Regeling vervallen per 26-04-2016

Vaststelling Bankreglement gemeente Den Haag 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 25-04-2016

Intitulé

Vaststelling Bankreglement gemeente Den Haag 2013

Hoofdstuk I Algemene Bepalingen

VASTSTELLING BANKREGLEMENT GEMEENTE DEN HAAG 2013

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

overwegende dat:

-overeenkomstig de bepalingen in de Wet op het financieel toezicht alsmede de Pandhuiswet 1910de regeling van de werkzaamheden van een gemeentelijke kredietbank wordt vastgelegd in een bankreglement;

-het vigerende bankreglement aan vernieuwing toe is als gevolg van wijzigingen in de wetgeving, met name de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening, en gewijzigde organisatorische inbedding.

Besluit:

I.Het Bankreglement Gemeente Den Haag 2013 als volgt vast te stellen:

Bankreglement gemeente Den Haag 2013

Artikel 1

Begripsbepalingen

Voor de toepassing van het bij of krachtens dit reglement bepaalde wordt verstaan onder:

Besluit : Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wet op het financieel toezicht, zie Wet);

Budgetbeheer : het beheren van het inkomen, of een substantieel deel daarvan, van een natuurlijkpersoon teneinde te komen tot een verantwoord financieel beheer en het aanreiken van vaardigheden;

Cliënt : de niet in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf handelende natuurlijkepersoon waaraan de kredietbank een financiële dienst verleent of aan wie de bank voornemens is een financiële dienst te verlenen;

College : het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag;

Consumptief krediet : krediet, niet zijnde hypothecair krediet of onderhoudskrediet;

Directeur : de algemeen-directeur van de dienst SZW van de gemeente Den Haag;

Financiële dienst : het aanbieden, adviseren of bemiddelen ter zake van een financieel product, zoals gedefinieerd in artikel 1:1 van de wet.

Financiële Dienstverlening : het verlenen van diensten als bedoeld in de wet, zijnde het aanbieden vankrediet en advies, behoudens hypothecair krediet, voor zover dit past binnen de publieke taak van het college;

HypothecairKrediet : een krediet dat door de kredietbank wordt verstrekt waarbij de kredietnemer aan de kredietbank tot zekerheid voor de nakoming van de vordering het recht van hypotheek op een registergoed verleent;

Krediet : de aan de kredietnemer ter beschikking gestelde geldsom, waarbij

de kredietnemer gehouden is één of meer betalingen te verrichten;

Kredietbank : de afdeling Gemeentelijke Kredietbank van de dienst SZW van de gemeente Den Haag, gevestigd te Den Haag, kantoor houdende Westeinde 40-42, 2512 HE Den Haag, organisatorisch vallend onder de directeur;

Kredietnemer : de niet in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf handelende natuurlijke persoon waarmee de kredietbank een overeenkomst tot kredietverlening sluit;

Kredietovereenkomst : de overeenkomst waarbij de kredietbank aan de kredietnemer een geldsom ter beschikking stelt en waarbij de kredietnemer gehouden is ter zake één of meer betalingen te verrichten;

Overeenkomstop afstand : elke overeenkomst betreffende een financieel product tussen de kredietbank en een cliënt die gesloten wordt in het kader van een door de kredietbank georganiseerd systeem waarin tot en met de totstandkoming van deze overeenkomst gebruik wordt gemaakt van één of meer technieken voor communicatie op afstand;

Pandkrediet : een krediet dat door de kredietbank wordt verstrekt op basis van de Pandhuiswet 1910 waarbij de kredietnemer aan de kredietgever een recht van pand verleent tot zekerheid van de voldoening van de vordering;

Rekeninghouder : de natuurlijke persoon die met de kredietbank een overeenkomst tot budgetbeheer heeft afgesloten;

NVVK : De Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet; dé branche-organisatie voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren, statutair gevestigd te Amsterdam;

Saneringskrediet : een krediet dat door de kredietbank op basis van de Gedragscode Schuldregeling van de NVVK wordt verstrekt, teneinde de schulden van de kredietnemer integraal of tegen finale kwijting te voldoen;

Sociaal krediet : een krediet dat door de kredietbank, anders dan in de vorm van een saneringskrediet, wordt verleend aan de cliënt die dit elders niet, of niet tegen acceptabele voorwaarden, kan verkrijgen als gevolg van leeftijd, inkomen, tijdelijke verblijfsvergunning of beschadigd kredietverleden, dan wel indien de cliënt beschikt over een schriftelijke afwijzing van een gelijke kredietaanvraag bij een financiële instelling met een vergunning op grond van de Wet;

Toezicht : het toezicht als bedoeld in artikel 4:37 lid 2 van de Wet;

Toezichthouder : het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag;

Uitvoeringsregeling : Uitvoeringsregeling Wet op het financieel toezicht;

Wet : Wet op het financieel toezicht, Wet van 28 september 2006, houdende regelsmet betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop.

