Regeling vervallen per 01-01-2024

Keur Delfland 2010

Geldend van 22-12-2009 t/m 01-06-2015

KEUR DELFLAND 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Bergingsgebied: een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen.

  • 2. Beschermingszone: aan een waterkering grenzende zone, die als zodanig in de legger is opgenomen, waarin ter bescherming van de waterkering voorschriften en beperkingen krachtens deze Keur van toepassing zijn.

  • 3. Bestuursorgaan: hetdagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap van Delfland, te weten dijkgraaf en hoogheemraden.

  • 4. Bronbemaling: het onttrekken van grondwater ten behoeve van het in den droge uitvoeren van bouwactiviteiten of ontgravingen.

  • 5. Grondwater: water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt met de daarin aanwezige stoffen.

  • 6. Grondwaterlichaam: samenhangende grondwatermassa.

  • 7. Hoogheemraadschap: het Hoogheemraadschap van Delfland.

  • 8. Infiltreren: water in de bodem brengen ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater.

  • 9. Initiatiefnemer: de vergunninghouder dan wel degene die de kenmerkende handeling uitvoert dan wel degene die de uitvoering daarvan kan (doen) beëindigen.

  • 10. Kunstwerken: waterstaatkundige werken die van belang zijn voor de taakuitoefening van het Hoogheemraadschap van Delfland, voor de waterkering en of voor het functioneren van de waterbeheersing.

  • 11. Legger: legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet of in artikel 78 tweede lid van de Waterschapswet.

  • 12. Milieubeschermingsgebieden: gebieden waarvoor in de Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland regels zijn gesteld ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning.

  • 13. Onttrekken: onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam of onttrekken van grondwater aan een grondwaterlichaam door middel van een onttrekkingsinrichting.

  • 14. Onttrekkingsinrichting: inrichting of werk, bestemd voor het onttrekken van grondwater. Zie hiervoor ook artikel 4.6.

  • 15. Oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende waterbodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de Waterwet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna.

  • 16. Profiel van vrije ruimte: de ruimte ter weerszijden van en boven een waterkering die naar het oordeel van de beheerder nodig is voor toekomstige verbeteringen aan de waterkering.

  • 17. Retourbemaling: het in een grondwaterlichaam terugbrengen van onttrokken water, ter compensatie of vermindering van de gevolgen van het onttrekken van water.

  • 18. Schouw: de uitoefening van toezicht op de naleving van de onderhoudsbepalingen in de Keur met betrekking tot waterstaatswerken.

  • 19. Wateren: oppervlaktewaterlichamen waarvan het hoogheemraadschap de beheerder is, die dienen voor de afvoer en/of aanvoer en/of berging van water, alsmede de onderhoudsstroken, met inbegrip van de daarin gelegen en daartoe ten dienste staande kunstwerken. Een voorbeeld van een profiel van wateren, met daarin de zoneringen en benamingen van onderdelen, is weergegeven in bijlage 1.

  • 20. Waterkeringen: kunstmatige hoogten, (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hoge gronden met ondersteunende kunstwerken die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben. Voorbeelden van een profiel van waterkeringen, met daarin de zoneringen en benamingen van onderdelen, zijn weergegeven in bijlagen 2 en 3.

  • 21. Waterstaatswerken: wateren, bergingsgebieden, waterkeringen, natuurvriendelijke oevers en ondersteunende kunstwerken, die als zodanig in de legger zijn aangegeven, tenzij hiervoor een vrijstelling geldt van de opneming in de legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet.

  • 22. Watersysteem: samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken en grondwaterlichamen.

  • 23. Watervergunning: vergunning als bedoeld in de Waterwet.

  • 24. Werken: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies met toebehoren.

Artikel 1.2 Hoofdelijke aansprakelijkheid

  • 1. De verplichtingen ingevolge deze Keur berusten op de eigenaar van gronden.

