van meer dan 25%.

Dit kan het beste worden geïllustreerd aan de hand van een voorbeeld.

Partij A neemt voor 30% deel in een samenwerking welke een aanvraag heeft ingediend voor project X ter hoogte van € 200.000. Partij A dient ook een aanvraag in voor een eigen project Y en vraagt daarvoor een subsidie van € 100.000. Met project Y komt A nog niet aan het maximum, dus kan deze aanvraag in behandeling worden genomen. Aangezien A voor meer dan 25% deelneemt in project X, telt het bedrag van project Y volledig mee en zou het maximum van € 200.000 worden overschreden. Voor project X kan derhalve maximaal een financiering van € 100.000 worden aangevraagd. Zou A voor minder dan 25% deelnemen in project X, telt de aanvraag voor Y niet mee in het bereiken van het maximum.

Het bovenstaande laat onverlet dat de aanvrager die een onderneming drijft, ongeacht het percentage van deelname aan het project, nimmer meer subsidie kan ontvangen dan het maximum dat op grond van de-minimissteun is toegestaan.

Artikel 6.2.7 ToetsingscriteriaNaast de eisen ten aanzien van de doelgroep en de aard van de projecten, is een aantal voorwaarden aan de steunverlening verbonden: • Het moet gaan om tenminste 3 wooneenheden in ruimten die voordat het herbestemmingsproject van start ging geen woonfunctie kenden. Het Bestemmingsplan voor de betreffende locatie is voor deze definitie leidend. Wooneenheden zijn in dit verband fysiek zelfstandige eenheden met eigen voorzieningen als sanitair en keuken en een eigen entree. Kamerverhuur met gemeenschappelijk sanitair en/of keuken voldoet hier dus niet aan. • Bij een combinatie met andere functies dient de minimale oppervlakte voor de woonbestemming 70% van de totale bruto vloeroppervlakte te bedragen conform de Nederlandse Norm voor oppervlakte NEN2580. In het geval van bijvoorbeeld de omvorming van een winkelruimte in een binnenstad kan een beperkt deel van deze ruimte (meestal de begane grond) de bedrijfsbestemming behouden, mits deze kleiner is dan 30 %van de totale bruto vloeroppervlakte van de in het verbouwproject betrokken ruimte. • Ten aanzien van de minimumomvang van projecten worden projecten afzonderlijk beoordeeld. Het bij elkaar voegen van (kleinere) projecten op verschillende locaties om aan de minimumomvang te voldoen is niet toegestaan. In de praktijk betekent dat sprake dient te zijn van een aaneengesloten projectlokatie ten hoogste gescheiden door bijvoorbeeld een openbare weg o.i.d. Daarbij is eveneens van belang dat er een functionele en/of organisatorische samenhang bestaat tussen de verschillende projectonderdelen om als een project te worden beschouwd. • Alleen projecten, gelegen in de provincie Fryslân worden gesubsidieerd. Binnen de provinciegrenzen wordt geen onderscheid gemaakt in gewicht of belang naar de Friese gemeente waarin het project is gelegen.

Artikel 6.2.9 Niet subsidiabele kosten Voor het bepalen van de subsidiabele kosten als grondslag voor de provinciale subsidie geldt als uitgangspunt dat dit alleen de projectkosten betreft die leiden tot directe werkzaamheden in de realisatie en de bijbehorende voorbereiding. Verwerving van gronden en/of opstallen behoren daar niet toe. Ook kosten welke zijn gemaakt voor de indiening van de aanvraag worden niet meegenomen. De wel toe te rekenen posten zijn onder meer voorbereidingskosten, bouw- en verkoopkosten en bouwbegeleiding, allen voor zover de verplichtingen zijn aangegaan na indiening van de aanvraag. Het onderscheid ligt daarbij in het feit dat de subsidiabele kosten allen leiden tot directe werkgelegenheid in de bouwsector.

Artikel 6.2.10 Subsidiehoogte Er geldt een maximum subsidiebedrag van € 200.000 per aanvrager en een minimum subsidiebedrag van € 25.000 per herbestemmingsproject. Met een maximale bijdrage in de subsidiabele kosten van 20% betekent dit dat alleen projecten in aanmerking komen waarvan de subsidiabele kosten minimaal € 125.000 bedragen. Voor wat betreft de bovengrens mogen de subsidiabele kosten van één of meerdere projecten per aanvrager wel hoger zijn dan € 1.000.000,- maar ook daarboven bedraagt de subsidie maximaal € 200.000 per aanvrager aangezien dat het maximale subsidiebedrag is. Bij een herbestemmingsproject van een aanvrager met € 1.800.000,- aan subsidiabele kosten, bedraagt de subsidie dus maximaal €200.000.

Artikel 6.2.11 VerdeelsystematiekDe verdeelsystematiek is op basis van het principe “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”. De volledigheid van de aanvraag is daarbij wel bepalend voor de datum van binnenkomst. Dus bij een onvolledige aanvraag wordt de datum van binnenkomst vastgesteld op het moment dat uw aanvraag volledig is binnengekomen bij de provincie Fryslân op het in het aanvraagformulier aangegeven contactadres. Na binnenkomst van een volledige aanvraag zal deze worden beoordeelt op de door GS vastgestelde regeling. Aanvragen kunnen afvallen vanwege weigeringsgronden of toetsingscriteria. Zodra het subsidieplafondbudget van € 1 mln. voor 2014 is bereikt, wordt de aanvraag geweigerd, ook al voldoet deze aan de subsidievereisten. Op voorhand is nog niet aan te geven of dit zich voordoet in de loop van 2014, wat het belang onderstreept van het vroegtijdig indienen van een volledige aanvraag.

Artikel 6.2.12 Verplichtingen • Met de herbestemmingsregeling beoogt de provincie eveneens het creëren van opleidingsplaatsen in bouw. Daartoe wordt de verplichting opgelegd om gedurende de realisatieperiode opleidingsplaatsen aan te bieden. Voor iedere € 100.000 ontvangen subsidie gaat dit om 0,2 opleidingsplaatsen oftewel 240 opleidingsuren. Als bijvoorbeeld een subsidie is ontvangen van € 150.000 dient tijdens de realisatie van het project in totaal 360 opleidingsuren te worden aangeboden. Dit kunnen stageplaatsen zijn, maar ook leer-werktrajecten of andere vormen van opleidingsplaatsen. • De in de regeling vermelde looptijden zijn opgenomen om te borgen dat met de regeling op zo’n kort mogelijke termijn het gewenste effect wordt bereikt, onder andere op het gebied van werkgelegenheid. Start van het project uiterlijk 1 jaar na subsidieverlening is alleen realistisch als bijvoorbeeld gemeenten mee wensen te werken aan de voor het project benodigde bestemmingswijziging. Dat is tevens de reden dat de subsidieaanvrager desgevraagd inzicht moet geven in stukken waaruit onder andere de planologische haalbaarheid kan worden afgeleid. • Met een activiteitenverslag of een controleverklaring dient de subsidieaanvrager aan te tonen dat het toegekende subsidiebedrag ook daadwerkelijk is ingezet voor subsidiabele activiteiten. Mocht dat achteraf niet of in mindere mate het geval zijn, dan kan de provincie (een deel van) het subsidiebedrag terugvorderen. Mochten er achteraf meer kosten zijn gemoeid van de subsidiabele activiteiten dan vooraf in het subsidieverzoek is aangegeven, dan hanteert de provincie desondanks het (lagere) eerder vastgestelde subsidiebedrag. • In de looptijd van een project is het altijd mogelijk dat wijzigingen ontstaan ten opzichte van de oorspronkelijke verwachtingen. Dat kan betrekking hebben op kosten, maar ook op inhoudelijke aspecten van het project. Als zich wijzigingen voordoen is de subsidieontvanger verplicht deze wijzigingen te melden aan de provincie Fryslân. De subsidieplafonds uit de beschikking liggen echter vast, zowel absoluut als procentueel. • Als financier wil de provincie Fryslan binnen zes maanden na afloop van de werkzaamheden een activiteitenverslag en/of een controleverklaring van de subsidieontvanger. Op basis hiervan kan een persoonlijk gesprek plaatsvinden met de provinciale accountmanager en de subsidieontvanger dient daaraan mee te werken. Bij afwijkingen op de oorspronkelijke verwachtingen kan een (gedeeltelijke) terugvordering plaatsvinden. • Communicatieuitingen kunnen afgestemd worden met de provincie. Er zijn voorbeeld bestanden en formats beschikbaar die gebruikt kunnen worden.

Artikel 6.2.13 Staatssteun Subsidies voor economische activiteiten vallen onder Europese regelgeving betreffende staatssteun. Daaraan zijn grenzen gesteld door Europa in Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun. Kortweg komt het er op neer dat aan organisaties ten behoeve van economische activiteiten maximaal € 200.000 aan subsidie mag worden verstrekt in een periode van 3 jaar.