De kredietbank heeft tot doel:

  • 1.

    het bevorderen van het op sociaal/maatschappelijk verantwoorde wijze verstrekken van krediet, waaronder kredieten waarbij borgstelling door de overheid of een overheidsinstantie plaatsvindt;

  • 2.

    het uitvoeren van de publieke taak zoals deze voor de kredietbank onder meer is vastgelegd in de Wet financiering decentrale overheden (Fido) en de daarop gebaseerde besluiten;

  • 3.

    het bevorderen van maatregelen op lokaal niveau ter voorkoming van overkreditering en andere financiële misstanden;

  • 4.

    het voorkomen dat inwoners van de gemeente Den Haag (opnieuw) in de schulden geraken.

Artikel 3

Taakstelling

De kredietbank tracht zijn doel onder meer te verwezenlijken door:

  • 1.

    het op sociaal/maatschappelijk verantwoorde wijze verstrekken van kredieten, daaronder begrepen het pandkrediet;

  • 2.

    het verzorgen van budgetbegeleiding;

  • 3.

    het uitvoeren van beschermingsbewind;

  • 4.

    het uitvoeren van bewindvoering ter uitvoering van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

  • 5.

    het opstellen van gemeenteverklaringen als bedoeld in artikel 285 lid 1 sub f Faillissementswet;

  • 6.

    het bieden van faciliteiten voor de uitvoering van de bewindvoering als bedoeld in titel 19 boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en titel III van de Faillissementswet;

  • 7.

    het verrichten van overige diensten en activiteiten welke een bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van het doel van de kredietbank als bedoeld in artikel 2 van dit reglement.

Artikel 4

Beheer

  • 1.

    De kredietbank wordt beheerd door het college.

  • 2.

    De feitelijke leiding van de kredietbank berust bij de directeur.

  • 3.

    Het college heeft voor de uitvoering van de in artikel 3 genoemde taken, met uitzondering van het bepaalde onder artikel 3, sub 3 en 4 aan de directeur mandaat verleend.

  • 4.

    Voor de uitvoering van de taken onder artikel 3, sub 3 en 4, geldt dat deze taken door de rechterlijke macht rechtstreeks aan de bewindvoerder worden opgedragen.

Artikel 5

Toezicht en verantwoording

  • 1.

    Het college ziet overeenkomstig artikel 4:37 lid 2 van de wet toe op de naleving van dit reglement door de kredietbank.

  • 2.

    De directeur legt jaarlijks schriftelijk verantwoording af aan het college inzake de bepalingen uit de wet met betrekking tot betrouwbaarheid, deskundigheid, toezicht en integere bedrijfsvoering en informatieverstrekking.

Hoofdstuk III Financiële dienstverlening

Artikel 6

Toepassingsbereik

De artikelen 7 tot en met 13 zijn van toepassing op financiële diensten en financiële producten waarop de wet van toepassing is.

Artikel 7

Betrouwbaarheid

  • 1.

    De kredietbank draagt er zorg voor dat de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen buiten twijfel staat.

  • 2.

    De kredietbank draagt er zorg voor dat de betrouwbaarheid van alle personen die zich onder verantwoordelijkheid van de kredietbank rechtstreeks met financiële dienstverlening bezighouden, buiten twijfel staat.

  • 3.

    De kredietbank kan nadere regels vaststellen omtrent het bepalen van de betrouwbaarheid van de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde personen

Artikel 8

Deskundigheid

  • 1.

    De kredietbank draagt er zorg voor dat de personen van de kredietbank die het dagelijkse beleid bepalen deskundig zijn in verband met de bedrijfsvoering van de kredietbank.

  • 2.

    De kredietbank draagt zorg voor de deskundigheid van zijn werknemers en van andere natuurlijke personen die zich onder zijn verantwoordelijkheid rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten aan cliënten.

  • 3.

    Op de deskundigheid van de personen als bedoeld in het tweede lid van dit artikel is artikel 5 van het Besluit van toepassing.

Artikel 9

Integere bedrijfsvoering en toezicht

  • 1.

    De kredietbank voert een adequaat beleid dat een integere uitoefening van zijn bedrijfvoering waarborgt.

  • 2.

    De kredietbank voorkomt dat de kredietbank of haar medewerkers strafbare feiten of andere wetsovertredingen begaan die het vertrouwen in de kredietbank of in de financiële markten kunnen schaden.

  • 3.

    De kredietbank richt de bedrijfsvoering zodanig in dat deze een beheerste en integere uitoefening van haar bedrijf waarborgt.

Artikel 10

Zorgvuldige dienstverlening

  • 1.

    De kredietbank draagt er zorg voor dat de door of namens haar verstrekte of beschikbaar gestelde informatie ter zake van een financieel product of financiële dienst, waaronder reclame-uitingen, geen afbreuk doet aan de bij of krachtens de wet aan de cliënt te verstrekken of beschikbaar te stellen informatie.

  • 2.

    De door de kredietbank verstrekte informatie is feitelijk juist, begrijpelijk en niet misleidend.

  • 3.

    De kredietbank verstrekt de cliënt voorafgaand aan het adviseren of de totstandkoming van de overeenkomst inzake een financieel product informatie voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor adequate beoordeling van dat product.

