Subsidieverordening cultureel erfgoed Berkelland 2010

Geldend van 27-01-2010 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening cultureel erfgoed Berkelland 2010

De raad van de gemeente Berkelland;

gezien het voorstel van het college van 17 december 2009;

gelet op de resultaten van de gevolgde inspraakprocedure ingevolge afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht ;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Monumentenwet 1988;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

SUBSIDIEVERORDENING CULTUREEL ERFGOED BERKELLAND 2010

Artikel 1

Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    Monument:

    • a.

      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • b.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • 2.

    Archeologisch monument:

monument bedoeld in artikel 1, sub1 onder b;

3.Archeologie:

De wetenschap die onder meer door bestudering van materiële overblijfselen uit het verleden inzicht tracht te krijgen in oude culturen;

4.Cultureel erfgoed:

Objecten of structuren van historisch-bouwkundige, archeologische en/of historisch-geografische waarde zoals deze in ieder geval zijn opgenomen in een gemeentelijke lijst. Voor molens, gemalen of door stoom aangedreven objecten kan dit tevens de rijkslijst betreffen;

5.Gemeentelijk monument:

onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van de

Erfgoedverordening Berkelland 2010 als zodanig is aangewezen.

6.Beschermd rijksmonument:

onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.

7.Bijzonder monument:

een beschermd monument dat naar zijn aard uitzonderlijke kostensoorten kent. Hieronder vallen met name molens, sluizen en historische bomen

8.Eigenaren en zakelijk gerechtigden:

degenen die in de kadastrale registers als eigenaar en/of zakelijk gerechtigden van een monument zijn ingeschreven.

9.Onderhoud:

werkzaamheden noodzakelijk om een gemeentelijk monument in goede staat te houden c.q. als zodanig in stand te houden om toekomstig groot onderhoud en kostbare restauraties te voorkomen of te verminderen.

10.Restauratie:

werkzaamheden die noodzakelijk zijn om een monument in goede staat te brengen en die het onderhoud genoemd onder punt 6 van dit artikel te boven gaan;

11.Erfgoedcommissie:

de commissie belast met de advisering ter zake van het beleid van het

gemeentebestuur ten aanzien van monumentenzorg zoals aangegeven in de Erfgoedverordening Berkelland 2010 en de Verordening op de Erfgoedcommissie Berkelland 2010.

12.College:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland.

13.Bouwhistorisch onderzoek:

In schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument;

14.Inspectierapport:

verslag van een onderzoek naar gebreken van het te onderhouden monument dat plaatsvindt voordat een onderhoudsplan, een technische omschrijving en een begroting kunnen worden opgesteld en dat uitgevoerd dient te worden door een deskundige en onafhankelijke

instantie.

Artikel 2

Middelen

  • 1.

    De gemeenteraad kan jaarlijks een bedrag beschikbaar stellen ten behoeve van:

    • a.

      subsidiëring voor onderhoud van molens, gemeentelijke gebouwde en archeologische monumenten.

    • b.

      subsidiëring voor restauratie van molens en gemeentelijke gebouwde en archeologische monumenten.

  • 2.

    Het college kent, met inachtneming van deze regeling, subsidie toe voor:

    • a.

      het onderhoud van de in de gemeente Berkelland gelegen molens, gemeentelijke gebouwde en archeologische monumenten.

    • b.

      de restauratie van de in de gemeente Berkelland gelegen molens, gemeentelijke gebouwde en archeologische monumenten.

  • 3.

    Wanneer de in lid 1 onder a of b bedoelde gelden niet (meer) aanwezig of zijn uitgeput kan het college de aanvraag om subsidie afwijzen.

  • 4.

    Aanvragen om subsidie op grond van deze verordening worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in het vierde lid kan het college, na advies van de Erfgoedcommissie, voor de afhandeling van aanvragen prioriteiten stellen op basis van de staat van de monumenten waarvoor subsidie is aangevraagd.

