Regeling vervallen per 16-02-2018

Verordening burgerinitiatief Gelderland 2003

Geldend van 24-01-2014 t/m 15-02-2018

Intitulé

Verordening burgerinitiatief Gelderland 2003

PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 28 mei 2013 tot wijziging van de provinciale regelgeving in verband met de troonswisseling op 30 april 2013; Gelet op artikel 105 juncto artikel 143, eerste lid van de Provinciewet;

BESLUITEN

Vast te stellen de navolgende gewijzigde regeling: Verordening burgerinitiatief Gelderland 2003:

Artikel 1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel voor Provinciale Staten afkomstig van een persoon als bedoeld in artikel 3;

  • b.

    verzoek: een verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van Provinciale Staten.

Artikel 2.

  • 1 Provinciale Staten plaatsen een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van hun vergadering indien daartoe door een persoon als bedoeld in artikel 3 een geldig verzoek is ingediend.

  • 2 Het verzoek is geldig indien:

    • a.

      het wordt ondersteund door ten minste 750 andere personen die 16 jaar of ouder en woonachtig in Gelderland zijn;

    • b.

      het voldoet aan de vereisten van artikel 4 en 5.

Artikel 3.

  • 1 Een verzoek kan worden ingediend door ieder die gerechtigd is tot deelname aan de verkiezing van de leden van Provinciale Staten van Gelderland.

  • 2 De beoordeling of wordt voldaan aan het bepaalde in het vorige lid vindt plaats naar de situatie op de dag van indiening van het verzoek.

Artikel 4.

  • 1 Een burgerinitiatiefvoorstel heeft betrekking op een aangelegenheid, ten aanzien waarvan Provinciale Staten beslissingsbevoegd zijn.

  • 2 Het voorstel heeft geen betrekking op een aangelegenheid betreffende:

    • a.

      de rechtspositie van ambtsdragers of gewezen ambtsdragers als zodanig dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden; of

    • b.

      de provinciale belastingen, bedoeld in hoofdstuk XV van de Provinciewet.

Artikel 5.

  • 1 Een verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van Provinciale Staten. Het omvat het burgerinitiatiefvoorstel, bestaande uit een nauwkeurig omschreven voorstel voor een door Provinciale Staten te nemen beslissing, voorzien van een uiteenzetting over de daaraan ten grondslag liggende motieven.

  • 2 Het verzoek wordt ondertekend door de indiener en bevat zijn achternaam, voornamen, adres en geboortedatum.

  • 3 Het verzoek wordt voorts ondertekend door een plaatsvervanger van de indiener en bevat zijn achternaam, voornamen, adres en geboortedatum. De plaatsvervanger dient te voldoen aan de vereisten van artikel 3. De plaatsvervanger is gerechtigd om na machtiging van de indiener diens plaats in te nemen bij de uitoefening van de rechten, die de indiener op grond van deze verordening toekomen.

  • 4 Van het verzoek maakt tevens deel uit een lijst van personen die het verzoek ondersteunen. De lijst bevat de achternaam, voornamen, adres, geboortedatum en handtekening van deze personen.

  • 5 Gedeputeerde Staten kunnen ten behoeve van het indienen van een verzoek een of meer formulieren vaststellen.

Artikel 6.

  • 1 Provinciale Staten beslissen in de eerstvolgende vergadering na ontvangst van het verzoek over plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een vergadering van hun Staten. Indien de eerstvolgende vergadering plaatsvindt binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, beslissen zij in de daarop volgende vergadering.

  • 2 Indien Provinciale Staten het verzoek als geldig aanmerken, agenderen zij het burgerinitiatief¬voorstel voor hun eerstvolgende vergadering. Zij agenderen het voorstel voor een latere vergadering indien dat noodzakelijk is in verband met de wettelijke vereiste voorbereidingsprocedure van de voorgestelde beslissing of wanneer voorafgaande behandeling door een statencommissie wenselijk wordt geacht.

  • 3 Indien Provinciale Staten het verzoek als ongeldig aanmerken omdat niet wordt voldaan aan artikel 4, eerste lid, sturen zij het door naar Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koning indien de aangelegenheid tot de bevoegdheid van een van deze bestuursorganen behoort.

Artikel 7.

  • 1 De indiener van het verzoek wordt in de gelegenheid gesteld om het burgerinitiatiefvoorstel tijdens de in artikel 6, tweede lid, bedoelde vergadering toe te lichten, direct voorafgaande aan de behandeling van het voorstel. Hij neemt niet deel aan de beraadslaging over het voorstel.

  • 2 Indien het burgerinitiatiefvoorstel geagendeerd is voor de vergadering van een statencommissie, wordt de indiener in de gelegenheid gesteld om het burgerinitiatiefvoorstel tijdens de vergadering toe te lichten en deel te nemen aan de beraadslaging over het voorstel.

Artikel 8.

  • 1 Gedeputeerde Staten nemen de voorbereidingsbeslissingen en treffen de voorbereidings-handelingen, die benodigd zijn in verband met de bij het burgerinitiatiefvoorstel voorgestelde beslissing.

  • 2 Bekendmaking en mededeling van de beslissing op het burgerinitiatiefvoorstel vindt plaats overeenkomstig afdeling 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 9.

De Commissaris van de Koning rapporteert in het burgerjaarverslag, bedoeld in artikel 175, tweede lid, van de Provinciewet, over de werking van het recht van burgerinitiatief.

Artikel 10.

  • 1 Deze verordening treedt in werking zes weken na bekendmaking in het Provinciaal Blad.

  • 2 Zij wordt aangehaald als Verordening burgerinitiatief Gelderland 2003.

Ondertekening

Provinciale Staten van Gelderland