  • 4.

    De kredietbank verstrekt de cliënt gedurende de looptijd van een overeenkomst inzake een financieel product of een financiële dienst tijdig informatie over wezenlijke wijzigingen in de informatie zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel, voor zover deze informatie redelijkerwijs relevant is voor de cliënt dan wel informatie over bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur aan te wijzen andere onderwerpen.

Artikel 11

Adviseren en execution only

1.Indien de kredietbank een cliënt adviseert:

a.wint de kredietbank in het belang van de cliënt informatie in over zijn financiële positie,

kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid, voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor het advies;

    • b.

      draagt de kredietbank er zorg voor dat zijn advies, voor zover redelijkerwijs mogelijk, rekening houdt met de onder a bedoelde informatie;

    • c.

      licht de kredietbank de overwegingen toe die ten grondslag liggen aan het advies, voor zover dit nodig is voor een goed begrip van het advies.

    • 2.

      Indien de kredietbank bij het verlenen van een financiële dienst aan een cliënt niet adviseert (execution only), maakt de kredietbank dat bij de aanvang van de dienstverlening aan de cliënt kenbaar.

Artikel 12

Uitbesteding werkzaamheden

Bij uitbesteding van werkzaamheden aan een derde draagt de kredietbank er zorg voor dat deze derde met betrekking tot die werkzaamheden de op de kredietbank van toepassing zijnde regels naleeft.

Artikel 13

Verkoop op afstand

  • 1.

    De artikelen 4:20, 4:28, 4:29 en 4:30 van de wet zijn van toepassing op het sluiten van overeenkomsten op afstand.

  • 2.

    De artikelen 77 tot en met 80 van het Besluit zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk IV Kredietverlening

Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 14

Kredietverlening

  • 1.

    Het bepaalde in de artikelen 14 vanaf het tweede lid tot en met artikel 34 van dit reglement is niet van toepassing op pandkrediet.

  • 2.

    De kredietbank kan kredieten verstrekken aan inwoners van de gemeente Den Haag;

  • 3.

    Het college kan de bevoegdheid tot het verlenen van kredieten aan de directeur mandateren of ter uitvoering daarvan volmacht verlenen en wel tot een nader door het college te stellen bedrag.

  • 4.

    De werkzaamheden van de kredietbank zullen plaatsvinden in overeenstemming met de richtlijnen van de Gedragscode Sociale kredietverstrekking van de NVVK.

Artikel 15

Kredietregistratie

De kredietbank neemt deel aan een stelsel van kredietregistratie.

Artikel 16

Prospectus

  • 1.

    De kredietbank houdt een prospectus openbaar beschikbaar.

  • 2.

    De kredietbank verstrekt het prospectus op verzoek van de cliënt onverwijld en kosteloos.

  • 3.

    De kredietbank verstrekt voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst kosteloos een prospectus aan de cliënt, indien de kredietbank op dat moment geen prospectus op het internet beschikbaar heeft.

  • 4.

    Artikel 112 van het Besluit is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2 Kredietaanvraag en afwijzing

Artikel 17

Aanvraag

  • 1.

    Een krediet kan bij de kredietbank, dan wel via daartoe aangewezen derden, worden aangevraagd.

  • 2.

    De aanvraag tot kredietverlening vindt plaats op een daartoe door de kredietbank op verzoek van de cliënt ter beschikking te stellen aanvraagformulier.

  • 3.

    De kredietbank gebruikt het model aanvraagformulier van de NVVK als basis.

Artikel 18

Beoordeling

  • 1.

    De kredietbank legt de criteria vast die de kredietbank ten grondslag legt aan de beoordeling van de kredietaanvraag.

  • 2.

    De artikelen 113 lid 1 en 114 lid 1 van het Besluit zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19

Afwijzing aanvraag

  • 1.

    Indien de kredietbank besluit de kredietaanvraag af te wijzen, doet hij hiervan schriftelijk mededeling aan de aanvrager van een krediet onder opgaaf van redenen.

  • 2.

    In deze schriftelijke mededeling wordt tevens vermeld op welke wijze een verzoek tot herziening van de afwijzing van de kredietaanvraag kan worden ingediend.

Paragraaf 3 Kredietovereenkomst

Artikel 20

Algemeen

  • 1.

    De kredietovereenkomst wordt aangegaan bij een door alle partijen ondertekende onderhandse of notariële akte. In geval van een hypothecair krediet wordt de overeenkomst in ieder geval in een notariële akte vastgelegd.

  • 2.

    De kredietbank verstrekt een door de kredietbank ondertekend afschrift van de kredietovereenkomst aan de kredietnemer.

  • 3.

    De kredietbank wint in het belang van de kredietnemer voorafgaande aan de totstandkoming van de kredietovereenkomst informatie in over de financiële positie van de kredietnemer en beoordeelt, ter voorkoming van overkreditering van de kredietnemer en ter bescherming tegen onverantwoorde transactierisico’s, of het aangaan van de overeenkomst verantwoord is.

  • 4.

    De kredietbank gaat geen kredietovereenkomst aan met een cliënt, indien dit met het oog op het voorkomen van overkreditering van de cliënt, onverantwoord is.

Artikel 21

Inhoud van de overeenkomst

  • 1.

    Van elke kredietovereenkomst wordt een onderhandse of notariële akte opgemaakt waarin in ieder geval worden vermeld:

    • a.

      de naam en het adres van ieder van de partijen, zoals de kredietnemer en de kredietbank;

    • b.

      kredietsom in cijfers en in letterschrift;

    • c.

      het totale bedrag van de kredietvergoeding voor zover het niet betreft een doorlopend krediet of een krediettransactie waarbij de kredietvergoeding variabel is;

    • d.

      de effectieve rente op jaarbasis, berekend op de door de Minister van Financiën aangegeven wijze;

    • e.

      de betalingsregeling;

    • f.

      de bedingen betreffende zekerheidsrechten van de kredietbank, met inbegrip van een afzonderlijke aanduiding van de zaak waarop een zodanig recht rust;

    • g.

      de bevoegdheid van de kredietnemer tot volledige of gedeeltelijke vervroegde aflossing;

    • h.

      de plaats en datum van ondertekening.

  • 2.

    Indien niet voldaan wordt aan het bepaalde in het eerste lid van dit artikel, is de overeenkomst vernietigbaar.

  • 3.

    Alleen de kredietnemer kan een beroep op de vernietigbaarheid doen.

Artikel 22

Ter beschikkingstelling van het kredietbedrag

  • 1.

    Na het sluiten van de kredietovereenkomst wordt:

  • a.

    bij een persoonlijke lening, niet zijnde een saneringskrediet, de kredietsom die bij de kredietovereenkomst is bepaald door de kredietbank in zijn geheel aan de kredietnemer beschikbaar gesteld of conform afspraak met de kredietnemer aan één of meerdere schuldeisers;

    • b.

      bij een persoonlijke lening, zijnde een saneringskrediet, de kredietsom die bij de kredietovereenkomst is bepaald, door de kredietbank in zijn geheel aan de bij de kredietbank bekende schuldeisers uitgekeerd en wel na daartoe verkregen akkoord van alle bekende schuldeisers;

    • c.

      bij een doorlopend krediet, de kredietnemer in de gelegenheid gesteld geldsommen bij de kredietbank op te nemen, voor zover het saldo van deze bedragen de kredietlimiet niet overschrijdt;

    • d.

      bij een hypothecair krediet wordt de kredietsom aan kredietnemer of aan een derde ter beschikking gesteld overeenkomstig het bepaalde in de notariële akte.

  • 2.

    Indien de ter beschikkingstelling als bedoeld in lid 1 sub a of b op onjuiste wijze plaatsvindt en dit geheel of in overwegende mate te wijten is aan onregelmatigheden aan de kant van de kredietnemer, is dit geheel voor rekening en risico van de kredietnemer.

  • 3.

    Indien de opname als bedoeld in lid 1 sub c op onjuiste wijze plaatsvindt en dit geheel of in overwegende mate te wijten is aan onregelmatigheden aan de kant van de kredietnemer, is dit geheel voor rekening en risico van de kredietnemer.

  • 4.

    Ten aanzien van de ter beschikkingstelling van het krediet kan de kredietbank aanvullende

voorwaarden stellen.

Artikel 23

Algemene voorwaarden

  • 1.

    Het college stelt de algemene voorwaarden op die van toepassing zijn op de door de kredietbank gesloten kredietovereenkomsten;

  • 2.

    De algemene voorwaarden dienen in ieder geval de volgende bepalingen te bevatten:

  • a.

    de boeken, dit in ruimste zin van het woord, van de kredietbank strekken tot volledig bewijs van:

    • 1.

      alle door de kredietbank aan of voor rekening van de kredietnemer gedane betalingen;

    • 2.

      alle door of vanwege de kredietnemer aan de kredietbank gedane betalingen;

    • 3.

      het saldo van de schuld;

één en ander onverminderd het recht van de kredietnemer tot het leveren van tegenbewijs;

    • b.

      de kredietbank zal ook in rechte ten bewijze van zijn vordering kunnen volstaan met het produceren van door de kredietbank conform getekende uittreksels uit zijn boeken;

    • c.

      de kredietbank is bevoegd het krediet vervroegd op te eisen in de gevallen als bedoeld in artikel 31 van dit reglement.

  • 3.

    Het college heeft voor het opstellen van algemene voorwaarden aan de directeur mandaat verleend.

  • 4.

    De kredietbank draagt er zorg voor dat de cliënt uiterlijk voor of bij het sluiten van de kredietovereenkomst een schriftelijk exemplaar van de algemene voorwaarden ontvangt.

Artikel 24

Zakelijke of persoonlijke zekerheid

Indien omstandigheden met betrekking tot de kredietnemer dan wel het doel van de kredietverlening dit rechtvaardigen, kan de kredietbank verlangen dat zakelijke of persoonlijke zekerheid wordt gesteld.

Artikel 25

Overige bepalingen

  • 1.