Paragraaf 6.3   Renovatiesubsidie

Algemeen Deze renovatiesubsidie is een van de maatregelen genoemd in het aanvalsplan woningmarkt uit de investeringsagenda van Wurkje foar Fryslân die vastgesteld is door Provinciale Staten. De regeling is een vervolg op de Uitvoeringsregeling Wurkje foar Fryslân, paragraaf 3 tijdelijke renovatieregeling. De renovatiesubsidie heeft tot doel renovatie en modernisering van goedkope bestaande koopwoningen voor potentiële kopers mogelijk te maken. Het doel is de kwaliteitsverbetering van goedkope koopwoningen waardoor deze aantrekkelijker worden voor potentiële kopers. Dit bevordert doorstroming vanuit de huursector en brengt daarmee de verhuisketen op gang.

ArtikelsgewijsArtikel 6.3.2 Subsidiabele activiteiten Er is een onderscheid gemaakt in de subsidiabele activiteiten. De renovatie kan louter betrekking hebben op aanpassingen aan de (gebouw) schil of dragende constructie of dit gecombineerd met de renovatie van sanitaire voorzieningen of de keuken. Bij een gecombineerde aanvraag moeten de renovatiewerkzaamheden voor minimaal 50% betrekking hebben op aanpassingen aan het (gebouw)schil of dragende constructie (bouwkundige aanpassingen). Het overige gedeelte mag bestaan uit zogenaamde comfortmaatregelen. Met bouwkundige aanpassingen in dit onderdeel worden aanpassingen aan de (gebouw)schil en/of dragende constructie van de woning bedoeld, waaronder wordt verstaan de fundering, de vloer van de begane grond, de gevel, ramen en buitenkozijnen, dak, wanden, verdiepingsvloeren, uit- en aanbouwen, installatiewerk, binnentrap bouwkundige en installatiewerkzaamheden tbv sanitair en keuken.Overige investeringen mogen aard- en nagelvaste comfortmaatregelen zijn, zoals keuken, badkamer, WC. Het gaat niet om inrichtingsmaatregelen zoals meubels en gordijnen.

Artikel 6.3.3 DoelgroepDe subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen die een huis willen kopen om er zelf in te wonen. Stichtingen, corporaties verenigen etc. vallen buiten de doelgroep van de subsidie.

Artikel 6.3.4 AanvraagperiodeEen aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 15 september 2014 tot en met 15 september 2015. Let wel, de periode voor het aangaan van de (voorlopige) koopovereenkomst loopt van 15 september 2014 tot en met 15 december 2014. Dit ten behoeve van het stimulerend effect van de regeling. In verband met het verkrijgen van het eigendom over de woning is gekozen voor een aanvraagperiode vanaf 15 september 2014 totdat het subsidieplafond op is. De aanvrager kan op grond van deze regeling slechts subsidie aanvragen indien hij in het bezit is van een akte van levering (eigendomsverklaring). Hij zal dan wel moeten aantonen dat de koop van het huis is geschied binnen de subsidiabele periode, namelijk van 15 september 2014 tot en met 15 december 2014.Artikel 6.3.5 AanvraagvereistenMet dit artikel is beoogd om bij de aanvraag van de subsidie een goed beeld te krijgen van de subsidiabele activiteit en de toetsingscriteria om de aanvraag te kunnen beoordelen. Een kopie van de akte van levering zal te allen tijde opgestuurd moeten worden. Daarnaast moet door de aanvrager ook aangetoond worden dat de koop is aangegaan in de subsidiabele periode. Dit kan door middel van een voorlopig koopcontract, maar dit wordt niet altijd afgesloten, vaak wordt de koop bevestigd door een mail van de makelaar. Een afschrift van een dergelijke mail voldoet in dit geval. Een uitvoeringsplan of een omschrijving van de werkzaamheden in het aanvraagformulier voor de renovatiewerkzaamheden en een getekende offerte of een gedetailleerde begroting van de renovatiewerkzaamheden maken integraal onderdeel uit van de aanvraag. Op deze manier kan worden nagegaan of er voor de renovatie wordt voldaan aan de toetsingscriteria.

Artikel 6.3.6 Weigeringsgronden Deze bepaling ziet er op dat de bestaande regeling Friese Energiepremie niet wordt benadeeld (uitgehold) met de komst van deze regeling. Indien een subsidiabele activiteit, zoals isolatie, reeds op grond van de andere regeling in aanmerking kan komen voor subsidie, wordt het geweigerd op grond van deze regeling. Let wel, de subsidie hoeft niet te zijn verleend. Het gaat hier louter om een subsidiabele activiteit die eventueel onder de Friese Energiepremie kan vallen.

Artikel 6.3.7 Toetsingscriteria De subsidiabele activiteit betreft het moderniseren dan wel het renoveren van een relatief goedkope bestaande koopwoning. Het bedrag is door Gedeputeerde Staten vastgesteld op het bedrag van € 150.000. Voor de Waddeneilanden gelden andere prijscategorieën van woningen, daarom, is voor de Waddeneilanden aangehaakt bij het bedrag van de Nationale Hypotheek Garantie d.d. 1 juli 2014, ter hoogte van € 265.000. De hoogte van de huizenprijzen dienen afgeleid te worden uit de WOZ beschikking op peildatum 1 januari 2012.

Artikel 6.3.8 Subsidiabele kosten In dit artikel zijn de subsidiabele activiteiten limitatief opgesomd. Niet subsidiabel zijn de kosten voor zaken die niet aard- en nagelvast zijn. Denk bijvoorbeeld aan interieur, meubels en gordijnen. Ook is het niet de bedoeling dat verven of behangen, ofwel werkzaamheden ten behoeve van de eindafwerking, binnen het huis worden gesubsidieerd. Het verven van de buitenkant van het huis kan zeker wel bijdragen aan de kwaliteitsverbetering van het huis en is derhalve wel subsidiabel. Tevens zijn materialen ten behoeve van de eindafwerking niet subsidiabel. Indien de werkzaamheden zelf worden uitgevoerd, zijn de eigen uren niet subsidiabel. Het gebruikte materiaal is wel subsidiabel.

Artikel 6.3.9 Subsidiehoogte De hoogte van de subsidie voor subsidiabele activiteiten bedoeld in artikel 6.3.2 aanhef en onder a, bedraagt 25% van de totale subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000. Dit betekent dat de hoogte van de subsidie wordt bepaald door de totale investering voor de subsidiabele kosten bij elkaar op te tellen en daar 25% van te nemen. Rekenvoorbeeld: Het totaal aan subsidiabele kostenposten betreft € 15.000, 25% daarvan is € 3.750. Dat is de hoogte van de subsidie

De hoogte van de subsidie voor subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 6.3.2 aanhef en onder b,bedraagt 25% van de totale subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000, waarvan maximaal 50% van de subsidiabele kosten zien op aanpassingen aan de woning die betrekking hebben op aanschaf en installatie van sanitaire voorzieningen en de keuken (comfortmaatregelen). Met andere woorden de totstandkoming van de subsidiabele kosten is afhankelijk van de onderlinge verhouding. De subsidiabele kostenposten voor aanpassingen die betrekking hebben op comfortmaatregelen mogen maximaal 50% zijn van het geheel. Indien deze kosten meer bedragen, zullen ze worden gecorrigeerd naar een maximum van 50%. Rekenvoorbeeld: Het totaal aan subsidiabele kosten voor de(gebouw)schil betreft € 7.500. Het totaal aan subsidiabele kosten voor de comfortmaatregelen betreft € 10.000. Het bedrag van de comfortmaatregelen wordt gecorrigeerd naar € 7.500 zodat dit maximaal 50% van het totaal van de subsidiabele kosten wordt. Het totaal van de subsidiabele kosten komt daarmee op € 15.000, dus de subsidie komt dan neer op € 3.750 (25% van € 15.000)

Artikel 6.3.11 Prestatieverantwoording en vaststelling De renovatiewerkzaamheden dienen binnen een jaar na datum van de verleningsbeschikking uitgevoerd te worden. Daarna stuurt de aanvrager desgevraagd een activiteitenverslag waaruit volgt dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de aanvraag en verlening. De subsidie wordt vervolgens ambtshalve vastgesteld 18 maanden na subsidieverlening. De aanvrager hoeft hiervoor geen verzoek tot vaststelling in te dienen.  

Paragraaf 6.4 Financieringsregeling sociale huurprojecten

Artikelsgewijze toelichtingArtikel 6.4.1 Doel van de regelingDe financieringsregeling sociale huur heeft als doel het stimuleren van woningbouwprojecten in de sociale huursector die als gevolg van de moeizame toegang tot de kapitaalmarkt niet van de grond komen door het ontbreken van het laatste deel van de financiering. Het gaat dan om op zichzelf rendabele projecten binnen de sociale huur. Sociale huur wordt in dit verband opgevat als huurwoningen met een aanvangshuur onder de liberalisatiegrens. Per 1 januari 2014 is de liberalisatiegrens vastgesteld op een aanvangshuur van € 699,48 per maand. De huurliberalisatie-grens kent een peildatum per 1 januari van het betreffende jaar. Deze regeling volgt de periodieke rijksaanpassingen van deze grens. De aanpassingen worden via rijkscirculaire bekend gemaakt.

