Beleidsnotitie standplaatsen gemeente Epe 2013

Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Intitulé

Beleidsnotitie standplaatsen gemeente Epe 2013

Grondslagen

  • 1.

    Gemeentewet;

  • 2.

    Algemene wet bestuursrecht, 4:81;

  • 3.

    Algemene plaatselijke verordening gemeente Epe 2008.

 

Inleiding

Het huidige gemeentelijke standplaatsenbeleid dateert uit maart 2003. Destijds is ervoor gekozen om per kern een maximumaantal standplaatsen toe te staan, waarbij ten aanzien van de tijdelijke standplaatsen een verdeling is gemaakt naar diverse branches. In de praktijk blijkt dat een aantal vastgestelde standplaatsen niet meer voldoet aan de behoefte en wensen van ambulante handelaren ten aanzien van locatie en branchering. Tevens is het toetsingskader van het standplaatsenbeleid uit 2003, niet altijd toereikend om aanvragen om een standplaats zorgvuldig te beoordelen. Verder geven gewijzigde regelgeving (o.a. Algemene Plaatselijke Verordening, hierna te noemen: de APV), nieuwe ontwikkelingen en inzichten aanleiding om het standplaatsenbeleid te herzien. Zo is onder meer het brancheringsbeleid, zoals dat is vastgelegd in het standplaatsenbeleid van 2003, niet meer toegestaan.

 

Doel van het standplaatsenbeleid

Voor het college wordt met deze beleidsregels een concreet afwegingskader voor vergunningverlening geschapen, terwijl voor de ambulante handel inzichtelijk wordt wat de mogelijkheden zijn en onder welke voorwaarden een standplaats kan worden ingenomen. Dit komt de rechtszekerheid ten goede.

 

In het nieuwe beleid is zoveel mogelijk gestreefd naar een balans tussen vaak tegenstrijdige belangen. Zo is er sprake van een toenemende vraag van ambulante handelaren naar een standplaats op commercieel interessante locaties in en nabij de kernen van de gemeente Epe. Naast het economische belang van deze ondernemers staan de openbare belangen die de gemeente behoort te bewaken: het uiterlijke aanzien, de verkeersveiligheid, een deugdelijke ruimtelijke ordening, de openbare orde, de volksgezondheid en het milieu. Een criterium waaraan niet mag worden getoetst, is het behoefteaspect (de vraag of er voldoende verkooppunten aanwezig zijn). Bemoeienis met het vrije ondernemerschap wordt namelijk niet beschouwd als een door de gemeente te behartigen belang. Een actieve opstelling is echter geboden als door het toewijzen van een standplaats het (permanente) redelijke voorzieningenniveau ter plaatse in gevaar komt. In dat geval mag de gemeente ingrijpen in de concurrentieverhoudingen.

Samengevat onderkent de gemeente Epe de waarde van standplaatsen, maar is regulering gewenst omdat een overdaad aan standplaatsen kan leiden tot overlast en aantasting van het uiterlijk aanzien. Om die reden is het eveneens wenselijk locaties aan te wijzen waar het innemen van (één of meer) standplaatsen is toegestaan.

 

Afbakening

De beleidsregels beperken zich tot de jaarstandplaatsen, seizoenstandplaatsen en incidentele standplaatsen. Standplaatsen op reguliere weekmarkten, snuffel- en rommelmarkten en standplaatsen tijdens evenementen blijven buiten beschouwing. Deze worden gereguleerd in de Marktverordening respectievelijk in de APV.

 

1. Juridisch kader

 

Gemeentelijke regelgeving

In het kader van deregulering van de APV is ervoor gekozen om in artikel 1:8 van de APV, generieke weigeringsgronden op te nemen. Daarnaast zijn in artikel 5:18 van de APV, nog twee specifieke weigeringsgronden opgenomen.

 

Generieke weigeringsgronden:

Op grond van artikel 1:8 van de APV, kan een vergunning worden geweigerd in het belang van:

a. de openbare orde;

b. de openbare veiligheid;

c. de volksgezondheid;

d. de bescherming van het milieu.

 

Ad a

Indien het soort goederen of diensten of de wijze waarop deze worden aangeboden ertoe kan leiden dat de openbare orde wordt verstoord, is het mogelijk om de vergunning te weigeren.

 

Ad b

In relatie tot standplaatsen moet gedacht worden aan voornamelijk verkeersveiligheid, brandveiligheid en sociale veiligheid. Met dit laatste wordt gedoeld op een zoveel mogelijk open, vrije en controleerbare ruimte. Standplaatsen moeten zodanig worden gesitueerd dat aan deze uitgangspunten zo weinig mogelijk afbreuk wordt gedaan.

 

Ad c

Geluid, stank, samenstelling of aard van de producten bij standplaatsen kunnen de openbare gezondheid bedreigen.

 

Ad d

Overlast door stof, afval, geluid, uitlaatgassen of andere soorten van overlast die van invloed zijn op het woon- of leefklimaat dienen bij het beoordelen van een aanvraag om een standplaatsvergunning te worden meegewogen.

