Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR325190
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR325190/1
Handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen Heerlen 2014
Geldend van 01-04-2014 t/m heden
Intitulé
Handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen Heerlen 2014HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN
beleidsregel
“HANDHAVING WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN HEERLEN 2014”
Burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen
gelet op artikel 125 van de Gemeentewet;
gelet op artikel 4:81 en hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
Gelet op de artikelen 2.19, eerste lid, 2.23, eerste lid, 2.24 en 2.28, eerste lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen,
besluiten:
de Beleidsregel “Handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heerlen 2014” vast te stellen.
Artikel 1 Toepassing
Deze beleidsregel is van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gestelde regelgeving.
Artikel 2 Vormen van sanctioneren
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende wettelijke bevoegdheden:
- 1.
het opleggen van een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding (herstelsanctie);
- 2.
het opleggen van een bestuurlijke sanctie voor zover deze beoogt de overtreder leed toe te voegen (bestraffende sanctie).
Artikel 3 Kwaliteitseisen
-
1. De kwaliteitseisen waaraan voldaan moet worden staan genoemd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en alle aanverwante regelgeving. Ze worden tevens expliciet in het door de toezichthouder opgestelde rapport genoemd.
-
2. In deze Beleidsregel “Handhaving Wet kinderopvang en peuterspeelzalen Heerlen 2014” wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.
-
3. In het afwegingsoverzicht dat als bijlage aan deze beleidsregel is toegevoegd worden voor de prioritering en de hoogte van de bestuurlijke boete per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven.
HOOFDSTUK 2 HERSTELLEND TRAJECT
Artikel 4 Herstelsancties
-
1. Indien sprake is van een overtreding van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, legt het college een herstelsanctie op.
-
2. Bij het uitvoeren van het herstellend traject hanteert het college de volgende stappen:
- a.
stap 1: aanwijzing met voornemen last onder dwangsom of
voornemen last onder bestuursdwang
b stap 2: last onder dwangsom dan wel last onder bestuursdwang
- c.
stap 3: exploitatieverbod
- d.
stap 4: verwijdering uit het Landelijk Register Kinderopvang en
Peuterspeelzalen
- a.
-
3. Indien de overtreding hiertoe aanleiding geeft kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.
-
4. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
-
5. Bij het opleggen van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:
- a.
prioriteit hoog: 2 weken
- b.
prioriteit gemiddeld: 2 maanden
- c.
prioriteit laag: 6 maanden
met dien verstande dat in spoedeisende gevallen, waarin de veiligheid of gezondheid van personen in gevaar is, een kortere termijn wordt aangehouden.
- a.
-
6. In geval van ernstige overtredingen of recidive, waarbij onder recidive wordt verstaan het herhaaldelijk plegen van dezelfde dan wel nieuwe, ander soortige overtredingen, zal het college overgaan tot uitschrijving van een geregistreerde voorziening (voor kinderdagopvang,
buitenschoolse opvang, gastouderopvang of een gastouderbureau of
peuterspeelzaal, uit het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen.
HOOFDSTUK 3 BESTRAFFEND TRAJECT
Artikel 5 Gesubsidieerde peuterspeelzalen
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op gesubsidieerde peuterspeelzalen.
Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
-
1. Het college legt geen bestuurlijke boete op indien:
- a.
de overtreder aannemelijk maakt dat elke vorm aan
verwijtbaarheid ontbreekt;
- b.
de houder, zijnde een natuurlijk persoon, is overleden.
- a.
-
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan het college een bestuurlijke boete opleggen bij:
- a.
overtredingen met een prioriteit “gemiddeld” of “laag”, zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage;
- b.
overtredingen die voor de eerste keer op dezelfde locatie plaatsvinden, ongeacht hun prioriteit.
- a.
-
3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid legt het college een bestuurlijke boete op bij:
- a.
niet-naleving van een aanwijzing of bevel bij overtredingen met prioriteit “hoog”, zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage;
- b.
niet-naleving van een aanwijzing of bevel bij overtredingen van een norm, zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht onder “overige overtredingen”;
- c.
overtredingen waarbij sprake is van een verzwarende omstandigheid.
- a.
Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete
-
1. Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid en artikel 2.28, eerste lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.
-
2. De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
-
3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht met 0,5 kan worden vermenigvuldigd.
Artikel 8 Recidive
Bij de vaststelling van de bestuurlijke boete wordt uitgegaan van:
- 1.
1,5 maal het met toepassing van artikel 8 bepaalde boetebedrag indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van drie jaar nadat een eerdere boeteoplegging voor een overtreding van dezelfde wettelijke bepaling heeft plaatsgevonden;
- 2.
