Beleidsregels betreffende geringe zelfstandige activiteiten in combinatie met een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand

Geldend van 04-06-2014 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

Beleidsregels betreffende geringe zelfstandige activiteiten in combinatie met een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand

In dit document is vastgelegd welke regels gelden voor belanghebbenden die een bijstandsuitkering (WWB) ontvangen en zelfstandige werkzaamheden verrichten die niet voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van het Besluit zelfstandigen 2004 (Bbz).

Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom (WIL), besluit vast te stellen de volgende

Beleidsregels betreffende geringe zelfstandige activiteiten in combinatie met een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk 1. Algemeen

De Wet werk en bijstand (WWB) staat toe dat een uitkeringsgerechtigde op bescheiden schaal zelfstandige activiteiten verricht mits de inkomsten die voortvloeien uit die activiteiten verrekend worden met de uitkering. Uit jurisprudentie (Centrale Raad van Beroep) blijkt dat het toegestaan is om werkzaamheden te verrichten als zelfstandige, mits die werkzaamheden niet van een meer dan bescheiden omvang zijn en niet gericht zijn op het (op termijn) wel zelfstandig kunnen voorzien in de kosten van het bestaan. Men spreekt in dit verband ook wel van "marginale zelfstandigen".

Uit de ervaringen van de medewerkers is gebleken dat door het ontbreken van richtlijnen op het terrein van de activiteiten op bescheiden schaal, de uitvoering problematisch kan zijn. Deze notitie heeft ten doel criteria en richtlijnen aan te geven die de uitkeringsgerechtigde kansen biedt.

Artikel 1 Definitie van ‘marginale zelfstandige’ activiteiten

De definitie van marginale zelfstandige activiteiten wordt als volgt vastgesteld:

Productieve activiteiten van geringe omvang, die bescheiden inkomsten opleveren en die voor eigen rekening en risico worden uitgevoerd door uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmark t (bijvoorbeeld vanwege oorzaken als sociaal-culturele achtergronden, het

ontbreken van opleiding, het gebrek aan ervaring met het werken in loondienst, of de lange werkloosheidsduur ) .Kenmerkend voor de activiteiten is dat deze naar verwachting , ook op termijn, niet zullen leiden tot voldoende inkomsten om zelfstandig in de kosten van het levensonderhoud te kunnen voorzien”.

Deze definitie komt overeen met de omschrijving die het ministerie van SZW heeft gegeven van marginale zelfstandige activiteiten.

Uit de bovenstaande definitie blijkt dat activiteiten als zelfstandige die gericht zijn op het (optermijn) wel zelfstandig kunnen voorzien in de kosten van het bestaan niet worden gerekendtot marginale zelfstandige activiteiten van bescheiden aard. Om die reden wordengevestigde zelfstandigen, startende zelfstandigen en bijstandsgerechtigden die in de

voorbereidingsfase (aspirant starter) zitten niet als marginaal zelfstandige aangemerkt.

Artikel 2 Beoordelingscriteria

De beoordeling of sprake is van een marginale zelfstandige dan wel van een zelfstandigemet werkzaamheden van meer dan bescheiden omvang dient plaats te vinden aan de hand van dezich in het concrete geval voordoende feiten en omstandigheden. Hierbij dient te wordengelet op de volgende aspecten:

  • ·

    het tijdsbeslag van de werkzaamheden. Dit mag niet meer dan 1225 uur per jaar bedragen;

  • ·

    de intentie van betrokkene met zijn werkzaamheden;

  • ·

    de houding van de betrokkene tegenover (weder-)inschakeling in de arbeid. De verplichtingen zoals gesteld in artikel 9 WWB blijven onverminderd van toepassing.

Artikel 3 Inschrijving Kamer van Koophandel

De inschrijving bij de Kamer van Koophandel hoeft op zichzelf bijstandsverlening niet in de weg te staan. Slechts indien een dergelijke inschrijving een serieus beletsel vormt of blijkt te vormen bij de daadwerkelijke beschikbaarstelling voor de arbeidsmarkt kan een nadere verplichting tot uitschrijving bij de Kamer van Koophandel zijn aangewezen. Als juridische grondslag geldt hier artikel 55 WWB (zie CRvB 18-05-2004, nr. 02/2810 NABW)

Artikel 4 Verplichtingen

Aan de toestemming om werkzaamheden als marginale zelfstandige uit te oefenen- met behoud van WWB uitkering - zijn verplichtingen verbonden. Belanghebbende dient:

  • ·

    maandelijkse inkomsten op te geven;

  • ·

    een deugdelijke en controleerbare administratie/boekhouding bij te houden;

  • ·

    na afsluiting van het boekjaar de jaarcijfers in te leveren (Nb. Indien het boekjaar een andere periode beslaat dan het kalenderjaar de termijn daarop aanpassen);

  • ·

    tijdig belastingaangifte te doen en een kopie van de belastingaangifte in te leveren;

  • ·

    de definitieve belastingaanslag in te leveren, direct nadat die is ontvangen.

  • ·

    beschikbaar te blijven voor de arbeidsmarkt.

Met betrekking tot de werkzaamheden gelden de volgende verplichtingen;

  • ·

    de activiteiten dienen legaal te zijn en moeten voldoen aan de wettelijke eisen voor die zelfstandige activiteiten (vergunningen, milieueisen, bestemmingsplan etc.)