  • 2. Wanneer die gronden met een beperkt recht zijn bezwaard, dan wel krachtens persoonlijk recht in gebruik zijn gegeven, berusten de verplichtingen ingevolge deze Keur ook op de beperkt gerechtigden en in geval sprake is van een persoonlijk gebruiksrecht op de gebruikers.

  • 3. Voor de nakoming van de in deze Keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen is ieder van de in het tweede lid genoemde gerechtigden, alsmede de eigenaar hoofdelijk aansprakelijk.

Hoofdstuk 2 Ecologische kwaliteit van oppervlaktewaterlichamen

Artikel 2 Visplan

  • 1. Het bestuursorgaan kan aan de in het beheergebied functionerende Visstandbeheercommissies de verplichting opleggen om een visplan ter goedkeuring over te leggen, mede ten behoeve van de ecologische kwaliteit van de oppervlaktewaterlichamen.

  • 2. Iedereen die in het beheergebied van Delfland de visserij uitoefent kan de verplichting worden opgelegd om te handelen op basis van het door de betreffende Visstandbeheercommissie opgestelde visplan.

Hoofdstuk 3 Beheer en onderhoud van waterstaatswerken

Gebodsbepalingen

Artikel 3.1 Afrasteringen

  • 1. De eigenaren van aan waterstaatswerken gelegen gronden, die gebruikt worden voor het houden van dieren, zijn verplicht, op eerste aanzegging van of namens het bestuursorgaan, langs hun gronden een voldoende kerende afrastering aan te brengen.

  • 2. Het bestuursorgaan kan nadere regels stellen omtrent afrasteringconstructies en wijze van plaatsing.

Artikel 3.2 Coupures en sluizen

  • 1. De eigenaren van in waterkeringen voorkomende coupures en sluizen zijn verplicht, op eerste aanzegging van of namens het bestuursorgaan, deze onmiddellijk te sluiten.

  • 2. Voor afsluiting van de coupures bestemde keermiddelen, zoals schotbalken, dienen door de eigenaar van de coupure in goede staat te worden onderhouden.

  • 3. Ten aanzien van sluizen geldt dat, ongeacht of het beheer van de betrokken sluis bij het hoogheemraadschap of bij derden berust, het bestuursorgaan nadere regels kan stellen aanvullend op de Scheepvaartverkeerswet.

    Onderhoudsplichtigen

Artikel 3.3 Peilregulerende kunstwerken

De eigenaren van peilregulerende kunstwerken zijn verplicht, op eerste aanzegging van of namens het bestuursorgaan, deze (tijdelijk) op een bepaald peil in te stellen in afwijking van het bepaalde in het peilbesluit.

Onderhoudsverplichtingen

Artikel 3.4 Onderhoudsplichtigen

Onderhoudsplichtig zijn diegenen, die in de legger tot het plegen van gewoon en of buitengewoon onderhoud aan waterstaatswerken zijn aangewezen.

Hoofdstuk 4 Beheer en onderhoud van waterstaatswerken

Werkzaamheden waterstaatswerken

Artikel 4.1 Watervergunning waterstaatswerken en bijbehorende zones

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuursorgaan nieuwe waterstaatswerken aan te leggen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bestuursorgaan gebruik te maken van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:

    • a.

      werkzaamheden te verrichten;

    • b.

      de stabiliteit en of het waterkerend vermogen van de waterkeringen aan te tasten;

    • c.

      werken te wijzigen, te beschadigen, te vernietigen, te verwijderen, aan te brengen of te hebben;

    • d.

      werken te maken of te hebben of handelingen te verrichten die direct of indirect een vermindering van de waterkwaliteit, waaronder verzilting, kunnen veroorzaken of bevorderen;

    • e.

      stoffen, voorwerpen te brengen of te hebben op andere dan kennelijk daartoe door het bestuursorgaan ingerichte of vergunde plaatsen;

    • f.