2 maal het met toepassing van artikel 8 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende boeteoplegging voor een overtreding van dezelfde wettelijke bepaling binnen een periode van drie jaar nadat de daaraan voorafgaande boeteoplegging heeft plaatsgevonden.
Artikel 9 Matiging
-
1. Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van:
- a.
de ernst van de overtreding,
- b.
de mate van verwijtbaarheid,
- c.
de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of
- d.
de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,
boeteoplegging volgens deze Beleidsregel onevenredig is.
- a.
-
2. Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze Beleidsregel niet is voorzien.
HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN
Artikel 10 Citeertitel
Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heerlen 2014”.
Artikel 11 Ingangsdatum
- 1.
Deze beleidsregel “Handhaving wet kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen Heerlen 2014”treedt in werking op 1 maart 2014.
- 2.
De beleidsregel “Handhavingsprotocol kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen Heerlen 2012” wordt ingetrokken met dien verstande dat deze beleidsregels van toepassing blijven op overtredingen ter zake waarvan bij inwerkingtreding van deze regeling reeds een bestuurlijke sanctie is opgelegd.
ALGEMENE TOELICHTING
Op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het college van burgemeester en wethouder belast met het toezicht op en de handhaving van de naleving van kwaliteitseisen door de in zijn gemeente georganiseerde kinderopvang. Het feitelijk toezicht wordt volgens de wet verricht door de GGD, die door het college hiervoor als toezichthouder is aangewezen.
Handhaving door het college vindt plaats op basis van de inspectierapporten van de GGD. Op grond van de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en aanpalende regelgeving heeft het college hiervoor een aantal handhavings-instrumenten ter beschikking, die hieronder nader worden toegelicht.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Voorafgaand aan het herstellend traject van het college kan de GGD in spoedeisende gevallen een schriftelijk bevel geven aan de overtreder. De GGD-inspecteur geeft een schriftelijk bevel indien hij van mening is dat de kwaliteit bij een kindercentrum, peuterspeelzaal of gastouderbureau zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel lijden.
In een herstellend traject zijn voor het college de volgende stappen te onderscheiden:
• Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid en artikel 2.23, eerste lid van de Wko)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of een peuterspeelzaal bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 14 dagen bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.
Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een her-inspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.
• Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang
(artikel 125, tweede lid van de Gemeentewet en artikel 5:32 van de Awb)
De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.
De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.
Doel is herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
• Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 en 2.24 Wko)
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of peuterspeelzaal in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:
- a.
zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is.
- b.
als een kindercentrum, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal naar verwachting niet of niet langer aan de kwaliteitseisen zal voldoen.
• Stap 4: verwijdering uit het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen
(artikel 1.47a, tweede lid en 2.4a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid en artikel 14, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk kan verwijderen:
- a.
indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang of peuterspeelzaal niet daadwerkelijk is aangevangen;
- b.
indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal exploiteert;
- c.
indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder in strijd handelt met de bepalingen van de Wet kinderopvang en
kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, van de Wko).
Gemeentelijk handhavingsprotocol
Om de handhaving transparant en consistent te laten verlopen hanteert het college sinds 2010 een handhavingsprotocol, waarin door middel van beleidsregels wordt bepaald hoe en wanneer het college de hierboven geschetste handhavingsinstrumenten inzet. De Beleidsregels “Handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heerlen 2014” geven artikelsgewijs invulling aan deze beleidsvrijheid van het college. De beleidsregels zijn aangepast aan de nieuwe wet- en regelgeving die in 2013 in werking is getreden en aan de nieuwe manier van inspecteren door de toezichthouders van de GGD per 1 januari 2014. De beleidsregels zijn gebaseerd op het VNG-model en volgen in grote lijnen het concept dat de Zuid-Limburgse gemeenten, op basis van het VNG-model, gezamenlijk hebben opgesteld. Het bestraffend traject heeft daarin, naast het herstellende traject, ten opzichte van het vorige handhavingsprotocol een prominentere plek gekregen.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1 Toepassing
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 2 Vormen van sanctioneren
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelsanctie en een bestraffende sanctie kunnen apart en gelijktijdig worden opgelegd.
Artikel 3 Kwaliteitseisen
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voldaan moet worden staan in de wet -en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.
