Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2014

Geldend van 17-04-2014 t/m heden

Intitulé

Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2014

Hoofdstuk 1. Regeling informatie, advies en ambtelijke bijstand

Paragraaf 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    informatie : gegevens neergelegd in schriftelijke stukken en ander materiaal dat gegevens bevat;

  • b.

    advies : het kenbaar maken van een deskundig oordeel;

  • c.

    bijstand : het verzamelen en verwerken van informatie en het verlenen van hulp bij de redactionele vormgeving van voorstellen, amendementen en moties.

Paragraaf 2. Informatie en advies

Artikel 2.

Een raadslid dat:

  • a.

    algemene informatie wenst, kan zich daarvoor rechtstreeks wenden tot een ambtenaar;

  • b.

    technische informatie wenst over een dossier, kan zich daarvoor rechtstreeks wenden tot de auteur van het dossier;

  • c.

    andere dan technische informatie wenst over een dossier, kan zich daarvoor via de griffier wenden tot het hoofd van de betreffende afdeling;

  • d.

    advies wenst, kan zich daarvoor via de griffier wenden tot het hoofd van de betreffende afdeling.

Artikel 3.

Indien een raadslid niet tevreden is over de verschafte informatie of het verstrekte advies, kan dit raadslid of de griffier de zaak voorleggen aan de secretaris. De secretaris beslist zo spoedig mogelijk over de zaak.

Paragraaf 3. Ambtelijke bijstand

Artikel 4.

  • 1. Een raadslid dat ambtelijke bijstand wil, dient daartoe een verzoek in bij de griffier, die zorgdraagt voor de verlening van de bijstand. De griffier kan het hoofd van de betreffende afdelingverzoeken één of meer ambtenaren aan te wijzen, die de gevraagde bijstand verlenen.

  • 2. Indien het hoofd van de betreffende afdelingtwijfelt of het verzoek betrekking heeft op bijstand als bedoeld in artikel 1, stelt hij de secretaris daarvan in kennis. De secretaris beslist zo spoedig mogelijk over de ontvankelijkheid van het verzoek.

Artikel 5.

  • 1. Ambtelijke bijstand wordt verleend tenzij:

    • a.

      het raadslid niet aannemelijk heeft gemaakt, dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van de raad;

    • b.

      dit het belang van de gemeente kan schaden;

    • c.

      de taakuitoefening van de betreffende ambtenaren hierdoor aanmerkelijk zou worden belemmerd en de bijstand niet tot geringere, meer aanvaardbare proporties kan worden teruggebracht.

  • 2. De secretaris beoordeelt of de ambtelijke bijstand op grond van het eerste lid geweigerd wordt.

  • 3. Indien de bijstand op grond van het eerste lid wordt geweigerd, deelt de secretaris dit met redenen omkleed mede aan de griffier en aan het raadslid dat het verzoek heeft ingediend.

Artikel 6.

Indien het verzoek om bijstand door de secretaris wordt geweigerd, kan de griffier of het betrokken raadslid het verzoek voorleggen aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk over het verzoek.

Artikel 7.

  • 1. Indien een raadslid niet tevreden is over de door een ambtenaar verleende bijstand, kan dit raadslid zich tot de griffier wenden, die de zaak vervolgens bespreekt met de secretaris.

  • 2. Indien dit overleg met de secretaris voor het raadslid geen bevredigend resultaat oplevert, legt de griffier de zaak voor aan de burgmeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk over de zaak.

Artikel 8.

De griffier houdt een register bij, waarin per verzoek om bijstand aan de reguliere ambtelijke organisatie wordt opgenomen:

  • a.

    welk raadslid om bijstand heeft verzocht;

  • b.

    over welk onderwerp om bijstand is verzocht;

  • c.

    welke afdeling de bijstand heeft verleend;

  • d.

    hoeveel tijd het verlenen van de bijstand heeft gekost;

  • e.

    de reden waarom een verzoek is geweigerd.

Artikel 9.

De ambtenaren geven van de door hen verleende bijstand kennis aan de betreffende portefeuillehouder in het college, indien zij moeten of kunnen vermoeden dat zulks in het belang is van een goede bestuursvoering.

Paragraaf 4. Algemene bepalingen

Artikel 10.