Artikel 6.4.2 Subsidiabele activiteiten De subsidiabele activiteiten betreffen het realiseren van projecten in de sociale huursector. In het kader van de regeling kan het daarbij gaan om nieuwbouw van woningen in de sociale huursector, maar ook om de herbestemming van panden met een andere functie tot huurwoningen in dit segment. Tevens wordt in dit verband onder “realisatie” de overname van bestaande huurwoningen van woningcorporaties in dit segment verstaan, al dan niet in combinatie met renovatie. Binnen de financieringsregeling sociale huur wordt steun verleend door het verstrekken van een lening. Daarbij gaat het om een lening tot een hoogte van maximaal 50% van de subsidiabele kosten, afhankelijk van de projectomvang en wijze van zekerheidsstelling. De overige financiering dient te worden vertrekt door derden, danwel te worden voldaan uit eigen vermogen. In dit kader zijn op 13 mei 2014 afspraken gemaakt met de Friese woningcorporaties voor die situatie waarin sprake is van realisatie van een project door middel van overname van bestaande sociale huurwoningen van de woningcorporaties, al dan niet in combinatie met renovatie. Deze afspraken zijn als bijlage A toegevoegd aan deze toelichting en betreffen de volgende onderdelen: • de bereidheid van de corporaties om 25% van het overnamebedrag als financiering ter beschikking te stellen; • de bereidheid van de corporaties om ook na overdracht de verhuuradministratie en het verhuurbeheer van de overgedragen huurwoningen ten behoeve van de overnemende partij uit te voeren.

Het staat de aanvrager vrij om al dan niet gebruik van te maken van het hiervoor genoemde aanbod van de corporaties.

Artikel 6.4.3. Doelgroep De regeling richt zich op investeerders/beleggers in huurwoningen in de sociale huursector. Indien sprake is van een samenwerkingsverband tussen meerdere partijen anders dan in de vorm van een juridische entiteit dient een penvoerder door de aanvragers te worden benoemd als contactpersoon. Dat staat los van het feit dat alle samenwerkingspartners altijd hoofdelijk aansprakelijk blijven voor de verplichtingen die worden aangegaan met de provincie.Artikel 6.4.4 Aanvraagperiode Aanvragen voor subsidie in het kader van de financieringsregeling sociale huurprojecten kunnen voor de projecten met 10 of meer wooneenheden worden ingediend in de periode vanaf 1 december 2014 tot en met 15 december 2014. Na 15 december 2014 vindt beoordeling van de aanvragen plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.4.10.

Voor projecten van 3 tot en met 9 wooneenheden kunnen de aanvragen voor subsidie worden ingediend in de periode vanaf 16 maart 2015 tot en met 31 maart 2015. Eerder ingediende aanvragen worden niet in behandeling genomen. Na 31 maart 2015 vindt beoordeling van de aanvragen plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.4.10.

Artikel 6.4.6 WeigeringsgrondenIn verband met de efficiëntie van de regeling worden alleen aanvragen voor een bijdrage meer dan € 125.000 in behandeling genomen. Het is mogelijk om voor meerdere projecten in het kader van de financieringsregeling sociale huur een financiering aan te vragen. Het totaal aan ontvangen provinciale financiering op grond van deze financieringsregeling, danwel eventuele leningen uit hoofde van andere maatregelen die zijn voortgekomen uit het aanvalsplan Woningmarkt, zoals vastgesteld door provinciale Staten van de provincie Fryslân op 6 november 2013, mag echter niet meer dan € 2.500.000 bedragen per aanvrager. Bij het bepalen van de maximale financiering per aanvrager wordt ook rekening gehouden met aan de aanvrager gelieerde partijen en bijvoorbeeld samenwerkingsverbanden waarin de aanvrager deelneemt. Als grondslag wordt daarvoor gekeken naar het aandeel van de aanvrager in deze samenwerkingsverbanden.

Dit kan het beste worden geïllustreerd aan de hand van een tweetal voorbeelden.

Partij A neemt voor 30% deel in een samenwerking welke een aanvraag voor een lening heeft ingediend voor project X ter hoogte van € 2,5 miljoen. Partij A dient ook een aanvraag in voor een eigen project Y en vraagt daarvoor een financiering van € 1 miljoen. Met project Y komt A nog niet aan het maximum, dus kan deze aanvraag in behandeling worden genomen. Aangezien A voor 30% deelneemt in project X, telt deze aanvraag voor 30% mee, derhalve voor € 750.000. Daarmee wordt in totaal aan A een bedrag van € 1.750.000 toegerekend en is het maximale subsidiebedrag voor A na toekenning van de aanvragen voor X en Y nog niet overschreden.

A is voor 50% aandeelhouder in B die een aanvraag indient voor project X voor een lening van € 1.000.000. Daarnaast is A eveneens voor 50% aandeelhouder in project C, die een leningsaanvraag doet van € 2,5 miljoen voor project Y. Tot slot besluit A om voor 60% deel te nemen in D die op haar beurt een aanvraag indient voor project Z van € 1.000.000. Bij het bepalen van de verleende steun gaat het in dit geval om A, die daarmee in totaal voor € 0,5 + 1,25 + 0,3 = € 2,05 miljoen aanvragen heeft gedaan. Dit ligt nog steeds onder de grens van € 2,5 miljoen. Zou A met nog een project willen komen voor eigen rekening, dan zou hiervoor maximaal € 495.000 lening kunnen worden verstrekt.

Het bovenstaande laat onverlet dat de aanvrager die een onderneming drijft, ongeacht het percentage van deelname aan het project, nimmer meer subsidie kan ontvangen dan het maximum dat op grond van de-minimissteun is toegestaan. Als onderneming wordt in dit verband een ieder aangemerkt die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de entiteit waarin dit gebeurt. Het kan dus ook om een natuurlijk persoon gaan die bijvoorbeeld panden verhuurt.

Artikel 6.4.7 Toetsingscriteria Naast de eisen ten aanzien van de doelgroep en de aard van de projecten, is een aantal voorwaarden aan de steunverlening verbonden: • Het moet gaan om tenminste 3 wooneenheden. Wooneenheden zijn in dit verband fysiek zelfstandige woningen met eigen voorzieningen als sanitair en keuken en een eigen entree. Kamerverhuur met gemeenschappelijk sanitair en/of keuken voldoet hier dus niet aan. • Ten aanzien van de minimum omvang van projecten worden projecten afzonderlijk beoordeeld. Het bij elkaar voegen van (kleinere) projecten op verschillende locaties om aan de minimumomvang te voldoen is niet toegestaan. In de praktijk betekent dat sprake dient te zijn van een aaneengesloten projectlocatie ten hoogste gescheiden door bijvoorbeeld een openbare weg o.i.d. Daarbij is eveneens van belang dat er een functionele en/of organisatorische samenhang bestaat tussen de verschillende projectonderdelen om als een project te worden beschouwd. • Er dient sprake te zijn van een haalbaar project met voldoende ruimte voor het kunnen voldoen aan de verplichtingen ten aanzien van het voldoen van rente en aflossing. Dit dient te worden onderbouwd door het overleggen van een onderbouwde businesscase met onderliggende exploitatie- en balansprognoses, waaruit deze ruimte blijkt.

Artikel 6.4.8 Niet subsidiabele kostenVoor het bepalen van de subsidiabele kosten als grondslag voor de provinciale financiering wordt onderscheid gemaakt in projecten met 3 tot en met 9 wooneenheden en projecten met 10 of meer wooneenheden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat met name wordt gekeken naar de projectkosten die leiden tot directe werkzaamheden in de realisatie en de bijbehorende voorbereiding. In het geval van projecten met 3 tot en met 9 wooneenheden mogen de verwervings- en grondkosten tot de subsidiabele kosten worden gerekend. Voor projecten met 10 of meer wooneenheden worden verwervings- en grondkosten niet tot de subsidiabele kosten gerekend. Kosten welke zijn gemaakt voor de indiening van de aanvraag worden niet meegenomen. De wel toe te rekenen posten zijn onder meer: verwerving bij projecten met minder 10 eenheden, voorbereidingskosten, bouw- en verkoopkosten en bouwbegeleiding, allen voor zover de verplichtingen zijn aangegaan na indiening van de aanvraag. Subsidies en bijdragen die zijn verkregen op de opgevoerde kosten, bijvoorbeeld op grond van paragraaf 6.2 Herbestemmingsregeling bestaande panden of Subsidieregeling Monumenten Fryslan, worden in mindering gebracht op de projectkosten die meetellen voor het bepalen van het maximale subsidiepercentage en uiteindelijke leningbedrag.

Artikel 6.4.9 Subsidiehoogte Voor projecten met 3 tot en met 9 wooneenheden geldt een maximum leningsbedrag van € 1.0 miljoen per project, met een maximum leningsbedrag van € 2,5 miljoen per aanvrager in het geval van meerdere projecten. In het geval van projecten met 10 of meer wooneenheden geldt een maximum leningsbedrag per project van € 2.5 miljoen en eveneens een maximum van € 2,5 miljoen per aanvrager.

Artikel 6.4.10 VerdeelsystematiekVoor het geval dat het totaal aan ingediende aanvragen het subsidieplafond overschrijdt, zal een keuze worden gemaakt voor de volgorde van de te honoreren projecten. Daarvoor wordt de relatieve hoogte van de gevraagde financiering als criterium gehanteerd. Ten aanzien van de hoogte van de financiering volgt de regeling de doelstelling van Wurkje foar Fryslân om zoveel mogelijk investeringen in de provincie los te trekken. Dit betekent dat naarmate het aandeel van de provinciale financiering in het project lager is, het project hoger zal scoren.