 

Specifieke weigeringsgronden:

Op grond van artikel 5:18, lid 2 van de APV, weigert het college een vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

 

Op grond van artikel 5:18, lid 3 van de APV, kan de vergunning worden geweigerd indien deze, hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving, niet voldoet aan eisen van redelijke welstand. Tot slot kan een standplaatsvergunning worden geweigerd indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

 

Landelijke regelgeving

Naast de APV zijn ook andere publiekrechtelijke bepalingen van toepassing bij de verlening of het in gebruik hebben van een standplaats, namelijk: de Grondwet, de Winkeltijdenwet, de Zondagswet, de Warenwet, de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening, het bouwbesluit, de Wet op de bedrijfsorganisatie en de Arbeidsomstandighedenwet. Daarnaast is op het innemen van standplaatsen privaatrecht van toepassing. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als er gebruik wordt gemaakt van particuliere grond, waarbij toestemming nodig is van de rechtmatige eigenaar.

 

2. Persoonsgebondenheid/ persoonlijk innemen standplaats

 

  • -

    Een vergunning tot het innemen van een standplaats wordt verleend aan een natuurlijk persoon die als zelfstandig ondernemer het verkopen van waren of het aanbieden van diensten via een standplaats heeft dan wel wenst te hebben en als zodanig is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

  • -

    De vergunninghouder dient de standplaats persoonlijk in te nemen. De standplaats mag niet aan een ander worden afgestaan of in gebruik worden gegeven. In geval van bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld ziekte of vakantie) kan het college van dit voorschrift afwijken. De vergunninghouder moet hiervoor een schriftelijk verzoek indienen bij de gemeente. De vergunninghouder mag zich op de standplaats door een werknemer doen laten bijstaan. Bij controle moet middels een arbeidscontract duidelijk gemaakt kunnen worden dat de persoon die verkoopt vanaf de standplaats in dienst is bij de vergunninghouder.

 

3. Maximumstelsel

Het aantal standplaatsen binnen de gemeente Epe is gemaximaliseerd. Maximalisering van het aantal standplaatsen is noodzakelijk om gevolg te geven aan de belangen zoals beschreven in het juridisch kader van het standplaatsenbeleid. Dit heeft geleid tot het overzicht zoals vermeld in bijlage 1.

 

Bij het in behandeling nemen van een aanvraag om een standplaatsvergunning, zal worden getoetst of het verlenen hiervan niet leidt tot overschrijding van het maximumstelsel. Als sprake is van overschrijding, dan zal op de aanvraag negatief worden besloten.

Er volgt eveneens een negatief besluit als de aanvraag betrekking heeft op een niet-aangewezen locatie.

 

De in bijlage 1 opgenomen locaties zijn permanent aangewezen, maar kunnen in de toekomst worden gewijzigd of komen te vervallen als deze niet langer aan de gestelde criteria of behoefte voldoen. Daarnaast kunnen standplaatsen vervallen of (tijdelijk) vervangen worden als gevolg van planologische ontwikkelingen of herstructurering.

Iedere voorgenomen wijziging van deze bijlage zal conform de geldende procedure gepubliceerd worden en betrokkenen worden hiervan tijdig op de hoogte gesteld.

 

4. Standplaatsen en tijdstippen

 

In de gemeente Epe worden drie verschillende standplaatsen onderscheiden.

 

1. Jaarstandplaatsen

Een jaarstandplaats wordt gedurende 12 maanden ingenomen op een aangewezen locatie, voor één of meerdere dagdelen per week. Deze locatie kan op basis van beschikbaarheid door meerdere vergunninghouders ingenomen worden. Een overzicht is opgenomen in bijlage 1 van dit standplaatsenbeleid.

 

De vergunning geldt voor onbepaalde tijd en is niet overdraagbaar.

 

2. Seizoenstandplaatsen

Een seizoenstandplaats wordt gedurende een periode van minimaal 1 maand en maximaal 6 maanden ingenomen op een aangewezen locatie, voor één of meerdere dagdelen per week. Deze locatie kan op basis van beschikbaarheid door meerdere vergunninghouders ingenomen worden. Een seizoenstandplaats is bedoeld voor seizoensgebonden handel, waaronder oliebollen, ijs, aardbeien etc. Een overzicht is opgenomen in bijlage 1 van dit standplaatsenbeleid.

 

De vergunning geldt voor onbepaalde tijd en is niet overdraagbaar.

 

3. Incidentele standplaatsen

Een incidentele standplaats wordt maximaal 8 dagen per jaar door dezelfde vergunninghouder ingenomen, waarvan ieder kwartaal maximaal 2 dagen. Het maximum van 2 dagen per kwartaal is bedoeld om te voorkomen dat een herhaalde vergunning voor een incidentele plaats, feitelijk is aan te merken als een seizoenstandplaats.

Omdat het onmogelijk is beleid op te stellen voor alle (bijzondere) gevallen, behoudt het college van burgemeester en wethouders van Epe zich het recht voor dergelijke aanvragen te beoordelen en per keer te bepalen of het maken van een uitzondering wenselijk is, met inachtneming van de weigeringsgronden in dit standplaatsenbeleid. Een overzicht is opgenomen in bijlage 1 van dit standplaatsenbeleid.