Artikel 3

Subsidiabele kosten onderhoud en restauratie

1.Aan de eigenaar en zakelijk gerechtigde van een gebouwd monument kan subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van:

  • a.

    buiten- en daarmee samenhangend binnenschilderwerk, voor zover het

    betreft de buitenramen, buitenkozijnen en buitendeuren;

  • b.

    herstel en vernieuwen van rieten daken (met deklatten en herstel van sporen);

    • a.

      herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met tengels en panlatten), leien, lood, zink of koper en, uitsluitend in samenhang hiermee, het herstel van gedeelten van dakbeschot en sporen;

    • b.

      herstel, en uitsluitend in samenhang hiermee, schoonmaken van goten (in zink, koper of lood), inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren en het aanbrengen van voor de waterafvoer noodzakelijke goten waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op rioleringen en open water;

  • e.

    herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken en herstel of terugplaatsen van stoepen, roedenverdeling lijstwerk en luiken;

  • f.

    herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen;

  • g.

    herstel van dak- of torenluiken en loopbruggen, inclusief het afgazen van torenluiken en het nemen van beperkte maatregelen tegen

    duivenoverlast;

  • h.

    inboeten, herstel van gedeelten van muurwerk en opvoegen of pleisteren

    van gevels;

  • i.

    op kleine schaal vervangen of inboeten van natuursteen;

  • j.

    herstel, controle, vervangen en indien nodig aanbrengen van een nieuwe bliksembeveiliging;

k.behandelen van muur- of houtwerk ter regulering van de vochthuishouding, dan wel bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;

  • l.

    herstel van gedeelten van dragende constructies (ankerbalkgebinten, schoren en platen, balkkoppen en spantbenen);

  • m.

    herstel van glas-in-lood, beglazing en aanbrengen van beschermende beglazing voor gebrandschilderd glas of historisch waardevol glas;

  • n.

    vervangen en herstel van overige bouwelementen van grote

    zeldzaamheid of grote historische waarden;

  • o.

    het plaatsen of vervangen van achterzetbeglazing, al of niet in

    samenhang met herstel van historisch waardevolle ramen;

  • p.

    het aanbrengen van inspectievoorzieningen, zoals dakluiken en

    klimhaken;

  • q.

    bouwkundig onderhoud van begraafplaatsen en grafmonumenten;

  • r.

    het maken en plaatsen van kooien ten behoeve van het wegvangen van duiven;

  • s.

    het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek/inspectierapport;

  • t.

    het abonnement van de Monumentenwacht Gelderland;

  • 2.

    Aan de eigenaar en zakelijk gerechtigde van een, in ARCHIS geregistreerd archeologisch monument of terrein van (zeer) (hoge) archeologische waarde kan subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van:

  • a.

    het opstellen van een archeologische visie voor beheer en inrichting;

  • b.

    het opstellen van archeologische richtlijnen voor beheer & inrichting;

  • c.

    het uitvoeren van beheer- en inrichtingsmaatregelen;

  • d.

    het abonnement van de Archeologische Monumentenwacht Nederland;

  • e.

    het laten uitvoeren van een inspectie met bijbehorend rapport.

  • 3.

    Voor bijzondere monumenten kan in afwijking van deze lijst subsidie worden verleend in de kosten van afwijkend onderhoud.

  • 4.

    Als subsidiabele kosten worden naast de in lid 1 en 2 bedoelde kosten begrepen de door of namens het college goedgekeurde kosten verbonden aan de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van het onderhoud, te weten:

  • a.

    ten aanzien van de directe kosten:

  • 1.

    de loonkosten

  • 2.

    materiaalkosten zijn subsidiabel voor zover zij conform gangbare marktprijzen worden gedeclareerd. Als hierover tussen aanvrager en het college verschil van mening bestaat, worden de landelijk gehanteerde richtprijzen voor bouwmaterialen gehanteerd.

  • b.

    ten aanzien van de BTW

Alleen het niet-terugvorderbare gedeelte van de BTW is subsidiabel tot de hoogte van het wettelijk vastgestelde percentage, te berekenen over de subsidiabele onderhoudskosten.

Artikel 4

Subsidiebedrag/-percentage gemeentelijke monument

  • 1.