    Van elke aflossing wordt de kredietnemer een bewijs verstrekt, tenzij betaling is geschied door tussenkomst van een aan het girale verkeer deelnemende instelling. .

  • 2.

    De kredietbank informeert de cliënt op diens verzoek gedurende de looptijd van de kredietovereenkomst periodiek en/of op verzoek over het uitstaande saldo.

Paragraaf 4 Betalingsregeling en vervroegde aflossing

Artikel 26

Betalingsregeling

  • 1.

    De kredietbank houdt bij de vaststelling van de betalingsregeling van het krediet rekening met de draagkracht van de kredietnemer.

  • 2.

    De kredietbank kan aan de kredietnemer een vergoeding wegens vervroegde aflossing in rekening brengen.

Artikel 27

Vervroegde aflossing

De kredietnemer is te allen tijde bevoegd tot gehele of gedeeltelijke vervroegde aflossing over te gaan, tenzij nadrukkelijk door partijen anders is overeengekomen.

Paragraaf 5 Kredietvergoeding

Artikel 28

Kredietvergoeding niet doorlopend krediet

Indien een krediet met een van tevoren vastgestelde kredietsom is overeengekomen kunnen door de kredietbank vergoedingen in rekening worden gebracht:

  • a.

    voor de afwikkeling overeenkomstig de betalingsregeling van de krediettransactie;

  • b.

    indien de kredietnemer, na ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling ingevolge de krediettransactie;

  • c.

    indien de kredietnemer vervroegd aflost.

Artikel 29

Kredietvergoeding doorlopend krediet

Indien een krediet met een tevoren vastgestelde kredietlimiet is overeengekomen, kunnen door de kredietbank vergoedingen in rekening worden gebracht:

  • a.

    voor de afwikkeling overeenkomstig de betalingsregeling van de krediettransactie;

  • b.

    indien de kredietnemer, na ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling ingevolge de krediettransactie.

Artikel 30 Vaststelling kredietvergoeding

  • 1. De kredietvergoedingen worden vastgesteld door het college.

  • 2. Het college heeft voor deze bevoegdheid aan de directeur mandaat verleend.

  • 3. De kredietvergoedingen bedragen ten hoogste de door de Minister van Financiën toegelaten maximum kredietvergoedingen voor zover deze betrekking hebben op consumptief krediet.

Paragraaf 6 Opeisbaarheid en kwijtschelding

Artikel 31

Opeisbaarheid

De kredietbank is bevoegd het krediet vervroegd op te eisen, indien:

  • a)

    kredietnemer gedurende tenminste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen maandtermijn en na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen;

  • b)

    de kredietnemer niet langer zijn woonplaats in Nederland heeft, dan wel redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de kredietnemer binnen enkele maanden zijn woonplaats in Nederland zal opgeven;

  • c)

    de kredietnemer is overleden en op het moment van overlijden sprake is van achterstallige termijnen en daaruit voortvloeiende kosten.

  • d)

    de kredietnemer in staat van faillissement is komen te verkeren of ten aanzien van de kredietnemer de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard;

  • e)

    de kredietnemer de tot zekerheid verbonden zaak heeft verduisterd;

  • f)

    de kredietnemer aan de kredietbank, met het oog op het aangaan van de kredietovereenkomst, bewust onjuiste inlichtingen heeft verstrekt van dien aard, dat de kredietbank de kredietovereenkomst geheel niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben aangegaan indien aan de kredietbank de juiste stand van zaken bekend zou zijn geweest.

Artikel 32

Kwijtschelding bij overlijden

  • 1.

    Het college kan het nog niet afgeloste deel van het krediet tot een nader vast te stellen

    bedrag kwijtschelden, indien één van de kredietnemers overlijdt;

  • 2.

    De in het voorgaande lid bedoelde kwijtschelding geldt niet indien:

    a.deze betrekking heeft op betalingen van achterstallige termijnen en daaruit voortvloeiende

    a. bijkomende kosten;

    • b.

      deze betrekking heeft op vervroegd betaalde termijnen;

    • c.

      dit uitdrukkelijk door de kredietbank en de kredietnemer is overeengekomen.

  • 3.

    Het college kan besluiten, indien het voorgaande lid van toepassing is, wegens bijzondere

    omstandigheden alsnog kwijtschelding te verlenen.

  • 4.

    Het college heeft voor deze bevoegdheden als bedoeld in het eerste en derde lid aan de

    directeur mandaat verleend.

Paragraaf 7 Hypothecair krediet en onderhoudskrediet.

Artikel 33

Hypothecair krediet

De artikelen 7 tot en met 13, 15, 17 tot en met 20, 23 tot en met 27, artikel 30 lid 1 en 2, 31 en 32 van dit reglement zijn van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van hypothecair krediet, tenzij hiervan bij de kredietovereenkomst of in de algemene voorwaarden wordt afgeweken.

Artikel 34

Onderhoudskrediet

De artikelen 7 tot en met 13, 15, 17 tot en met 20, 23 tot en met 27, artikel 30 lid 1 en 2, 31 en 32 van dit reglement zijn van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van onderhoudskrediet, tenzij hiervan bij de kredietovereenkomst of in de algemene voorwaarden wordt afgeweken.