 

Incidentele standplaatsen kunnen zowel een commercieel als een ideëel (fondsverwerving, politieke doeleinden, goede doelen) doel dienen.

 

De vergunning geldt voor bepaalde tijd en is niet overdraagbaar.

 

5. Standplaatsen op particulier terrein

 

Het vergunningenstelsel van artikel 5:18 van de APV, is eveneens van toepassing op standplaatsen die op particuliere grond worden ingenomen. Tevens is in artikel 5:19 van de APV, bepaald dat het rechthebbenden op een perceel niet is toegestaan dat daarop zonder vergunning van burgemeester en wethouders een standplaats wordt of is ingenomen. Bij een aanvraag voor een standplaats op particulier terrein, zal een verklaring van de rechthebbende van de grond moeten worden overlegd, waaruit blijkt dat hij met het verzoek instemt. Voor standplaatsen op particuliere grond gelden dezelfde criteria als voor standplaatsen op grond die eigendom is van de gemeente. Bij deze standplaatsen kan geen precariorecht worden geheven, maar zullen wel leges in rekening worden gebracht.

 

6. Tijdstippen

 

Een standplaatsvergunning kan worden verleend voor de volgende dagdelen:

08.00-13.00 uur

13.00-18.00 uur

18.00-21.00 uur (uitsluitend voor koopavonden)

 

In bijlage 1 is opgenomen op welke dagen een standplaats ingenomen kan worden.

De vergunninghouder moet ervoor zorgdragen dat de standplaats wordt ingenomen binnen het vergunde dagdeel. De verkoopinrichting moet uiterlijk aan het eind van het vergunde dagdeel verwijderd zijn van de in gebruik genomen standplaats. In geval een standplaats op één dag door twee of drie verschillende vergunninghouders wordt ingenomen, kunnen er afzonderlijke afspraken in overleg met de gemeente worden gemaakt. Aan deze afspraken kunnen geen rechten ontleend worden.

 

7. Kosten standplaats

 

Leges

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een standplaats dient de aanvrager leges op grond van de geldende legesverordening te betalen.

 

Belasting

Voor het in gebruik nemen van openbare gemeentegrond dient precariobelasting op grond van de Verordening Precariobelasting te worden betaald.

Bij vroegtijdige beëindiging van de standplaats wordt er restitutie verleend van de (eventueel) reeds betaalde precario, vanaf het moment het college hiervan schriftelijk in kennis is gesteld.

Het niet tijdig voldoen van de precariobelasting kan intrekking van de vergunning tot gevolg hebben. Zie artikel 12 voor meer informatie.

 

Nutsvoorzieningen

Aanleg

Afhankelijk van de soort handel die vanaf de standplaats wordt gedreven, kunnen nutsvoorzieningen noodzakelijk zijn. Alle kosten voor de aanleg van deze voorzieningen komen voor rekening van de vergunninghouder. Indien een opvolgende vergunninghouder niet bereid is om de nutsvoorzieningen over te nemen, moet de vergunninghouder de standplaats geheel ontruimd opleveren.

 

Gebruik

Er zijn standplaatsen die over een stroomvoorziening beschikken. Als gebruik wordt gemaakt van de voorziening die door de gemeente beschikbaar is gesteld, worden de kosten daarvan aan de vergunninghouder doorberekend.

 

8. Afhandeling van aanvragen

 

Een vergunning tot het innemen van een standplaats wordt schriftelijk aangevraagd. Hiervoor is een verplicht aanvraagformulier te downloaden via de website www.epe.nl. Dit formulier moet volledig ingevuld worden. Binnen acht weken na dagtekening van de volledige aanvraag zal een beslissing worden genomen op de aanvraag.

 

Als een aanvraag niet met het voorgeschreven aanvraagformulier is ingediend en/of niet is voorzien van de voorgeschreven gegevens, dan wordt de aanvrager hierover schriftelijk geïnformeerd door de gemeente. Vervolgens wordt hij in de gelegenheid gesteld om de aanvraag alsnog met het voorgeschreven aanvraagformulier in te vullen dan wel zijn aanvraag aan te vullen. Mocht de aanvraag binnen de gestelde termijn niet zijn aangevuld, dan stelt het college de aanvraag buiten behandeling.

 

Als een vergunninghouder de vergunning wil wijzigen of uitbreiden, dan moet hij of zij opnieuw een aanvraag indienen.

 

Loting

Een nieuwe of vrijgekomen standplaatslocatie zal worden gepubliceerd in de gemeentewijzer en op de website www.epe.nl. Als er per locatie voor hetzelfde dagdeel meer dan één belangstellende is, dan zal op basis van een loting worden bepaald aan wie de standplaatslocatie wordt toegewezen. Een aanvraag kan betrekking hebben op één of meerdere standplaatslocaties of dagdelen per week. Indien van toepassing, wordt voor ieder dagdeel afzonderlijk een loting gehouden. Deze procedure geldt alleen voor aanvragen die in de eerste twee weken na publicatie ontvangen zijn.

 

De loting is openbaar en vindt plaats in de vierde week na publicatie. Betrokkenen worden hierover in de derde week na publicatie geïnformeerd en ontvangen uiterlijk in de vijfde week na publicatie de uitslag van de loting.