    Het subsidie in de kosten van:

    • a.

      onderhoud aan een gemeentelijk gebouwd monument, niet zijnde een molen, bedraagt 20% van de door het college subsidiabel geachte kosten (zie artikel 3) tot een bedrag van maximaal € 5.000,--per object per jaar;

    • b.

      restauratie van een gemeentelijk gebouwd monument, niet zijnde een molen, bedraagt 20% van de door het college subsidiabel geachte kosten (zie artikel 3) tot een bedrag van maximaal € 25.000,-- per object per vijf jaar;

    • c.

      onderhoud van een gemeentelijk archeologisch monument bedraagt 50% van het door het college subsidiabel geachte kosten (zie artikel 3) tot een bedrag van maximaal € 2.500,-- per object per jaar.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de door het college subsidiabel geachte kosten (zie artikel 3) per object per jaar het bedrag van € 750,-- te boven gaan, met dien verstande dat, wanneer het onderhoud geheel door zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd, het subsidie alleen kan worden toegekend in materiaalkosten die een bedrag van € 500,-- te boven gaan. Een en ander onder de voorwaarde dat de uit te voeren werkzaamheden naar oordeel van het college voor zelfwerkzaamheid in aanmerking komt.

  • 3.

    Per object wordt het jaarlijkse abonnement op de Monumentenwacht Gelderland c.q. de Archeologische Monumentenwacht Nederland volledig vergoed.

Artikel 5

Subsidiebedrag/-percentage molens

  • 1.

    Het subsidie in de kosten van instandhouding van een molen bedraagt 15% van de door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vastgestelde subsidiabele kosten tot een bedrag van maximaal € 5.000,--per molen per jaar.

  • 2.

    Het subsidie zal alleen worden toegekend nadat ook de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de provincie Gelderland subsidie hebben toegekend.

Artikel 6

Subsidieaanvraag

1.De aanvraag om subsidie voor gemeentelijke monumenten dient vóór de uitvoering van de werkzaamheden door de eigenaar of zakelijk gerechtigde schriftelijk bij het college te worden ingediend, op een daartoe bedoeld formulier. De uitvoering van de werkzaamheden mag niet eerder beginnen dan nadat het college en de provincie Gelderland een subsidiebeschikking hebben afgegeven en, voor zover voor de werkzaamheden een vergunning is vereist en deze ingevolge de Monumentenwet 1988 en/of de gemeentelijke Erfgoedverordening is afgegeven.

  • 2.

    Bij de aanvraag moeten ter goedkeuring worden overlegd:

  • a.

    een gespecificeerde begroting dan wel gespecificeerde offertes van de met de werkzaamheden verband houdende kosten en baten, voorzien van een duidelijke toelichting;

  • b.

    een inspectierapport, niet ouder dan 3 jaar, van de Monumentenwacht Gelderland, de Archeologische Monumentenwacht Nederland of een gelijkwaardige instelling over de onderhoudstoestand van het betreffende object/pand;

  • c.

    een afschrift van eventueel noodzakelijke (bouw- en/of monumenten)vergunning(en);

  • 3.

    Het college kan bepalen dat naast de in lid 2 bedoelde bescheiden andere bescheiden moeten worden overlegd.

  • 4.

    Aanvragen ten aanzien waarvan niet wordt voldaan aan de eisen gesteld in of krachtens de voorgaande leden worden niet ontvankelijk verklaard, tenzij ter zake ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 11 lid 1.

Artikel 7

Beslissing aanvraag

  • 1.

    Het college deelt binnen acht weken na datum van ontvangst van de aanvraag de beslissing op de aanvraag schriftelijk mee aan de aanvrager. Deze termijn kan ten hoogste met vier weken worden verlengd.

  • 2.

    Als de beslissing een weigering tot het verlenen van subsidie inhoudt, worden de redenen daarvan vermeld.

Artikel 8

Uitvoering

  • 1.

    De uitvoering van de onderhouds- of restauratiewerkzaamheden moet overeenkomstig de provinciale “Uitvoeringsvoorschriften voor duurzame instandhouding van cultuurhistorische waarden” of een nader door het college vastgestelde voorschriften verricht worden en moet binnen 24 maanden na dagtekening van het besluit tot subsidietoekenning zijn voltooid.