Paragraaf 8 · Pandkrediet

Artikel 35

Pandhuiswet

  • 1.

    Op het verstrekken van pandkredieten is de Pandhuiswet 1910 van toepassing.

  • 2.

    In overeenstemming met de verplichtingen van de Pandhuiswet 1910 bevat dit reglement nadere bepalingen ten aanzien van:

    • a.

      de zaken waarop het pandrecht rust;

    • b.

      de schatting van de verkoopwaarde;

    • c.

      het pandbewijs;

    • d.

      bewaring, termijn en verzekering;

    • e.

      verkoop;

    • f.

      opbrengst verkoop;

    • g.

      aangifte verloren of vervreemde zaken;

    • h.

      tarieven.

  • 3.

    Het college stelt beleidsregels op met betrekking tot de nadere uitwerking van het verstrekken van pandkrediet door de kredietbank.

  • 4.

    Het college heeft voor deze bevoegdheid aan de directeur mandaat verleend.

Artikel 36

Wetter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)

  • 1.

    De Wwft is van toepassing op het in bewaring nemen van edelmetalen en andere waarden.

  • 2.

    Een melding dient plaats te vinden en te voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 16 van de Wwftwwwft

  • 3.

    Een melding dient plaats te vinden, indien de beleensom meer bedraagt dan het bedrag dat door de Minister van Financiën wordt vastgesteld op grond van de Wwft.

Artikel 37

Zaken

Het recht van pand kan gevestigd worden tot zekerheid van nakoming van de kredietovereenkomst op zaken, edelmetalen en juwelen en horloges, in ieder geval uitgezonderd daarvan:

  • a.

    zaken die kennelijk tot de eredienst behoren of kennelijk afkomstig zijn van instellingen van weldadigheid;

  • b.

    zaken die behoren tot de huidige kleding, uitrusting of bewapening van militairen;

  • c.

    zaken die met een duidelijke omschrijving bij de kredietbank als ontvreemd of verloren zijn aangegeven;

  • d.

    onreine of niet behoorlijk schoongemaakte zaken;

  • e.

    zaken waarop niet ten minste door het college vast te stellen minimumbedragen kan worden verstrekt;

  • f.

    zaken die voor de kredietbank moeilijk verkoopbaar zijn of waarvan de verkoopwaarde als bedoeld in artikel 38 lid 1 van dit reglement door de kredietbank moeilijk kan worden geschat;

  • g.

    zaken die voor de kredietbank qua volume of gewicht niet gangbaar of hanteerbaar zijn.

Artikel 38

Schatting verkoopwaarde

  • 1.

    De in pand aangeboden zaken worden op hun verkoopwaarde geschat;

  • 2.

    De schatting van de verkoopwaarde bedraagt niet meer dan de vermoedelijke opbrengst van het pand bij openbare veiling door de kredietbank;

  • 3.

    De kredietsom bedraagt maximaal een door de directeur vast te stellen gedeelte van de schatting van de verkoopwaarde van het tot zekerheid van de nakoming van de kredietovereenkomst in pand gegeven zaak.

Artikel 39

Pandbewijs

  • 1.

    De pandgever ontvangt bij het verstrekken of vernieuwen van het pandkrediet een pandbewijs.

  • 2.

    Het duplicaat van het pandbewijs wordt aan de in pand gegeven zaak gehecht.

  • 3.

    Op het pandbewijs wordt het navolgende gemeld:

    • a.

      de naam en het adres van de pandgever;

    • b.

      de omschrijving van het pand;

    • c.

      de kredietsom

    • d.

      de datum en het volgnummer van het pandkrediet;

    • e.

      een korte opgave van de voornaamste bepalingen terzake van pandkrediet;

    • f.

      de vervaldatum van het pandkrediet.

  • 4.

    Het pandbewijs is niet overdraagbaar aan een derde.

Artikel 40

Bewaring, termijn en verzekering

  • 1.

    De in pand aangenomen zaken worden met de grootst mogelijk zorg bewaard in daarvoor bestemde bewaarplaatsen van de kredietbank, voor zover mogelijk in brandvrije kluizen.

  • 2.

    De in pand aangenomen zaken zijn met in achtneming van een termijn van maximaal negen maanden inlosbaar.

  • 3.

    De in pand aangenomen zaken worden naar aanwijzingen van het college verzekerd tegen brandschade, diefstal, verduistering en overval.

Artikel 41

Verkoop

  • 1.

    De in pand genomen zaak wordt, voor zover dit niet geclassificeerd is als sloopgoud, in een openbare veiling of verkoopruimte verkocht teneinde de kredietsom en de daarbij komende kosten op de opbrengst van die zaak te verhalen, indien het pand uiterlijk binnen de overeengekomen beleenperiode, te rekenen vanaf de dag van het aangaan van de kredietovereenkomst, niet is ingelost dan wel het pandkrediet niet is vernieuwd.

  • 2.

