Regeling vervallen per 01-04-2015

Beleidsnota Standplaatsen 2005

Geldend van 29-11-2005 t/m 31-03-2015

Intitulé

Beleidsnota Standplaatsen 2005

1. Inleiding

Regelmatig krijgt de gemeente aanvragen voor vergunningen voor verkoopstandplaatsen (al dan niet vast of tijdelijk), waarbij onder het begrip ‘standplaats’ wordt verstaan: een op of aan de weg of openbaar water, direct voor het publiek toegankelijke in de open lucht gelegen plaats, waar goederen worden aangeboden, verkocht of verstrekt dan wel diensten worden aangeboden.

De Algemene plaatselijke verordening Breda 2004 geeft in artikel 5.2.3, vijfde lid, een aantal criteria voor het verlenen van vergunningen voor dergelijke standplaatsen. Aan de hand van deze criteria hebben burgemeester en wethouders een maximum aantal af te geven vergun-ningen voor vaste verkoopstandplaatsen vastgesteld. Om te komen tot een rechtvaardige verdeling van deze vaste standplaatsen hebben zij tevens per locatie de branche vastgesteld. Een en ander is neergelegd in deze beleidsnota. Daarin wordt tevens aangegeven op welke wijze de standplaatsen feitelijk worden toegewezen en worden modelvergunningen en standaardvoorwaarden die gelden bij de verhuur van gemeentegrond voor standplaatsen gegeven.

2. Soorten standplaatsen

Onder de werkingssfeer van artikel 5.2.3 APV valt een diversiteit aan standplaatsen. Genoemd kunnen worden:

u vaste standplaatsen: het gedurende een bepaalde tijd met een regelmaat van tenminste eenmaal per veertien dagen in gebruik nemen van openbare gemeentegrond op een bepaalde vaste plaats, gedurende langer dan één uur per dag om goederen van welke aard dan ook te koop aan te bieden of te verkopen dan wel diensten aan te bieden.

u tijdelijke standplaatsen: alle overige standplaatsen. Hiertoe behoren onder andere standplaatsen voor bijvoorbeeld de verkoop van oliebollen en kerstbomen in de eindejaarsperiode en bloemen tijdens Allerzielen. Ook hierbuiten kan er behoefte zijn om een tijdelijke stand-plaats in te nemen.

Voor markten en kermissen gelden afzonderlijke regelingen. Voor de markten geldt de Marktverordening Breda 2002 en de Marktgeldverordening. Voor de kermissen gelden de verordening ‘Vaststelling duur kermissen in Breda’ en de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde algemene verhuurvoorwaarden voor de kermissen. Deze nota is derhalve niet van toepassing op standplaatsen op markten en kermissen.

Evenmin is deze nota van toepassing op standplaatsen die worden ingenomen tijdens en in het kader van een evenement. Daarop zijn de artikelen 2.2.1 e.v. van de APV en de Nota Feestregels van toepassing.

3. Uitgangspunten beleid

3.1 Algemeen

Vrijheid van vestiging

Uitgangspunt van beleid is de vrijheid van vestiging, ofwel de vrijheid van een ieder tot het ontplooien van economische activiteiten. Deze vrijheid is ook uitgangspunt geweest voor de formele wetgever (Vestigingswetten en –uitvoeringsbesluiten) en de EG-wetgever (artikel 52 en artikel 58 EG-verdrag). Een verbod op vestiging betekent een inbreuk op deze door de formele wetgever geformuleerde vrijheid en moet dan ook uitdrukkelijk wortelen in een met name genoemd belang.

Belang van de gemeente

Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad verordeningen vaststellen die zij in het belang van de gemeente noodzakelijk acht. In dit kader is in de Algemene plaatselijke verordening Breda 2004 een regeling met betrekking tot standplaatsvergunningen opgenomen. Het vijfde lid van artikel 5.2.3 APV bevat een aantal weigeringsgronden voor standplaatsvergunningen.