HOOFDSTUK 2 HERSTRELLEND TRAJECT
Artikel 4 Herstelsancties
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 hierboven. Art. 8 lid 1 sub c (besluit registers) biedt ook de mogelijkheid om op basis van signalen anders dan een GGD inspectierapport een voorziening te verwijderen uit het register. Dit moeten serieuze signalen zijn die betrekking hebben op de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang (zoals signalen van de politie, Bureau Jeugdzorg, Centrum voor Jeugd en Gezin). Het moet betrekking hebben op de eisen gesteld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
HOOFDSTUK 3 BESTRAFFEND TRAJECT
Artikel 5 Gesubsidieerde peuterspeelzalen
Aangezien de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen niet toestaat dat er boetes worden opgelegd aan gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt hier expliciet nog eens bepaald dat dit hoofdstuk dan ook niet van toepassing is op gesubsidieerde peuterspeelzalen. Deze uitsluiting betreft uitsluitend het bestraffende traject.
Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Voor een aantal overtredingen is bepaald dat het college altijd van deze bevoegdheid gebruik maakt. Dit laat onverlet dat het college bevoegd blijft voor de overige overtredingen een boete op te leggen. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.
Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete
Eerste lid
In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.
Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lagere prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 en 2.28 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
Prioritering Boetebedrag
Hoog € 1.000,- tot € 8.000,-
Gemiddeld € 750,- tot € 3.000,-
Laag Maximaal € 1500,-
Uitzonderingen hierop zijn:
- a.
In geval van overtreding van de artikelen 1.66, 2.24 en 1.45 en 2.2 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
- b.
Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Tweede lid
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Artikel 8 Recidive
Bij recidive treedt strafverzwaring op.
Artikel 9 Matiging
Dit artikel spreekt voor zich.
HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN
Artikel 10 Citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 11 Ingangsdatum
Dit artikel spreekt voor zich.
BIJLAGE: AFWEGINGSOVERZICHT
Domein: Pedagogisch klimaat |
Prioriteit |
Bestuurlijke boete |
Pedagogisch beleid |
||
Pedagogisch beleidsplan |
Gemiddeld |
€ 3.000,- |
Inhoud pedagogisch beleidsplan |
Gemiddeld |
€ 750,- |
Houder draagt zorg voor uitvoering van pedagogisch beleidsplan door personeel, vrijwilligers (peuterspeelzaal) dan wel gastouders |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Waarborgen emotionele veiligheid |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Zorgdragen voor ontwikkeling persoonlijke competentie |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Zorgdragen voor ontwikkeling sociale competentie |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Zorgdragen voor overdracht van normen en waarden |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de leeftijdsopbouw en aantallen kinderen die door een gastouder worden opgevangen |
Gemiddeld |
€ 750,- |
Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de eisen die gesteld worden aan de adressen waar opvang plaatsvindt |
Gemiddeld |
€ 750,- |
Gastouder, beroepskracht en vrijwilligers kennen de inhoud van het pedagogisch beleid |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Domein : Personeel en stamgroepen |
Prioriteit |
Bestuurlijke boete |
Personeel |
||
Verklaring omtrent gedrag (VOG) ·in bezit zijn van VOG ·VOG is voor aanvang werkzaamheden overlegd ·VOG is bij aanvang werkzaamheden niet ouder dan 2 maanden |
Hoog |
€ 4.000,- per ontbrekende VOG of VOG die ouder is dan 2 maanden voor aanvang werkzaamheden |
Gebruik voorgeschreven voertaal |
Hoog |
€ 4.000,- |
Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling |
Hoog |
€ 3.000,- per gastouder met < 16 uur |
Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten en gastouders |
Hoog |
€ 4.000,- per beroepskracht die niet voldoet |
Gastouder beschikt over geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen conform de ministeriele regeling |
Hoog |
€ 2.000,- |
Vrijwilligersbeleid (peuterspeelzalen) |
Gemiddeld |
€ 3.000,- |
Houder heeft vrijwilligers tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd (peuterspeelzalen) |
Hoog |
€ 3.000,- |
De gastouder is goed telefonisch bereikbaar |