 

Vanaf twee weken na publicatie vindt geen loting meer plaats, maar bepaalt de ontvangstdatum van de aanvraag wie als eerste in aanmerking kan komen voor de desbetreffende standplaats.

 

De aanvragen die zijn betrokken bij een loting, zijn formeel ook in behandeling genomen. Hieraan zijn leges verbonden.

 

Een standplaatslocatie kan pas worden ingenomen nadat de vergunning is verleend.

 

In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de aangewezen standplaatsen binnen de gemeente. Een actueel overzicht van de beschikbare standplaatsen is te raadplegen op de website www.epe.nl.

 

9. Gebruik van de standplaats

 

  • 1.

    De vergunninghouder mag geen goederen uitstallen, verkopen of afleveren dan wel diensten aanbieden op een andere plaats en buiten de aangeduide tijden, dan waarvoor hem vergunning is verleend;

  • 2.

    De vergunninghouder mag niet meer vierkante meter innemen dan hem is toegewezen in de vergunningsvoorschriften;

  • 3.

    De vergunninghouder mag binnen een cirkel van 75 meter van zijn standplaats reclameborden plaatsen, mits hierdoor de veiligheid van het verkeer niet in gevaar komt en/of de doorgang voor het verkeer niet gehinderd wordt;

  • 4.

    Het is de vergunninghouder verboden zich met een voertuig op de niet voor voertuigen bestemde delen van de weg te bevinden of daar een voertuig aanwezig te hebben, tenzij er sprake is van het laden en lossen van goederen; 

  • 5.

    Indien gebruik wordt gemaakt van verwarmings-, kook-, en baktoestellen om de aangeboden producten te vervaardigen, dan dienen deze te voldoen aan de wettelijke vereisten, zoals gesteld in de Wet milieubeheer. Voorts dienen de brandbeveiligingsvoorschriften als vermeld in bijlage 3 bij deze beleidsregels te worden nageleefd;

  • 6.

    De standplaats kan niet worden ingenomen indien het terrein waarop de standplaats wordt ingenomen, wordt aangewend voor bijzondere evenementen;

  • 7.

    Indien lid 6 van dit artikel van toepassing is, meldt het college dit zo spoedig mogelijk, maar minimaal twee weken voor aanvang van het evenement aan de vergunninghouder. Er bestaat geen recht op restitutie van gederfde inkomsten.

10. Het aanzien, de hygiëne en de reiniging van de standplaats

  • 1.

    De vergunninghouder is verplicht om de standplaats en de onmiddellijke omgeving van de standplaats schoon te houden. In dit kader dient de vergunninghouder er voor te zorgen dat er voldoende afvalbakken bij de standplaats aanwezig zijn;

  • 2.

    De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat de standplaats en de onmiddellijke omgeving van de standplaats, direct na het beëindigen van de activiteiten, schoon wordt gemaakt en al het afval meeneemt;

  • 3.

    Indien de vergunninghouder handelt in strijd met het tweede lid van dit artikel, heeft het college het recht om de schoonmaakwerkzaamheden te laten uitvoeren op kosten van de vergunninghouder.

11. Beëindiging standplaats

  • 1.

    Het innemen van een incidentele standplaats wordt beëindigd, nadat de termijn waarvoor de vergunning is verleend, is verstreken;

  • 2.

    Indien een vergunning voor een jaarstandplaseizoensstandizoensstandplaats wegens bijzondere omstandigheden is verleend voor bepaalde tijd, wordt het innemen van de standplaats beëindigd, nadat de termijn waarvoor de vergunning is verleend, is verstreken;

  • 3.

    De vergunninghouder kan te allen tijde het innemen van een standplaats beëindigen, door dit schriftelijk aan het college te melden;

  • 4.

    De standplaatsvergunning vervalt bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij de rechthebbende onder algemene titel binnen drie maanden aangeeft dat de standplaatsvergunning dient te worden overgeschreven op diens naam; overigens mits voldaan wordt aan de gebruikelijke eisen die aan een vergunninghouder gesteld worden;

  • 5.

    Bij beëindiging door de vergunninghouder is het niet vanzelfsprekend dat de standplaats opnieuw kan worden ingenomen door een nieuwe vergunninghouder. Er kan aanleiding zijn om de standplaats niet meer in geten nemen.uik te la

 

12. Intrekking standplaatsvergunning

  • 1.

    Indien de vergunninghouder in strijd handelt met hetgeen in deze beleidsregels is verwoord en/of de voorschriften van de standplaatsvergunning, kan het college, met inachtneming van hetgeen hieromtrent bepaald is in de Algemene wet bestuursrecht, de vergunning intrekken;

  • 2.

    Intrekking van de vergunning is ook mogelijk, indien onregelmatig of langere tijd achtereen, anders dan door overmacht, geen standplaats is ingenomen. Hiervan is sprake als aantoonbaar meer dan 20% van de vergunde tijd per kalenderjaar niet is ingenomen;

  • 3.

    De vergunning kan worden ingetrokken indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning, intrekking noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan planologische wijzigingen of wijzigingen op het gebied van (milieu) wetgeving.