  • 2.

    Zonder toestemming van het college mag niet worden afgeweken van de ingediende onderhouds- of restauratiewerkzaamheden.

3.Degene aan wie het subsidie is toegekend dient een door het college aangewezen onafhankelijke deskundige of deskundige instantie desgewenst de gelegenheid te geven de wijze waarop de werkzaamheden worden of zijn uitgevoerd te controleren.

Artikel 9

Intrekken

Het besluit tot toekenning of vaststelling van subsidie in de kosten van onderhoud kan door het college geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken als:

blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden bij of krachtens deze verordening;

  • a.

    een subsidie op grond van deze verordening is toegekend of vastgesteld op grond van gegevens waarvan gebleken is, dat deze zodanig onjuist waren dat een andere beslissing zou zijn genomen als de juiste gegevens bekend waren geweest;

  • b.

    niet binnen 24 maanden na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening de uitvoering van de werkzaamheden is afgerond;

  • c.

    de subsidieaanvrager meldt dat de werkzaamheden geen doorgang zullen vinden.

Artikel 10

Uitbetaling

Uitbetaling van het subsidie vindt plaats:

  • 1.

    Nadat de uitgevoerde onderhouds- of restauratiewerkzaamheden ter plaatse zijn goedgekeurd door de gemeente of een door de gemeente aangewezen onafhankelijke deskundige instantie;

  • 2.

    Nadat de op de uitgevoerde onderhouds- of restauratiewerkzaamheden betrekking hebbende rekeningen en betaalbewijzen zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

  • 3.

    Door overmaking op een rekening bij een in Nederland gevestigde bankinstelling ten gunste van degene aan wie het subsidie is toegekend. Wanneer besloten wordt de uitbetaling van het subsidie te weigeren, worden de redenen daarvan vermeld.

  • 4.

    Op verzoek van de aanvrager kan de gemeente een voorschot uitkeren op het restauratiesubsidie.

Artikel 11

Overige bepalingen

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen en gemotiveerd:

  • 1.

    ontheffing verlenen van de bepalingen en voorschriften van de verordening;

  • 2.

    bijzondere voorschriften stellen;

Artikel 12

Inwerkingtreding

1.Deze verordening treedt in werking op de achtste dag volgende op die waarin de

bekendmaking ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet heeft plaatsgevonden.

2.De Subsidieverordening monumenten Berkelland 2007, vastgesteld

bij besluit van de raad van 12 december 2006, vervalt op de datum waarop de Subsidieverordening Erfgoed Berkelland 2010” in werking is getreden.

3.Aanvragen om onderhoudssubsidie die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van

deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.

Artikel 13

Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening cultureel erfgoed Berkelland 2010”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
27 januari 2010.
de griffier, de voorzitter,

TOELICHTING OP DE SUBSIDIEVERORDENING CULTUREEL ERFGOED BERKELLAND 2010

Deze verordening is gebaseerd op de Subsidieverordening Monumenten Berkelland 2007. De aanpassingen betreffen hoofdzakelijk:

  • 1.

    invoering van subsidie onderhoud of herstel van archeologische monumenten;

  • 2.

    opname van de mogelijkheid tot het invoeren van een vijfjaarlijks restauratiesubsidie in de kosten van groot onderhoud/restauratie van gebouwde monumenten;

  • 3.

    wijziging van de namen van de commissie cultuurhistorie en de monumentenverordening in Erfgoedcommissie en Erfgoedverordening

Artikel 2

Deze bepaling is van belang als weigeringsgrond wanneer het budget in enig jaar is uitgeput. De bevoegdheid tot verdeling van de middelen berust bij het college van burgemeester en wethouders. In dit artikel is onderhoudssubsidie nadrukkelijk gescheiden van restauratiesubsidie. De mogelijkheid voor de raad om subsidie beschikbaar te stellen in de kosten van restauratie van monumenten is nieuw in de verordening. Restauratie als bedoeld in artikel 1 lid 7 is omvangrijker dan onderhoud. Het vergt ook forsere bedragen en dus een ruimtere subsidienorm. Daar staat tegenover dat de provincie ook bereid is mee te betalen wanneer de gemeente een restauratiesubsidie verstrekt. Deze subsidie mag maximaal éénmaal per 5 kalenderjaren worden toegezegd.