Artikel 6.4.11 LeningconditiesVoor de vaststelling van leningcondities wordt aangesloten bij de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (2008/C/14/02) ter voorkoming van staatssteun. Daarbij wordt op basis van de door de aanvrager te stellen zekerheid en de kredietwaardigheid een marktconforme rente bepaald overeenkomstig de regels van de mededeling.

Opslagen voor leningen in basispunten

Ratingcategorie

Zekerheidstelling

 

Hoog

Normaal

Laag

Zeer goed (AAA-A)

60

75

100

Goed (BBB)

75

100

220

Bevredigend (BB)

100

220

400

Zwak (B)

220

400

650

Slecht/Financiele moeilijkheden (CCC en lager)*

400

650

1000

Zekerheden * Hoog: 70% of meer * Normaal: tussen 69% en 41% * Laag: 40% of minder

Indien sprake is van een andere partij als hoofdfinancier zal de te hanteren rente echter nooit onder de door de hoofdfinancier te hanteren rente liggen. Het betreft de rente die de hoofdfinancier voor het project gaat hanteren, met dien verstande dat deze referentie rente een vergelijkbare rentevastperiode dient te hebben als de rentevastperiode van de provincie, zijnde de looptijd van de geldlening. Onder hoofdfinancier wordt in dit verband de financier verstaan met de zekerheden welke voorgaan op de zekerheden van de provincie, bijvoorbeeld in de vorm van een eerste hypothecaire inschrijving op het betreffende onroerend goed dat binnen het project gerealiseerd gaat worden, dan wel het onroerend goed waar het project betrekking op heeft. Eventuele afwijkingen worden getoetst op de regels ten aanzien van de-minimissteun. Als zekerheid worden in dit kader opgevat hypotheekstellingen en borgstellingen. Voor de aflossing geldt een looptijd van maximaal 20 jaar en wordt uitgegaan van een lineaire aflossing.  Artikel 6.4.12 VerplichtingenOp het moment dat gedeputeerde Staten besluit tot het beschikbaar stellen van een lening zullen de definitieve afspraken rond de leningcondities en zekerheden worden vastgelegd in een leningovereenkomst. Behalve de leningcondities worden daarin eveneens de afspraken met betrekking tot de betaalbaarstelling vastgelegd.

Met de financieringsregeling sociale huur beoogt de provincie eveneens het creëren van opleidingsplaatsen in bouw. Daartoe wordt de verplichting opgelicht om gedurende de realisatieperiode opleidingsplaatsen aan te bieden. Voor iedere € 500.000 ontvangen lening gaat dit om 1.200 opleidingsuren. Dit kunnen stageplaatsen zijn, maar ook leer-werktrajecten of andere vormen van opleidingsplaatsen. Bij de bepaling van het aantal opleidingsuren hoeven de kosten van eventuele verwervingen niet te worden meegenomen.

Coöperatie A neemt 6 sociale huurwoningen over van corporatie B voor € 600.000 en renoveert die voor een bedrag van € 300.000. Van de provincie wordt een lening ontvangen voor verwerving en renovatie van 50% = € 450.000. Van het leningbedrag wordt dan eveneens 50% van de renovatiekosten aangemerkt als grondslag voor de inzet van opleidingsplaatsen, in dit geval derhalve voor 360 uur

In de looptijd van een project is het altijd mogelijk dat wijzigingen ontstaan ten opzichten van de oorspronkelijke verwachtingen. Dat kan betrekking hebben op kosten, maar ook op inhoudelijke aspecten van het project. Als zich wijzigingen voordoen is de subsidie-ontvanger verplicht deze wijzigingen te melden aan de provincie Fryslân. Wijzigingen in het project kunnen leiden tot bijstelling van de hoogte van de te verstrekken lening. Bijstelling kan nooit leiden tot een hoger leningbedrag.

Met het verstrekken van een lening wordt een langdurige relatie aangegaan. Als financier wil de provincie Fryslân tenminste eenmaal per jaar een financieel verslag (jaarrekening) en een activiteitenverslag van de subsidieontvanger krijgen uiterlijk binnen 6 maanden na het verstrijken van het betreffende verslagjaar. Op basis hiervan vindt een persoonlijk gesprek plaats met de provinciale accountmanager. Bij afwijkingen op de oorspronkelijke verwachtingen kunnen nadere eisen worden gesteld aan de frequentie van de verstrekking worden gesteld.

Artikel 6.4.14 StaatssteunDe condities voor leningen worden in eerste instantie vastgesteld op basis van marktconformiteit volgens de Europese mededeling. Indien wordt afgeweken van de aldus bepaalde condities wordt deze afwijking beschouwd als staatssteun. Daaraan zijn grenzen gesteld op basis van Europese regelgeving. In dit verband worden alle entiteiten die een economische activiteit uitoefenen aangemerkt als onderneming. De waarde van deze steun wordt bepaald op basis van de looptijd van de betreffende lening in het jaarlijks verschil tussen de marktconforme voorwaarden en de daadwerkelijk gehanteerde voorwaarden.

Zou bijvoorbeeld bij een lening van € 1.0 miljoen een marktconforme rente van 7,06% gelden (normale zekerheid, geen creditrating) en wordt er in werkelijkheid een rente van 4,5% gehanteerd, dan is bij een looptijd van 15 jaar de steun te berekenen als de netto contante waarde van het jaarlijks renteverschil gedurende 15 jaar, in dit geval € 187.895,-

Procedure Na vrijgave van het budget voor de regeling door Provinciale Staten (24 september 2014) is door GS de regeling vastgesteld op 28 oktober 2014 Vervolgens zal de regeling worden opengesteld voor aanvragen van projecten met 10 of meer wooneenheden, welke kunnen worden ingediend vanaf 1 december 2014 tot en met 15 december 2014. Voor projecten met 3 tot en met 9 wooneenheden geldt dat de aanvragen ingediend kunnen woorden van 16 maart 2015 tot en met 31 maart 2015. Op de aanvraag volgt in eerste instantie een besluit van GS over het al dan niet beschikbaar stellen van een lening. Op basis van het betreffende besluit vindt vervolgens het opstellen van de leningsovereenkomst plaats, waarin opgenomen de resulterende condities, invulling van de zekerheden en de wijze van beschikbaarstelling van de middelen.

Paragraaf 6.7 Financieringsregeling huurprojecten

Artikel 6.7.1 Doel van de regeling De financieringsregeling huurprojecten heeft als doel het stimuleren van woningbouwprojecten in de huursector die als gevolg van de moeizame toegang tot de kapitaalmarkt niet van de grond komen door het ontbreken van een deel van de financiering. Het gaat dan om op zichzelf rendabele projecten binnen de huursector. In dit kader zijn op 13 mei 2014 tevens afspraken gemaakt met de Friese woningcorporaties voor die situatie waarin sprake is van realisatie van projecten door middel van overname van bestaande huurwoningen van de woningcorporaties, al dan niet in combinatie met renovatie. Deze afspraken betreffen de bereidheid van de corporaties om 25% van het overnamebedrag als participatie of financiering ter beschikking te stellen. De vorm waarin dit gebeurt, is in overleg tussen de aanvrager en de betreffende corporatie. Ook zijn de woningcorporaties bereid na overdracht de verhuuradministratie en het verhuurbeheer van de overgedragen huurwoningen ten behoeve van de overnemende partij uit te voeren. Het staat de aanvrager vrij om al dan niet gebruik van te maken van het hiervoor genoemde aanbod van de corporaties.

Artikel 6.7.2 Subsidiabele activiteiten De subsidiabele activiteiten betreffen het realiseren van projecten in de huursector. In het kader van de regeling kan het daarbij gaan om nieuwbouw van woningen in de huursector, maar ook om de herbestemming van panden met een andere functie tot huurwoningen. Tevens wordt in dit verband onder “ realisatie” de overname van bestaande huurwoningen van woningcorporaties in dit segment verstaan, al dan niet in combinatie met renovatie. De overige financiering dient te worden verstrekt door derden danwel te worden voldaan uit eigen vermogen. Voor de verdeling van de beschikbare gelden wordt onderscheid gemaakt op basis van de hoogte van de aanvangshuur, grootte van projecten en of het al dan geen zelfstandige woonruimten betreft. De huurliberalisatie-grens kent een peildatum per 1 januari van het betreffende jaar. Deze regeling volgt de periodieke rijks aanpassingen van deze grens. De aanpassingen worden via rijks circulaire bekend gemaakt.

Artikel 6.7.3. Doelgroep De regeling richt zich op investeerders/beleggers in huurwoningen in de huursector. Indien sprake is van een samenwerkingsverband tussen meerdere partijen anders dan in de vorm van een juridische entiteit dient een penvoerder door de aanvragers te worden benoemd als contactpersoon. Dat staat los van het feit dat alle samenwerkingspartners altijd hoofdelijk aansprakelijk blijven voor de met de provincie aan te gane verplichtingen.