  • 4.

    De vergunning kan worden ingetrokken indien een vergunninghouder in verband met aanslagen (leges of precariobelasting) twee maal binnen twee kalenderjaren een aanmaning heeft ontvangen. Na intrekking van de standplaatsvergunning komt de voormalige vergunninghouder niet meer in aanmerking voor de vrijgekomen standplaatslocatie of andere vrije standplaatslocaties binnen de gemeente Epe. De voormalige vergunninghouder wordt tevens uitgesloten van deelname aan een eventuele loting hiervoor.

  • 5.

    Zodra de intrekking van de vergunning onherroepelijk is, wordt de betreffende standplaatslocatie vrijgegeven voor belangstellenden.

 

13. Vergunningvoorschriften

 

Aan de verlening van de vergunning worden diverse voorschriften verbonden. Al deze voorschriften zijn erop gericht de belangen van de openbare orde, veiligheid, milieu en volksgezondheid te beschermen alsmede de controle op een juist gebruik van de vergunning mogelijk te maken. Een overzicht van alle voorschriften die in ieder geval aan een vergunning worden verbonden, staan beschreven in bijlage 2. In individuele gevallen kunnen voorschriften worden toegevoegd indien de situatie daar aanleiding voor geeft.

 

14. Handhaving

 

Bij het innemen van een standplaats zonder vergunning of het handelen in strijd met de voorschriften, de wet of regelgeving, wordt handhavend opgetreden. Dit kan variëren van een waarschuwing tot uiteindelijke intrekking van de vergunning.

 

15. Overgangsrecht

 

  • 1.

    Als een vergunninghouder bij het in werking treden van deze beleidsregel over een standplaatsvergunning beschikt, dan wordt deze vergunning uitgediend op basis van het oude beleid ‘beleidsregels standplaatsen gemeente Epe 2003’.

 

  • 2.

    Voor een vergunninghouder die bij het in werking treden van deze beleidsregel over een vergunning voor een vaste jaarstandplaats dan wel een seizoensstandplaats voor bepaalde tijd beschikt, is een volgende overgangsregeling getroffen. Deze vergunninghouders kunnen hun huidige standplaats behouden en in aanmerking komen voor een standplaatsvergunning voor onbepaalde tijd. Hiervoor moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

    - de aanvraag heeft betrekking op dezelfde locatie en hetzelfde dagdeel;

    - de standplaats wordt feitelijk ingenomen conform de mogelijkheden die de standplaatslocatie biedt, zie hiervoor bijlage 1.

 

  • 3.

    In de “Beleidsregels standplaatsen gemeente Epe 2003” is de standplaatslocatie Hezeweg te Emst opgenomen. Met de inwerkingtreding van het voorliggende beleid is deze locatie vervallen. De standplaatslocatie aan de Hezeweg te Emst voldeed namelijk niet aan de behoefte en wensen van ambulante handelaren ten aanzien van locatie en capaciteit. Ter compensatie werd de standplaats aan de Hezeweg te Emst is – in overeenstemming met de gemeente én de grondeigenaar – ingenomen aan de Hoofdweg 25 te Emst. De huidige vergunninghouder heeft exclusieve toestemming van de grondeigenaar verkregen om deze standplaatslocatie zolang als nodig in te nemen. Na het vertrek van de huidige vergunninghouder komt deze standplaatslocatie te vervallen. De standplaatslocatie Hoofdweg 25 te Emst is om bovenstaande reden niet in het overzicht van bijlage 1 opgenomen. Nieuwe belangstellenden komen op verzoek van de huidige grondeigenaar dan ook niet in aanmerking voor deze standplaatslocatie.

 

  • 4.

    Als gevolg van gewijzigde inzichten en omstandigheden wordt de locatie aan de Dellenweg/ Renderklippenweg niet meer in het standplaatsenbeleid opgenomen. Voor de huidige standplaatshouder is een separate overgangsregeling getroffen.

 

16. Overige bepalingen

 

  • 1.

    De beleidsregel “Beleidsregels standplaatsen gemeente Epe 2003” wordt ingetrokken;

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie;

  • 3.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsnotitie standplaatsen gemeente Epe 2013.”

 

 

 

Aldus vastgesteld op 17 december 2013.

 

 

Burgemeester en wethouders van Epe,

de burgemeester, Ir. H. van der Hoeve MPA

de secretaris, mw. C. Kats

 

 

Bijlage 1

Standplaatsen gemeente Epe

Nummer

Locatie

Stroomaansluiting

Maximale afmeting

Perceelseigenaar

Dagdelen

Soort standplaats

1

Zuidwest-zijde gemeentehuis Epe

aanwezig

48 m²

gemeente Epe

ma t/m vr (m.u.v. woensdag)

jaarplaats

2

Marktplein te Epe

aanwezig

in overleg met gemeente

gemeente Epe

zaterdag

jaarplaats

3

Parkeerplaats Ratelplein te Epe

niet aanwezig

4 parkeervakken

gemeente Epe

ma t/m vr (m.u.v. woensdag)