Regulering door maximumstelsel

Bij het reguleren van standplaatsen is maatwerk vereist en volstaan algemene regels niet. Het hanteren van een maximumstelsel komt tegemoet aan de eis om alle aanvragen doelmatig te kunnen beoordelen. Aan de hand van ieder motief afzonderlijk is bepaald op welke plaatsen in de gemeente een vaste standplaats kan worden ingenomen (bijvoorbeeld verkeersvrijheid en -veiligheid of het uiterlijk aanzien van de omgeving, onder andere neergelegd in gebiedsplannen en de Buitenruimteverordening Binnenstad Breda). Daaruit resulteert een totaalbeeld, dat aangeeft wat het maximum aantal af te geven standplaatsvergunningen is. Regulering is daarmee een belang dat een inbreuk op bovengenoemde vrijheid rechtvaardigt. Uitdrukkelijk wordt hierbij opgemerkt, dat het reguleren van concurrentieverhoudingen geen gemeentelijk belang is en dus ook niet aan het standplaatsenbeleid of de beoordeling van concrete vergunningaanvragen ten grondslag kan worden gelegd.

3.2 Juridisch kader

Op het innemen van standplaatsen zijn zowel publiekrechtelijke als privaatrechtelijke regelingen van toepassing.

Publiekrecht

De beoordelingsgronden voor een vergunning als bedoeld in artikel 5.2.3 van de APV zijn de volgende:

  • -

    openbare orde;

  • -

    het voorkomen of beperken van overlast;

  • -

    de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • -

    verkeersvrijheid of -veiligheid ;

  • -

    veiligheid van goederen en personen;

  • -

    het in gevaar komen van een redelijk verzorgingsniveau voor de consument

  • -

    strijd met een geldend bestemmingsplan

  • -

    het plaatsvinden van een evenement (bij tijdelijke standplaatsvergunningen).

De standplaatshouder moet niet alleen beschikken over een door het college van burgemeester en wethouders afgegeven vergunning, maar dient onder andere ook te voldoen aan een aantal in met name de volgende wetten en verordeningen gestelde eisen:

  • -

    de Vestigingswet bedrijven 1954;

  • -

    de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

  • -

    de Winkeltijdenwet;

  • -

    de Warenwet;

  • -

    de Wet milieubeheer;

  • -

    overige artikelen Algemene plaatselijke verordening Breda 2004, bijv. uitstallingen, reclame;

  • -

    Afvalstoffenverordening Breda;

  • -

    Brandbeveiligingsverordening 1993.

De eisen die deze wetten en verordeningen stellen gelden naast de voorwaarden die aan standplaatsvergunningen worden verbonden. In voorkomende gevallen wordt door de betrokken instanties ook op naleving gecontroleerd. Zo houdt bijvoorbeeld de Keuringsdienst van Waren controle op naleving van de voorschriften uit de Warenwet.

Privaatrecht

Voor het innemen van een standplaats is naast een (publiekrechtelijke) vergunning veelal ook (privaatrechtelijke) toestemming van de eigenaar van de grond noodzakelijk. Als eigenaar c.q. rechthebbende van de openbare grond kan de gemeente van degene die vergunning heeft om op de openbare grond een standplaats in te nemen eisen dat hij een overeenkomst sluit met de gemeente voor het gebruik van dat gedeelte van de openbare grond. In deze overeenkomst kan een vergoeding voor het gebruik van de openbare grond worden bedongen. De huurprijs en andere voorwaarden die in de huurovereenkomst worden bedongen mogen echter geen belemmering vormen voor de afgifte van een vergunning. In uiterste gevallen kan dit betekenen, dat vergunning wordt verleend, maar dat daarvan wegens het ontbreken van privaatrechtelijke toestemming geen gebruik kan worden gemaakt.

Handhaving

De handhaving van de vergunningsvoorschriften en overeenkomstvoorwaarden behoort tot de reguliere taak van de marktmeester. Het na sommatie nalatig blijven in de nakoming van de verplichtingen die op grond van wetten, verordeningen en overeenkomst op de standplaatshouder rusten, kan ertoe leiden dat de vergunning wordt ingetrokken dan wel dat de gemeente het huurcontract eenzijdig opzegt.

3.3 Concrete uitgangspunten

3.3.1 Algemeen voor alle standplaatsen

Aanvragen om vergunning worden beoordeeld aan de hand van de in artikel 5.2.3 van de in APV opgesomde weigeringsgronden.

Toelichting: dit beleidsuitgangspunt spreekt voor zich zelf. In de APV liggen het vergunningenstelsel en de mogelijke weigeringsgronden vast. Waar het gaat om de locatie van een vaste standplaats en de branche heeft de beoordeling daarvan reeds op voorhand plaatsgehad in het kader van de vaststelling van het maximum aantal standplaatsen. Dat betekent, dat een aanvraag voor een nieuwe locatie en/of afwijkende branche in beginsel onder verwijzing naar dat maximum kan worden afgewezen. Nu het hier om beleidsregels gaat, dient wel in ieder individueel geval te worden beoordeeld of een afwijking van het beleid gerechtvaardigd is.

Elke aanvraag om een tijdelijke standplaatsvergunning wordt rechtstreeks en individueel beoordeeld aan de hand van de in artikel 5.2.3 van de APV opgenomen weigeringsgronden. Deze weigeringsgronden zijn ontleend aan de model APV van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Voor een nadere toelichting op de weigeringsgronden wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting die de VNG hierop geeft.

In voorkomende gevallen kunnen aan de vergunning voorwaarden worden verbonden, die strekken tot bescherming van de in artikel 5.2.3 APV opgesomde belangen.

Vergunningen voor uitstallingen en/of reclame-uitingen die buiten de standplaats vallen dienen apart te worden aangevraagd.

3.3.2 Specifiek voor vaste standplaatsen

a.Het maximum aantal vaste standplaatsen bedraagt 40 . De toegestane locaties en de per locatie toegestane branche zijn vermeld zoals weergegeven op bijlage A bij deze nota.

Toelichting

In de periode 2000-2004 was het maximum aantal standplaatsen 38. Voor andere plaatsen dan de in de vorige nota standplaatsen opgenomen locaties zijn ook aanvragen om een standplaatsvergunning ingekomen. Zowel de bestaande als de mogelijke nieuwe locaties zijn aan de hand van de in artikel 5.2.3 van de APV opgenomen weigeringsgronden getoetst. Hiervoor is advies gevraagd aan het politiedistrict Breda en alle betrokken ambtelijke functies binnen de gemeente. Dat heeft tot een wijziging van de bestaande locaties geleid. De standplaats Haven vishal is momenteel in beheer bij de dienst ODB afdeling vastgoed en zal derhalve niet meer op de lijst van vaste standplaatsen worden opgenomen. Derhalve bedraagt het maximum aantal vaste standplaatsen 40.

Naast vaststelling van het aantal standplaatsen is een brancheverdeling vastgesteld, Dit in verband met het gegeven dat in enige branches het aantal aanvragen dermate groot is dat een evenwichtige brancheverdeling niet mogelijk zou zijn, terwijl bovendien het aantal af te geven vergunningen door de aanvragen duidelijk wordt overtroffen. Bij de brancheverdeling is ook rekening gehouden met de belangen van de reeds gevestigde standplaatshouders.

Het bovenstaande heeft geleid tot voormeld maximum en tot het overzicht van toegestane locaties en branches als opgenomen in bijlage A.

b.Per vaste standplaatslocatie wordt een minimale huurprijs vastgesteld. De minimale huurprijs bedraagt de voor de locatie vastgestelde huurprijs in het jaar 2005 te verhogen met het door de raad vastgestelde indexpercentage voor het jaar 2006. De minimale huurprijs wordt vervolgens jaarlijks geïndexeerd met het door de raad vastgestelde indexpercentage voor dat jaar.