Artikel 6.7.4 Aanvraagperiode Aanvragen voor subsidie in het kader van de grootschalige huurprojecten met 10 of meer eenheden (onderdelen b, c en d uit artikel 6.7.2) kunnen worden ingediend in de periode tussen 15 november 2015 en 1 december 2015. Na 1 december 2015 vindt beoordeling van de aanvragen plaats en wordt er zonodig gerangschikt zoals vermeldt in artikel 6.7.10. Voor kleinschalige projecten met 3 tot en met 9 eenheden (onderdeel a uit artikel 6.7.2) kunnen aanvragen voor subsidie worden ingediend in de periode tussen 16 maart 2016 en 31 maart 2016. Na 31 maart 2016 vindt beoordeling van de aanvragen plaats en wordt er zonodig gerangschikt zoals vermeldt in artikel 6.7.10. Eerder ingediende aanvragen worden niet in behandeling genomen.

Artikel 6.7.6 WeigeringsgrondenIn verband met de efficiëntie van de regeling worden alleen aanvragen voor een bijdrage meer dan € 125.000 in behandeling genomen. Het is mogelijk om voor meerdere projecten in het kader van de financieringsregeling huurprojecten een financiering aan te vragen. Het is echter niet mogelijk om een project in delen op te knippen om voor hetzelfde project twee keer in aanmerking te komen voor subsidie, behoudens het onderscheid in de onderscheid voor woningen boven of onder de liberalisatiegrens. Een voorbeeld hiervan is als volgt: Stel u heeft een project voor het realiseren van 16 zelfstandige woonheden in de huursector met een aanvangsuur onder de liberalisatiegrens. Dit is één project en wordt dan als zodanig behandeld. Indien u twee aanvragen indient, waarvan één voor kleinschalige projecten voor 5 woningen en de ander voor grootschalige projecten voor 11 woningen, wordt alleen maar subsidie verstrekt voor één van deze projecten. Alleen in de gevallen dat bijvoorbeeld het grootschalige project betrekking heeft op woningen met een aanvangshuur boven de liberalisatiegrens worden allebei uw aanvragen in behandeling genomen. Kortom, het knippen van projecten, anders dan op grond van de aanvangshuur (boven of onder de liberalisatiegrens) of zelfstandigheid van de wooneenheden is niet toegestaan.

Het totaal aan ontvangen provinciale financiering op grond van de financieringsregeling mag echter niet meer dan € 2.500.000 bedragen per aanvrager. Daarbij worden tevens eventuele leningen betrokken die zijn ontvangen uit hoofde van andere maatregelen die zijn voortgekomen uit het aanvalsplan Woningmarkt zoals vastgesteld door provinciale Staten van de provincie Fryslân op 6 november 2013. Bij het bepalen van de maximale financiering per aanvrager wordt ook rekening gehouden met aan de aanvrager gelieerde partijen en bijvoorbeeld samenwerkingsverbanden waarin de aanvrager deelneemt. Als grondslag wordt daarvoor gekeken naar het aandeel van de aanvrager in deze samenwerkingsverbanden. Dit kan het beste worden geïllustreerd aan de hand van een tweetal voorbeelden. Voorbeeld 1: samenwerking Partij A neemt voor 30% deel in een samenwerking welke een aanvraag voor een lening heeft ingediend voor project X ter hoogte van € 2,5 miljoen. Partij A dient ook een aanvraag in voor een eigen project Y en vraagt daarvoor een financiering van € 1 miljoen. Met project Y komt A nog niet aan het maximum, dus kan deze aanvraag in behandeling worden genomen. Aangezien A voor 30% deelneemt in project X, telt deze aanvraag voor 30% mee, derhalve voor € 750.000. Daarmee zou in totaal aan A met de projecten X en Y een bedrag van € 1.750.000 toegerekend en is het plafond voor A na toekenning van de aanvragen voor X en Y nog niet overschreden. Voorbeeld 2: gelieerde partijen A is voor 50% aandeelhouder in B die een aanvraag indient voor project X voor een lening van € 1.000.000. Daarnaast is A eveneens voor 50% aandeelhouder in project C, die een leningsaanvraag doet van € 2,5 miljoen voor project Y. Tot slot besluit A om voor 60% deel te nemen in D die op haar beurt een aanvraag indient voor project Z van € 1.000.000. Bij het bepalen van de verleende steun gaat het in dit geval om A, die daarmee in totaal voor € 0,5 (50% x 1.0 miljoen)+ 1,25 (50% van 2,5 miljoen)+ 0,6 (60% van 1.0 miljoen) = € 2,35 miljoen aanvragen heeft gedaan. Dit ligt nog steeds onder de grens van € 2,5 miljoen. Zou A met nog een project willen komen voor eigen rekening, dan zou hiervoor maximaal € 150.000 lening kunnen worden verstrekt. Het bovenstaande laat onverlet dat de aanvrager die een onderneming drijft, ongeacht het percentage van deelname aan het project, nimmer meer subsidie kan ontvangen dan het maximum dat op grond van de- minimissteun is toegestaan, wanneer sprake zou zijn rentepercentages onder hetgeen kan worden aangemerkt als marktconforme rente. Als onderneming wordt in dit verband aangemerkt het uitoefenen van een economische activiteit, ongeacht de entiteit waarin dit gebeurt. Het kan dus ook om een natuurlijk persoon gaan die bijvoorbeeld panden verhuurt.

Artikel 6.7.7 Toetsingscriteria Naast de eisen ten aanzien van de doelgroep en de aard van de projecten, is een aantal voorwaarden aan de steunverlening verbonden: • Bijzondere doelgroepen (artikel 6.7.2 categorie c) worden in dit verband opgevat als woningen met een aanvangshuur boven de liberalisatiegrens of woningen voor de bijzondere huur zoals studentenwoningen en zorgwoningen. Ten aanzien van zorgwoningen geldt als uitgangspunt dat daadwerkelijk in zorgfaciliteiten dient te zijn voorzien op de betreffende locatie en deze zorg deel uitmaakt van de huurovereenkomst. Dit dient door de aanvrager te worden aangetoond. • Voor zover sprake is van 50 of meer eenheden (artikel 6.7.2 categorie d) is de regeling ook van toepassing indien sprake is van wooneenheden waar sprake is van gemeenschappelijk sanitair en/of keuken. Voorbeelden zijn studentenhuisvesting en intramurale zorgeenheden. • Ten aanzien van de minimum omvang van projecten worden projecten afzonderlijk beoordeeld. Het bij elkaar voegen van (kleinere) projecten op verschillende locaties om aan de minimumomvang te voldoen is niet toegestaan. In de praktijk betekent dat sprake dient te zijn van een aaneengesloten projectlocatie ten hoogste gescheiden door bijvoorbeeld een openbare weg o.i.d. Daarbij is eveneens van belang dat er een geografische en/of organisatorische samenhang bestaat tussen de verschillende projectonderdelen om als een project te worden beschouwd. Dit ook in relatie tot de weigeringgrond onder 6.7.6, eerste lid onderdeel b.

Voorbeeld Een samenhangend project (geografisch en locatie verbonden) telt 22 wooneenheden met allen een aanvangshuur onder de liberalisatiegrens. De aanvrager besluit om 2 aanvragen in te dienen, te weten 1 aanvraag voor een financiering van 25% voor 13 wooneenheden in de categorie b en 1 aanvraag voor een financiering van 50% voor 9 wooneenheden in de categorie a. Dit is niet toegestaan. Het project wordt opgevat als 1 project met 22 eenheden en kent dus een maximale financiering van 25% van de subsidiabele projectkosten. Indien sprake zou zijn van 22 eenheden, waarvan 9 met een aanvangshuur onder de liberalisatiegrens en13 boven de liberalisatie is wel sprake van twee aanvragen. • Er dienst sprake te zijn van een haalbaar project met voldoende ruimte voor het kunnen voldoen aan de verplichtingen ten aanzien van het voldoen van rente en aflossing. Dit dient te worden onderbouwd door het overleggen van een onderbouwde business-case met onderliggende exploitatie- en balansprognoses, waaruit deze ruimte blijkt.

Artikel 6.7.8 Niet subsidiabele kosten Voor het bepalen van de subsidiabele kosten als grondslag voor de provinciale financiering wordt onderscheid gemaakt in grootschalige en kleinschalige projecten. Daarbij geldt als uitgangspunt dat met name wordt gekeken naar de projectkosten die leiden tot directe werkzaamheden in de realisatie en de bijbehorende voorbereiding. In het geval van kleinschalige projecten tot 9 eenheden (artikel 6.7.2, onderdeel a) mogen de verwervings- en grondkosten tot de subsidiabele kosten worden gerekend. Voor grootschalige projecten met 10 of meer eenheden (artikel 6.7.2. onderdelen b, c en d) worden verwervings- en grondkosten niet tot de subsidiabele kosten gerekend. Kosten welke zijn gemaakt voor de indiening van de aanvraag worden niet meegenomen. Subsidies en bijdragen die zijn verkregen op de opgevoerde kosten, bijvoorbeeld op grond van paragraaf 6.2 of 6.6 Herbestemmingsregeling bestaande panden, of monumentenregelingen (provinciaal, gemeentelijk of Rijksregelingen), worden in mindering gebracht op de projectkosten die meetellen voor het bepalen van maximale leningbedrag.