jaarplaats

4

Hoofdstraat naast nr. 119 te Epe

niet aanwezig

in overleg met eigenaar

particulier en gemeente Epe

ma t/m 

seizoen

5

Parkeerplaats Korte Kuipersweg te Epe

aanwezig via een particulier

2½ parkeervakken

gemeente Epe

ma t/m vr (m.u.v. woensdag)

jaarplaats

6

Klimtuin naast nr. 50 te Epe

niet aanwezig

25 m²

gemeente Epe

maandag t/m zaterdag

seizoen

7

Eperweg t.h.v. nr. 18 te Epe

niet aanwezig

< 10 m²

gemeente Epe

gehele week

seizoen

8

Parkeerplaats Vaassenseweg 12 te Emst

niet aanwezig

in overleg met eigenaar

particulier

i.o.m. eigenaar

i.o.m. eigenaar

9

Dorpsstraat naast nr. 35 te Vaassen

niet aanwezig

in overleg met eigenaar

particulier

i.o.m. eigenaar

i.o.m. eigenaar

10

Parkeerplaats Julianalaan te Vaassen

aanwezig

50 m²

gemeente Epe

ma t/m vr

jaarplaats

11

Marktplein naast nr. 7 te Vaassen

aanwezig

4 parkeervakken

gemeente Epe

ma t/m vr

jaarplaats

12

Parkeerplaats Molenstraat te Vaassen

niet aanwezig

4 parkeervakken

gemeente Epe

ma t/m vr

seizoen

13

Parkeerplaats Kosterstraat te Vaassen

niet aanwezig

4 parkeervakken

gemeente Epe

ma t/m vr

jaarplaats

14

Dorpsstraat 5-7 te Oene

niet aanwezig

3 parkeervakken

gemeente Epe

ma t/m vr

jaarplaats

15

Hoge Weerd naast nr. 12 te Epe

niet aanwezig

30 m²

gemeente Epe

gehele week

seizoen

16

Koekenbergweg/Officiersweg te Epe

niet aanwezig

< 10 m²

gemeente Epe

gehele week

seizoen

17

Van Manenspad/Molenweg te Epe

niet aanwezig

< 10 m²

gemeente Epe

gehele week

seizoen

18

Oranjeweg/Vierhouterweg te Emst

niet aanwezig

in overleg met eigenaar

De Staat (Financien, Kroondomein)

i.o.m. eigenaar

i.o.m. eigenaar

19

Elspeterweg/Elburgerweg te Vaassen

niet aanwezig

in overleg met eigenaar

De Staat (Financien, Kroondomein)

i.o.m. eigenaar

i.o.m. eigenaar

20

Zuidwest-zijde gemeentehuis Epe

aanwezig

15 m²

gemeente Epe

ma t/m vr (m.u.v. woensdag)

seizoen

21

Parkeerplaats Korte Kuipersweg te Epe

aanwezig via een particulier

2½ parkeervakken

gemeente Epe

ma t/m vr (m.u.v. woensdag)

seizoen

Bijlage 2

 

VOORSCHRIFTEN

 

  • 1.

    het innemen van de standplaats moet plaatsvinden conform de mogelijkheden van de standplaatslocatie (overzichtskaart);

  • 2.

    de standplaats moet zodanig worden geplaatst, dat het verkeer daarvan geen gevaar of hinder kan ondervinden;

  • 3.

    de standplaats moet door u persoonlijk, dan wel door een medewerker die aantoonbaar bij u in dienst is, worden ingenomen;

  • 4.

    bij gebruik van particuliere grond, moet u voor het innemen van de standplaats toestemming hebben verkregen van de grondeigenaar of de grondbeheerder;

  • 5.

    als gebruik gemaakt wordt van gemeentelijke nutsvoorzieningen, dan worden de kosten daarvan aan u doorberekend;

  • 6.

    in de omgeving van de standplaats mogen binnen een straal van 75 meter tijdelijke reclameborden worden geplaatst, mits de veiligheid van het verkeer hierdoor niet in gevaar komt en/of de doorgang voor het verkeer niet gehinderd wordt. Wanneer u de reclameborden plaatst op particulier terrein, moet u toestemming vragen en krijgen van de eigenaar of de beheerder;

  • 7.

    het is verboden om met een voertuig op de niet voor voertuigen bestemde delen van de weg te bevinden of daar een voertuig aanwezig te hebben, tenzij er sprake is van het laden en lossen van goederen;

  • 8.

    u dient de standplaats en de nabije omgeving van de standplaats schoon te houden. In dit kader dient u ervoor te zorgen dat er voldoende afvalbakken ter plaatse zijn. U bent verplicht ervoor te zorgen dat de standplaats en de nabije omgeving van de standplaats, direct na het beëindigen van de activiteiten schoon is en dat u het afval meeneemt. Bij niet-nakoming hiervan, zal de gemeente deze werkzaamheden uitvoeren of laten uitvoeren op uw kosten;

  • 9.

    bij het gebruik van bak- en braadinrichtingen en verwarmingstoestellen, moet u zich houden aan de voorschriften die als bijlage 3 bij deze vergunning zijn gevoegd;

  • 10.

    u moet alle schade, in welke vorm dan ook, voortvloeiende uit het gebruik van deze vergunning, vergoeden. Bovendien moet u alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen om schade, ongevallen en dergelijke voor de gemeente en derden te voorkomen;

