Regeling vervallen per 24-11-2023

Verordening systematische toezichtinformatie provincie Zeeland

Geldend van 17-05-2014 t/m 23-11-2023

Intitulé

Verordening systematische toezichtinformatie provincie Zeeland

Provinciale staten van Zeeland;

  • -

    Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 11 maart 2014, nr.14004169, inzake Verordening systematische toezichtinformatie Zeeland en na overleg met de besturen van de Zeeuwse gemeenten;

  • -

    Gelet op artikel 124h van de Gemeentewet en artikel 2 van het Besluit verstrekking systematische toezichtinformatie;

  • -

    Overwegende dat het provinciebestuur in het kader van interbestuurlijk toezicht een toezichthoudende rol vervult en in dat verband systematische informatie nodig heeft;

Besluiten vast te stellen de volgende verordening:

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening (en de daarop berustende bepalingen) wordt mede verstaan onder:

  • a.

    bestemmingsplan: het plan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, inclusief de daarin opgenomen wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • b.

    BOR: Besluit Omgevingsrecht;

Hoofdstuk 2 Toezichtinformatie

Artikel 2 Archiefwet 1995

  • 1.

    Burgemeester en wethouders van gemeenten in de provincie Zeeland verstrekken aan gedeputeerde staten systematische toezichtinformatie ten aanzien van de uitvoering van de Archiefwet 1995 en de op deze wet gebaseerde uitvoeringsbesluiten, conform het Aanvullende beleidskader voor het interbestuurlijk Archieftoezicht en de daarin opgenomen bijlage met toezichtcriteria.

  • 2.

    De gegevens als bedoeld in het eerste lid worden jaarlijks voor 15 juli aan gedeputeerde staten verstrekt.

Artikel 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

  • 1.

    Burgemeester en wethouders van de gemeenten in de provincie Zeeland verstrekken aan gedeputeerde staten systematische toezichtinformatie onder overlegging van de hierna, onder a tot en met c genoemde, door het dagelijks bestuur vastgestelde, (jaar)documenten op het gebied van toezicht en handhaving, milieu, bouwen en ruimtelijke ordening. Uit de informatie moet duidelijk blijken of de in deze documenten beschreven toezichts- en handhavingstaken zijn uitgevoerd conform de kwaliteitscriteria die zijn opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het daarop gebaseerde Besluit omgevingsrecht (BOR). Daarnaast wordt bij de informatieverstrekking in het bijzonder aandacht besteed aan de risicothema’s asbestregelgeving, brandveiligheid bij opslag van gevaarlijke stoffen, constructieve veiligheid en brandveiligheid, verontreinigde grond en risicovolle inrichtingen:

    • a.

      het handhavingsbeleid, bedoeld in artikel 7.2 van het BOR, inclusief vaststellingsbesluit;

    • b.

      het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 7.3 van het BOR; inclusief vaststellingsbesluit;

    • c.

      de rapportages, bedoeld in artikel 7.7, eerste en tweede lid, van het BOR, inclusief vaststellingsbesluit.

    • d.

      Naast de in het eerste lid genoemde documenten worden de volgende gegevens verstrekt:

  • 2.

    Naast de in het eerste lid genoemde documenten worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      het aantal handhavingsverzoeken dat is binnengekomen met betrekking tot de risicothema’s en de reactie daarop;

    • b.

      de omvang van het vergunningenbestand op de risicothema’s;

    • c.

      de activiteiten die het gemeentebestuur verricht om het vergunningenbestand actueel te houden;

    • d.

      het aantal vergunningen dat van rechtswege is verleend waarbij strijd is met het vastgestelde gemeentelijk beleid.

  • 3.

    Het document, bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt binnen vier weken na een besluit tot vaststelling of wijziging aan gedeputeerde staten overlegd. Het document, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt jaarlijks verstrekt voor 1 februari van het jaar waarop het betrekking heeft. Het document, bedoeld in het eerste lid, onder c, en de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met d, worden jaarlijks voor 15 juli verstrekt.

Artikel 4 Monumentenwet 1988

  • 1.

    Burgemeester en wethouders van de gemeenten in de provincie Zeeland verstrekken aan gedeputeerde staten, in de vorm van een overzicht, systematische toezichtinformatie ten aanzien van:

    • a.

      de verleende en geweigerde omgevingsvergunningen voor beschermde monumenten in het kader van artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, inclusief de gegevens van het beschermde monument waarop deze besluiten betrekking hebben;

    • b.

      de adviezen van de monumentencommissie, genoemd in artikel 15 van de Monumentenwet 1988, inclusief de gegevens van het beschermde monument waarop deze adviezen betrekking hebben, alsmede de actuele samenstelling van de monumenten-commissie;

    • c.

      de verleende en geweigerde omgevingsvergunningen waarbij een archeologisch rapport is opgesteld of archeologisch advies is ingewonnen, inclusief de gegevens van de archeologisch (verwachte) waarden waarop deze besluiten betrekking hebben.

  • 2.

    De gegevens, bedoeld in dit artikel, worden jaarlijks voor 15 juli aan gedeputeerde staten overgelegd.

Artikel 5 Wet ruimtelijke ordening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verstrekken systematische toezichtinformatie aan gedeputeerde staten over de uitvoering van de medebewindstaken ingevolge de Wet ruimtelijke ordening. Met betrekking tot de informatie als bedoeld in deze wet worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      informatie met betrekking tot de aanwezigheid en actualiteit van bestemmingsplannen of beheersverordeningen als bedoeld in artikel 3.1, eerste en tweede lid, en artikel 3.38, eerste lid en artikel 2 van de Wet ruimtelijke ordening;

    • b.

      informatie met betrekking tot de aanwezigheid en actualiteit van een of meer structuurvisies als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening.

  • 2.

    De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden jaarlijks voor 15 juli aan gedeputeerde staten overgelegd.

Artikel 6 Wijze van verstrekking

De te verstrekken gegevens worden schriftelijk of digitaal aangeboden aan gedeputeerde staten. Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de informatie die wordt verstrekt aan de gemeenteraad.

Artikel 7 Vrijstelling

Voor zover de te verstrekken gegevens reeds beschikbaar zijn via het informatiesysteem “Waar staat je gemeente” is het gemeentebestuur vrijgesteld deze informatie aan Gedeputeerde Staten te verstrekken.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 9 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Verordening systematische toezichtinformatie provincie Zeeland.

Toelichting

Algemeen

De Wet revitalisering generiek toezicht[1] (Wet RGT) brengt een aantal wijzigingen aan in het toezicht tussen de bestuurslagen: het interbestuurlijk toezicht.

De generieke bevoegdheid om toezicht te houden op de uitvoering van medebewindstaken door de gemeentebesturen is bij de provincies belegd. Van dit uitgangspunt is slechts afgeweken indien de provincie op het betreffende beleidsterrein geen taak of expertise heeft. In dat geval berust het interbestuurlijk toezicht bij het rijk, zoals ook het toezicht op de provincies bij het rijk ligt.

Het provinciebestuur verzamelt als interbestuurlijk toezichthouder informatie over de vraag of de uitvoering van een wettelijke taak door de gemeente voldoet aan de daaraan gestelde eisen, vormt zich hierover een oordeel en intervenieert zo nodig naar aanleiding daarvan.

Met de inwerkingtreding van de Wet RGT is ook een verschuiving aangebracht van specifieke naar generieke toezichtsinstrumenten. Dit heeft ook gevolgen voor de informatiestromen die voor het houden van toezicht noodzakelijk zijn.

Indien het provinciebestuur in een incidenteel geval behoefte heeft aan informatie van de gemeente – zoals naar aanleiding van een signaal het geval kan zijn - dient het gemeentebestuur deze informatie desgevraagd te verstrekken. Dit regelt artikel 118 van de Gemeentewet. Maar het provinciebestuur heeft ook behoefte aan structurele, met vooraf bepaalde regelmaat en omvang, informatie.