Artikel 6.7.9 Subsidiehoogte Binnen de financieringsregeling huurprojecten wordt steun verleend door het verstrekken van een lening. Daarbij gaat het om een lening tot een hoogte van maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten voor kleinschalige projecten als bedoeld in artikel 6.7.2. onderdeel a, en een lening van maximaal 25% van de subsidiabele projectkosten voor de overige projecten. Voor kleinschalige projecten geldt een maximum leningsbedrag van €500.000 miljoen per project, met een maximum leningsbedrag van € 2,5 miljoen per aanvrager in het geval van meerdere projecten. In het geval van projecten met 10 of meer eenheden geldt een maximum leningsbedrag per project van € 2.5 miljoen en eveneens een maximum van € 2,5 miljoen per aanvrager.

Artikel 6.7.10 VerdeelsystematiekVoor het geval dat het totaal aan ingediende aanvragen meer is dan het beschikbare budget zal een keuze worden gemaakt voor de volgorde van de te honoreren projecten. Daarvoor wordt de relatieve hoogte van de gevraagde financiering als criterium gehanteerd. Ten aanzien van de hoogte van de financiering volgt de regeling de doelstelling van Wurkje foar Fryslân om zoveel mogelijk investeringen in de provincie los te trekken. Dit betekent dat naarmate het aandeel van de provinciale financiering in het project lager is, het project hoger zal scoren.

Artikel 6.7.11 Condities voor een lening Voor de vaststelling van leningcondities wordt aangesloten bij de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (2008/C/14/02) ter voorkoming van staatssteun. Daarbij wordt op basis van de door de aanvrager te stellen zekerheid en de kredietwaardigheid een marktconforme rente bepaald overeenkomstig de regels van de mededeling.

Opslagen voor leningen in basispunten Ratingcategorie                                                                                  Zekerheidstelling                                                                                                             Hoog          Normaal         Laag Zeer goed (AAA-A)                                                                            60               75                  100 Goed (BBB)                                                                                       75               100                 220 Bevredigend (BB)                                                                              100             220                 400 Zwak (B)                                                                                            220             400                 650 Slecht/Financiele moeilijkheden (CCC en lager)*                             400             650                 1000

Zekerheden * Hoog: 70% of meer * Normaal: tussen 69% en 41% * Laag: 40% of minder Indien sprake is van een andere partij als hoofdfinancier zal de te hanteren rente echter nooit onder de door de hoofdfinancier te hanteren rente liggen. Het betreft de rente die de hoofdfinancier voor het project gaat hanteren, met dien verstande dat deze referentie rente een vergelijkbare rentevast periode dient te hebben als de rentevastperiode van de Provincie, zijnde de looptijd van de geldlening. Onder hoofdfinancier wordt in dit verband de financier verstaan met de zekerheden welke voorgaan op de zekerheden van de provincie, bijvoorbeeld in de vorm van een eerste hypothecaire inschrijving op het betreffende onroerend goed dat binnen het project gerealiseerd gaat worden, dan wel het onroerend goed waar het project betrekking op heeft. Eventuele afwijkingen worden getoetst op de regels ten aanzien van de-minimissteun. Als zekerheid worden in dit kader opgevat hypotheekstellingen en borgstellingen. Voor de aflossing geldt een looptijd van maximaal 15 respectievelijk 20 jaar en wordt uitgegaan van een lineaire aflossing beginnend in de maand volgend op de datum van oplevering van het project.

Artikel 6.7.12 Verplichtingen • Op het moment dat Gedeputeerde staten besluiten tot het beschikbaar stellen van een lening zullen de definitieve afspraken rond de leningcondities en zekerheden worden vastgelegd in een leningovereenkomst. Behalve de leningcondities worden daarin eveneens de afspraken met betrekking tot de betaalbaarstelling vastgelegd. • Met de financieringsregeling huurprojecten beoogt de provincie eveneens het creëren van opleidingsplaatsen in de bouw. Daarom wordt de verplichting opgelicht om gedurende de realisatieperiode opleidingsplaatsen aan te bieden. Voor iedere € 500.000 ontvangen lening gaat dit om 1.200 opleidingsuren. Dit kunnen stageplaatsen zijn, maar ook leer-werktrajecten of andere vormen van opleidingsplaatsen. De kosten van eventuele verwervingen in het geval van projecten met 3 – 9 eenheden hoeven hierbij niet te worden meegenomen.

Coöperatie A neemt 6 sociale huurwoningen over van corporatie B voor € 600.000 en renoveert die voor een bedrag van € 300.000. Van de provincie wordt een lening ontvangen voor verwerving en renovatie van 50% = € 450.000. Van het leningbedrag wordt dan eveneens 50% van de renovatiekosten aangemerkt als grondslag voor de inzet van opleidingsplaatsen, in dit geval derhalve voor 360 uur • In de looptijd van een project is het altijd mogelijk dat wijzigingen ontstaan ten opzichte van de oorspronkelijke verwachtingen. Dat kan betrekking hebben op kosten, maar ook op inhoudelijke aspecten van het project. Als zich wijzigingen voordoen is de subsidie-ontvanger verplicht deze wijzigingen te melden aan de provincie Fryslân. Wijzigingen in het project kunnen leiden tot bijstellingen van de hoogte van de te verstrekken lening of de leningcondities ten nadele van de subsidie-ontvanger. Bijstelling kan nooit leiden tot een hoger leningbedrag. • Met het verstrekken van een lening wordt een langdurige relatie aangegaan. Als financier wil de provincie Fryslân tenminste eenmaal per jaar een financieel verslag (jaarrekening) en een activiteitenverslag van de subsidieontvanger krijgen uiterlijk binnen 6 maanden na het verstrijken van het betreffende verslagjaar. Op basis hiervan vindt een persoonlijk gesprek plaats met de provinciale accountmanager. Bij afwijkingen op de oorspronkelijke verwachtingen kunnen nadere eisen worden gesteld aan de frequentie van de verstrekking worden gesteld.

Artikel 6.7.14 Staatssteun De condities voor leningen worden in eerste instantie vastgesteld op basis van marktconformiteit volgens de Europese mededeling. Indien wordt afgeweken in het voordeel van de begunstigde van de aldus bepaalde condities wordt deze afwijking beschouwd als staatssteun. Daaraan zijn grenzen gesteld op basis van Europese regelgeving. In dit verband worden alle entiteiten die een economische activiteit uitoefenen aangemerkt als onderneming. De waarde van deze steun wordt bepaald op basis van de looptijd van de betreffende lening in het jaarlijks verschil tussen de marktconforme voorwaarden en de daadwerkelijk gehanteerde voorwaarden. Zou bijvoorbeeld bij een lening van € 1.0 miljoen een marktconforme rente van 7,06% gelden (normale zekerheid, geen creditrating) en wordt er in werkelijkheid een rente van 4,5% gehanteerd, dan is bij een looptijd van 15 jaar de steun te berekenen als de netto contante waarde van het jaarlijks renteverschil gedurende 15 jaar, in dit geval € 187.895,-Procedure De regeling zal worden opengesteld voor aanvragen van projecten welke kunnen worden ingediend tussen 15 november 2015 en 1 december 2015. Voor projecten tussen de 3 en 9 eenheden met een aanvangshuur onder de liberalisatiegrens geldt dat de aanvragen ingediend kunnen worden van 15 maart 2016 tot en met 31 maart 2016. Op de aanvraag volgt in eerste instantie een besluit van GS over het al dan niet beschikbaar stellen van een lening onder opschortende voorwaarden van het sluiten van een overeenkomst Op basis van het betreffende besluit vindt vervolgens het opstellen van de leningsovereenkomst plaats, waarin opgenomen de resulterende condities, invulling van de zekerheden en de wijze van beschikbaarstelling van de middelen.Paragraaf 7.1 Friese Energiepremie Algemeen

In noordelijk verband hebben de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen middelen vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) ontvangen in het kader van het project Stimuleringsfonds Energiebesparing Bestaande Bouw (SEBB). Deze regeling maakt nog gebruik van het budget, overgebleven vanuit het budget dat eerder bestemd was voor de regeling voor woningcorporaties (Subsidieregeling Innovatieve Energieprojecten Bestaande Bouw woningcorporaties 2010-2013). Na goedkeuring door GS (beschikking afgegeven op 30 mei 2013) kan het budget ingezet worden ten behoeve van particuliere woningbezitters.

De Wijziging Friese Energiepremie is een wijziging van de bestaande Friese Energiepremie en (vrijwel) identiek aan de tijdelijke subsidieregelingen in de provincie Drenthe (Drentse Energiepremie 2014) en de provincie Groningen (Groningse Energiepremie 2014). Omdat het Europese budget in 2014 gebruikt moet zijn, heeft de regeling in Groningen en Drenthe een tijdelijk karakter, de subsidie moet zijn vastgesteld in 2014 om aanspraak te kunnen maken op EFRO geld. De regeling in provincie Fryslân gaat ook na 2014 door, uit het budget van Wurkje Foar Fryslân.