    De kredietbank kan de zaak die niet binnen de in lid 1 genoemde of afgesproken termijn is ingelost op een andere wijze dan openbare veilig verkopen, indien de te verwachten opbrengst naar het oordeel van de kredietbank lager zal zijn dan de hoogte van het verstrekte krediet, vermeerderd met daarover berekende rente tot de dag van verkoop;

  • 3.

    De veilingen worden in het openbaar gehouden op door het college vast te stellen wijze.

  • 4.

    De te veilen zaken dienen op een tijdstip, kort voorafgaand aan de veiling, gedurende tenminste vier uren voor het publiek ter bezichtiging worden gesteld.

  • 5.

    Op internet wordt tenminste veertien dagen voor de veiling het tijdstip en de plaats van de openbare verkoop bekend gemaakt.

  • 6.

    In de aankondigingen wordt vermeld welke panden worden geveild, alsmede wanneer eventuele overschotten van de opbrengst van de verkoop van deze zaken zullen worden uitbetaald.

  • 7.

    Een in pand genomen zaak kan bij de verkoop worden opgehouden indien dit niet tenminste het bedrag van de kredietsom en hetgeen ter zake van het krediet verschuldigd is, kan opbrengen.

  • 8.

    Indien sprake is van het ophouden van een zaak, kan de zaak vervolgens onderhands worden verkocht.

  • 9.

    De in pand genomen zaak die is geclassificeerd als sloopgoud en die uiterlijk binnen de overeengekomen periode, te rekenen vanaf de dag van het aangaan van de kredietovereenkomst, niet is ingelost c.q. het pandkrediet niet is vernieuwd, kan op een andere -door de directeur vast te stellen- wijze dan in een openbare veiling worden verkocht.

Artikel 42

Opbrengst

  • 1.

    De overschotten van de opbrengst van de verkoop blijven ter beschikking van de houder van het pandbewijs gedurende vierentwintig maanden na de dag waarop de uitbetaling van de overschotten is aangevangen.

  • 2.

    Na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn vervallen deze overschotten aan de kredietbank.

  • 3.

    Indien de persoon die het voorschot opvordert niet de oorspronkelijke pandgever is, dient

deze persoon aan te tonen dat hij de rechthebbende is van de in pand gegeven zaak dan wel te beschikken over een schriftelijke en ondertekende verklaring van de oorspronkelijke pandgever dat deze persoon bevoegd is tot het in ontvangst nemen van het overschot.

Artikel 43

Aangifte verloren en ontvreemde zaken

  • 1.

    De kredietbank houdt aantekening van aangifte van en inlichtingen omtrent ter belening aangeboden zaken die verloren of ontvreemd zijn of waarvan vermoed wordt dat zij verloren of ontvreemd zijn.

  • 2.

    In pand aangeboden zaken, die met een duidelijke omschrijving als ontvreemd of verloren bij de kredietbank zijn aangegeven of waarvan vermoed wordt dat zij ontvreemd of verloren zijn, worden aangehouden.

  • 3.

    Aan de directeur en aan de politie wordt onverwijld kennis gegeven van de aanbieding en aanhouding als bedoeld in lid 2.

  • 4.

    Aangehouden zaken worden niet afgegeven of in pand aangenomen dan na schriftelijke toestemming van de plaatselijke politie.

  • 5.

    De kredietbank is verplicht, dit na ontvangstbewijs, de panden die door de justitiële autoriteiten worden opgeëist voor de duur van het justitiële onderzoek af te geven.

Artikel 44

Tarieven

  • 1.

    Bij inlossing of veiling van de in pand aangenomen zaak of bij vernieuwing van het pandkrediet worden de volgende kosten in rekening gebracht:

    • a.

      administratiekosten;

    • b.

      rentevergoeding over de kredietsom te berekenen per maand of per gedeelte daarvan;

    • c.

      eventuele kosten van waarborging;

    • d.

      eventuele transportkosten.

  • 2.

    Het college kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen van één of meer van de in lid 1 bedoelde vergoedingen.

  • 3.

    Het college heeft voor deze bevoegdheid aan de directeur mandaat verleend.

Hoofdstuk VI Budgetbeheer

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 45

Budgetbeheer

  • 1.

    De kredietbank kan aan natuurlijke personen woonachtig in de gemeente Den Haag de mogelijkheid bieden een budgetbeheerrekening bij de kredietbank te openen.

  • 2.

    De werkzaamheden van de kredietbank vinden plaats in overeenstemming met de richtlijnen van Gedragscode Budgetbeheer van de NVVK.

Paragraaf 2 Aanvraag en afwijzing

Artikel 46

Aanvraag

  • 1.

    Budgetbeheer kan bij de kredietbank, dan wel via een daartoe aangewezen derde, worden aangevraagd.

  • 2.

    De aanvraag voor budgetbeheer dient plaats te vinden op een daartoe door de kredietbank op verzoek ter beschikking te stellen aanvraagformulier Budgetbeheer.

  • 3.

    De kredietbank gebruikt een aanvraagformulier dat is gebaseerd op het model aanvraagformulier van de NVVK.