  • ·

    belanghebbende dient marktconforme prijzen te hanteren;

  • ·

    de zelfstandige activiteiten worden gedreven voor eigen rekening en verantwoordelijkheid. Verliezen moeten uit eigen middelen opgevangen worden.

Artikel 5 Einde toestemming of geen toestemming

WIL is bevoegd om geen toestemming te verlenen of eerder verleende toestemmingom werkzaamheden als marginale zelfstandige te verrichten weer in te trekken. Hiervan kansprake zijn als de werkzaamheden als marginaal zelfstandige de uitstroom naar regulierearbeid of de medewerking aan een tot uitstroom bevorderend re-integratietraject belemmert.

Van belang daarbij is dat belanghebbende voor de afbouw en beëindiging van zijnactiviteiten een redelijke termijn wordt gegund. Zodoende kan hij eventuele lopende zakenafwikkelen.

Voor marginale activiteiten als zelfstandige, in het hetzelfde beroep waarvoor belanghebbende meer dan 85% is afgekeurd, wordt in beginsel geen toestemming verleend.

Teneinde de arbeidsverplichting te bewaken zullen de werkzaamheden als marginaalzelfstandige jaarlijks getoetst worden aan de voorwaarden. Dat zal plaats vinden door middelvan een heronderzoek.

N.B. : Indien belanghebbende het niet eens is met het intrekken van de toestemming, zal hij een bezwaarschrift moeten indienen. Aangezien dit geen schorsende werking heeft, zal hij aan de Voorzieningenrechter van de Rechtbank een voorlopige voorziening moeten vragen als hij toch zijn activiteiten wil blijven voortzetten (zie CRvB 15-10-2002, nr. 00/726 NABW).

Hoofdstuk 2. Geldzaken

Artikel 6 Inkomsten

Onder bescheiden inkomsten, zoals genoemd in artikel 1 van deze regels, wordt verstaan; netto inkomsten die niet hoger zijn dan 40% van de toepasselijke bijstandsnorm, inclusief toeslag en vakantiegeld.

Maandelijks vindt opgave van inkomsten plaats door belanghebbende.

Bij uitzondering, afhankelijk van de situatie, is het mogelijk maandelijks een fictief inkomen te bepalen. Het inkomen wordt dan definitief vastgesteld na afloop van het kalenderjaar op grond van de ingeleverde boekhouding (resultaatrekening) en de belastingaangifte.

Artikel 7 Verrekening inkomsten

WIL zal de inkomsten die een marginale zelfstandige verwerft in beginsel volledig (100%)verrekenen met de lopende uitkering. Dit is slechts dan anders indienbelanghebbende recht heeft op een (gedeeltelijke) vrijlating van deze inkomsten.

Na ontvangst van de jaarcijfers wordt het inkomen definitief vastgesteld, waarna wordt overgegaan tot nabetaling dan wel terugvordering. Eventuele verliezen zijn voor eigen risico.

Indien blijkt dat incidenteel, gedurende een korte periode, een relatief hoog inkomen is ontvangen, kan rekening worden gehouden met de tijdelijkheid ervan. Vaststelling van de algemene bijstand over een afwijkende periode impliceert dientengevolge een afwijkende toepassing van de inkomenstoets. Op grond van artikel 45 WWB, tweede lid kan zowel de vaststelling als de betaling van de algemene bijstand afwijken en kunnen dergelijke inkomsten over een langere periode dan de betreffende kalendermaand worden uitgesmeerd (zogenoemde middeling van de inkomsten).

Artikel 8 Verrekening van kosten

Bij de vaststelling van in aanmerking te nemen kosten wordt slechts rekening gehouden metkosten die:

  • ·

    direct gerelateerd zijn aan de opbrengsten;

  • ·

    noodzakelijk zijn om de opbrengsten te genereren;

  • ·

    wettelijk noodzakelijk zijn.

Bij de verrekening van kosten gelden de volgende richtlijnen:

  • ·

    niet geaccepteerd worden kosten van afschrijvingen, bedrijfsleningen en personeel;

  • ·

    kosten van huisvesting worden enkel geaccepteerd indien het noodzakelijk is dat de activiteiten extern worden uitgevoerd;

  • ·

    bij vervoerskosten wordt uitgegaan van alleen zakelijk vervoer en een kilometerprijs conform artikel 3.15 Wet Inkomstenbelasting (voor 2014 is dat € 0,19 per km);

  • ·

    verkoop bevorderende activiteiten zijn beperkt aftrekbaar van de inkomsten. Deze worden beperkt tot een maximum van 5% van de jaaromzet.

  • ·

    bij de beoordeling van de vraag of overige zakelijke kosten aftrekbaar zijn, letten wij op het motief waarmee die kosten zijn gemaakt. Als duidelijk is dat de kosten volledig zijn gemaakt voor de zakelijke belangen van de activiteiten, kunnen de kosten als aftrekpost worden geaccepteerd. Leidend daarbij is de wijze waarop de Belastingdienst omgaat met dergelijke kosten.

Hoofdstuk 3. Overige bepalingen

Artikel 9 Hardheidsclausule

In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist de directeur.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking en hebben terugwerkende kracht tot 1 januari 2014.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels komen alle eventueel eerder vastgestelde beleidsregels van de deelnemende gemeente(n) te vervallen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom van 24 april 2014.

de voorzitter, de directeur,

C.van Dalen R. Esser