De regeling beoogt particuliere woningbezitters aan te zetten tot het treffen van een pakket van energiebesparende maatregelen om daarmee hun woning energiezuiniger en comfortabeler te maken. Tevens beoogt de regeling hiermee de activiteiten van lokale installateurs en aannemers aan te jagen. Een nevendoelstelling van de regeling is om particuliere woningbezitters aan te moedigen in collectief verband maatregelen te treffen. Hiermee kunnen bijvoorbeeld energiecoöperaties of samenwerkingsverbanden van particulieren hun voordeel doen.

Ten slotte kunnen particuliere woningbezitters naast de energiepremie ook een Duurzaamheidslening aanvragen, zodat zij de kosten van de investering over meerdere jaren kunnen spreiden. Aanvragen voor beide regelingen kunnen worden ingediend bij SNN (www.snn.eu). Wel dient een aanvrager beide het liefst ongeveer gelijktijdig aan te vragen, gezien de behandeltermijn van de ingediende aanvragen (maximaal 8 weken).

Wijzigingen in de huidige Friese Energiepremie zijn noodzakelijk vanuit twee oogpunten: 1. Bijsturing nodig: de resultaten van de Friese Energiepremie tot nu toe (maart 2014) wijzen uit dat relatief veel particuliere woningbezitters slechts één of twee maatregelen uitvoeren. De ambitie van de provincie Fryslân is 5.000 woningen met 3 of 4 energiemaatregelen te verbeteren. Uit de praktijk blijkt dat tot nu toe 65% van de subsidieaanvragen één maatregel betreft en 18% betreft 2 maatregelen. Met de nieuwe regeling en hogere subsidiebedragen voor drie of vier maatregelen beogen wij dat de aanvrager ten minste 3 maatregelen per aanvraag uit zal voeren. De bedragen zijn verhoogd van € 1.500 naar € 2.000 (bij 3 maatregelen) en van € 2.400 naar € 2.800 (bij 4 of meer maatregelen) om bewoners extra te verleiden de investering te doen; 2. Uniformiteit: Om aanspraak te kunnen maken op EFRO-geld, is het verplicht in Groningen, Fryslân en Drenthe uniforme regelingen te hanteren. De wensen van de provincies Groningen en Drenthe zijn daarom in de regeling Friese Energiepremie verwerkt, het gaat met name om: a. Collectieven/VVE’s: Door collectieven en VVE’s de mogelijkheid te bieden aan te vragen, beogen we dat bewoners elkaar aanspreken c.q. stimuleren en helpen om energiebesparingsmaatregelen te treffen. Dit bevordert ook de sociale cohesie in een appartementencomplex, straat, wijk of buurt. Dit sluit ook aan op de trend van steeds meer opkomende lokale duurzame initiatieven, waaronder energiecoöperaties en andere groepen van mensen die gezamenlijke acties voorbereiden en uitvoeren; b. Warmtepompen en warmtepompboilers zijn interessante duurzame energietechnieken die veelal in de nieuwbouw worden toegepast. Langzamerhand worden deze technieken ook meer in de bestaande bouw toegepast. De regeling beoogt de toepassing in de bestaande bouw een extra stimulans te geven. Dit geldt eveneens voor lage temperatuur verwarmingssystemen; c. Bij SNN zal een zogenaamde Energiecoach bewoners voorlichten over de voordelen van energiebesparende en duurzame energieopwekkende maatregelen (lagere energienota, comfortverhoging, beter energielabel en betere verkoopbaarheid van de woning). De Energiecoach kan aanvragers ook ondersteunen bij het voorbereiden en indienen van een aanvraag.

Ondanks dat we in de wijziging Friese Energiepremie nu sterk inzetten op 3 of 4 maatregelen, willen we woningbezitters die slechts 1 of 2 maatregelen laten uitvoeren, wel kunnen bedienen. Ook moeten woningbezitters met een woning jonger dan 1995 een aanvraag kunnen indienen, bijvoorbeeld voor een zonneboiler. Dit is echter niet mogelijk binnen het EFRO-budget, vanwege de uniformiteit van de regeling in Drenthe, Groningen en Fryslân. Daarom maken we 2014 gebruik van twee budgetten: EFRO-geld en Wurkje Foar Fryslân. Om aanspraak te kunnen maken op EFRO-budget, gelden de volgende voorwaarden (bovenop de overige in de regeling vast te stellen voorwaarden): 1. De regeling richt zich op relatief oudere woningen van voor 1995;. 2. Het is uitsluitend mogelijk een energiepremie aan te vragen voor drie of vier maatregelen.

Deze voorwaarden worden niet opgenomen in de wijziging Friese Energiepremie, maar in de backoffice bij SNN geregeld. Aanvragen in 2014 worden uitgekeerd en niet voldoen aan één van beide bovengenoemde voorwaarden (dus de woning is jonger dan 1995 en/of er wordt voor 1 of 2 maatregelen subsidie aangevraagd), worden in Friesland wel gehonoreerd en gefinancierd uit het budget Wurkje Foar Fryslan. Aanvragen die in 2015 e.v. uitgekeerd worden, worden alle gefinancierd uit het budget Wurkje Foar Fryslan, totdat dit subsidieplafond is bereikt.

De regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn op deze subsidieregeling van toepassing. Onderwerpen die geregeld zijn in de Awb worden niet herhaald in de regeling. Zo mogelijk is in de toelichting gewezen op de bepalingen uit de Awb. Deze onderwerpen zijn onder andere subsidieverlening, de beslistermijn en de aanvraag. Omdat het een subsidie betreft die wordt gefinancierd met Europees budget (vanuit het EFRO-programma) wordt de subsidie apart vastgesteld op basis van de ingediende facturen.

Artikelsgewijs

Artikel 7.1.2 Doelgroep De beperking in definitie van Vereniging van Eigenaars in het eerste lid tot alleen natuurlijke personen komt voort uit het feit dat anders wellicht sprake kan zijn van het verlenen van staatssteun. Een aanvraag collectieve maatregelen als bedoeld in het tweede lid is één aanvraag uit (tenminste) 3 aanvragen met dezelfde maatregelen, die door (tenminste) 3 particuliere woningbezitters zijn ingediend die dicht bij elkaar wonen (in hetzelfde postcodegebied). Om administratieve redenen wijzen de aanvragers zelf één van hen aan als de hoofdaanvrager. De omvang van de maatregelen kan per woning verschillen (bijvoorbeeld bij isolatie vrijstaande woning of middenwoning). De regeling beoogt dat woningbezitters elkaar aanmoedigen om bijvoorbeeld de vloer (1e maatregel), het dak (2e maatregel) van woning te gaan isoleren en HR++glas (3e maatregel) te laten installeren en daarvoor dezelfde aannemer of installateur vragen. De voordelen zijn dat ze meer energiepremie krijgen en lagere kosten hebben omdat de aannemer/installateur goedkoper kan aanbieden dan als de aanvraag individueel was gedaan. Dit voordeel kan oplopen naarmate er meer woningbezitters meedoen! Elke bewoner dient vervolgens zelf een aanvraag in voor zijn woning bij SNN, maar geeft dan op de aanvraag aan dat dit een “aanvraag voor collectieve maatregelen” is en verwijst tevens naar de hoofdaanvrager. De andere (twee of meer) woningbezitters doen dat net zo, waarbij alle aanvragen binnen een tijdsbestek van 2 kalenderweken worden ingediend bij SNN. De aanvragen worden vervolgens door SNN gebundeld op basis van de verwijzingen naar de hoofdaanvrager. De hoofdaanvrager vervult verder geen enkele rol meer. De provincie hoopt dat particuliere woningbezitters elkaar “over de streep” trekken of dat energiecoöperaties in Friesland op deze manier worden aangezet om een actie voor hun leden te gaan organiseren om deze voordelen voor hun leden te verzilveren. In deze regeling wordt een postcodegebied van vier cijfers gehanteerd: dit biedt voldoende kleinschaligheid binnen een gemeente. Terwijl in het buitengebied de oppervlakte aanzienlijk groter is, is het aantal mensen in die oppervlakte ongeveer vergelijkbaar.

Artikel 7.1.5 Subsidiabele activiteiten In dit artikel zijn de activiteiten opgesomd waarvoor de energiepremie aangevraagd kan worden. De isolatiewaarden zijn aangescherpt ten opzichte van de oorspronkelijke Friese energiepremie. Aanvullend zijn ook nog enkele maatregelen opgenomen, die in de nieuwbouw al worden toegepast, maar in de bestaande bouw nog gestimuleerd dienen te worden. Hierbij geldt dat het gebruik van een warmtepomp altijd in combinatie zal zijn met Lage Temperatuurverwarming (LTV). Daarom is deze maatregel gecombineerd met LTV, maar geldt deze maatregel wel als een afzonderlijke maatregel.

Artikel 7.1.7 Toetsingscriteria Onderdeel a Huurders van woningen kunnen geen gebruik maken van de energiepremie. Eigenaren van bijvoorbeeld recreatiewoningen die zij maar een deel van het jaar bewonen, kunnen ook geen gebruik maken van de energiepremie.