Artikel 3

In dit artikel zijn de subsidiemogelijkheden voor de diverse onderhoudswerkzaamheden aangegeven.

lid 2

Nu de gemeente ook verantwoordelijk is voor het in stand houden van archeologische monumenten is lid twee aan artikel 3 toegevoegd. Dit maakt het mogelijk om in voorkomend geval ook aan eigenaren van archeologische monumenten subsidie toe te kennen. Hoewel archeologische monumenten in de praktijk weinig onderhoud vergen is het toch terecht om de eigenaren van deze vaak onzichtbare monumenten in de kosten van onderhoud van dat monument tegemoet te komen. Subsidiabel zijn het laten maken van een beheersvisie, een plan voor beheer en inrichting, het uitvoeren van beheer- en inrichtingsmaatregelen en het laten uitvoeren van een inspectie. Tenslotte is, net als bij gebouwde monumenten, ook het lidmaatschap van de monumentenwacht, in dit geval de archeologische monumentenwacht, subsidiabel.

Lid 4

De subsidiabele kosten zijn kosten die zijn gemoeid met de uitvoering van de subsidiabele werkzaamheden.

De subsidiabele kosten bestaan uit:

Directe kosten:

De directe kosten zijn de kosten van de te verwerken goedgekeurde materialen met de daarbij behorende loonkosten. Onder directe kosten wordt ook het bouwen van een steiger begrepen.

Materiaalkosten:

Onder materiaalkosten worden tevens verstaan de materieelkosten zoals de huur van steigermateriaal of speciemolen.

Indirecte kosten:

Omdat in principe slechts werkelijk gemaakte kosten subsidiabel zijn, dienen de indirecte kosten te worden gespecificeerd. Dit is, gezien de aard en omvang van deze kosten, dikwijls niet doenlijk. Daarom is bij deze kostenposten gekozen voor vaste maximale percentages.

De indirecte kosten worden verdeeld in:

·Algemene bouwplaatskosten

Hieronder wordt verstaan de kosten van de hoofdaannemer die niet direct aan een onderdeel zijn toe te wijzen en die onder meer betrekking hebben op verzorgend, uitvoerend en administratief personeel op het werk, tijdgebonden materiaal, keten, loodsen en dergelijke, bouwplaats en dergelijke, verbruikskosten, bewaking, verletbestrijding, bereken- en tekenwerk en dergelijke.

·Algemene bedrijfskosten

Hieronder wordt verstaan de kosten die samenhangen met de algemene leiding van het bedrijf en die van de algemene en administratieve diensten.

·Winst

Hieronder wordt verstaan het bedrag dat voor de hoofdaannemer overblijft nadat alle met het werk samenhangende kosten zijn betaald.

Bijzondere monumenten

Onder bijzondere monumenten worden monumenten verstaan die naar hun aard uitzonderlijke kostensoorten kennen zoals slijtage van molens en sluizen en het beheer van historische bomen.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt het maximale subsidiebedrag voor de kosten van onderhoud of restauratie aan monumenten. Hier is ook rekening gehouden met eventuele zelfwerkzaamheid. Het maximale bedrag en het percentage uit de oude verordening zijn gehandhaafd.

Lid 1, sub b

Dit lid is nieuw toegevoegd en vermeldt het subsidiepercentage en het maximale bedrag voor onderhoud van een archeologisch monument. Het percentage is hoger gekozen dan dat voor gebouwde monumenten en het daaraan gekoppelde bedrag is wat lager dan dat voor gebouwde monumenten. Reden is dat het onderhoud van archeologische monumenten doorgaans niet erg kostbaar is. Vandaar het lagere maximumbedrag. Aan de andere kant is gekozen voor een hoger subsidiepercentage zodat de aanvrager nog wel mag rekenen op een redelijk substantiële tegemoetkoming.

