Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR326806
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR326806/1
Regeling vervallen per 29-12-2015
Gemeenschappelijke Regeling tot instandhouding en beheer DCMR Milieudienst Rijnmond
Geldend van 01-04-2014 t/m 28-12-2015
Intitulé
Gemeenschappelijke regeling tot instandhouding en beheer van de DCMR Milieudienst Rijnmond (20e wijziging)Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit d.d. 26-02-1987, KB nr. 17. Datum gewijzigd:1 januari 2014
De raden, respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de
gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Hellevoetsluis,
Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Ridderkerk, Rotterdam, Schiedam, Spijkenisse,
Vlaardingen en Westvoorne;
Alsmede provinciale staten van, het college van gedeputeerde staten van en de commissaris van de
Koningin in de provincie Zuid-Holland;
Gelezen de voordracht van het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond d.d. 3 juli 2013;
Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond;
Ieder voor zover het zijn of haar bevoegdheden betreft;
BESLUITEN
In te stemmen met de volgende gewijzigde gemeenschappelijke regeling tot instandhouding en beheer van de DCMR Milieudienst Rijnmond:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling en de daarop berustende besluiten wordt verstaan onder:
a. Lichaam: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid;
b. Deelnemers: de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten Albrandswaard,
Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Goeree-Overflakkee, Hellevoetsluis, Krimpen
aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Ridderkerk, Rotterdam, Schiedam, Spijkenisse,
Vlaardingen en Westvoorne en de provincie Zuid-Holland.
c. Derden: niet-deelnemers aan de regeling
d. Dienst: de DCMR Milieudienst Rijnmond
e. Gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Zuid-Holland
f. Provinciale staten: provinciale staten van Zuid-Holland;
g. Raden: de raden van de aan deze Gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten;
h. Regeling: de gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond
i. Het bij de samenwerking betrokken gebied: de rechtsgebieden van de aan deze gemeenschappelijke
regeling deelnemende gemeenten, alsmede het rechtsgebied van de provincie Zuid-Holland,
voor zover dit samenvalt met de rechtsgebieden van de deelnemende gemeenten;
j. Wet: Wet gemeenschappelijke regelingen
Artikel 2 Lichaam en belang
1. Er is een openbaar lichaam, genaamd Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst
Rijnmond.
2. Het lichaam is rechtspersoon. Het is gevestigd te Schiedam.
3. Het lichaam is ingesteld met het oog op de zorg voor het milieu in het bij de samenwerking betrokken
gebied.
4. Tot de zorg van het lichaam behoort ook de leefomgeving en duurzaamheid.
Hoofdstuk 2 Inrichting, samenstelling en werkwijze van het bestuur
§ 1. Algemene bepaling
Artikel 3 Het bestuur
Het bestuur van het lichaam bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
§ 2. Het algemeen bestuur
Artikel 4 Samenstelling
1. Het algemeen bestuur bestaat uit 20 leden.
2. Provinciale staten wijzen uit hun midden, de voorzitter inbegrepen, en uit gedeputeerde staten 3
leden van het algemeen bestuur aan. Elk van deze leden heeft bij de besluitvorming in het algemeen
bestuur 30 stemmen.
3. De raad van de gemeente Rotterdam wijst uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders
2 leden van het algemeen bestuur aan. Elk van deze leden heeft bij de besluitvorming in
het algemeen bestuur 45 stemmen.
4. De raden van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den
IJssel, Goeree-Overflakkee, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis,
Ridderkerk, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne wijzen uit hun midden, de voorzitter
inbegrepen en uit de wethouders elk 1 lid van het algemeen bestuur aan. Elk van deze leden
heeft bij de besluitvorming in het algemeen bestuur 4 stemmen.
5. In die gevallen waarin alle leden van het dagelijks bestuur zich krachtens enige bepaling van de
Provinciewet van medestemmen in het algemeen bestuur dienen te onthouden, is voor die aangelegenheden
de stemverhouding tussen de stemgerechtigde leden van het algemeen bestuur, in
afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid, als volgt:
a. het lid dat in dat bestuur zitting heeft namens de provincie Zuid-Holland, heeft 36 stemmen;
b. het lid dat in dat bestuur zitting heeft namens de gemeente Rotterdam, heeft 36 stemmen;
c. de leden die in dat bestuur zitting hebben namens één van de overige gemeenten, hebben
elk 2 stemmen.
6. Provinciale staten en de gemeenteraden kunnen voor de door hen benoemde leden van het algemeen
bestuur plaatsvervangende leden aanwijzen, die de door hen benoemde leden bij afwezigheid
vervangen. Het bepaalde in deze regeling ten aanzien van de leden van het algemeen bestuur
is op de plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
7. Indien ten gevolge van de toepassing van artikel 36 de financiële bijdragen van de deelnemers
substantieel ten opzichte van elkaar wijzigen, doet het algemeen bestuur voorstellen aan de deelnemers
om met toepassing van artikel 41 de stemverhouding zoals in het tweede en derde lid van
dit artikel te wijzigen.
Artikel 5 Aanwijzing en ontslag
1. De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van
provinciale staten respectievelijk van de raden in de nieuwe samenstelling.
2. Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid
van het algemeen bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats
hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.
3. Het aanwijzen ter vervulling van plaatsen die om een andere reden dan bedoeld in het tweede lid
openvallen, vindt plaats binnen één maand nadat die plaatsen zijn opengevallen.
4. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij
de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede het orgaan dat hen heeft aangewezen, op de
hoogte.
5. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid of
voorzitter te zijn van het orgaan waardoor men krachtens het bepaalde in artikel 4 is aangewezen,
dan wel ophoudt wethouder of gedeputeerde te zijn.
6. Het bestuursorgaan dat een of meer vertegenwoordigers in het algemeen bestuur heeft aangewezen,
kan deze vertegenwoordigers ontslaan, indien deze het vertrouwen van dit bestuursorgaan
niet meer bezit. Artikel 50 van de Gemeentewet (oud), dan wel artikel 50 van de Provinciewet
(oud) is van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene
wet bestuursrecht niet van toepassing.
7. In afwijking van het bepaalde in dit artikel wijst de raad van een toetredende gemeente, voor de
inwerkingtreding van de voor de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling, uit zijn midden,
de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders een lid van het algemeen bestuur aan.
Artikel 6 Incompatibiliteiten
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van de Wet is het lidmaatschap van het algemeen bestuur
onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één der
deelnemers dan wel door of vanwege het bestuur van het lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt,
met uitzondering van onderwijzend personeel.
2. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, zij die in dienst van één
der deelnemers dan wel het lichaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
Artikel 7 Vergaderingen
1. Op het houden en de orde van vergaderingen van het algemeen bestuur zijn de artikelen 16, 17,
19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Provinciewet (oud) van overeenkomstige toepassing,
voor zover daarvan bij de Wet gemeenschappelijke regelingen niet is afgeweken,
2. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden
vast.
§ 3. Het dagelijks bestuur
Artikel 8 Samenstelling
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit 6 leden, te weten: de voorzitter, een vicevoorzitter en vier
andere leden.
2. De vicevoorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht
van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
3. Eén lid voor financiële aangelegenheden wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen
op bindende voordracht van gedeputeerde staten.
4. Eén lid wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht van de
colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Maassluis, Lansingerland,
Schiedam en Vlaardingen.
Eén lid wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht van de
colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht,
Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel en Ridderkerk.
Eén lid wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht van de
colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernisse, Brielle,
Goeree-Overflakkee, Hellevoetsluis, Spijkenisse en Westvoorne.
5. Het algemeen bestuur kan voor de door hem benoemde leden van het dagelijks bestuur uit
zijn midden plaatsvervangende leden aanwijzen, die de door hem benoemde leden bij afwezigheid
vervangen.
De aanwijzing tot plaatsvervangend lid vindt plaats op bindende voordracht van het (de) college(
s) dat (die) het betreffende lid heeft (hebben) voorgedragen.
Het plaatsvervangend lid dat de voorzitter vervangt, treedt pas in diens hoedanigheid van
voorzitter indien de vicevoorzitter afwezig is.
Het bepaalde in deze regeling ten aanzien van de leden van het dagelijks bestuur is op de
plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
6. De op bindende voordracht van gedeputeerde staten aangewezen leden hebben ieder 9
stemmen.
Het op bindende voordracht aan het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
aangewezen lid heeft 18 stemmen. De overige leden hebben ieder 4 stemmen.
7. De leden van het dagelijks bestuur treden af met ingang van de dag waarop zij krachtens het
bepaalde in artikel 52, 1e lid, juncto artikel 13 lid 2 van de Wet aftreden uit het algemeen bestuur.
8. De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die krachtens
het bepaalde in het voorgaande lid zijn opengevallen, vindt plaats in de eerste vergadering
van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling, volgend op de dag waarop die plaatsen
zijn opengevallen.
Artikel 9 Ontslag
1. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijke
mededeling aan het algemeen bestuur. Een lid dat ontslag heeft genomen, blijft niettemin zijn
betrekking waarnemen totdat zijn opvolger die heeft aanvaard.