Gemiddeld |
€ 750,- |
Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio ( BKR ) |
||
Opvang in groepen |
||
De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (BSO) of vaste groepen (peuterspeelzaal) |
Hoog |
€ 4.000,- |
De maximale omvang van de stamgroep of basisgroep |
Hoog |
€ 2.000,- per kind teveel |
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen (VVE en PSZ) |
Hoog |
€ 2.000,- per kind teveel |
De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijdscategorieën van de kinderen |
Hoog |
€ 2.000,- per kind teveel |
Ieder kind behoort bij een basisgroep (BSO) |
Hoog |
€ 4.000,- |
Gebruik maken van extra stamgroep of basisgroep |
Hoog |
€ 2.000,- indien niet tijdelijk of indien niet vooraf schriftelijke toestemming is van ouders |
Vaste beroepskrachten en vaste ruimtes |
||
Maximaal 3 vaste beroepskrachten per kind (dagopvang, peuterspeelzalen) |
Hoog |
€ 1.000,- |
Maximaal 2 stamgroepruimtes per kind (dagopvang) |
Hoog |
€ 1.000,- |
Beroepskracht-kind-ratio (BKR) |
||
Beroepskracht-kind-ratio |
Hoog |
€ 5.000,- per ontbrekende beroepskracht |
Als conform de beroepskracht-kind-ratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is, dan is ondersteuning van deze beroepskracht door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld |
Hoog |
€ 2.000,- |
Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio bij openingstijden van ≥ 10 uur (dagopvang) |
Hoog |
€ 2.000,- |
Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio (BSO) |
Hoog |
€ 2.000,- |
Indien er meer dan 3 kinderen op het opvangadres aanwezig zijn, dan is ondersteuning van de gastouder door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld. |
Hoog |
€ 1.000,- |
De achterwacht is telefonisch bereikbaar tijdens de opvangtijden |
Hoog |
€ 1.000,- |
De achterwacht is in geval van calamiteiten binnen 15 minuten op het opvangadres aanwezig |
Hoog |
€ 1.000,- |
Domein : Veiligheid en gezondheid |
Prioriteit |
Bestuurlijke boete |
Veiligheid en gezondheid |
||
Risico-inventarisatie veiligheid ·hebben ·maximaal 1 jaar oud ·actuele situatie |
Hoog |
€ 8.000,- indien risico-inventarisatie ontbreekt; € 4.000,- als > dan 1 jaar of niet actuele situatie |
Ongevallenregistratie |
Hoog |
€ 8.000,- |
De houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een inventarisatie van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s door een bemiddelingsmedewerker van het bureau (samen met gastouder) vóór aanvang van de opvang en daarna jaarlijks voor elke woning waar gastouderopvang plaatsvindt |
Hoog |
€ 8.000,- |
Risico-inventarisatie gezondheid ·hebben ·maximaal 1 jaar oud ·actuele situatie |
Hoog |
€ 8.000,- indien risico-inventarisatie ontbreekt; € 4.000,- als > dan 1 jaar of niet de actuele situatie |
Plan van aanpak bij risico-inventarisatie veiligheid en bij risico-inventarisatie gezondheid |
Hoog |
€ 8.000,- |
Risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid beschrijven alle veiligheids- en gezondheidsrisico’s op de vaste thema’s |
Hoog |
€ 2.000,- per niet beschreven thema |
Beroepskracht, gastouder en vrijwilliger kan kennisnemen van risico-inventarisaties |
Hoog |
€ 4.000,- |
Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle aangesloten gastouders handelen naar de opgestelde risico-inventarisaties |
Hoog |
€ 1.000,- per gastouder die er niet naar handelt |
Risico-inventarisaties zijn inzichtelijk voor vraagouders van gastouderbureau |
Hoog |
€ 4.000,- |
Meldcode kindermishandeling |
Hoog |
€ 8.000,- |
Personeel, gastouders zijn op de hoogte van meldcode kindermishandeling |
Hoog |
€ 2.000,- |
Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders de meldcode naleven. |
Hoog |
€ 2.000,- |
Medewerkers, gastouders zijn geïnformeerd over de werkwijze bij een vermoeden van gewelds-of zedendelict jegens een opgevangen kind door een collega of de houder |
Hoog |
€ 2.000,- |
Vierogenprincipe is ingevoerd |
Hoog |
€ 4.000,- |
Domein : Accommodatie en inrichting |
Prioriteit |
Bestuurlijke boete |
Binnenspeelruimte |
||
Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte |
Hoog |
€ 2.000,- per ontbrekende ruimte |
Er is ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte (dagopvang) |
Hoog |
3-3.5 m2 = € 2.000,- < 3 m2 = € 3.000,- |
Er is ten minste 3,5 m2 passend ingerichte binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind (BSO) |
Hoog |
3-3.5 m2 = € 2.000,- < 3 m2 = € 3.000,- |
De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. |
Hoog |
€ 2.000,- |