  • 11.

    u kunt van deze vergunning geen gebruik maken, indien het terrein waarop uw standplaats wordt ingenomen, gebruikt wordt voor evenementen. Dit wordt u tenminste twee weken voor dat dit evenement plaatsvindt, schriftelijk meegedeeld;

  • 12.

    bevelen en aanwijzingen gegeven door politie, brandweer of gemeente moeten onmiddellijk worden opgevolgd;

  • 13.

    het niet tijdig voldoen van de jaarlijkse precariobelasting kan intrekking van de vergunning tot gevolg hebben;

  • 14.

    eventuele schade die voortvloeit uit het gebruik van deze vergunning is voor uw rekening. U vrijwaart de gemeente geheel van aanspraken van derden op schadevergoeding;

  • 15.

    het in strijd handelen met één van de voorschriften uit deze vergunning kan ertoe leiden dat de vergunning wordt ingetrokken;

  • 16.

    deze vergunning kan worden ingetrokken, wanneer andere omstandigheden dit noodzakelijk maken.

Bijlage 3

Voorschriften  Bak- en Braadinrichting en verwarmingstoestellen

 

Brandweer Cluster

Epe-Voorst-Apeldoorn

Afdeling Risicobeheersing

 

 

 

 

 

Postadres:

Brandweer steunpunt EVA

Afdeling Risicobeheersing

Postbus 10427

7301 GK Apeldoorn

tel.: 055-580 27 00

 

bezoekadres: Deventerstraat 21

 

 

Versie: april 2010

 

 

 

 

1. Gasinstallaties:  

 

1. Per stand mogen niet meer dan 4 butaan- of propaanflessen aanwezig zijn, van elk een maximale inhoud van 26 liter waterinhoud. (gezamenlijk maximaal110 liter waterinhoud)

 

2. De butaan- of propaanflessen moeten rechtopstaand in de buitenlucht of in een goed geventileerde ruimte zijn geplaatst. Bij mobiele wagens moeten de flessen worden vastgezet.

 

3. Bij gebruik van een enkele fles moet bij afwezigheid van een drukregelaar een doelmatige stroombegrenzer direct op de fleskraan zijn aangesloten.

 

4. Op elke plaats waar een gasfles op een verzamelleiding wordt aangesloten moet een afsluiter (tussenafsluiter) zijn geplaatst. De verzamelleiding mag uitsluitend zijn vervaardigd van staal.

 

5. Tussen de verzamelleiding en de distributieleiding moeten voor die gassoort achtereenvolgens in de stroomrichting een hoofdafsluiter, een drukregelaar (reduceertoestel) en een afblaasveiligheid worden geplaatst.

 

6. De verbinding tussen de butaan- of propaanfles en de installatie moet bestaan uit een buigzame leiding welke zodanig is aangebracht, dat zij op geen enkele wijze aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden of mechanische beschadigingen wordt blootgesteld.

 

7. De buigzame leiding moet goedgekeurd zijn. De slang mag conform NEN 1763-1 geen grotere lengte hebben dan 2 meter. In afwijking van de norm mag bij een tijdelijke opstelling de slang een grotere lengte hebben, dit ter goedkeuring van de toezichthouder.

 

8. Goedgekeurde slangen: EN 1763-1, kwartaal/jaar fabricage, propaan(oranje) /butaan (blauw/zwart) leeftijd maximaal 3 jaar. Geen droogtescheuren of beschadigingen.

 

9. Alle flessen moeten door de Dienst voor het Stoomwezen goedgekeurd zijn.

 

10. Controle op lekkages moet voor het in gebruik nemen van de installaties door middel van afzepen plaats vinden. Aangetroffen lekkage moet verholpen worden en deze plaatsen moet opnieuw middels afzepen worden gecontroleerd.

 

11. De gasverbruiktoestellen moeten zijn voorzien van een gesloten verbrandingsruimte of de toestellen moeten zijn voorzien van een veiligheidsinrichting (thermokoppel beveiliging) zodat er geen onverbrand gas kan uitstromen.

12. Het gebruik van gasflessen gevuld met L.P.G. is niet toegestaan.

 

2. Kook-/bak-/braadtoestellen:

1. De toestellen moeten zijn voorzien van goed afdichtende stalen deksels waarbij een voorziening aanwezig moet zijn, waardoor deze deksels naast de toestellen (dus niet erboven) kunnen worden opgeborgen en steeds voor onmiddellijk gebruik bereikbaar zijn.

 

2. Elke bakinrichting moet zijn voorzien van een instelbare thermostaat, welke de temperatuur tot een instelbare hoogte beperkt en bovendien van een maximaalthermostaat die de verwarmingsbron moet uitschakelen zodra de bakolietemperatuur de 200°C overschrijdt.

 3. Het draagvlak onder het toestel moet tot tenminste 10 cm buiten het toestel onbrandbaar zijn, dan wel bekleed met een onbrandbaar en warmte isolerend materiaal.

 

4. Tussen brandbare wanden of zeil van de inrichting en het toestel moet tot op een hoogte van 2 m boven de vloer een onbrandbaar schot zijn aangebracht, aan weerszijden 50 cm uitstekend buiten het toestel.