2. Het algemeen bestuur kan één of meer leden van het dagelijks bestuur ontslag verlenen, indien
dezen het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten.
3. Tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt terstond verlies
van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mee.
4. De aanwijzing ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt, geschiedt zo spoedig
mogelijk.
Artikel 10 Vergaderingen
1. Op het houden van en de orde van vergaderingen zijn de artikelen 28, 30, 31, 55, 57, 59 en
60 van de Provinciewet (oud) van overeenkomstige toepassing.
2. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden
vast, dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.
3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor
zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.
4. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten,
indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
5. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing
naar dit artikel, opnieuw een vergadering.
6. Op de vergadering, bedoeld in het vijfde lid, is het vierde lid niet van toepassing. Het dagelijks
bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering
was belegd alleen beraadslagen en besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting
hebbende leden tegenwoordig is.
§ 4. De voorzitter
Artikel 11 Aanwijzing
1. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht
van gedeputeerde staten.
2. De voorzitter is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en voorzitter van het dagelijks
bestuur.
3. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt hij vervangen door de vicevoorzitter van het dagelijks
bestuur.
§ 5 Overige bepalingen
Artikel 12 Bestuurscommissies
1. Het algemeen bestuur kan, naast commissies van advies, commissies instellen met het oog
op de behartiging van bepaalde belangen.
2. De instelling van een commissie, de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling alsmede
de vaststelling van andere nadere regelingen met betrekking tot het functioneren van de
commissies, geschiedt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 respectievelijk 25 juncto
52, eerste lid, onder e, f, g en h van de Wet.
Artikel 13 Tegemoetkoming kosten
1. Het algemeen bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 21, juncto 52, eerste
lid, onder c van de Wet, een regeling vaststellen voor een vergoeding voor de werkzaamheden
en een tegemoetkoming in de kosten van de leden van het bestuur van het lichaam.
2. Ten aanzien van de werkzaamheden en de kosten van de leden van de commissies, is het
bepaalde in het vorige lid van overeenkomstige toepassing,
Hoofdstuk 3 Taken en bevoegdheden van het lichaam
§ 1. Algemene bepaling
Artikel 14
Het lichaam heeft, in het kader van de in artikel 2, derde lid, vermelde zorg, tot taak het beheren en in
stand houden van een gemeenschappelijke milieudienst: de DCMR Milieudienst Rijnmond.
§ 2. Bevoegdheden algemeen bestuur
Artikel 15 Bevoegdheden algemeen bestuur
1. Met betrekking tot de uitoefening van de in artikel 14 genoemde taak berusten bij het algemeen
bestuur alle bevoegdheid, die niet bij of krachtens deze regeling aan het dagelijks bestuur
of aan de voorzitter is opgedragen.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 46 van de Wet en naast de uitoefening van taken en
bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde, is het algemeen bestuur in
ieder geval belast met en bevoegd tot:
a. het doen van voorstellen aan de deelnemers omtrent toetreding tot, uittreding uit,
wijziging van of opheffing van de regeling;
b. het aangaan van geldleningen en van rekeningcourantovereenkomsten;
c. het uitlenen van gelden en het waarborgen van geldleningen door anderen aan te
gaan;
d. het kopen, ruilen, vervreemden, bezwaren en in erfpacht aannemen of uitgeven van
roerende of onroerende zaken;
e. het doen van uitgaven voordat de begroting of begrotingswijziging, waarbij deze
uitgaven zijn geraamd, is goedgekeurd;
f. het voeren van rechtsgedingen en beroepsprocedures;
g. het berusten in een tegen het lichaam ingestelde rechtsverordening.
Artikel 16 Overdracht van bevoegdheden
Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden aan het dagelijks bestuur overdragen, tenzij de aard
van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Artikel 152, tweede lid, van de Provinciewet is van overeenkomstige
toepassing.
§ 2. Bevoegdheden dagelijks bestuur
Artikel 17 Bevoegdheden dagelijks bestuur
1. Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling
bepaalde is het dagelijks bestuur belast met en bevoegd tot:
a. het dagelijks beheer van de dienst;
b. het toezicht op de dienst en al wat het lichaam aangaat;
c. de voorbereiding van alles waarover in de vergadering van het algemeen bestuur zal
worden beraadslaagd en besloten;
d. de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur;
e. het toezicht op het beheren van de financiën van het lichaam;
f. het toezicht op het beheren van de eigendommen van het lichaam;
g. het verhuren, verpachten of op andere wijze in gebruik geven van eigendommen van
het lichaam;
h. het (ver)huren en pachten ten behoeve van het lichaam;
i. het nemen van conservatoire maatregelen, voordat wordt besloten tot het voeren van
rechtsgedingen, het instellen van bezwaar en beroep alsmede het vragen om een
voorlopige voorziening, ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;
j. het voorstaan van de belangen van het lichaam bij andere overheden en andere
instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor het lichaam van belang is;
k. het afkondigen van besluiten waarvan afkondiging bij wet of bij besluit van het algemeen
bestuur is voorgeschreven;
l. het sluiten van overeenkomsten met derden ten aanzien van het verrichten door de
dienst van werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 23, zesde lid.
2. Het dagelijks bestuur kan voor de in het vorige lid genoemde bevoegdheden mandaat verlenen
aan de directeur van de dienst met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 10 van
de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 18 Verantwoording aan algemeen bestuur
1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur
verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.
2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling
van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is, tenzij dit in strijd is
met het openbaar belang.
3. Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of één
of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen, tenzij dit in strijd is met het
openbaar belang.
4. Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt
gegeven aan het in het tweede en derde lid bepaalde.
Artikel 19 Verantwoording aan deelnemers
1. Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden respectievelijk aan provinciale
staten alle inlichtingen die door één of meer leden van die bestuursorganen worden verlangd,
tenzij dit in strijd is met het openbaar belang.
Het reglement van orde van het betreffende bestuur regelt de wijze waarop hieraan uitvoering
wordt gegeven.
2. Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan het bestuursorgaan dat hem heeft aangewezen
alle inlichtingen, die door dit bestuursorgaan of één of meer leden daarvan worden verlangd, op
de wijze die door dit bestuursorgaan is bepaald, tenzij dit in strijd is met het openbaar belang.
3. Een lid van het algemeen bestuur is aan het bestuursorgaan dat hem heeft aangewezen verantwoording
verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid, op de wijze die
door dat bestuursorgaan is bepaald.
§ 3. Bevoegdheden voorzitter
Artikel 20 Bevoegdheden voorzitter
1. De voorzitter bevordert een goede behartiging van de zaken van de dienst.
2. De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging
aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.
3. De voorzitter ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan.
Artikel 21 Verantwoording aan algemeen bestuur
1. De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem
gevoerde bestuur.
2. Hij geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde
inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.
Hoofdstuk 4 Taken en bevoegdheden van de dienst
Artikel 22 Taken
1. De dienst kan, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden, adviserende, ondersteunende
en uitvoerende werkzaamheden verrichten op het gebied van de zorg voor de
leefomgeving, het milieu en duurzaamheid.
2. De dienst heeft in ieder geval tot taak het in standhouden van een meldkamer.
3. Naast de taak genoemd in het vorige lid heeft de dienst, in ieder geval alsmede met inachtneming
van het ter zake door de deelnemer geformuleerde beleid de volgende taken:
a. Voor alle deelnemers:
- adviseren over en uitvoeren van taken van (onderdelen van) door gedeputeerde staten,
colleges van burgemeester en wethouders en dagelijks besturen van de deelgemeenten
te geven beschikkingen bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de
Wet milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht;
- uitoefenen van (deel-) toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht en de in die wet in artikel 5.1.genoemde wetten en het adviseren
over het toepassen van bestuursrechtelijke handhaving;
- uitvoeren van procedures conform de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de
Algemene wet bestuursrecht;
- multidisciplinaire taken in de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (m.u.v. de provincie
Zuid-Holland);
- milieutoezicht bij bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder het Besluit bodemkwaliteit
voor zover het die activiteiten betreft;
- milieutoezicht bij bodemsanering, sanering van bedrijfsterreinen en lozing van grondwater
bij bodemsanering en proefbronnering voor zover het die activiteiten betreft;
- ketengericht milieutoezicht bij bedrijfsmatige activiteiten.
b. Voor de provincie Zuid-Holland tevens:
- adviseren over door gedeputeerde staten te geven beschikkingen ingevolge het Vuurwerkbesluit
en de Wet Luchtvaart;
- toezicht op het Vuurwerkbesluit en de Wet Luchtvaart en het adviseren over toepassen
van bestuursrechtelijke handhaving;
- uitvoeren van taken samenhangend met en voortvloeiend uit de Wet bodembescherming;
- uitvoeren van taken samenhangend met en voortvloeiend uit de Wet geluidhinder;
leveren van een bijdrage aan de beleidsontwikkeling van de provincie op het gebied van
de leefomgeving, het milieubeheer en duurzaamheid;
- milieutechnisch adviseren over provinciale ruimtelijke plannen;
- uitvoeren van onderzoek en metingen op basis van op te stellen onderzoeks- en meetprogramma's;
- uitvoeren van werkzaamheden inzake milieueffectrapportages voor provinciale vergunningen,
provinciale plannen en projecten.