Lid 2

Ondanks het kostenverschil zijn de ondergrenzen voor subsidiëring zoals deze ook al waren opgenomen in de subsidieverordening van 2007. Deze regel geld dus voor monumenten en óók voor archeologische monumenten.

Lid 3

Daarnaast is hierin, net als in de oude verordening, opgenomen dat het jaarlijks abonnement op de Stichting Monumentenwacht Gelderland door de gemeente volledig wordt vergoed. Als de eigenaar van een gemeentelijk monument besluit om zich te abonneren op de Monumentenwacht worden de abonnementskosten, met uitzondering van het uurloon voor de periodieke inspectie, door de gemeente vergoed. Een dergelijk abonnement houdt onder andere in dat het gemeentelijk monument éénmaal per twee jaar wordt geïnspecteerd. Deze regel geldt nu ook voor archeologische monumenten die zijn geabonneerd op de Archeologische Monumentenwacht Nederland.

Artikel 5

Ondanks dat voor rijksmonumenten via het Rijk subsidie- en financieringsmogelijkheden worden geboden, geldt voor het onderhoud aan molens een aanvullende gemeentelijke subsidiemogelijkheid.

Molens zijn belangrijke levende monumenten. In vergelijking met andere rijksmonumenten zijn molens de meest onderhoudsgevoelige monumenten.

Daarnaast behoren molens financieel-economisch tot de minst rendabele monumenten. Uitgangspunten bij deze rijksmonumenten is behoud van de oorspronkelijke functie. Andere bestemmingen, die eigen inkomsten kunnen genereren (bijv. bewoning) wordt in de regel niet toegestaan. Hierdoor zijn moleneigenaren in hoge mate afhankelijk van ondersteuning bij hun onderhoud aan de molen. Bij de keuze van het vergoedingsbedrag is uitgegaan van de door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed gehanteerde PIP-regeling die er in voorziet dat over een periode van zes jaren een subsidie van 70% door het rijk verleend kan worden, er van uit gaande dat in die periode niet meer dan € 50.000,-- wordt uitgegeven aan het onderhoud. Provincie en gemeente zouden dan elk 15% per jaar van diezelfde maximale kostenpost kunnen vergoeden. Omdat de provincie er van uit gaat dat de eigenaar tenminste 10% opbrengt blijft dan voor provincie en gemeente een percentage van elk 10% over ofwel € 5.000,-- per 6 onderhoudsjaren per gemeente/provincie.

Artikel 6

In dit artikel wordt aangegeven welke gegevens noodzakelijk zijn om tot een goede beoordeling van de subsidieaanvraag te komen en welke gegevens dus noodzakelijkerwijs moeten worden ingediend. Behalve de Monumentenwacht Gelderland wordt nu in dit artikel ook de Archeologische Monumentenwacht Nederland genoemd.

Artikel 8

Voor de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden worden verwezen naar de provinciale uitvoeringsvoorschriften. Deze voorschriften zijn van belang voor het in stand houden van de historische (monumentale) vormgeving of detaillering van het gemeentelijk monument. Deze voorschriften zijn als bijlage bij de subsidieverordening gevoegd. Het is mogelijk dat de gemeente in een later stadium eigen nadere kwaliteitseisen vaststelt.

Artikel 9

Lid 4 vervalt, omdat het in de praktijk geen toegevoegde waarde heeft dat de erfgoedcommissie op de hoogte wordt gesteld van de intrekking van subsidie. Dit zal daarentegen wel in het jaarverslag vermeld worden.

Artikel 12

Voor de duidelijkheid is in lid 3 van dit artikel opgenomen dat de bepalingen van de oude verordening van toepassing blijven op de aanvragen die vóór de inwerking treding van deze verordening zijn ingediend. De datum van binnenkomst van de aanvragen om onderhoudssubsidie is dus bepalend voor de wijze waarop deze worden afgehandeld.

Artikel 13

De naast gebouwde monumenten ook landschappen en archeologische monumenten onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen is voor dit totale pakket de naam “historisch Erfgoed” ingevoerd. Vandaar dat deze verordening de titel van “Subsidieverordening cultureel erfgoed Berkelland 2010” mee krijgt.