Indien de locatie in de periode van 2000-2005 niet verhuurd is geweest of wanneer er sprake is van een geheel nieuwe locatie, bedraagt de minimale huurprijs in het eerste jaar tweemaal het jaartarief voor het innemen van een vaste standplaats voor commerciële doeleinden conform de tarieventabel behorende bij de Verordening precariobelasting Breda 2003. Vervolgens wordt deze minimale huurprijs jaarlijks geïndexeerd met het door de raad vastgestelde indexpercentage voor dat jaar.

Toelichting

Het percentage waarmee de in 2005 vastgestelde huursom verhoogd dient te worden is 2%.

c. Voor de verdeling van het aantal beschikbare standplaatsen over de gegadigden worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

- vaste standplaatsen die reeds in 2005 werden ingenomen:

Er vindt een openbare inschrijving plaats. De standplaatsen worden in beginsel toegewezen aan de vergunninghouder in de vorige periode, mits deze (tevens) het hoogste bod voor de desbetreffende standplaats heeft uitgebracht. Indien een ander dan de vergunninghouder uit de voorgaande periode een hoger bod heeft uitgebracht krijgt de ‘oude’ standplaatshouder de gelegenheid zijn bod te verhogen tot het hogere bod. Maakt hij van die gelegenheid gebruik, dan wordt de standplaats aan hem toegewezen. Maakt hij van die gelegenheid geen gebruik, dan wordt de standplaats aan de hoogste bieder toegewezen. Indien echter de hoogte van het hoogste bod aanleiding geeft om te veronderstellen dat geen sprake is van een reëel bod (bijvoorbeeld met het doel de concurrent uit de markt te prijzen) zal de standplaats toch worden toegewezen aan de ‘oude’ standplaatshouder tegen een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen redelijke huurprijs.

Conform het gestelde onder punt b dient een bod minimaal gelijk te zijn aan de vastgestelde minimum huurprijs.

De procedure betreffende de toewijzing van vaste standplaatsen is vermeld in bijlage D.

Toelichting

Niet alleen bij het vaststellen van het aantal af te geven vergunningen, maar ook bij de toewijzing van de vaste standplaatsen dient rekening te worden gehouden met de reeds bestaande standplaatsen en standplaatshouders: deze houders kunnen zich beroepen op verworven rechten zodat een herverdeling niet zonder meer mogelijk is. Middels het ‘voorkeursrecht’ voor ‘oude’ standplaatshouders wordt, mits sprake is van reële biedingen, voldaan aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bovendien is het stelsel van openbare inschrijving bij uitstek geschikt om te komen tot een gelijke kans voor elke gegadigde en een redelijke huur, gerelateerd aan de economische marktwaarde van de locaties voor de desbetreffende branches.

vaste standplaatsen met een permanent karakter

de standplaatsen aan de Dr. Jan Ingenhouszplein, de Drielindendreef en de Keizerstraat (alle patates-frites), de standplaatsen aan de Nieuwe Ginnekenstraat en het Valkeniersplein (één standplaats met dagbladen/tijdschriften en twee met bloemen/planten). Deze standplaatsen worden aan de huidige standplaatshouders toegewezen, derhalve zonder inschrijvingsprocedure. De huidige huurprijs zal jaarlijks verhoogd worden met het door de raad vastgesteld indexpercentage voor dat jaar.

Toelichting

Het betreft hier standplaatsen, die gelet op hun inrichting sterk afwijken van de overige standplaatsen. Zij zijn blijvend ingericht en zij hebben duurzame vaste voorzieningen, waardoor hun mobiliteit gering is. De gelijkenis met een winkel dringt zich op. In het verleden zijn met de betrokken standplaatshouders op dit punt afspraken gemaakt c.q. toezeggingen gedaan.

De huurprijs in 2006 wordt als volgt berekend. De huurprijs in 2006 wordt berekend door de huurprijs in 2005 te indexeren met 2%.

u nieuwe standplaatsen

Nieuwe standplaatsen worden toegewezen aan de hand van het stelsel van openbare inschrijving. Uiteraard geldt hier niet het ‘oudste rechten’ criterium.

Toelichting

Indien na 01-01-2006 nog aanvragen binnenkomen voor andere, in deze nota nog niet opgenomen, vaste standplaatsen zal toetsing en toewijzing geschieden conform de in deze nota omschreven uitgangspunten. De jaarlijkse minimum huurprijs voor deze lokaties wordt vastgesteld op tweemaal het in de Verordening precariobelasting Breda vastgestelde commerciële precariojaartarief voor het innemen van een standplaats. Voor de procedure zie bijlage D.

Tussentijds vrijkomende standplaatsen

Tussentijds vrijkomende standplaatsen worden toegewezen zonder openbare inschrijving

Toelichting

Indien voortijdig een standplaats wordt opgegeven, dan kan voor dezelfde standplaats (behoudens bijzondere omstandigheden gelegen in de persoon van de vergunninghouder*) een vergunning worden verleend aan, en een huurovereenkomst worden gesloten met, nummer 2 van de wachtlijst waarop in volgorde van hoogte van de inschrijfsom de namen en adressen van de inschrijvers zijn aangetekend, zonodig na verhoging van diens inschrijfsom. Indien met nummer 2 geen overeenstemming wordt bereikt, komen de overige inschrijvers voor die standplaats in de volgorde van de wachtlijst in aanmerking, eveneens zonodig na verhoging van de inschrijfsom.

*Bijzondere omstandigheden kunnen bijvoorbeeld zijn: opvolging na overlijden van de huurder, opvolging bij het beëindigen van de onderneming, bijv. bij ziekte van de huurder.

-geldigheidsduur van de vergunning en looptijd van de overeenkomst

Vergunningen voor vaste standplaatsen worden verleend en overeenkomsten worden aangegaan voor onbepaalde tijd.

Toelichting

Vanwege de investeringen die moeten worden gedaan en de reële wens om te profiteren van het opgebouwde klantenbestand is gekozen om de vergunningen en de overeenkomsten voor onbepaalde tijd aan te gaan. Dit geldt ook voor nieuwe standplaatsen die mogelijk ontstaan en voor tussentijds vrijgevallen standplaatsen.

Door het invoeren van een wachtlijst krijgen nieuwkomers ook een kans. Nieuwkomers worden op een wachtlijst geplaatst. Zodra een van de standplaatshouders stopt en die plek vrijkomt, komt de eerste van de wachtlijst in aanmerking om – onder gelijke condities – die plek in te gaan nemen.

-tussentijdse branchewisseling

Tussentijdse branchewisseling op een locatie is mogelijk indien er geen belangstelling bestaat voor de op die locatie aangewezen branche. Na branchewisseling wordt de standplaats toegewezen in volgorde van de wachtlijst.

Het komt voor dat op een lokatie een branche is toegestaan en dat daar geen belangstelling meer voor is. Om deze lokatie niet leeg te laten staan wordt het mogelijk om op die lokatie een andere branche aan te wijzen. Toewijzing van de standplaats na branchewisseling zal gebeuren aan de hand van de wachtlijst.

-wederpartij

In beginsel worden vergunningen slechts verleend aan en een overeenkomst slechts gesloten met natuurlijke personen.

Wisseling van vergunninghouder binnen bedrijf- of gezinsverband aan de medeondernemer respectievelijk gezinslid is toegestaan.

-modellen

Bij vergunningverlening en het sluiten van overeenkomsten wordt gebruik gemaakt van de modellen zoals opgenomen in de bijlagen B en C.

-per standplaatslocatie wordt de maximaal in te nemen ruimte vastgesteld en ingetekend op een bij de vergunning te voegen situatietekening.

3.3.3 Specifiek voor tijdelijke standplaatsen

Bij tijdelijke standplaatsen gelden de volgende uitgangspunten:

  • -

    aanvragen worden getoetst aan artikel 5.3.2 van de Apv.

  • -

    De toegestane locaties en de per locatie toegestane branche zijn vermeld zoals weergegeven op bijlage A bij deze nota.

  • -

    voor de verdeling van het aantal beschikbare standplaatsen over de gegadigden worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • -

    Er vindt een openbare inschrijving plaats

  • -

    Aan degene die het hoogste bod heeft uitgebracht wordt de standplaats toegewezen.

  • -

    Bij gelijke biedingen vindt er een loting plaats

Toelichting

Omdat de tijdelijke standplaatshouders minder investeren dan de vaste standplaatshouders geldt bij de verpachting van de tijdelijke standplaatsen geen ‘oudste rechten’ criterium. Dit betekent dat degene die het hoogste bod plaatst de standplaats krijgt toegewezen.

Mocht onverhoopt sprake zijn van gelijke biedingen, dan dient het lot te beslissen.

Voor tijdelijke verkoopstandplaatsen tijdens grootschalige evenementen geldt een aparte regeling. Voor de organisator van zo’n evenement geldt het vergunningsvereiste niet, terwijl het plaatsvinden van zo’n evenement een weigeringsgrond is bij vergunningsaanvragen van derden. Aan de organisator van het evenement worden via de evenementenvergunning voorwaarden opgelegd met betrekking tot het toelaten en/of inrichten van verkoopstandplaatsen op de plaats van en tijdens het evenement. Het innemen van verkoopstandplaatsen door de organisator van andere dan grootschalige evenementen is geregeld in de artikelen 2.2.1 e.v. van de APV.

-geldigheidsduur van de vergunning en looptijd van de overeenkomst

Vergunningen voor tijdelijke standplaatsen worden verleend en overeenkomsten worden aangegaan van 1 januari 2006 tot 1 januari 2012 en daarna telkens weer voor vijf jaren.

Toelichting

Vanwege mogelijke investeringen en de reële wens om te profiteren van het opgebouwde klantenbestand is gekozen voor een periode van vijf jaar. Bovendien is gebleken dat de tijdelijke standplaatsen vrijwel ieder jaar door dezelfde ondernemers worden ingenomen.

-Nieuwe standplaatsen

Indien tijdens de periode van vijf jaren nog aanvragen binnenkomen voor andere, in deze nota nog niet opgenomen, tijdelijke standplaatsen zal toetsing en toewijzing geschieden conform deze uitgangspunten, dus met:

  • -

    openbare inschrijving

  • -

    toewijzing aan hoogstebod

  • -

    loting bij gelijke biedingen

- Tussentijds vrijkomende standplaatsen

Tussentijds vrijkomende standplaatsen worden toegewezen aan de hand van de wachtlijst. Als er niemand meer op de wachtlijst staat zal toewijzing plaatsvinden via:- openbare inschrijving- toewijzing aan hoogste bieder- loting bij gelijke biedingen.

Toelichting

Indien voortijdig een standplaats wordt opgegeven, dan kan voor dezelfde standplaats een vergunning worden verleend aan, en een huurovereenkomst gesloten worden met, nummer 2 van de lijst waarop in volgorde van hoogte van inschrijfsom de namen en adressen van de inschrijvers zijn aangetekend, zonodig na verhoging van diens inschrijfsom. Indien met nummer 2 geen overeenstemming wordt bereikt, komen de overige inschrijvers voor die standplaats in volgorde van de lijst in aanmerking, eveneens zonodig na verhoging van de inschrijfsom.

  • -

    er wordt gebruik gemaakt van modelvergunningen en modelovereenkomsten (bijlagen E en F).

  • -

    per standplaatslocatie wordt de maximaal in te nemen ruimte vastgesteld en ingetekend op een bij de vergunning te voegen situatietekening.