 

3. Verwarmingstoestellen

 

1. Branders van infraroodstralers/ gasstralingstoestellen (kortweg verwarmingstoestellen) moeten zijn voorzien van een thermische beveiliging welke ervoor moet zorgen dat:

  • -

    de gastoevoer van de brander wordt afgesloten indien de vlammen worden gedoofd door een plotselinge luchtstroom of door een hapering in de gastoevoer;

  • -

    er dient een automatische ontstekingsinrichting aanwezig te zijn die zo is uitgevoerd dat er geen onverbrand gas kan uitstromen.

 

2. Verwarmingstoestellen moeten met behulp van een stalen buis of metalen kettingen voldoende stevig zijn opgehangen, ophanging aan de gastoevoerslang is niet toegestaan.

 

3. Staande toestellen dienen tegen het omvallen beveiligd te zijn en uitgerust met een veiligheidsinrichting zodat er geen onverbrand gas kan uitstromen.

 

4. De verwarmingstoestellen moeten op tenminste 50 cm. afstand van het tentdoek worden opgehangen. Binnen een afstand van 2 meter rondom de toestellen mogen geen elektriciteit kabels en brandbare materialen bevinden.

 

5. In ruimten waar verwarmingstoestellen zonder afvoerleiding zijn opgesteld, moet er voldoende ventilatie aanwezig zijn.

 

6. De verwarmingsinstallatie en het leidingsysteem dient te voldoen aan het gestelde in NEN 1078 voor toestellen aangesloten op gasinstallaties.

 

7. De installatie dient in een goede staat van onderhoud te verkeren.

 

 

4. Elektrische installaties

 

1. De elektrische installatie moet zijn uitgevoerd overeenkomstig het gestelde in NEN 1010.

 

2. Verlichtingsarmaturen moeten zodanig zijn gemonteerd, dat zij niet in aanraking kunnen komen met brandbare voorwerpen.

 

3. Leidingen en kabels welke op de doorgaande weg liggen dienen tegen overrijden te zijn beveiligd. Indien zij over de weg worden gespannen moeten deze op een minimale hoogte van 4,20 meter hangen en beveiligd zijn tegen neervallen en doorzakken

4. Elektrisch verwarmde toestellen moeten zijn voorzien van een instelbare werkthermostaat en een maximaal-themorstaat, die 20°C hoger staat afgesteld dan de werkthermostaat.

De toestellen moeten voldoende geïsoleerd van de omgeving zijn opgesteld.

 

5. Blusmiddelen

 

1. Bij gebruik van bak, braad en kookinrichtingen en/of verwarmingstoestellen moet op een goed bereikbare plaats altijd één van de volgende blussers voor onmiddellijk gebruik aanwezig zijn: Koolzuursneeuwblusser met een inhoud van tenminste 5 kg 

Poederblusser met een inhoud van tenminste 6 kg

Sproeischuim blusser met een inhoud van tenminste 6 kg.

 

2. Op het blustoestel moet een keursticker zijn geplaatst waaruit op te maken valt wanneer het blusmiddel gekeurd is. (geldigheid 2 jaar) Tevens moet de verzegeling intact zijn.

 

 

6. Opbouw:

 

1. De verkoopinrichting moeten zijn vervaardigd van moeilijk brandbaar materiaal b.v. hout, metaal.

(minimaal brandvoortplantingsklasse 2)

 

2. Het zeildoek moet voldoen aan brandvoortplantingsklasse 2; NEN 6065 – 6060, de Franse norm M2 of de Duitse norm DIN 4102-B1. Op het zeildoek moet een uitmerking aanwezig zijn van de norm. Tevens moet dit middels een certificaat aangetoond kunnen worden.

3. Voor aankleding en versiering van stands en onderdelen hiervan mogen geen licht brandbare materialen worden gebruikt tenzij ze geïmpregneerd zijn met speciale brandvertragende middelen. (al deze materialen moeten minimaal voldoen aan de brandvoortplantingsklasse 2)

 

 

 7. Periodieke controle

 

Tenminste éénmaal per jaar moet door een terzake kundige het nodige onderhoud worden verricht en een controle worden gehouden op de veiligheid en de goede werking voor zover van toepassing. Alle (controle)-werkzaamheden aan ondervermelde vermelde installaties moeten aangetoond kunnen worden middels controlesticker, certificaat of een afschrift van de controlebeurt.

  • -

    brandblusmiddelen

  • -

    kook – bak - en braad- installaties

  • -

    gasinstallaties

 

 

 8. Algemeen

 

1. De inrichting dient in een goede staat van onderhoud te verkeren.

 

2. De kraam met de bak- of braadinrichting moet op een afstand van tenminste 5 m1 van enig gebouw, luifel, of voor publiektoegankelijke tenten zijn geplaatst.

 

3. Aanwijzingen gegeven door of namens de commandant brandweer moeten stipt en terstond worden opgevolgd.

 

4. Opstelplaats van de bak en braad inrichting moet zodanig zijn dat deze door een brandweervoertuig tot op maximaal 40 meter kan worden benaderd.