  • 4.

    De aanvraag kan achterwege blijven indien de gemeente budgetbeheer als voorwaarde aan een schuldregeling of (hypothecair) krediet verbindt.

Artikel 47

Afwijzing aanvraag

  • 1.

    Indien de kredietbank besluit de aanvraag voor budgetbeheer af te wijzen, doet de kredietbank hiervan schriftelijk mededeling aan de aanvrager onder opgaaf van redenen.

  • 2.

    In de schriftelijke mededeling wordt tevens vermeld welke mogelijkheden tot het indienen van een verzoek tot herziening vanwege de afwijzing van de aanvraag openstaan.

Paragraaf 3 Overeenkomst tot budgetbeheer

Artikel 48

Overeenkomst tot budgetbeheer

  • 1.

    De rechten en verplichtingen van de kredietbank en de rekeninghouder worden vastgelegd in een overeenkomst tot budgetbeheer.

  • 2.

    De kredietbank verstrekt de rekeninghouder een door de kredietbank ondertekend exemplaar van de overeenkomst tot budgetbeheer.

  • 3.

    De kredietbank hanteert het model, zoals dit door NVVK is vastgesteld, als basis.

Artikel 49

Algemene voorwaarden

  • 1.

    Het college stelt algemene voorwaarden vast die van toepassing zijn op de door de kredietbank gesloten overeenkomsten tot budgetbeheer.

  • 2.

    De kredietbank draagt er zorg voor dat de rekeninghouder of begeleide die een aanvraag tot budgetbeheer doet, uiterlijk voor of bij het sluiten van de overeenkomst tot budgetbeheer een schriftelijk exemplaar van de algemene voorwaarden ontvangt.

  • 3.

    De kredietbank hanteert het model zoals dit door de NVVK is vastgesteld als basis.

  • 4.

    Het college heeft voor het opstellen van de algemene voorwaarden aan de directeur mandaat verleend.

Paragraaf 4 Overige bepalingen

Artikel 50

Overige bepalingen

  • 1.

    De kredietbank verstrekt periodiek aan de rekeninghouder kosteloos een afschrift van het verloop van de budgetbeheerrekening.

  • 2.

    De kredietbank is bevoegd aan de rekeninghouder een vergoeding in rekening te brengen voor de kosten van het budgetbeheer of budgetbegeleiding en voor het opnieuw verstrekken van een al eerder toegezonden periodiek afschrift of eindafrekening. De directeur bepaald de hoogte van de in rekening te brengen kosten.

Hoofdstuk VII Bepalingen van comptabele aard

Artikel 51

Comptabele bepalingen

  • 1.

    De verordening ‘ financieel beheer en beleid’ is van toepassing op de gemeentelijke kredietbank.

  • 2.

    Als gevolg van het inherente risico dat de kredietbank loopt als bankbedrijf stelt de kredietbank jaarlijks een interne risicoanalyse op.

Hoofdstuk VII Klachten

Artikel 52

Klachtafhandeling

  • 1.

    De klachtenregeling van de dienst SZW is van toepassing op klachten over handelingen en/of gedragingen van medewerkers van de Kredietbank dan wel de gang van zaken rond kredietverstrekking en/of budgetbeheer. Indien cliënt zich niet kan verenigen hiermee kan hij hierover een klacht indienen overeenkomstig de klachtenprocedure van de dienst.

  • 2.

    De klachtenregeling van SZW is tevens van toepassing op klachten over financiële diensten en financiële producten van de kredietbank. Indien cliënt zich niet kan verenigen hiermee kan hij hierover een klacht indienen overeenkomstig de klachtenprocedure van de dienst.

  • 3.

    De kredietbank draagt zorg voor doorzending van klachten aan de klachtenfunctionaris van de dienst SZW.

Hoofdstuk IX Slotbepalingen

Artikel 53

Slotbepaling

  • 1.

    In alle gevallen waarin niet bij of krachtens de wet of het bankreglement is voorzien, beslist het college naar redelijkheid en billijkheid.

  • 2.

    Het college kan deze bevoegdheid aan de directeur mandateren of ter uitvoering volmacht verlenen.

Artikel 54

Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit bankreglement treedt in werking op 1 januari 2013.

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding wordt het Bankreglement 2007 van de gemeente Den Haag ingetrokken.

Artikel 55

Citeertitel

Dit bankreglement wordt aangehaald als: “Bankreglement Gemeente Den Haag 2013”

Aldus vastgesteld door het college op 27 november 2012

Gepubliceerd in het gemeenteblad.

In werking getreden 1 januari 2013.

  • II.

    Met ingang van 1 januari 2013 het Bankreglement 2007 voor de gemeente Den Haag (RIS 150876) in te trekken.

  • III.

    Dat dit besluit wordt gepubliceerd in het gemeenteblad van week 49 van 2012 en met ingang van6 december 2012, terug te vinden zal zijn op de site www.denhaag.nl/bestuurlijkestukken,onder risnummer 254461.

Den Haag, 27 november 2012

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris, de locoburgemeester,

Annet Bertram Marnix Norder