Onderdeel c De kwantiteitseisen zijn minimumeisen. Bij een aanvraag collectieve maatregelen gelden de kwantiteitseisen vanzelfsprekend per aanvraag en kunnen de eisen per aanvraag daarom betrekking hebben op een verschillend woningtype. Bijvoorbeeld: Zes bewoners dienen ieder een aanvraag collectieve maatregelen in voor dakisolatie, vloerisolatie en HR++glas. Twee bewoners bezitten een rij-hoekwoning, één bewoner een rij-tussenwoning, twee bewoners bezitten een twee-onder-één-kap woning en één bewoner bezit een vrijstaande woning. Hierdoor zullen de oppervlakten voor de te treffen maatregelen per aanvraag verschillend kunnen zijn.

Onderdelen d en e Het genoemde certificaat garandeert een bepaalde kwaliteit.

Onderdeel f Een VVE dient een positief besluit, genomen door de leden van de VVE, mee te zenden met de aanvraag, zodat duidelijk is dat de VVE de maatregelen ook kan uitvoeren en niet meer op bezwaren van de bewoners kan stuiten

Artikel 7.1.8 Subsidiabele kosten SNN gaat na of de kosten en tarieven in de onderliggende offertes redelijk zijn en in verhouding staan tot de werkzaamheden. De aanvrager mag de (geselecteerde) offerte(s), die met de aanvraag worden meegestuurd, niet ondertekenen! Anders is er al een verplichting aangegaan, waardoor de premie niet meer verstrekt kan worden.

Artikel 7.1.9 Hoogte van de subsidieIn dit artikel wordt de hoogte van de energiepremie bepaald. De premies voor drie en vier maatregelen liggen hoger dan in de oorspronkelijke Friese Energiepremie, om een extra prikkel te geven meerdere maatregelen (minimaal 3) aan de woning te treffen.

Paragraaf 7.2 Vuilwaterinzamelingsvoorziening

Algemeen

Ondanks het Lozingsverbod dat al sinds 2009 van kracht is wordt er helaas nog steeds op grote schaal illegaal vuil water geloosd door de recreatievaart. Het handhaven van dit Lozingsverbod verloopt moeizaam. De pakkans is erg klein, men kan makkelijk ongezien vuil water lozen. Dat dit nog steeds veel voorkomt komt onder andere omdat er te weinig (publieke) voorzieningen zijn om op een eenvoudige manier vuil water te lozen. Met deze subsidiemogelijkheid voor het aanleggen van vuilwaterinnamepunten willen we bevorderen dat het aantal voorzieningen toeneemt. Daarnaast heeft het relatief groot aantal lozingen te maken met een geringe bewustwording binnen de recreatievaart over de negatieve effecten van dergelijke lozingen op de kwaliteit van het zwemwater. Om deze bewustwording te stimuleren zal ook gerichte publiciteit subsidiabel zijn binnen de regeling.

Artikelsgewijs  

Artikel 7.2.1 Subsidiabele activiteitenDe subsidie kan worden verstrekt voor een vuilwaterinnamevoorziening. Hiermee wordt bedoeld een aan- en uitschakelbaar innamepunt voor vloeibare afvalstoffen (toiletwater en /of bilgewater) uit de recreatie- en/of beroepsvaart.

Artikel 7.2.2 Doel De onderhavige subsidieregeling heeft tot doel de kwaliteit van het zwemwater in Fryslân verbeteren en daarmee de kwaliteit van de leefomgeving. Momenteel wordt het zwemwater vervuild door lozingen van vuilwater door de recreatievaart. In het kader van het Uitvoeringsprogramma Wurkje foar Fryslân is € 1 mln. gereserveerd voor het uitvoeren van een aantal projecten, waarbij o.a. vuilwaterinnamepunten voor de bruine vloot, rondvaartboten en in havens worden gerealiseerd. Een deel van dit budget zal via deze subsidieregeling verdeeld worden. Een tweede doel van deze regeling is het verbeteren van de werkgelegenheid op korte termijn. Het betreft hier dan de directe werkgelegenheid van bedrijven die betrokken zijn bij het realiseren van de vuilwaterinnamepunten. Tenslotte bevordert een schoner leefmilieu de aantrekkelijkheid van Fryslân voor toeristen. Een derde doelstelling is het stimuleren van het toerisme in Fryslân en daarmee ook het de indirecte werkgelegenheid die dit met zich meebrengt

Artikel 7.2.3 DoelgroepSubsidie kan worden aangevraagd door een gemeente als eigenaar van een jachthaven of kade of door een privaatrechtelijke rechtspersoon die eigenaar is van een jachthaven.

Artikel 7.2.5 AanvraagDe aanvraag moet een projectplan en een begroting bevatten. Uit deze begroting moet duidelijk blijken welke manuren een gemeente of particulier haveneigenaar zelf inzet om het vuilwaterinnamepunt te realiseren. Daarnaast moet het een offerte bevatten van het installatiebedrijf dat de opdracht uitvoert. En tenslotte een offerte voor een periode van drie jaar ten behoeve van het onderhoud van de installatie. Gebleken is namelijk dat adequaat onderhoud essentieel is voor het in werking houden van het systeem. Daarom zijn deze, met een offerte onderbouwde, onderhoudskosten ook subsidiabel.

Artikel 7.2.6 Weigeringsgronden Met het bepaalde onder b is beoogd om een spreiding tussen aanvragers te realiseren. Het is niet de bedoeling een aanvrager die zich meer systemen kan veroorloven, subsidie te verlenen voor meer dan twee systemen. De weigeringsgrond bepaald onder onderdeel c is om te voorkomen dat de provincie subsidie verstrekt voor een wettelijke verplichting. Immers, een ieder dient zich te houden aan de wet. Het is niet de bedoeling subsidie te verstrekken aan een organisatie om te voldoen aan zijn wettelijke verplichting. Dat zou oneerlijk zijn tegenover organisaties die zich wel houden aan hun wettelijke taken.

Artikel 7.2.7 Toetsingscriteria De criteria in het eerste lid onder a tot en met i zijn bedoeld om aan te duiden waar het systeem aan moet voldoen om in aanmerking te komen voor de subsidie. Op grond van deze regeling dient een vuilwaterinnamevoorziening te voldoen aan het volgende: het is een aan- en uitschakelbaar innamepunt voor vloeibare afvalstoffen (toiletwater en /of bilgewater) uit de recreatie- en/of beroepsvaart, direct toegankelijk vanaf het vaarwater in de provincie Fryslân en voorzien van de in de watersport gebruikelijke standaard aansluitingen en wat voldoet aan de daarvoor geldende technische specificaties, veiligheidsvoorschriften, toepasselijke regelgeving en vergunningen en is goedgekeurd door daartoe bevoegde instanties. Daarnaast dient elk onderdeel uit duurzaam, onderhoudsarm, gemakkelijk te reinigen materiaal te bestaan. De keuze van de (vacuüm) pomp hangt samen met de omvang van de voorziening; in alle gevallen is een laag energiegebruik, een bedrijfszekere uitvoering en een onderhoudsarm systeem het uitgangspunt Zowel de boordkoppeling als het afvoersysteem dient lekvrij te zijn uitgevoerd. Elk systeem dient voorzien te zijn van een teller voor inzicht van het gebruik.

Artikel 7.2.8 Subsidiabele kosten De kosten die op basis van deze regeling voor subsidie in aanmerking komen moeten direct te maken hebben met de aanschaf van de voorziening of de installatie hiervan. Dat betekent bijvoorbeeld dat indien de installatie gecombineerd wordt met andere werkzaamheden, die niet strikt noodzakelijk zijn, maar uit efficiency overwegingen wel worden meegenomen (bijvoorbeeld de aanleg van elektriciteitskabels, internet of drinkwaterleidingen deze niet als subsidiabele kosten worden beschouwd in het kader van deze regeling. Het is belangrijk dat toeristen ook geattendeerd worden op de aanwezigheid van de voorziening en op die manier gestimuleerd worden er gebruik van te maken. Dit kan in de vorm van een informatiebord, een flyer en met behulp van digitale middelen. Kosten die hieraan verbonden zijn, worden tot een bepaald bedrag subsidiabel geacht. Dit betreft maximaal 5 % van het totaal van de subsidiabele kosten. Verder is het onderhoud van de installatie van belang voor het functioneren en daarmee voor het garanderen van optimaal gebruik. Daarom zijn onderhoudskosten onder bepaalde voorwaarden subsidiabel. In de toelichting bij artikel 7.2.5 is dit verder toegelicht. Tenslotte is het hebben van een vuilwaterinnamevoorziening één van de vereisten waaraan voldaan moet worden wil een jachthaven in aanmerking kunnen komen voor de zogenaamde “blauwe vlag”, een internationaal milieukenmerk voor jachthavens en stranden. Daarnaast moet uiteraard nog aan andere criteria voldaan worden. Wil een jachthaven na installatie van een vuilwatersysteem voor de eerste keer deze blauwe vlag aanvragen, dan komen de kosten die hieraan verbonden zijn voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7.2.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger In de huidige praktijk worden soms kosten in rekening gebracht aan de toerist voor het gebruik van het vuilwaterinnamepunten. Wij zijn van mening dat een dergelijke voorziening laagdrempelig moet zijn en daarom kosteloos moet worden aangeboden. Onder d. is derhalve als verplichting opgenomen dat de subsidieontvanger geen kosten in rekening brengt voor het gebruik. Onder e. is bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is mondeling en schriftelijk instructie te geven aan de gasten over het gebruik van de voorziening.