Er is een afzonderlijke slaapruimte voor in ieder geval kinderen tot anderhalf jaar (dagopvang, gastouderopvang), afgestemd op het aantal op te vangen kinderen. |
Hoog |
€ 2.500,- |
De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende binnenspeelruimte en buitenspeelmogelijkheden voor kinderen, afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen |
Hoog |
€ 1.000,- |
De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij |
Hoog |
€ 1.000,- |
Buitenspeelruimte |
||
Er is ten minste 3 m2 buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind |
Hoog |
2-2.5 m2 = € 1.000,- < 2 m2 = € 2.000,- |
De buitenspeelruimte is toegankelijk |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum (dagopvang) |
Hoog |
€ 1.000,- |
Aanvullende eisen indien de buitenspeelruimte niet aangrenzend is (BSO) |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
De buitenspeelruimte is vast beschikbaar voor de buitenschoolse opvang (BSO) |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Domein : Ouderrecht |
Prioriteit |
Bestuurlijke boete |
Ouders |
||
Houder heeft een reglement oudercommissie vastgesteld |
Gemiddeld |
€ 2.500,- |
Inhoud van reglement oudercommissie |
Laag |
€ 500,- |
Houder heeft een oudercommissie ingesteld |
Laag |
€ 500,- |
Voorwaarden oudercommissie |
Laag |
€ 500,- |
Adviesrecht oudercommissie |
Gemiddeld |
€ 750,- |
Informatie aan de ouders |
Laag |
€ 500,- |
Het gastouderbureau is goed bereikbaar |
Laag |
€ 1250,- |
De houder plaatst het inspectierapport op de eigen website of legt het op een voor ouders, personeel en/of gastouders toegankelijke plaats |
laag |
€ 500,- |
In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar GOB gaat en welk deel naar de gastouder (GOB) |
Gemiddeld |
€ 1000,- |
Klachten |
||
Wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ) |
Laag |
€ 1.500,- indien regeling ontbreekt; € 500,- indien regeling niet aan de eisen voldoet |
Klachtenregeling oudercommissie |
Laag |
€ 1.500,- indien regeling ontbreekt; € 500,- indien regeling niet aan de eisen voldoet |
Domein : VVE (dagopvang en PSZ ) |
Prioriteit |
Bestuurlijke boete |
Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsgebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling |
gemiddeld |
€ 3.000,- |
Beroepskracht-kindratio VVE ten minste 1 op 8 |
Gemiddeld |
€ 5.000,- per ontbrekende beroepskracht |
Maximale groepsgrootte VVE ten hoogste 16 kinderen |
Gemiddeld |
€ 2.000 per kind teveel |
Opleiding beroepskracht VVE |
Gemiddeld |
€ 3.000,- per beroepskracht die niet voldoet |
De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar VVE wordt aangeboden stelt jaarlijks een opleidingsplan op |
Gemiddeld |
€ 3.000,- als geen beleid € 1.000,- als te oud beleid |
Gebruik VVE-programma |
Gemiddeld |
€ 3.000 |
Administratie gastouderbureau |
||
Een contract per vraagouder |
Gemiddeld |
€ 1.000,- per ontbrekende overeenkomst |
Kopieën van de VOG’s van de bij het gastouderbureau werkzame personen en van de aangesloten gastouders en volwassen huisgenoten |
Hoog |
€ 1.500,- per ontbrekende VOG |
Kopieën van de getuigschriften en/of EVC-bewijsstukken en certificaten Eerste Hulp aan kinderen van de gastouders |
Hoog |
€ 1.500,- per ontbrekend stuk |
Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en van gastouderbureau aan gastouders |
Gemiddeld |
€ 1.500,- per vraagouder/gastouder waarbij niet inzichtelijk is |
Een door de gastouder en bemiddelingsmedewerkers ondertekende versie van de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid en de bijbehorende plannen van aanpak |
Gemiddeld |
€ 4.000,- per ontbrekend stuk |
Kwaliteitscriteria gastouderbureau |
||
De houder draagt er zorg voor dat per gastouder beoordeeld wordt of de samenstelling van de groep kinderen die wordt opgevangen verantwoord is |
Hoog |
€ 2.000,- per kind teveel |
Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau |
Hoog |
€ 1.250,- |
Overige overtredingen |
Prioriteit |
Bestuurlijke boete |
Schenden medewerkingsplicht artikel 5:20 Awb |
Hoog |
€ 7.500 (boete tweede categorie) |
Exploitatie zonder toestemming college |
Hoog |
€ 19.500,- (boete vierde categorie) |
Wijzigingen niet onverwijld melden |
Hoog |
€ 2.000,- |
Overtreden exploitatieverbod |
Hoog |
€ 19.500,- (boete vierde categorie) |
Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs |
Hoog |
€ 5.000,- |
Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van 11 maart 2014.
gemeentesecretaris, burgemeester,
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl