Kwijtscheldingsverordening waterschap Vechtstromen

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-01-2025

Intitulé

Kwijtscheldingsverordening waterschap Vechtstromen

Het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen;

gezien het voorstel van de Voorbereidingscommissie d.d. 15 oktober 2013;

gelet op artikelen 56, 77 en 144, derde lid, van de Waterschapswet;

BESLUIT

vast te stellen de Kwijtscheldingsverordening waterschap Vechtstromen

Artikel 1

Aan natuurlijke personen kan kwijtschelding worden verleend voor:

  • a.

    de verontreinigingsheffing, bedoeld in artikel 7.2, tweede lid van de Waterwet;

  • b.

    de zuiveringsheffing, bedoeld in artikel 122d van de Waterschapswet;

  • c.

    de watersysteemheffing ingezetenen, bedoeld in artikel 117, eerste lid van de Waterschapswet.

Artikel 2

Geen kwijtschelding wordt verleend voor:

  • a.

    de verontreinigingsheffing voor bedrijfsruimten als bedoeld in de Verordening op de verontreinigingsheffing;

  • b.

    de zuiveringsheffing voor bedrijfsruimten als bedoeld in de Verordening op de zuiveringsheffing;

  • c.

    de watersysteemheffing ongebouwde onroerende zaken, de watersysteemheffing natuurterreinen, en de watersysteemheffing gebouwde onroerende zaken, als bedoeld in de Verordening op de watersysteemheffing.

Artikel 3

  • 1. Bij het verlenen van kwijtschelding worden voor de berekening van de kosten van bestaan de percentages, vermeld in artikel 16 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, gesteld op 100.

  • 2. Bij het verlenen van kwijtschelding wordt het totaalbedrag aan financiële middelen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel d van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 verhoogd met:

    • a.

      € 2.000 voor echtparen;

    • b.

      75 procent van de verhoging, bedoeld in onderdeel a voor een alleenstaande; en;

    • c.

      90 procent van de verhoging, bedoeld in onderdeel a, voor een alleenstaande ouder.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt voor de vaststelling van de kosten van bestaan van pensioengerechtigden in plaats van de bijstandsnorm het netto-ouderdomspensioen gehanteerd.

  • 4. Met inachtneming van het overigens in dit besluit bepaalde, wordt een verzoek om kwijtschelding die geen verband houden met de uitoefening van het bedrijf of beroep, van een natuurlijk persoon die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent, behandeld volgens de bepalingen van hoofdstuk II, afdelingen 1, 2 en 5 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.

  • 5. Als uitgaven als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 worden mede in aanmerking genomen de in artikel 28, derde lid, van genoemde regeling bedoelde netto kosten van kinderopvang.

Artikel 4

Indien de betalingscapaciteit als bedoeld in artikel 13 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 onvoldoende is om volledig aan de belastingschuld te voldoen, wordt de aanwezige betalingscapaciteit ponds-pondsgewijs verdeeld over de aanslagen die voor kwijtschelding in aanmerking komen, voorzover deze betrekking hebben op hetzelfde belastingjaar.

Artikel 5

  • 1. De Kwijtscheldingsregeling waterschap Velt en Vecht en het Kwijtscheldingsbeleid 2010 van het waterschap Regge en Dinkel worden ingetrokken met dien verstande dat zij van toepassing blijven op belastingschulden, ontstaan voor 1 januari 2014.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2014.

  • 3. Deze verordening wordt toegepast op verzoeken die betrekking hebben op belastingschulden ontstaan op of na 1 januari 2014.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Kwijtscheldingsverordening Vechtstromen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 2 januari 2014 te Almelo.
Het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen,
dr. S.M.M. Kuks, interim-watergraaf drs. O. Dijkstra, secretaris

ALGEMENE TOELICHTING

Artikel 144 van de Waterschapswet bepaalt dat gehele of gedeeltelijke kwijtschelding de regels van toepassing zijn die de Minister van Financiën heeft vastgesteld op basis van de Invorderingswet 1990. Daarbij krijgt het algemeen bestuur van het waterschap de bevoegdheid om in afwijking van die regels:

  • a.

    te bepalen dat in het geheel geen dan wel gedeeltelijk kwijtschelding wordt verleend, en

  • b.

    regels te stellen met betrekking tot de wijze waarop de kosten van bestaan en de wijze waarop het vermogen in aanmerking worden genomen, die ertoe leiden dat in ruimere mate kwijtschelding wordt verleend.

 

In de artikelen 1 en 2 wordt bepaald voor wie en ten aanzien van welke belastingaanslagen de mogelijkheid bestaat om kwijtschelding aan te vragen. Artikel 3 verruimt de mate van kwijtschelding.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1

Het verzoek om in aanmerking te komen voor kwijtschelding moet worden gericht aan GBLT, het belastingkantoor dat door het waterschap is belast met de heffing en invordering van waterschapslasten.

 

Artikel 2

In dit artikel is ten overvloede bepaald welke belastingplichtigen en welke belastingaanslagen niet voor kwijtschelding in aanmerking kunnen komen. De watersysteemheffing ongebouwde onroerende zaken komt niet voor kwijtschelding in aanmerking, ongeacht welk (gedifferentieerd) tarief de aanslag betreft. Dus voor aanslagen voor waterbergingsgebieden, voor buitendijks gelegen onroerende zaken (het winterbed van de Vecht), en voor openbare verharde wegen bestaat geen recht op kwijtschelding.

 

Artikel 3

Dit artikel leidt ertoe dat in ruimere mate kwijtschelding kan worden verleend dan in de Uitvoeringsregeling van de minister van Financiën is geregeld.

De ministeriële regeling gaat er namelijk vanuit dat 90% van de Bijstandsuitkering moet worden beschouwd als minimale kosten van bestaan (de zogenaamde 90%-norm).

Het waterschap verruimt deze norm tot 100%, met als gevolg dat de belastingplichtige eerder voor kwijtschelding in aanmerking komt.

 

Artikel 4

In het geval de betalingscapaciteit niet voldoende is om alle belastingschulden aan het waterschap te voldoen, wordt op grond van deze bepaling van alle aanslagen gedeeltelijk kwijtschelding verleend. Deze bepaling heeft voor de belastingplichtige geen extra gevolgen, maar is van belang voor de interne financiële boekhouding van GBLT, en het waterschap.