Met de Wet revitalisering generiek toezicht wordt in artikel 124h van de Gemeentewet een wettelijke basis gecreëerd voor een algemene maatregel van bestuur op grond waarvan het provinciebestuur verplichtingen tot het verstrekken van systematische informatie kan opleggen aan het gemeentebestuur ten behoeve van het uitoefenen van interbestuurlijk toezicht. Daarmee is het niet meer nodig om een aparte grondslag voor toezichtinformatie op te nemen in bijzondere wetten.

Op basis van artikel 124h Gemeentewet is het Besluit verstrekking systematische toezichtinformatie[2] vastgesteld. Hierin worden algemene regels gesteld over het gebruik van toezichtinformatie, zodat enerzijds adequaat toezicht mogelijk is, maar anderzijds ondertoezichtgestelde overheden niet worden geconfronteerd met bovenmatige informatieverplichtingen.

[1] Wet van 24 mei 2012 tot wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet en enige andere wetten, in verband met de revitalisering van het generiek toezicht.

[2] Besluit van 11 juli 2012 tot vaststelling van regels over de verstrekking van systematische informatie in het kader van interbestuurlijk toezicht.

Proportioneel en selectief toezicht

De uitgangspunten van de herziening van het interbestuurlijk toezicht zijn interbestuurlijke lastenverlichting en versobering van het toezicht. De te verstrekken informatie dient te voldoen aan de eisen van selectiviteit en proportionaliteit. De provincie zal het interbestuurlijk toezicht risicogericht uitoefenen: niet op het gehele palet van medebewindstaken, maar alleen op die taken die cruciaal zijn vanwege het uitvoeringsniveau en/of de risico’s die daarbij aan de orde zijn. De systematische informatievoorziening zal zich daartoe beperken.

Tenminste eenmaal in de vier jaar zal bezien worden of de risicoanalyse – en dus de provinciale verordening – aanpassing behoeft.

Daarbij past dat zoveel als mogelijk aangesloten zal worden bij de gegevens die gemeenten in het kader van hun horizontale verantwoording aan de gemeenteraden aanbieden. Indien de gemeente deze informatie ook toevoegt op de website Waarstaatjegemeente.nl, waardoor de informatie voor eenieder toegankelijk wordt, behoeft deze informatie niet ook nog apart aan de provincie te worden toegezonden.

Vrijstellingen

In de provinciale verordening is niet voor alle systematische informatie die de provincie als toezichthouder noodzakelijk acht een verplichting opgenomen. In artikel 4 lid 2 van het Besluit verstrekking systematische toezichtinformatie is geregeld dat het bestuursorgaan dient na te gaan of de voor het toezicht noodzakelijke informatie op een doelmatige wijze is te verkrijgen zonder de verplichting tot verstrekking op te leggen aan het onder toezicht staande bestuursorgaan. Daarom is geen verplichting tot systematische informatieverstrekking opgenomen op basis van de Huisvestingswet.

Het rijk legt op basis van de Huisvestingswet aan gemeenten kwantitatieve taakstellingen op voor de huisvesting van statushouders. De aantallen zijn gerelateerd aan het aantal inwoners van de gemeente. Elk half jaar krijgt de gemeente een taakstelling opgelegd.

De provincie wil inzicht in eventuele achterstanden. Bij het niet-voldoen aan de taakstelling kan de provincie nadere informatie opvragen en zo nodig overgaan tot indeplaatsstelling.

Daarvoor heeft de provincie de volgende informatie nodig:

  • 1.

    Taakstelling huisvesting verblijfsgerechtigden voor het afgelopen half jaar;

  • 2.

    Taakstelling huisvesting verblijfsgerechtigden voor het komende half jaar;

  • 3.

    Eventuele achterstand uit voorgaande periodes;

  • 4.

    Daadwerkelijk aantal gehuisveste verblijfsgerechtigden – maandelijks.

Het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers verstrekt deze gegevens nu maandelijks aan de provincies. Dit is toereikend.

Informatie ten behoeve van het financiële toezicht

In de verordening zijn geen bepalingen opgenomen met betrekking tot het financiële toezicht van provincies op gemeenten. Het financiële toezicht is in de gehele herziening van het interbestuurlijk toezichtsstelsel expliciet buiten beschouwing gelaten. De bepalingen omtrent financiële toezichtinformatie zijn - onveranderd – opgenomen in de Gemeentewet.

Jaarplan Artikel

De provinciale verordening regelt het periodieke verstrekken van systematische informatie. Daarnaast biedt het Besluit verstrekking systematische toezichtinformatie ook de mogelijkheid om de verplichting op te leggen eenmalig systematische toezichtinformatie te verstrekken. Hiertoe is het opstellen van een jaarplan verplicht. In het jaarplan kan echter niet worden voorzien om twee jaar achtereen hetzelfde onderzoek te doen. In dat geval dient de verplichting te worden opgenomen in de provinciale verordening.

Sancties

De verordening bevat geen sancties. Indien een gemeente niet voldoet aan de informatieplicht, zal de provincie dit (kunnen) zien als een signaal van een mogelijke misstand. Dan treedt de bestuurlijke interventieladder in werking, zoals beschreven in het Beleidskader voor indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Archiefwet 1995

Toegankelijke en betrouwbare overheidsinformatie is essentieel voor goed bestuur. Het op orde zijn van de digitale en papieren informatiehuishouding en archivering bij de overheid is een voorwaarde om alle andere taken goed te kunnen uitoefenen. Wanneer dit niet in orde is, schaadt het de bedrijfsvoering van een overheid en staat het een deugdelijke verantwoording naar de samenleving in de weg. De uitvoering van de Archiefwet, en zeker de overgang van papier naar digitaal, is aanleiding geweest voor het IPO om, in samenspraak met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen (OC&W) om een aanvullend beleidskader op te stellen voor het interbestuurlijk archieftoezicht. Als bijlage bij dit kader is ook een informatie-arrangement opgenomen, waarin de toezichtcriteria zijn benoemd alsmede de informatie die de provincie op systematische basis nodig heeft.

Naar dit kader en de daarin opgenomen informatie wordt in dit artikel verwezen.

Artikel 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

In samenspraak met de voormalige VROM Inspectie hebben de provincies die medebewindstaken benoemd die risicovol zijn en waarvan de uitvoering (nog) niet op orde is. Deze algemene risicoanalyse heeft uitgewezen, dat er taken zijn waarvan de uitvoering in zijn algemeenheid nog niet op orde is. Daarom is hier aanleiding voor actief toezicht en een systematische informatie-uitvraag. Met deze informatie kan de provincie zich een beeld vormen over het niveau van de uitvoering en de informatie kan aanleiding zijn om door te vragen.

Het gaat dan op het gebied van Milieu/Wabo om:

  • -

    de asbestregelgeving door het toezicht op en de handhaving van verleende sloopvergunningen en het opsporen en tegengaan van illegale asbestverwijdering;

  • -

    de regelgeving met betrekking tot verontreinigde grond door toetsing van meldingen en toezicht op het gebruik en de afvoer van bouwstoffen;

  • -

    de regelgeving met betrekking tot de brandveiligheid bij de opslag van gevaarlijke stoffen door het opnemen van de juiste voorschriften in de omgevingsvergunning en door het handhaven van de vergunning;

  • -

    vergunningverlening en handhaving van de regelgeving met betrekking tot risicovolle inrichtingen;

  • -

    de regelgeving met betrekking tot constructieve veiligheid en brandveiligheid door aandacht hiervoor bij de vergunningverlening en handhaving.

De informatie die in artikel 3 wordt genoemd, is noodzakelijk om een oordeel te kunnen geven over bovengenoemde risicovolle taken.

Artikel 4 Monumentenwet

Het primaire risico van onvoldoende uitvoering van de wettelijke taken op dit gebied is het teloor gaan van cultuurhistorische monumenten. Een adequate vergunningverlening en handhaving, de behartiging van het monumentenbelang in de bestemmingsplannen en een handhaving van de bestemmingsplannen en het goed functioneren van monumentencommissies zijn voorwaarden voor een goede taakuitoefening.

De provincie houdt via de informatie die uit hoofde van artikel 3 van deze verordening door de gemeenten wordt verstrekt al toezicht op de algemene handhavingscyclus waartoe ook dit beleidsveld behoort. Wat de doorwerking van archeologie en cultuurhistorie betreft in gemeentelijke ruimtelijke plannen, wordt voor wat toezicht hierin voorzien door de doorwerking van artikel 3.8 lid 1, onder b van de Wet ruimtelijke ordening.

Voor de provincie is het wel van belang een indicatie te hebben van de omvang van het toezichtsveld en inzicht te hebben in het functioneren van de Monumentencommissie. De hoeveelheid rijksmonumenten in een gemeente alsmede de vergunningen die zijn verleend voor wijziging aan/van monumenten zijn openbare en voor de provincie toegankelijke gegevens. Als verplichting is daarom alleen informatie opgenomen met betrekking tot de adviezen die door de Monumentencommissie en/of adviseur archeologie/archeologisch deskundige zijn afgegeven.

Artikel 5 Ruimtelijke Ordening

In samenspraak met de voormalige VROM Inspectie zijn door de provincies ook op het gebied van de Ruimtelijke Ordening de cruciale medebewindstaken benoemd waarvan onderzoek heeft uitgewezen dat de uitvoering door gemeenten (nog) niet op orde is.

Het gaat om het opstellen en actueel houden van bestemmingsplannen, het voldoende verwerken van de gestelde normen met betrekking tot geluid en externe veiligheid in de bestemmingsplannen en de adequate handhaving van bestemmingsplannen. Het IBT van de provincies richt zich op die ruimtelijke plannen waarbij provinciale regelgeving betrokken is, op de actualiteit en de adequate handhaving van de bestemmingsplannen.

De informatie die in artikel 5 wordt genoemd is hiervoor noodzakelijk.

Daarnaast is er een aantal medebewindstaken waar de provincie toezicht op houdt en waarvoor er geen informatie-uitvraag is opgenomen in de informatieverordening. Ten aanzien van de bestemmingsplannen wil de provincie de verwerking hierin van rijksregelgeving beoordelen. De informatievoorziening over deze onderwerpen verloopt niet via deze informatieverordening. Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dienen

bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen te worden gepubliceerd op ruimtelijkeplannen.nl. Ook is geen aanvullende informatie nodig over het verzorgen van het verplichte overleg en de toezending van(voor)ontwerpplannen, als sprake is van provinciale belangen. Dit is al vastgelegd in de Wro en de provincie kan gebruik maken van de informatie op ruimtelijkeplannen.nl om hier toezicht op te houden.

Artikel 6 Wijze van verstrekking

In dit artikel is bepaald dat de informatie schriftelijk of digitaal wordt verstrekt aan het provinciebestuur en dat daarbij aangesloten wordt bij de horizontale verantwoording aan de gemeenteraad. De bedoeling hiervan is om de informatielast voor de gemeente zo klein mogelijk te houden. In overleg kan uiteraard ook voor een andere wijze van aanlevering gekozen worden.

Artikel 7 Vrijstelling

Zoals in de inleiding aangegeven, worden de gemeenten ook in staat gesteld voor het aanleveren van de toezichtinformatie gebruik te maken van de internetsite www.waarstaatjegemeente.nl. Indien de informatie via deze site ontsloten wordt, is de gemeente vrijgesteld van de verplichting tot verstrekking van de informatie aan de provincie.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van provinciale staten van Zeeland van 25 april 2014.
Drs. J.M.M. Polman, voorzitter
Drs. P. Joosse, griffier
Uitgegeven 16 mei 2014
De secretaris, A.W. Smit