Bij het vragen van informatie, advies of bijstand mag de ambtenaar, die deze hulp verleent, niet tot geheimhouding verplicht worden.

Artikel 11.

Voor zover er behoefte bestaat aan andere hulp dan die welke valt onder de definitie in artikel 1 van de begrippen informatie, advies en bijstand, moet deze aan de raad worden gevraagd.

Hoofdstuk 2. Regeling fractieondersteuning

Paragraaf 1. Verdeling en besteding budgetten

Artikel 12.

  • 1. De fracties, zoals bedoeld in artikel 7 van het Reglement van Orde van de raad, ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie.

  • 2. Deze bijdrage bestaat uit een vast deel van 2.275 EURO voor elke fractie. Daarnaast ontvangt elke fractie een bedrag van 227,50 EURO per raadszetel.

Artikel 13.

  • 1. Fracties besteden de bijdrage om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol te versterken.

  • 2. De bijdrage mag niet gebruikt worden ter bekostiging van:

    • a.

      uitgaven die in strijd zijn met wettelijke bepalingen en overige regelingen;

    • b.

      betalingen aan politieke partijen, met politieke partijen verbonden instellingen of natuurlijke personen anders dan ter vergoeding van prestaties (diensten of goederen) geleverd ten behoeve van de fractie op basis van een gespecificeerde declaratie;

    • c.

      giften.

Artikel 14.

  • 1. De bijdrage voor fractieondersteuning wordt voor 31 januari van een kalenderjaar verstrekt.

  • 2. In een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden wordt de bijdrage verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt, wordt de bijdrage verstrekt voor de overige maanden van dat jaar.

Artikel 15.

  • 1. Indien het zeteltal van een fractie ten gevolge van verkiezingen verandert, wijzigt de bijdrage:

    • a.

      bij vermindering van het zeteltal: op de eerste dag van de maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt;

    • b.

      bij vermeerdering van het zeteltal: op de eerste dag van de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt.

  • 2. Bij splitsing van een fractie wordt de op grond van artikel 12, tweede lid, vastgestelde bijdrage voor de oorspronkelijke fractie verdeeld over de betrokken fracties naar evenredigheid van het aantal bij de splitsing betrokken leden.

  • 3. Bij splitsing van een fractie wordt het aan de oorspronkelijke fractie verstrekte voorschot verrekend overeenkomstig de verdeling die volgt uit het tweede lid.

Paragraaf 2. Reservering en verantwoording

Artikel 16.

    • 1.

      Iedere fractie reserveert het in enig jaar niet gebruikte gedeelte van de bijdrage toekomend aan een fractie ter besteding door die fractie in volgende jaren.

    • 2.

      De reserve is aan het einde van een raadsperiode niet groter dan 30% van de bijdrage, die de fractie in het voorgaande kalenderjaar toekwam ingevolge artikel 12.

    • 3.

      De reserve blijft na verkiezingen beschikbaar voor de fractie die onder dezelfde naam terugkeert, dan wel voor de fractie die naar het oordeel van de raad als rechtsopvolger daarvan kan worden beschouwd.

    • 4.

      Als bij zetelverlies de reserve voor een fractie hoger zou worden dan aangegeven in het tweede lid, vervalt het recht op dat meerdere.

    • 5.

      Bij splitsing van een fractie wordt de reserve verdeeld over de betrokken fracties naar evenredigheid van het aantal bij de splitsing betrokken leden, voor zover deze reserve niet meer bedraagt dan 30% van de bijdrage die de oorspronkelijke fractie in het voorgaande kalenderjaar ontving.

Artikel 17.

  • 1.

    Elke fractie legt, binnen drie maanden na het einde van een kalenderjaar, aan het presidium verantwoording af over de besteding van de bijdrage voor fractieondersteuning onder overlegging van een financieel verslag.

  • 2.

    Controle van het verslag vindt plaats door de accountant, belast met de controle van de gemeentelijke jaarrekening. De accountant brengt advies uit aan het presidium .

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 18.

  • 1.

    In de gevallen, waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van de verordening, beslist het presidium op voorstel van de voorzitter.

Artikel 19.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de vaststelling.

Artikel 20.

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2014.