      activiteiten te houden anders dan op kennelijk daartoe door het bestuursorgaan ingerichte of vergunde plaatsen;

    • g.

      andere bekledingen of beplantingen dan grassen aan te brengen of te hebben;

    • h.

      dieren die aanmerkelijke schade kunnen veroorzaken, te brengen of te hebben op waterkeringen;

    • i.

      de waterstand op een peil te brengen of te houden, anders dan het peil dat daarvoor in het betreffende peilbesluit is opgenomen, of dat in gebieden zonder peilbesluit normaal wordt aangehouden;

    • j.

      op enige wijze de waterdoorstroming te wijzigen, te belemmeren of te stremmen;

    • k.

      met drijvende objecten anders dan vaartuigen ligplaats te nemen;

    • l.

      zich als niet-rechthebbende te bevinden, indien dat op een voor het publiek kenbare wijze is aangegeven;

    • m.

      binnen een afstand van 50 m uit kunstwerken en of bemalingsinrichtingen korven, fuiken of ander vistuig te plaatsen of te hebben.

  • 3. Het is verboden zonder vergunning van het bestuursorgaan in de beschermingszone van waterkeringen werkzaamheden zoals afgravingen uit te voeren en of werken aan te brengen, die het functioneren van de waterkering in gevaar kunnen brengen.

  • 4. Het is verboden zonder vergunning van het bestuursorgaan in het profiel van vrije ruimte werken aan te brengen of te hebben.

Afvoeren, aanvoeren, lozen, onttrekken van water en onttrekken van grondwater of infiltreren

Artikel 4.2 Algeheel verbod bij calamiteiten

  • 1. In geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, kan het bestuursorgaan zonodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, verbieden:

    • a.

      water af te voeren naar en / of aan te voeren uit oppervlaktewaterlichamen;

    • b.

      water te lozen op of te ontrekken aan oppervlaktewaterlichamen;

    • c.

      grondwater te onttrekken of water te infiltreren.

  • 2. Zodra het bestuursorgaan instandhouding van het verbod krachtens het eerste lid niet langer noodzakelijk acht, maakt het direct de intrekking van het verbod bekend.

Artikel 4.3 Watervergunning afvoeren, aanvoeren, lozen en onttrekken

  • 1. Het is verboden om zonder vergunning van het bestuursorgaan water aan te voeren uit, af te voeren naar, te lozen in of te onttrekken aan wateren.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de verplichting opleggen de aangevoerde, afgevoerde, geloosde of onttrokken waterhoeveelheid te meten, daarvan aantekening te houden en van de verkregen gegevens opgave te doen.

Artikel 4.4 Watervergunning onttrekken van grondwater en infiltreren in de bodem

Het is verboden om zonder vergunning van het bestuursorgaan water te onttrekken aan een grondwaterlichaam of water te infiltreren in andere gevallen dan als bedoeld in artikel 6.4 van de Waterwet.

Artikel 4.5 Vrijstellingen grondwateronttrekkingen en infiltraties

  • 1. Het in artikel 4.4 bedoelde verbod is niet van toepassing op het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water, indien de te onttrekken hoeveelheid water niet meer kan bedragen dan 1 m per uur en de onttrekking plaats vindt buiten milieubeschermingsgebieden.

  • 2. Bij twijfel of de grens genoemd onder lid 1 wordt overschreden, kan het bestuursorgaan aan de initiatiefnemer van de onttrekking de verplichting opleggen om blijvend of gedurende een bepaalde periode de hoeveelheid water die wordt onttrokken regelmatig te meten. Indien deze verplichting wordt opgelegd, dient de initiatiefnemer van deze metingen op een vanwege het bestuursorgaan aangegeven wijze aantekening te houden en draagt hij er zorg voor dat deze gegevens maandelijks aan hen worden gezonden.

Artikel 4.6 Onttrekkingsinrichtingen

  • 1. Onttrekkingsinrichtingen en/of infiltratiewerken die vanwege één opdrachtgever en/of één project plaatsvinden en die een samenhangend geheel vormen, gelden als één inrichting.

  • 2. In afwijking van het voorgaande lid, is er in één of meer van de volgende gevallen geen sprake van een samenhangend geheel indien:

  • a. de invloedsgebieden van onttrekkingen en/of infiltraties elkaar niet overlappen;

  • b. bij onttrekkingen een periode van zes maanden of langer ligt tussen de beëindiging van een onttrekking en het begin van de volgende onttrekking;

  • c. is aangetoond dat voorafgaand aan een opvolgende onttrekking de grondwaterstand en de stijghoogte in de diepere watervoerende pakketten zich hebben hersteld tot het natuurlijk niveau.

Artikel 4.7 Registratieplichten grondwateronttrekking

  • 1. Degene die meer water onttrekt dan de in artikel 4.5 lid 1 genoemde hoeveelheid, dient:

  • a. de hoeveelheden water die worden onttrokken te meten en daarvan aantekening te houden;

  • b. bij beëindiging van de onttrekking binnen een maand na die beëindiging en bij langlopende projecten of permanente inrichtingen telkenmale in de maand januari, aan het bestuursorgaan opgave te verstrekken van de in het voorafgaande kalenderjaar onderscheidenlijk het lopende kalenderjaar per kwartaal onttrokken hoeveelheden water;

  • c. bij de onder sub b bedoelde opgave, kennis te geven van wijzigingen die zich in het voorafgaande kalenderjaar, onderscheidenlijk het lopende kalenderjaar, hebben voorgedaan met betrekking tot de onder het eerste lid bedoelde onttrekking.

  • 2. Het bestuursorgaan kan nadere regels stellen omtrent de wijze van meting en registratie.

Artikel 4.8 Registratieplichten infiltratie

  • 1. Degene die water infiltreert in een grondwaterlichaam voor andere doeleinden dan genoemd in artikel 6.4 van de Waterwet is verplicht de kwaliteit van het te infiltreren water te meten, te registreren en daarvan aan het bestuursorgaan opgave te doen.

  • 2. Het bestuursorgaan kan nadere regels stellen omtrent de wijze van meting en registratie.

Vrijstelling, algemene regels en zorgplicht

Artikel 4.9 Vrijstelling watervergunningplicht voor beheershandelingen

Geen vergunning krachtens artikel 4.1, 4.3 of 4.4 is vereist voor handelingen die plaats hebben door of in opdracht van het bestuursorgaan ten behoeve van aan het waterschap op grond van artikel 2 Waterschapswet opgedragen taken.

Artikel 4.10 Algemene regels

  • 1. Het bestuursorgaan kan voor het verrichten van handelingen als bedoeld in de artikelen 4.1, 4.3 en 4.4 algemene regels geven, welke mede kunnen inhouden een vrijstelling van de vergunningplicht, dan wel een algeheel verbod voor het verrichten van die handelingen.

  • 2. Bij regeling krachtens het voorgaande lid, kan de verplichting worden opgelegd handelingen te melden, metingen uit te voeren, gegevens te registreren en daarvan opgave te doen aan het bestuursorgaan.

Artikel 4.11 Kwetsbare oppervlaktewaterlichamen en gebieden

Het bestuursorgaan kan bij besluit een kaart met kwetsbare oppervlaktewateren en gebieden vaststellen dan wel wijzigen, waar afwijkende regels gelden ter bescherming van die oppervlaktewaterlichamen en gebieden.

Artikel 4.12 Zorgplicht

  • 1. Ieder die handelingen verricht of nalaat en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen of het nalaten daarvan inbreuk kan worden gemaakt op door het waterschap in het kader van zijn beheer uitgevoerde maatregelen in het watersysteem, is verplicht alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem verwacht mogen worden, ten einde die inbreuk te voorkomen, dan wel indien daarvan reeds sprake is, al het mogelijke te doen om de gevolgen daarvan zoveel mogelijk ongedaan te maken. Indien de inbreuk het gevolg is van een ongewoon voorval, worden de maatregelen onverwijld genomen.

  • 2. Degene die handelingen verricht als bedoeld in het vorige lid en daarbij kennis neemt van een inbreuk die door die handelingen wordt veroorzaakt, meldt die inbreuk en de maatregelen die hij voornemens is te treffen of reeds heeft getroffen, zo spoedig mogelijk aan het de bestuursorgaan.

  • 3. Het bestuursorgaan kan aanwijzingen geven over die maatregelen.

Hoofdstuk 5 Toezicht en handhaving

Artikel 5.1 Schouw

  • 1. Door of namens het bestuursorgaan wordt schouw gevoerd over de waterstaatswerken volgens een door dat bestuursorgaan vastgesteld schouwprotocol.

  • 2. Het bestuursorgaan kan besluiten een extra schouw te voeren.

  • 3. Het bestuursorgaan stelt de datum van de schouw vast en maakt die tenminste twee weken tevoren bekend door kennisgeving ervan in een dag-, nieuws- of huis aan huisblad, dan wel op andere geschikte wijze.

  • 4. De in het derde lid voorgeschreven bekendmaking kan in spoedeisende gevallen voor de aanvang van een extra schouw worden vervangen door een persoonlijke mededeling. Daarbij kan met een kortere termijn dan genoemd in het derde lid worden volstaan.

  • 5. De onderhoudsplichtigen moeten op de datum van de schouw, of in spoedeisende gevallen op de datum genoemd in de persoonlijke mededeling, aan hun onderhoudsverplichtingen hebben voldaan.

Artikel 5.2 Aanwijzing toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens deze Keur zijn belast de daartoe door het bestuursorgaan aangewezen ambtenaren of andere personen.

Artikel 5.3 Strafbepalingen

  • 1. Overtreding van de bepalingen van deze Keur en de daarop gebaseerde regelgeving wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 Wetboek van strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2. Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de overtreder wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.

Hoofdstuk 6 Overgangs– en slotbepalingen

Artikel 6.1 Vergunningen

  • 1. Een vergunning of ontheffing verleend vóór inwerkingtreding van deze Keur voor een ingevolge deze Keur vergunningplichtig handelen, wordt geacht ingevolge deze Keur te zijn verleend.

  • 2. Voor al hetgeen vóór de inwerkingtreding van deze Keur rechtmatig tot stand is gebracht, wordt geacht vergunning ingevolge deze Keur te zijn verleend.

Artikel 6.2 Keurkaart

  • 1. Voor waterstaatswerken waarvoor krachtens artikel 5.1 van de Waterwet en de provinciale Waterverordening vaststelling van een legger is voorgeschreven, maar waarvoor vaststelling nog niet heeft plaatsgehad, kunnen de ligging en indien mogelijk vorm, afmetingen en constructie van de betrokken waterstaatswerken worden aangegeven op een keurkaart.

  • 2. De daarbij aangegeven grenzen bepalen de toepassing van de verbodsbepalingen bedoeld in deze Keur.

Artikel 6.3 Overgangsbepaling zoneringen waterkeringen

De benamingen van zoneringen voor waterkeringen zoals vastgelegd in de Waterwet en deze Keur verschillen van de benamingen in de voorgaande keuren en de daaronder vastgestelde leggers. Daarom wordt de volgende conversietabel gehanteerd totdat de legger is herzien:

Voorgaande keur en leggers

Keur Delfland 2010

Waterkering kernzone

Waterstaatswerk

Waterkering beschermingszone

Beschermingszone

Waterkering buitenbeschermingszone

Profiel van vrije ruimte (nieuw)

Artikel 6.4 Overgangsbepaling wateren

De benamingen van wateren zoals vastgelegd in Reglement en deze Keur verschillen van de benamingen in de voorgaande keuren en de daaronder vastgestelde leggers. Daarom wordt de volgende conversietabel gehanteerd totdat de legger is herzien:

Voorgaande keur en leggers

Keur Delfland 2010

Primaire boezemwateren

Primaire wateren

Kanalen

Boezemdijksloten

Hoofdwatergangen

Dijksloten

Tertiaire boezemwateren

Secundaire wateren

Boezemsloten

Overige watergangen

Secundaire boezemwateren

Conform beslissingsmatrix

(zie Toelichting bij deze Keur)

Vaarsloten

Spoorsloten

Artikel 6.5 Overgangsbepaling onderhoudsstrook wateren

Voor onderhoudsstroken van wateren gelden de volgende afmetingen, tenzij deze in de legger anders zijn vastgelegd:

Functie

Gebied

Waterbreedte

Breedte onderhoudsstrook vanuit insteek

Hoogte onderhoudsstrook vanaf maaiveld

primair

boezem

1,0 m

2,0 m

primair

polder

4,0 m

3,50 m

secundair

boezem/ polder

2 m

1,0 m

2,0 m

secundair

boezem/ polder

> 2 m

1,50 m

2,0 m

Artikel 6.6 Onderhoud aan waterstaatswerken

Voor waterstaatswerken, waarvoor bij of krachtens artikel 78, tweede lid, Waterschapswet, bij provinciale verordening of bij waterschapsreglement het vaststellen van een legger is voorgeschreven, maar waarvoor vaststelling nog niet heeft plaatsgehad, is de onderhoudsplicht als volgt geregeld:

  • 1.

    Voor (strekkingen van) waterkeringen die nog niet in de legger zijn opgenomen, of waarvoor in de legger geen onderhoudsplichtigen zijn opgenomen, geldt voor zover dit niet met een vergunning is geregeld, dan wel op andere wijze is vastgelegd in een overeenkomst of overdrachtsdocument:

    • a.

      het hoogheemraadschap is onderhoudsplichtige voor het buitengewoon onderhoud van de waterkering;

    • b.

      de betreffende perceeleigenaar is onderhoudsplichtige voor het gewoon onderhoud van de waterkering, voor zover het eigendom strekt.

  • 2.

    Voor wateren die nog niet in de legger zijn opgenomen, of waarvoor in de legger geen onderhoudsplichtigen zijn opgenomen, geldt voor zover dit niet met een vergunning is geregeld, dan wel op andere wijze is vastgelegd in een overeenkomst of overdrachtsdocument:

  • a.

    het hoogheemraadschap is onderhoudsplichtige voor het onderhoud van het deel van insteek tot insteek van primaire wateren;

  • b.

    de betreffende perceeleigenaar is onderhoudsplichtige voor secundaire wateren en of de onderhoudsstrook van primaire wateren, voor zover het eigendom strekt.

  • 3.

    Voor kunstwerken die nog niet in de legger zijn opgenomen, of waarvoor in de legger geen onderhoudsplichtigen zijn opgenomen, geldt voor zover dit niet met een vergunning is geregeld, dan wel op andere wijze is vastgelegd in een overeenkomst of overdrachtsdocument, dat de eigenaar van het kunstwerk onderhoudsplichtige is.

  • 4.

    Voor werken geldt, voor zover dit niet met een vergunning is geregeld, dan wel op andere wijze is vastgelegd in een overeenkomst of overdrachtsdocument, dat de betreffende (perceel)eigenaar onderhoudsplichtige is.

Artikel 6.7 Inwerkingtreding

Deze Keur treedt in werking op het tijdstip waarop de Waterwet in werking treedt, te weten

22 december 2009. Op dat tijdstip worden de tot dan toe geldende Keur Delfland 2008 en bijbehorende algemene regels ingetrokken.

Artikel 6.8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Keur Delfland 2010”.