c. Voor de gemeente Rotterdam tevens:
- uitvoeren van taken samenhangend met en voortvloeiend uit de Wet bodembescherming
- uitvoeren van taken samenhangend met de Verordening bodembescherming Rotterdam,
het Besluit en de Regeling Bodemkwaliteit, het Activiteitenbesluit (ondergrondse tanks),
het Besluit verplicht bodemonderzoek op bedrijfsterreinen c.q. het handhavingsbeleid
hiervan, de Bedrijvenregeling bodemsanering en de bodemparagraaf in de Bouwverordening;
- leveren van chemische adviezen;
- advisering over het milieubeleid van andere Rotterdamse diensten;
- ontwikkelen beleid op het gebied van milieubeheer in het algemeen, met accent op de
thema’s bedrijven, huishoudens, bodem, lucht, geluid, externe veiligheid, energie, groen,
water, duurzaam bouwen, verkeer en vervoer;
- mede ontwikkelen en uitvoeren van projecten met Rotterdamse burgers en organisaties;
- advisering op het gebied van ruimtelijke plannen;
- advisering en uitvoering van wettelijke procedures in het kader van milieueffectrapportages
voor plannen en besluiten.
d. Voor de gemeente Vlaardingen tevens:
- uitvoeren van taken samenhangend met en voortvloeiend uit de Wet bodembescherming;
- adviseren over en uitvoeren van taken op het gebied van externe veiligheid;
- uitvoeren van taken samenhangend met en voortvloeiend uit de Wet geluidhinder en
de APV;
- adviseren over en uitvoeren van taken op het gebied van klimaat en verkenningen;
- adviseren over en uitvoeren van taken op het gebied van lucht en luchtkwaliteit;
- adviseren over en uitvoeren van taken op het gebied van duurzaamheid, milieu,
ruimtelijke ordening en ruimtelijke plannen.
4. Met betrekking tot de uitvoering en nadere invulling van de in het vorige lid sub a. tot en met d.
genoemde taken worden door of namens het dagelijks bestuur en elk van de deelnemers schriftelijk
werkafspraken gemaakt.
5. In aanvulling op het bepaalde in het derde lid verricht de dienst op verzoek van een deelnemer -
ook buiten het samenwerkingsgebied - andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende
werkzaamheden.
6. Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de in het derde en vijfde lid bedoelde taken,
kan de dienst op verzoek van derden - ook buiten het samenwerkingsgebied - adviserende, ondersteunende
en uitvoerende werkzaamheden verrichten.
7. Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen werkzaamheden als bedoeld in dit
artikel gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten
tijde van het van kracht worden van deze gemeenschappelijke regeling strekten, dan wel indien
in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven
zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren
tot de taken die overeenkomstig dit artikel aan de dienst zijn opgedragen.
Artikel 23 Bevoegdheden
1. Aan het bestuur van de dienst worden geen bevoegdheden gedelegeerd door de deelnemers.
2. De colleges van de deelnemers alsmede de dagelijkse besturen van de deelgemeenten kunnen
hun bevoegdheden ten aanzien van de bij of krachtens artikel 22 aan de dienst opgedragen taken,
mandateren aan de directeur van de dienst.
3. Ambtenaren van de deelnemers alsmede van de deelgemeenten kunnen ondermandaat verlenen
aan de directeur van de dienst, voor zover zij hiertoe bevoegd zijn.
Hoofdstuk 5 Ambtelijke organisatie
Artikel 24 Aanstelling, schorsing en ontslag directeur
1. Er is een directeur van de dienst.
2. De directeur van de dienst wordt door het algemeen bestuur benoemd uit een door het dagelijks
bestuur op te maken voordracht van ten minste twee personen.
3. Het algemeen bestuur kan de directeur schorsen en ontslaan.
Artikel 25 Taken en bevoegdheden directeur
1. Het dagelijks bestuur stelt de instructie van de directeur vast.
2. De directeur is belast met de leiding van de dienst en de zorg voor een juiste taakvervulling in
de organisatie
3. De directeur van de dienst fungeert als ambtelijk secretaris van het algemeen bestuur en het
dagelijks bestuur.
4. De secretaris is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur
aanwezig.
5. De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de
secretaris mede-ondertekend.
6. Het dagelijks bestuur regelt de plaatsvervanging van de secretaris.
Artikel 26 Aanstellen overig personeel
1. Het dagelijks bestuur is, binnen het raam van de door het algemeen bestuur vastgestelde formatie,
belast met het aanstellen als ambtenaar, het tewerkstellen op arbeidsovereenkomst naar
burgerlijk recht en het schorsen en ontslaan van het personeel van het lichaam, de directeur
van de dienst uitgezonderd.
2. Het dagelijks bestuur kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de directeur
van de dienst, tenzij het ambtenaren betreft die belast zijn met functies van leidinggevende
aard die rechtstreeks onder de directeur ressorteren.
Artikel 27 Rechtspositie personeel
1. Op het personeel in dienst van het lichaam zijn de rechtspositieregelingen die zijn of zullen worden
vastgesteld voor het personeel in dienst van de provincie Zuid-Holland, van overeenkomstige
toepassing.
2. Het dagelijks bestuur kan aan het provinciaal bestuur voorstellen doen met betrekking tot de
vaststelling van uitvoeringsregelingen die, in verband met de specifieke taakuitoefening door de
dienst, voor het personeel van belang worden geacht.
3. Waar in de in het eerste lid bedoelde regelingen gesproken wordt van "provinciale staten", "gedeputeerde
staten" dan wel "hoofd van dienst" wordt voor de toepassing in het kader van deze
gemeenschappelijke regeling respectievelijk gelezen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur
en de directeur.
Hoofdstuk 6 Financiële bepalingen
§ 1. De begroting
Artikel 28 Boekjaar
Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 29 Voorbereiding begroting
1. De begroting wordt ingericht overeenkomstig het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).
Aan de begroting wordt een meerjarenraming toegevoegd.
2. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur
wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan provinciale
staten.
3. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd
en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en
de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven.
4. De raad van een deelnemende gemeente en provinciale staten kunnen bij het dagelijks bestuur
hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de
commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen
bestuur wordt aangeboden.
5. Het bepaalde in dit artikel is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting,
met uitzondering van overschrijvingen vanuit de post "Onvoorziene uitgaven."
Artikel 30 Vaststelling begroting
1. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt.
2. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval
voor 15 juli van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de begroting dient, aan de Minister van
Binnenlandse Zaken.
3. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting en begrotingswijziging aan
de raden der deelnemende gemeenten en aan provinciale staten, die de minister van Binnenlandse
Zaken ter zake van hun zienswijze naar voren kunnen brengen. Indien de begroting ongewijzigd
wordt vastgesteld, kan worden volstaan met mededeling hiervan.
§ 2. Jaarrekening
Artikel 31 Vaststelling jaarrekening
1. Het algemeen bestuur stelt de rekening van het lichaam vast uiterlijk 1 juli, volgende op het jaar
waarop deze betrekking heeft en zendt deze vervolgens uiterlijk 15 juli aan de minister van Binnenlandse
Zaken.
2. Het dagelijks bestuur voegt bij het voorstel voor de rekening een verslag van een onderzoek
naar de rechtmatigheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 33 aangewezen
deskundige.
3. De rekening wordt ingericht overeenkomstig het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).
§ 3. Beheer
Artikel 32 Financiële administratie
Het algemeen bestuur stelt regelen vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie
en het financieel beheer van het lichaam.
Artikel 33 Controle
1. Het algemeen bestuur wijst één of meer deskundigen aan voor de controle op het financieel
beheer en de administratie van het lichaam.
2. Het algemeen bestuur stelt met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde controle regels vast.
§ 4. Financiële verplichtingen
Artikel 34 Betaling
1. De deelnemers betalen uiterlijk 15 februari, 15 mei, 15 augustus en 15 november een voorschot
in de kosten van het lopende boekjaar ten bedrage van 25% van het jaarbudget.
2. Naar aanleiding van de administratie over de afzonderlijke kwartalen kan het dagelijks bestuur
bepalen dat een van het in het eerste lid bedoelde bedrag afwijkend voorschot wordt betaald.
3. Uiterlijk 1 juni vindt per deelnemer een eerste afrekening plaats over het voorafgaande boekjaar
overeenkomstig het ontwerp van de voorlopige rekening.
4. De definitieve afrekening vindt plaats binnen twee maanden na vaststelling van de rekening.
5. In verband met de toetreding van een gemeente kan het dagelijks bestuur in afwijking van het
bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel voor het jaar van toetreding van deze gemeente
een afwijkende regeling treffen inzake de vervaldata van voorschotten en de eerste afrekening.
Artikel 35 Deelnameverplichting
1. Met het oog op de voor hen uit te voeren taken als bedoeld in artikel 22, tweede en derde lid
verbinden de deelnemers zich tot de financiële verplichtingen die na goedkeuring zijn opgenomen
in de begroting 2004, inclusief de eerste wijziging daarop, als vertaling van de personele
en materiële inzet ten behoeve van de uitvoering van die taken. De bedragen worden jaarlijks
geïndexeerd met het door het algemeen bestuur vastgestelde indexpercentage.
2. Het in het eerste lid bepaalde is mede van toepassing voor nieuwe deelnemers, met dien verstande
dat als uitgangspunt geldt de goedgekeurde begroting, inclusief wijzigingen van het 1e
volledige jaar na toetreding.
3. Onverminderd het bepaalde in het volgende lid is een deelnemer gerechtigd, zonder wijziging
van de regeling, wijzigingen in het niveau van uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taken
te bewerkstelligen, voor zover de wijzigingen in financiële verplichtingen die daarvan het gevolg
zullen zijn, gezamenlijk niet meer dan 25% van die verplichtingen bedragen.
4. Wijzigingen als bedoeld in het vorige lid kunnen, indien zij een vermindering van de in het eerste
lid bedoelde verplichtingen tot gevolg hebben, jaarlijks niet meer dan 5% van die verplichtingen
bedragen.
Indien het totaal van de verminderingen van de in het eerste lid bedoelde financiële verplichtingen,
als gevolg van wijzigingen als bedoeld in het vorige lid, op enig moment meer dan 10%
van die verplichtingen bedraagt, zal de betreffende deelnemer ter zake van de verschuiving in
de verdeling van overheadkosten aan het lichaam een afkoopsom verschuldigd zijn welke door
het algemeen bestuur wordt vastgesteld.
Indien daartoe naar het oordeel van het algemeen bestuur de noodzaak bestaat, is het gestelde
in artikel 39, voor zover betrekking hebbende op de toewijzing van personeel, van overeenkomstige
toepassing.
5. De in het vorige lid derde en vierde lid bedoelde beperking is niet van toepassing op wijzigingen
in de uitvoering van taken welke bekostigd wordt door middel van projectsubsidies ten behoeve
van de uitvoering van bodemsaneringsprogramma's of de zonering industrielawaai, indien en
voor zover een wijziging optreedt in de verstrekking van die subsidies.
6. Op omvangrijker wijzigingen dan bedoeld in het derde en vierde lid van dit artikel is het bepaalde
in artikel 40 van toepassing. De in het eerste lid genoemde verbintenis is op de aldus gewijzigde
inzet en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 36 Garantstelling
1. De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat het lichaam te allen tijde over voldoende
middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te voldoen.
2. Indien aan het algemeen bestuur van het lichaam blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven
op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten
het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet, respectievelijk
een verzoek aan de Minister tot toepassing van artikelen 198 en 199 Provinciewet.
§ 5. Overige financiële bepalingen
Artikel 37 Leges
Het algemeen bestuur kan een regeling vaststellen met betrekking tot de heffing van leges voor het op
aanvraag leveren van diensten.
Hoofdstuk 7 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Artikel 38 Toetreding
1. Toetreding door andere gemeenten vindt plaats, indien meer dan de helft van het aantal deelnemers,
vertegenwoordigende ten minste 150/240 van het aantal stemmen in het algemeen
bestuur, daarin bewilligt.
2. Het algemeen bestuur doet het nodige om de gevolgen van toetreding te regelen.
3. De toetreding gaat in op de eerste dag van de kalendermaand volgende op die waarin de voor
de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.
Artikel 39 Uittreding
1. Een deelnemer kan uittreden, indien meer dan de helft van het aantal deelnemers, vertegenwoordigende
ten minste 150/240 van het aantal stemmen in het algemeen bestuur, instemt met
de afwikkeling van de financiële en organisatorische gevolgen daarvan.
2. Indien een deelnemer uit de regeling wenst te treden, zal in het kader van de in het eerste lid
bedoelde afwikkeling van de financiële gevolgen daarvan een toewijzing van personeel aan deze
deelnemer plaatsvinden en zal er een compensatie verschuldigd zijn voor de overige rechten
en verplichtingen.
3. De hoeveelheid toe te wijzen personeel wordt bepaald op basis van de begroting over het jaar
voorafgaand aan het jaar van uittreding en betreft zowel het directe als het indirecte personeel.
4. De hoeveelheid toe te wijzen indirect personeel en de overige rechten en verplichtingen worden
bepaald op basis van de kostenverdelingen, welke zijn opgenomen in de begroting over het jaar
voorafgaand aan het jaar van uittreding.
5. Compensatie voor de overige rechten en verplichtingen, als bedoeld in het tweede lid, zal in
een bijdrage ineens voldaan worden. Deze bijdrage is gelijk aan driemaal de op de in het vierde
lid aangegeven wijze bepaalde hoeveelheid overige rechten en verplichtingen.
6. Uittreding kan slechts plaatsvinden met ingang van 1 januari van het jaar, volgende op dat
waarin de voor uittreding noodzakelijk wijziging van de regeling in werking is getreden.
Artikel 40 Wijziging
De regeling wordt gewijzigd indien meer dan de helft van het aantal deelnemers, vertegenwoordigende
ten minste 150/240 van het aantal stemmen in het algemeen bestuur, daartoe besluit.
Artikel 41 Opheffing
1. De regeling kan worden opgeheven indien meer dan de helft van het aantal deelnemers, vertegenwoordigende
ten minste 180/240 van het aantal stemmen in het algemeen bestuur, daartoe
besluit.
2. Door het algemeen bestuur wordt een liquidatieplan vastgesteld, de raden en provinciale staten
gehoord.
3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële
gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft
voor het personeel, met inachtneming van het bepaalde in de leden 3 en 4 van artikel 39.
4. Toewijzing van personeel aan de deelnemers zal plaatsvinden bij besluit van het algemeen
bestuur.
5. Bij ontbinding van het lichaam in verband met opheffing van de regeling of anderszins, blijft
het lichaam voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van zijn vermogen noodzakelijk
is.
Hoofdstuk 8 Archiefbescheiden
Artikel 42
1. Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor het in goede, geordende en toegankelijke staat
brengen en houden van de onder hem berustende archiefbescheiden zoals bedoeld in het tweede
en vierde lid, waaronder mede valt het vernietigen van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.
Het dagelijks bestuur stelt ter zake regels vast.
2. De directeur beheert de archiefbescheiden van de dienst en zijn organen, voor zover deze niet
zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
3. De dienst draagt de in het tweede lid genoemde archiefbescheiden over naar het Stadsarchief
Rotterdam, overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Archiefwet 1995.
4. De deelnemers stellen de archiefbescheiden die betrekking hebben op de aan de dienst opgedragen
taken aan de omgevingsdienst ter beschikking in goede, geordende en toegankelijke staat.
5. De archivaris van het Stadsarchief Rotterdam oefent toezicht uit op het in het tweede lid genoemde
beheer.
6. In geval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling draagt de dienst de in het tweede lid
genoemde archiefbescheiden met inachtneming van artikel 8 van het Archiefbesluit voor zover
mogelijk over aan de taakopvolger. De overbrenging van de archiefbescheiden in goede, geordende
en toegankelijke staat naar het Stadsarchief Rotterdam geschiedt als had geen opheffing
plaatsgevonden. Als er geen taakopvolger is, worden de archiefbescheiden direct naar het Stadsarchief
Rotterdam overgebracht.
7. In geval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling stelt de dienst de in het vierde lid genoemde
archiefbescheiden, voor zover niet overgebracht naar de archiefbewaarplaats, weer ter
beschikking aan de deelnemers.
Hoofdstuk 9 Geschillen, klachten en aansprakelijkheid
Artikel 43 Geschillenregeling
1. Voordat over een bestuursgeschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet de beslissing van de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt ingeroepen, legt het algemeen
bestuur het geschil voor aan de Commissaris van de Koningin in de provincie Zuid-Holland.
2. De commissaris hoort de bij het geschil betrokken partijen.
3. Hij brengt binnen drie maanden advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming
te brengen.
4. Indien de aard van het geschil daartoe aanleiding geeft, dan wel indien een bestuursorgaan van
de provincie partij is in het geschil, laat de commissaris zich bij de voorbereiding van het in het
derde lid bedoelde advies bijstaan door twee door hem aan te wijzen burgemeesters van deelnemende,
niet als partij bij het geschil betrokken gemeenten.
Artikel 44 Klachtenregeling
1. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van de Algemene wet bestuursrecht, een ver
ordening klachtbehandeling vast.
2. De ombudsman van de gemeente Rotterdam is bevoegd tot behandeling van verzoekschriften
als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 45 Aansprakelijkheid
1. Het lichaam verzekert zich tegen:
a. Burgerrechtelijke aansprakelijkheid (wettelijke en contractuele aansprakelijkheid) voor
schade aan personen en goederen;
b. Wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.
2. Indien en voor zover de verzekering een voor rekening van het lichaam komende schade niet
dekt, komt deze voor rekening van de desbetreffende deelnemer binnen wiens aan de dienst
opgedragen takenpakket de schadeveroorzakende gebeurtenis is voorgevallen.
Hoofdstuk 10 Slotbepaling
Artikel 46 Inwerkingtreding
1. Deze regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Iedere wijziging hierop wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.
3. Iedere wijziging hierop treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking als bedoeld in het
vorige lid.
4. De regeling kan worden aangehaald als “gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst
Rijnmond.”
Gemeenschappelijke regeling tot instandhouding en beheer van de DCMR Milieudienst Rijnmond (20 e wijziging)
Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit d.d. 26-02-1987, KB nr. 17. Datum gewijzigd:1 januari 2014
De raden, respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de
gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Hellevoetsluis,
Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Ridderkerk, Rotterdam, Schiedam, Spijkenisse,
Vlaardingen en Westvoorne;
Alsmede provinciale staten van, het college van gedeputeerde staten van en de commissaris van de
Koningin in de provincie Zuid-Holland;
Gelezen de voordracht van het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond d.d. 3 juli 2013;
Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond;
Ieder voor zover het zijn of haar bevoegdheden betreft;
BESLUITEN
In te stemmen met de volgende gewijzigde gemeenschappelijke regeling tot instandhouding en beheer van de DCMR Milieudienst Rijnmond:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling en de daarop berustende besluiten wordt verstaan onder:
a. Lichaam: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid;
b. Deelnemers: de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten Albrandswaard,
Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Goeree-Overflakkee, Hellevoetsluis, Krimpen
aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Ridderkerk, Rotterdam, Schiedam, Spijkenisse,
Vlaardingen en Westvoorne en de provincie Zuid-Holland.
c. Derden: niet-deelnemers aan de regeling
d. Dienst: de DCMR Milieudienst Rijnmond
e. Gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Zuid-Holland
f. Provinciale staten: provinciale staten van Zuid-Holland;
g. Raden: de raden van de aan deze Gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten;
h. Regeling: de gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond
i. Het bij de samenwerking betrokken gebied: de rechtsgebieden van de aan deze gemeenschappelijke
regeling deelnemende gemeenten, alsmede het rechtsgebied van de provincie Zuid-Holland,
voor zover dit samenvalt met de rechtsgebieden van de deelnemende gemeenten;
j. Wet: Wet gemeenschappelijke regelingen
Artikel 2 Lichaam en belang
1. Er is een openbaar lichaam, genaamd Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst
Rijnmond.
2. Het lichaam is rechtspersoon. Het is gevestigd te Schiedam.
3. Het lichaam is ingesteld met het oog op de zorg voor het milieu in het bij de samenwerking betrokken
gebied.
4. Tot de zorg van het lichaam behoort ook de leefomgeving en duurzaamheid.
Hoofdstuk 2 Inrichting, samenstelling en werkwijze van het bestuur
§ 1. Algemene bepaling
Artikel 3 Het bestuur
Het bestuur van het lichaam bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
§ 2. Het algemeen bestuur
Artikel 4 Samenstelling
1. Het algemeen bestuur bestaat uit 20 leden.
2. Provinciale staten wijzen uit hun midden, de voorzitter inbegrepen, en uit gedeputeerde staten 3
leden van het algemeen bestuur aan. Elk van deze leden heeft bij de besluitvorming in het algemeen
bestuur 30 stemmen.
3. De raad van de gemeente Rotterdam wijst uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders
2 leden van het algemeen bestuur aan. Elk van deze leden heeft bij de besluitvorming in
het algemeen bestuur 45 stemmen.
4. De raden van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den
IJssel, Goeree-Overflakkee, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis,
Ridderkerk, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne wijzen uit hun midden, de voorzitter
inbegrepen en uit de wethouders elk 1 lid van het algemeen bestuur aan. Elk van deze leden
heeft bij de besluitvorming in het algemeen bestuur 4 stemmen.
5. In die gevallen waarin alle leden van het dagelijks bestuur zich krachtens enige bepaling van de
Provinciewet van medestemmen in het algemeen bestuur dienen te onthouden, is voor die aangelegenheden
de stemverhouding tussen de stemgerechtigde leden van het algemeen bestuur, in
afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid, als volgt:
a. het lid dat in dat bestuur zitting heeft namens de provincie Zuid-Holland, heeft 36 stemmen;
b. het lid dat in dat bestuur zitting heeft namens de gemeente Rotterdam, heeft 36 stemmen;
c. de leden die in dat bestuur zitting hebben namens één van de overige gemeenten, hebben
elk 2 stemmen.
6. Provinciale staten en de gemeenteraden kunnen voor de door hen benoemde leden van het algemeen
bestuur plaatsvervangende leden aanwijzen, die de door hen benoemde leden bij afwezigheid
vervangen. Het bepaalde in deze regeling ten aanzien van de leden van het algemeen bestuur
is op de plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
7. Indien ten gevolge van de toepassing van artikel 36 de financiële bijdragen van de deelnemers
substantieel ten opzichte van elkaar wijzigen, doet het algemeen bestuur voorstellen aan de deelnemers
om met toepassing van artikel 41 de stemverhouding zoals in het tweede en derde lid van
dit artikel te wijzigen.
Artikel 5 Aanwijzing en ontslag
1. De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van
provinciale staten respectievelijk van de raden in de nieuwe samenstelling.
2. Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid
van het algemeen bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats
hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.
3. Het aanwijzen ter vervulling van plaatsen die om een andere reden dan bedoeld in het tweede lid
openvallen, vindt plaats binnen één maand nadat die plaatsen zijn opengevallen.
4. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij
de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede het orgaan dat hen heeft aangewezen, op de
hoogte.
5. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid of
voorzitter te zijn van het orgaan waardoor men krachtens het bepaalde in artikel 4 is aangewezen,
dan wel ophoudt wethouder of gedeputeerde te zijn.
6. Het bestuursorgaan dat een of meer vertegenwoordigers in het algemeen bestuur heeft aangewezen,
kan deze vertegenwoordigers ontslaan, indien deze het vertrouwen van dit bestuursorgaan
niet meer bezit. Artikel 50 van de Gemeentewet (oud), dan wel artikel 50 van de Provinciewet
(oud) is van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene
wet bestuursrecht niet van toepassing.
7. In afwijking van het bepaalde in dit artikel wijst de raad van een toetredende gemeente, voor de
inwerkingtreding van de voor de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling, uit zijn midden,
de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders een lid van het algemeen bestuur aan.
Artikel 6 Incompatibiliteiten
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van de Wet is het lidmaatschap van het algemeen bestuur
onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één der
deelnemers dan wel door of vanwege het bestuur van het lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt,
met uitzondering van onderwijzend personeel.
2. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, zij die in dienst van één
der deelnemers dan wel het lichaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
Artikel 7 Vergaderingen
1. Op het houden en de orde van vergaderingen van het algemeen bestuur zijn de artikelen 16, 17,
19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Provinciewet (oud) van overeenkomstige toepassing,
voor zover daarvan bij de Wet gemeenschappelijke regelingen niet is afgeweken,
2. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden
vast.
§ 3. Het dagelijks bestuur
Artikel 8 Samenstelling
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit 6 leden, te weten: de voorzitter, een vicevoorzitter en vier
andere leden.
2. De vicevoorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht
van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
3. Eén lid voor financiële aangelegenheden wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen
op bindende voordracht van gedeputeerde staten.
4. Eén lid wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht van de
colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Maassluis, Lansingerland,
Schiedam en Vlaardingen.
Eén lid wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht van de
colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht,
Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel en Ridderkerk.
Eén lid wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht van de
colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernisse, Brielle,
Goeree-Overflakkee, Hellevoetsluis, Spijkenisse en Westvoorne.
5. Het algemeen bestuur kan voor de door hem benoemde leden van het dagelijks bestuur uit
zijn midden plaatsvervangende leden aanwijzen, die de door hem benoemde leden bij afwezigheid
vervangen.
De aanwijzing tot plaatsvervangend lid vindt plaats op bindende voordracht van het (de) college(
s) dat (die) het betreffende lid heeft (hebben) voorgedragen.
Het plaatsvervangend lid dat de voorzitter vervangt, treedt pas in diens hoedanigheid van
voorzitter indien de vicevoorzitter afwezig is.
Het bepaalde in deze regeling ten aanzien van de leden van het dagelijks bestuur is op de
plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
6. De op bindende voordracht van gedeputeerde staten aangewezen leden hebben ieder 9
stemmen.
Het op bindende voordracht aan het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
aangewezen lid heeft 18 stemmen. De overige leden hebben ieder 4 stemmen.
7. De leden van het dagelijks bestuur treden af met ingang van de dag waarop zij krachtens het
bepaalde in artikel 52, 1e lid, juncto artikel 13 lid 2 van de Wet aftreden uit het algemeen bestuur.
8. De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die krachtens
het bepaalde in het voorgaande lid zijn opengevallen, vindt plaats in de eerste vergadering
van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling, volgend op de dag waarop die plaatsen
zijn opengevallen.
Artikel 9 Ontslag
1. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijke
mededeling aan het algemeen bestuur. Een lid dat ontslag heeft genomen, blijft niettemin zijn
betrekking waarnemen totdat zijn opvolger die heeft aanvaard.
2. Het algemeen bestuur kan één of meer leden van het dagelijks bestuur ontslag verlenen, indien
dezen het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten.
3. Tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt terstond verlies
van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mee.
4. De aanwijzing ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt, geschiedt zo spoedig
mogelijk.
Artikel 10 Vergaderingen
1. Op het houden van en de orde van vergaderingen zijn de artikelen 28, 30, 31, 55, 57, 59 en
60 van de Provinciewet (oud) van overeenkomstige toepassing.
2. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden
vast, dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.
3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor
zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.
4. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten,
indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
5. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing
naar dit artikel, opnieuw een vergadering.
6. Op de vergadering, bedoeld in het vijfde lid, is het vierde lid niet van toepassing. Het dagelijks
bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering
was belegd alleen beraadslagen en besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting
hebbende leden tegenwoordig is.
§ 4. De voorzitter
Artikel 11 Aanwijzing
1. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht
van gedeputeerde staten.
2. De voorzitter is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en voorzitter van het dagelijks
bestuur.
3. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt hij vervangen door de vicevoorzitter van het dagelijks
bestuur.
§ 5 Overige bepalingen
Artikel 12 Bestuurscommissies
1. Het algemeen bestuur kan, naast commissies van advies, commissies instellen met het oog
op de behartiging van bepaalde belangen.
2. De instelling van een commissie, de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling alsmede
de vaststelling van andere nadere regelingen met betrekking tot het functioneren van de
commissies, geschiedt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 respectievelijk 25 juncto
52, eerste lid, onder e, f, g en h van de Wet.
Artikel 13 Tegemoetkoming kosten
1. Het algemeen bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 21, juncto 52, eerste
lid, onder c van de Wet, een regeling vaststellen voor een vergoeding voor de werkzaamheden
en een tegemoetkoming in de kosten van de leden van het bestuur van het lichaam.
2. Ten aanzien van de werkzaamheden en de kosten van de leden van de commissies, is het
bepaalde in het vorige lid van overeenkomstige toepassing,
Hoofdstuk 3 Taken en bevoegdheden van het lichaam
§ 1. Algemene bepaling
Artikel 14
Het lichaam heeft, in het kader van de in artikel 2, derde lid, vermelde zorg, tot taak het beheren en in
stand houden van een gemeenschappelijke milieudienst: de DCMR Milieudienst Rijnmond.
§ 2. Bevoegdheden algemeen bestuur
Artikel 15 Bevoegdheden algemeen bestuur
1. Met betrekking tot de uitoefening van de in artikel 14 genoemde taak berusten bij het algemeen
bestuur alle bevoegdheid, die niet bij of krachtens deze regeling aan het dagelijks bestuur
of aan de voorzitter is opgedragen.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 46 van de Wet en naast de uitoefening van taken en
bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde, is het algemeen bestuur in
ieder geval belast met en bevoegd tot:
a. het doen van voorstellen aan de deelnemers omtrent toetreding tot, uittreding uit,
wijziging van of opheffing van de regeling;
b. het aangaan van geldleningen en van rekeningcourantovereenkomsten;
c. het uitlenen van gelden en het waarborgen van geldleningen door anderen aan te
gaan;
d. het kopen, ruilen, vervreemden, bezwaren en in erfpacht aannemen of uitgeven van
roerende of onroerende zaken;
e. het doen van uitgaven voordat de begroting of begrotingswijziging, waarbij deze
uitgaven zijn geraamd, is goedgekeurd;
f. het voeren van rechtsgedingen en beroepsprocedures;
g. het berusten in een tegen het lichaam ingestelde rechtsverordening.
Artikel 16 Overdracht van bevoegdheden
Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden aan het dagelijks bestuur overdragen, tenzij de aard
van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Artikel 152, tweede lid, van de Provinciewet is van overeenkomstige
toepassing.
§ 2. Bevoegdheden dagelijks bestuur
Artikel 17 Bevoegdheden dagelijks bestuur
1. Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling
bepaalde is het dagelijks bestuur belast met en bevoegd tot:
a. het dagelijks beheer van de dienst;
b. het toezicht op de dienst en al wat het lichaam aangaat;
c. de voorbereiding van alles waarover in de vergadering van het algemeen bestuur zal
worden beraadslaagd en besloten;
d. de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur;
e. het toezicht op het beheren van de financiën van het lichaam;
f. het toezicht op het beheren van de eigendommen van het lichaam;
g. het verhuren, verpachten of op andere wijze in gebruik geven van eigendommen van
het lichaam;
h. het (ver)huren en pachten ten behoeve van het lichaam;
i. het nemen van conservatoire maatregelen, voordat wordt besloten tot het voeren van
rechtsgedingen, het instellen van bezwaar en beroep alsmede het vragen om een
voorlopige voorziening, ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;
j. het voorstaan van de belangen van het lichaam bij andere overheden en andere
instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor het lichaam van belang is;
k. het afkondigen van besluiten waarvan afkondiging bij wet of bij besluit van het algemeen
bestuur is voorgeschreven;
l. het sluiten van overeenkomsten met derden ten aanzien van het verrichten door de
dienst van werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 23, zesde lid.
2. Het dagelijks bestuur kan voor de in het vorige lid genoemde bevoegdheden mandaat verlenen
aan de directeur van de dienst met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 10 van
de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 18 Verantwoording aan algemeen bestuur
1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur
verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.
2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling
van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is, tenzij dit in strijd is
met het openbaar belang.
3. Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of één
of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen, tenzij dit in strijd is met het
openbaar belang.
4. Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt
gegeven aan het in het tweede en derde lid bepaalde.
Artikel 19 Verantwoording aan deelnemers
1. Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden respectievelijk aan provinciale
staten alle inlichtingen die door één of meer leden van die bestuursorganen worden verlangd,
tenzij dit in strijd is met het openbaar belang.
Het reglement van orde van het betreffende bestuur regelt de wijze waarop hieraan uitvoering
wordt gegeven.
2. Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan het bestuursorgaan dat hem heeft aangewezen
alle inlichtingen, die door dit bestuursorgaan of één of meer leden daarvan worden verlangd, op
de wijze die door dit bestuursorgaan is bepaald, tenzij dit in strijd is met het openbaar belang.
3. Een lid van het algemeen bestuur is aan het bestuursorgaan dat hem heeft aangewezen verantwoording
verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid, op de wijze die
door dat bestuursorgaan is bepaald.
§ 3. Bevoegdheden voorzitter
Artikel 20 Bevoegdheden voorzitter
1. De voorzitter bevordert een goede behartiging van de zaken van de dienst.
2. De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging
aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.
3. De voorzitter ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan.
Artikel 21 Verantwoording aan algemeen bestuur
1. De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem
gevoerde bestuur.
2. Hij geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde
inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.
Hoofdstuk 4 Taken en bevoegdheden van de dienst
Artikel 22 Taken
1. De dienst kan, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden, adviserende, ondersteunende
en uitvoerende werkzaamheden verrichten op het gebied van de zorg voor de
leefomgeving, het milieu en duurzaamheid.
2. De dienst heeft in ieder geval tot taak het in standhouden van een meldkamer.
3. Naast de taak genoemd in het vorige lid heeft de dienst, in ieder geval alsmede met inachtneming
van het ter zake door de deelnemer geformuleerde beleid de volgende taken:
a. Voor alle deelnemers:
- adviseren over en uitvoeren van taken van (onderdelen van) door gedeputeerde staten,
colleges van burgemeester en wethouders en dagelijks besturen van de deelgemeenten
te geven beschikkingen bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de
Wet milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht;
- uitoefenen van (deel-) toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht en de in die wet in artikel 5.1.genoemde wetten en het adviseren
over het toepassen van bestuursrechtelijke handhaving;
- uitvoeren van procedures conform de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de
Algemene wet bestuursrecht;
- multidisciplinaire taken in de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (m.u.v. de provincie
Zuid-Holland);
- milieutoezicht bij bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder het Besluit bodemkwaliteit
voor zover het die activiteiten betreft;
- milieutoezicht bij bodemsanering, sanering van bedrijfsterreinen en lozing van grondwater
bij bodemsanering en proefbronnering voor zover het die activiteiten betreft;
- ketengericht milieutoezicht bij bedrijfsmatige activiteiten.
b. Voor de provincie Zuid-Holland tevens:
- adviseren over door gedeputeerde staten te geven beschikkingen ingevolge het Vuurwerkbesluit
en de Wet Luchtvaart;
- toezicht op het Vuurwerkbesluit en de Wet Luchtvaart en het adviseren over toepassen
van bestuursrechtelijke handhaving;
- uitvoeren van taken samenhangend met en voortvloeiend uit de Wet bodembescherming;
- uitvoeren van taken samenhangend met en voortvloeiend uit de Wet geluidhinder;
leveren van een bijdrage aan de beleidsontwikkeling van de provincie op het gebied van
de leefomgeving, het milieubeheer en duurzaamheid;
- milieutechnisch adviseren over provinciale ruimtelijke plannen;
- uitvoeren van onderzoek en metingen op basis van op te stellen onderzoeks- en meetprogramma's;
- uitvoeren van werkzaamheden inzake milieueffectrapportages voor provinciale vergunningen,
provinciale plannen en projecten.
c. Voor de gemeente Rotterdam tevens:
- uitvoeren van taken samenhangend met en voortvloeiend uit de Wet bodembescherming
- uitvoeren van taken samenhangend met de Verordening bodembescherming Rotterdam,
het Besluit en de Regeling Bodemkwaliteit, het Activiteitenbesluit (ondergrondse tanks),
het Besluit verplicht bodemonderzoek op bedrijfsterreinen c.q. het handhavingsbeleid
hiervan, de Bedrijvenregeling bodemsanering en de bodemparagraaf in de Bouwverordening;
- leveren van chemische adviezen;
- advisering over het milieubeleid van andere Rotterdamse diensten;
- ontwikkelen beleid op het gebied van milieubeheer in het algemeen, met accent op de
thema’s bedrijven, huishoudens, bodem, lucht, geluid, externe veiligheid, energie, groen,
water, duurzaam bouwen, verkeer en vervoer;
- mede ontwikkelen en uitvoeren van projecten met Rotterdamse burgers en organisaties;
- advisering op het gebied van ruimtelijke plannen;
- advisering en uitvoering van wettelijke procedures in het kader van milieueffectrapportages
voor plannen en besluiten.
d. Voor de gemeente Vlaardingen tevens:
- uitvoeren van taken samenhangend met en voortvloeiend uit de Wet bodembescherming;
- adviseren over en uitvoeren van taken op het gebied van externe veiligheid;
- uitvoeren van taken samenhangend met en voortvloeiend uit de Wet geluidhinder en
de APV;
- adviseren over en uitvoeren van taken op het gebied van klimaat en verkenningen;
- adviseren over en uitvoeren van taken op het gebied van lucht en luchtkwaliteit;
- adviseren over en uitvoeren van taken op het gebied van duurzaamheid, milieu,
ruimtelijke ordening en ruimtelijke plannen.
4. Met betrekking tot de uitvoering en nadere invulling van de in het vorige lid sub a. tot en met d.
genoemde taken worden door of namens het dagelijks bestuur en elk van de deelnemers schriftelijk
werkafspraken gemaakt.
5. In aanvulling op het bepaalde in het derde lid verricht de dienst op verzoek van een deelnemer -
ook buiten het samenwerkingsgebied - andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende
werkzaamheden.
6. Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de in het derde en vijfde lid bedoelde taken,
kan de dienst op verzoek van derden - ook buiten het samenwerkingsgebied - adviserende, ondersteunende
en uitvoerende werkzaamheden verrichten.
7. Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen werkzaamheden als bedoeld in dit
artikel gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten
tijde van het van kracht worden van deze gemeenschappelijke regeling strekten, dan wel indien
in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven
zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren
tot de taken die overeenkomstig dit artikel aan de dienst zijn opgedragen.
Artikel 23 Bevoegdheden
1. Aan het bestuur van de dienst worden geen bevoegdheden gedelegeerd door de deelnemers.
2. De colleges van de deelnemers alsmede de dagelijkse besturen van de deelgemeenten kunnen
hun bevoegdheden ten aanzien van de bij of krachtens artikel 22 aan de dienst opgedragen taken,
mandateren aan de directeur van de dienst.
3. Ambtenaren van de deelnemers alsmede van de deelgemeenten kunnen ondermandaat verlenen
aan de directeur van de dienst, voor zover zij hiertoe bevoegd zijn.
Hoofdstuk 5 Ambtelijke organisatie
Artikel 24 Aanstelling, schorsing en ontslag directeur
1. Er is een directeur van de dienst.
2. De directeur van de dienst wordt door het algemeen bestuur benoemd uit een door het dagelijks
bestuur op te maken voordracht van ten minste twee personen.
3. Het algemeen bestuur kan de directeur schorsen en ontslaan.
Artikel 25 Taken en bevoegdheden directeur
1. Het dagelijks bestuur stelt de instructie van de directeur vast.
2. De directeur is belast met de leiding van de dienst en de zorg voor een juiste taakvervulling in
de organisatie
3. De directeur van de dienst fungeert als ambtelijk secretaris van het algemeen bestuur en het
dagelijks bestuur.
4. De secretaris is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur
aanwezig.
5. De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de
secretaris mede-ondertekend.
6. Het dagelijks bestuur regelt de plaatsvervanging van de secretaris.
Artikel 26 Aanstellen overig personeel
1. Het dagelijks bestuur is, binnen het raam van de door het algemeen bestuur vastgestelde formatie,
belast met het aanstellen als ambtenaar, het tewerkstellen op arbeidsovereenkomst naar
burgerlijk recht en het schorsen en ontslaan van het personeel van het lichaam, de directeur
van de dienst uitgezonderd.
2. Het dagelijks bestuur kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de directeur
van de dienst, tenzij het ambtenaren betreft die belast zijn met functies van leidinggevende
aard die rechtstreeks onder de directeur ressorteren.
Artikel 27 Rechtspositie personeel
1. Op het personeel in dienst van het lichaam zijn de rechtspositieregelingen die zijn of zullen worden
vastgesteld voor het personeel in dienst van de provincie Zuid-Holland, van overeenkomstige
toepassing.
2. Het dagelijks bestuur kan aan het provinciaal bestuur voorstellen doen met betrekking tot de
vaststelling van uitvoeringsregelingen die, in verband met de specifieke taakuitoefening door de
dienst, voor het personeel van belang worden geacht.
3. Waar in de in het eerste lid bedoelde regelingen gesproken wordt van "provinciale staten", "gedeputeerde
staten" dan wel "hoofd van dienst" wordt voor de toepassing in het kader van deze
gemeenschappelijke regeling respectievelijk gelezen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur
en de directeur.
Hoofdstuk 6 Financiële bepalingen
§ 1. De begroting
Artikel 28 Boekjaar
Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 29 Voorbereiding begroting
1. De begroting wordt ingericht overeenkomstig het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).
Aan de begroting wordt een meerjarenraming toegevoegd.
2. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur
wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan provinciale
staten.
3. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd
en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en
de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven.
4. De raad van een deelnemende gemeente en provinciale staten kunnen bij het dagelijks bestuur
hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de
commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen
bestuur wordt aangeboden.
5. Het bepaalde in dit artikel is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting,
met uitzondering van overschrijvingen vanuit de post "Onvoorziene uitgaven."
Artikel 30 Vaststelling begroting
1. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt.
2. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval
voor 15 juli van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de begroting dient, aan de Minister van
Binnenlandse Zaken.
3. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting en begrotingswijziging aan
de raden der deelnemende gemeenten en aan provinciale staten, die de minister van Binnenlandse
Zaken ter zake van hun zienswijze naar voren kunnen brengen. Indien de begroting ongewijzigd
wordt vastgesteld, kan worden volstaan met mededeling hiervan.
§ 2. Jaarrekening
Artikel 31 Vaststelling jaarrekening
1. Het algemeen bestuur stelt de rekening van het lichaam vast uiterlijk 1 juli, volgende op het jaar
waarop deze betrekking heeft en zendt deze vervolgens uiterlijk 15 juli aan de minister van Binnenlandse
Zaken.
2. Het dagelijks bestuur voegt bij het voorstel voor de rekening een verslag van een onderzoek
naar de rechtmatigheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 33 aangewezen
deskundige.
3. De rekening wordt ingericht overeenkomstig het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).
§ 3. Beheer
Artikel 32 Financiële administratie
Het algemeen bestuur stelt regelen vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie
en het financieel beheer van het lichaam.
Artikel 33 Controle
1. Het algemeen bestuur wijst één of meer deskundigen aan voor de controle op het financieel
beheer en de administratie van het lichaam.
2. Het algemeen bestuur stelt met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde controle regels vast.
§ 4. Financiële verplichtingen
Artikel 34 Betaling
1. De deelnemers betalen uiterlijk 15 februari, 15 mei, 15 augustus en 15 november een voorschot
in de kosten van het lopende boekjaar ten bedrage van 25% van het jaarbudget.
2. Naar aanleiding van de administratie over de afzonderlijke kwartalen kan het dagelijks bestuur
bepalen dat een van het in het eerste lid bedoelde bedrag afwijkend voorschot wordt betaald.
3. Uiterlijk 1 juni vindt per deelnemer een eerste afrekening plaats over het voorafgaande boekjaar
overeenkomstig het ontwerp van de voorlopige rekening.
4. De definitieve afrekening vindt plaats binnen twee maanden na vaststelling van de rekening.
5. In verband met de toetreding van een gemeente kan het dagelijks bestuur in afwijking van het
bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel voor het jaar van toetreding van deze gemeente
een afwijkende regeling treffen inzake de vervaldata van voorschotten en de eerste afrekening.
Artikel 35 Deelnameverplichting
1. Met het oog op de voor hen uit te voeren taken als bedoeld in artikel 22, tweede en derde lid
verbinden de deelnemers zich tot de financiële verplichtingen die na goedkeuring zijn opgenomen
in de begroting 2004, inclusief de eerste wijziging daarop, als vertaling van de personele
en materiële inzet ten behoeve van de uitvoering van die taken. De bedragen worden jaarlijks
geïndexeerd met het door het algemeen bestuur vastgestelde indexpercentage.
2. Het in het eerste lid bepaalde is mede van toepassing voor nieuwe deelnemers, met dien verstande
dat als uitgangspunt geldt de goedgekeurde begroting, inclusief wijzigingen van het 1e
volledige jaar na toetreding.
3. Onverminderd het bepaalde in het volgende lid is een deelnemer gerechtigd, zonder wijziging
van de regeling, wijzigingen in het niveau van uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taken
te bewerkstelligen, voor zover de wijzigingen in financiële verplichtingen die daarvan het gevolg
zullen zijn, gezamenlijk niet meer dan 25% van die verplichtingen bedragen.
4. Wijzigingen als bedoeld in het vorige lid kunnen, indien zij een vermindering van de in het eerste
lid bedoelde verplichtingen tot gevolg hebben, jaarlijks niet meer dan 5% van die verplichtingen
bedragen.
Indien het totaal van de verminderingen van de in het eerste lid bedoelde financiële verplichtingen,
als gevolg van wijzigingen als bedoeld in het vorige lid, op enig moment meer dan 10%
van die verplichtingen bedraagt, zal de betreffende deelnemer ter zake van de verschuiving in
de verdeling van overheadkosten aan het lichaam een afkoopsom verschuldigd zijn welke door
het algemeen bestuur wordt vastgesteld.
Indien daartoe naar het oordeel van het algemeen bestuur de noodzaak bestaat, is het gestelde
in artikel 39, voor zover betrekking hebbende op de toewijzing van personeel, van overeenkomstige
toepassing.
5. De in het vorige lid derde en vierde lid bedoelde beperking is niet van toepassing op wijzigingen
in de uitvoering van taken welke bekostigd wordt door middel van projectsubsidies ten behoeve
van de uitvoering van bodemsaneringsprogramma's of de zonering industrielawaai, indien en
voor zover een wijziging optreedt in de verstrekking van die subsidies.
6. Op omvangrijker wijzigingen dan bedoeld in het derde en vierde lid van dit artikel is het bepaalde
in artikel 40 van toepassing. De in het eerste lid genoemde verbintenis is op de aldus gewijzigde
inzet en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 36 Garantstelling
1. De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat het lichaam te allen tijde over voldoende
middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te voldoen.
2. Indien aan het algemeen bestuur van het lichaam blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven
op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten
het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet, respectievelijk
een verzoek aan de Minister tot toepassing van artikelen 198 en 199 Provinciewet.
§ 5. Overige financiële bepalingen
Artikel 37 Leges
Het algemeen bestuur kan een regeling vaststellen met betrekking tot de heffing van leges voor het op
aanvraag leveren van diensten.
Hoofdstuk 7 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Artikel 38 Toetreding
1. Toetreding door andere gemeenten vindt plaats, indien meer dan de helft van het aantal deelnemers,
vertegenwoordigende ten minste 150/240 van het aantal stemmen in het algemeen
bestuur, daarin bewilligt.
2. Het algemeen bestuur doet het nodige om de gevolgen van toetreding te regelen.
3. De toetreding gaat in op de eerste dag van de kalendermaand volgende op die waarin de voor
de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.
Artikel 39 Uittreding
1. Een deelnemer kan uittreden, indien meer dan de helft van het aantal deelnemers, vertegenwoordigende
ten minste 150/240 van het aantal stemmen in het algemeen bestuur, instemt met
de afwikkeling van de financiële en organisatorische gevolgen daarvan.
2. Indien een deelnemer uit de regeling wenst te treden, zal in het kader van de in het eerste lid
bedoelde afwikkeling van de financiële gevolgen daarvan een toewijzing van personeel aan deze
deelnemer plaatsvinden en zal er een compensatie verschuldigd zijn voor de overige rechten
en verplichtingen.
3. De hoeveelheid toe te wijzen personeel wordt bepaald op basis van de begroting over het jaar
voorafgaand aan het jaar van uittreding en betreft zowel het directe als het indirecte personeel.
4. De hoeveelheid toe te wijzen indirect personeel en de overige rechten en verplichtingen worden
bepaald op basis van de kostenverdelingen, welke zijn opgenomen in de begroting over het jaar
voorafgaand aan het jaar van uittreding.
5. Compensatie voor de overige rechten en verplichtingen, als bedoeld in het tweede lid, zal in
een bijdrage ineens voldaan worden. Deze bijdrage is gelijk aan driemaal de op de in het vierde
lid aangegeven wijze bepaalde hoeveelheid overige rechten en verplichtingen.
6. Uittreding kan slechts plaatsvinden met ingang van 1 januari van het jaar, volgende op dat
waarin de voor uittreding noodzakelijk wijziging van de regeling in werking is getreden.
Artikel 40 Wijziging
De regeling wordt gewijzigd indien meer dan de helft van het aantal deelnemers, vertegenwoordigende
ten minste 150/240 van het aantal stemmen in het algemeen bestuur, daartoe besluit.
Artikel 41 Opheffing
1. De regeling kan worden opgeheven indien meer dan de helft van het aantal deelnemers, vertegenwoordigende
ten minste 180/240 van het aantal stemmen in het algemeen bestuur, daartoe
besluit.
2. Door het algemeen bestuur wordt een liquidatieplan vastgesteld, de raden en provinciale staten
gehoord.
3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële
gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft
voor het personeel, met inachtneming van het bepaalde in de leden 3 en 4 van artikel 39.
4. Toewijzing van personeel aan de deelnemers zal plaatsvinden bij besluit van het algemeen
bestuur.
5. Bij ontbinding van het lichaam in verband met opheffing van de regeling of anderszins, blijft
het lichaam voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van zijn vermogen noodzakelijk
is.
Hoofdstuk 8 Archiefbescheiden
Artikel 42
1. Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor het in goede, geordende en toegankelijke staat
brengen en houden van de onder hem berustende archiefbescheiden zoals bedoeld in het tweede
en vierde lid, waaronder mede valt het vernietigen van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.
Het dagelijks bestuur stelt ter zake regels vast.
2. De directeur beheert de archiefbescheiden van de dienst en zijn organen, voor zover deze niet
zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
3. De dienst draagt de in het tweede lid genoemde archiefbescheiden over naar het Stadsarchief
Rotterdam, overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Archiefwet 1995.
4. De deelnemers stellen de archiefbescheiden die betrekking hebben op de aan de dienst opgedragen
taken aan de omgevingsdienst ter beschikking in goede, geordende en toegankelijke staat.
5. De archivaris van het Stadsarchief Rotterdam oefent toezicht uit op het in het tweede lid genoemde
beheer.
6. In geval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling draagt de dienst de in het tweede lid
genoemde archiefbescheiden met inachtneming van artikel 8 van het Archiefbesluit voor zover
mogelijk over aan de taakopvolger. De overbrenging van de archiefbescheiden in goede, geordende
en toegankelijke staat naar het Stadsarchief Rotterdam geschiedt als had geen opheffing
plaatsgevonden. Als er geen taakopvolger is, worden de archiefbescheiden direct naar het Stadsarchief
Rotterdam overgebracht.
7. In geval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling stelt de dienst de in het vierde lid genoemde
archiefbescheiden, voor zover niet overgebracht naar de archiefbewaarplaats, weer ter
beschikking aan de deelnemers.
Hoofdstuk 9 Geschillen, klachten en aansprakelijkheid
Artikel 43 Geschillenregeling
1. Voordat over een bestuursgeschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet de beslissing van de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt ingeroepen, legt het algemeen
bestuur het geschil voor aan de Commissaris van de Koningin in de provincie Zuid-Holland.
2. De commissaris hoort de bij het geschil betrokken partijen.
3. Hij brengt binnen drie maanden advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming
te brengen.
4. Indien de aard van het geschil daartoe aanleiding geeft, dan wel indien een bestuursorgaan van
de provincie partij is in het geschil, laat de commissaris zich bij de voorbereiding van het in het
derde lid bedoelde advies bijstaan door twee door hem aan te wijzen burgemeesters van deelnemende,
niet als partij bij het geschil betrokken gemeenten.
Artikel 44 Klachtenregeling
1. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van de Algemene wet bestuursrecht, een ver
ordening klachtbehandeling vast.
2. De ombudsman van de gemeente Rotterdam is bevoegd tot behandeling van verzoekschriften
als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 45 Aansprakelijkheid
1. Het lichaam verzekert zich tegen:
a. Burgerrechtelijke aansprakelijkheid (wettelijke en contractuele aansprakelijkheid) voor
schade aan personen en goederen;
b. Wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.
2. Indien en voor zover de verzekering een voor rekening van het lichaam komende schade niet
dekt, komt deze voor rekening van de desbetreffende deelnemer binnen wiens aan de dienst
opgedragen takenpakket de schadeveroorzakende gebeurtenis is voorgevallen.
Hoofdstuk 10 Slotbepaling
Artikel 46 Inwerkingtreding
1. Deze regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Iedere wijziging hierop wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.
3. Iedere wijziging hierop treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking als bedoeld in het
vorige lid.
4. De regeling kan worden aangehaald als “gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst
Rijnmond.”
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl