Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Hellendoorn 2014

Geldend van 31-01-2014 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

Beleidsregels bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Hellendoorn 2014

Burgemeester en wethouders van Hellendoorn;

gelet op artikel 35 van de Wet werk en bijstand;

gelet op artikel 5 van de Verordening maatschappelijke participatie WWB gemeente Hellendoorn 2012;

b e s l u i t e n:

vast te stellen de

Beleidsregels bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Hellendoorn 2014

De gemeente Hellendoorn heeft deze bijdrageregelingen bijzondere bijstand ingesteld om inwoners met een laag inkomen de mogelijkheid te geven deel te nemen aan of in aanmerking te komen voor:

  • 1.

    maatschappelijke activiteiten op het gebied van sport, cultuur en vorming;

  • 2.

    maatschappelijke activiteiten in relatie tot school en verenigingen;

  • 3.

    een bijdrage in de kosten van een aantal limitatief opgesomde duurzame gebruiksgoederen. 

Met deze beleidsregels wordt ook invulling gegeven aan de opdracht van de gemeenteraad om regels te stellen met betrekking tot maatschappelijke participatie van kinderen, die onderwijs of een beroepsopleiding volgen. 

Het besluit beleidsregels bijdrageregelingen bijzondere bijstand bestaat uit:

  • 1.

    declaratiefonds(bijdrageregeling maatschappelijke participatie);

  • 2.

    school- en verenigingenfonds (bijdrageregeling schoolgaande kinderen);

  • 3.

    fonds duurzame gebruiksgoederen (bijdrageregeling duurzame gebruiksgoederen).

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Dit besluit verstaat onder:

    • a.

      de wet: Wet werk en bijstand;

    • b.

      het besluit: Beleidsregels bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Hellendoorn 2014;

    • c.

      schoolgaand kind: ten laste komend kind van een ouder met een laag inkomen voor wie de verplichting tot geregeld schoolbezoek, als bedoeld in artikel 4 van de Leerplichtwet, geldt;

    • d.

      peuterspeelzaalgaand kind: ten laste komend kind vanaf 2 jaar dat op de peildatum een peuterspeelzaal bezoekt;

    • e.

      peildatum: 1 januari 2014;

    • f.

      datum van aanvraag: de datum waarop een aanvraag is ingediend;

    • g.

      inkomen: het netto inkomen exclusief vakantietoeslag.

  • 2. De wet is van toepassing, tenzij in het besluit anders wordt geregeld.

Hoofdstuk 2 Doelgroepbepaling

Artikel 2 Belanghebbenden

Tot de doelgroep behoren inwoners van de gemeente Hellendoorn:

  • a.

    met een inkomen dat direct voorafgaande aan de peildatum gedurende minimaal 12 aaneengesloten maanden lager is dan de van toepassing zijnde inkomensgrenzen als bedoeld in artikel 3;

  • b.

    niet zijnde een studerende, die uit ‘s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt of kan volgen in het jaar voorafgaande aan de aanvraag en/of op de datum van aanvraag;

  • c.

    die niet beschikken over een vermogen als bedoeld in artikel 4; en

  • d.

    op de datum van aanvraag inwoner zijn van de gemeente Hellendoorn,

verder te noemen ‘belanghebbende’.

Artikel 3 Inkomensgrenzen

  • 1. De inkomensgrenzen als bedoeld in artikel 2, sub a worden als volgt vastgesteld (alle bedragen per maand exclusief vakantietoeslag):

    Gezinssituatie:

    Van 1 januari 2013 tot 1 juli 2013

    Van 1 juli 2013 tot 1 januari 2014

    Alleenstaande

    tot 21 jaar

    € 238,67

    € 238,95

    21 jaar

    € 690,72

    € 691,55

    22 jaar

    € 828,87

    € 829,86

    23 tot 65 jaar

    € 976,01

    € 968,16

    65 jaar of ouder

    € 1.060,84

    € 1.062,12

    wonend in een AWBZ instelling

    € 591,62

    € 591,62

    Alleenstaande ouder

    tot 21 jaar

    € 514,95

    € 515,57

    21 tot 65 jaar

    € 1.243,31

    € 1.244,78

    65 jaar of ouder

    € 1.335,00

    € 1.336,61

    Gehuwden/samenwonend

    beiden tot 21 jaar, zonder kind

    € 477,33

    € 477,90

    beiden tot 21 jaar, met kind(eren)

    € 753,62

    € 754,52

    één van de partners onder de 21 jaar, zonder kind

    € 929,39

    € 930,50

    één van de partners onder de 21 jaar, met kind(eren)

    € 1.205,68

    € 1.207,12

    beiden 21 tot 65 jaar

    € 1.381,45

    € 1.383,09

    één van de partners onder 65 jaar, de andere 65 jaar of ouder

    € 1.460,17

    € 1.461,93

    beiden 65 jaar of ouder

    € 1.460,17

    € 1.461,93

    wonend in een AWBZ instelling

    € 866,08

    € 866,08

  • 2. Het inkomen wordt getoetst aan de hand van het inkomen over de maanden januari 2013 en september 2013.

  • 3. De middelen als bedoeld in artikel 31, lid 7 van de wet worden buiten beschouwing gelaten als de belanghebbende 27 jaar of ouder is op 31 december 2014.

  • 4. Het inkomen van een zelfstandige wordt aangetoond door het jaarverslag van het boekjaar voorafgaande aan de peildatum. Het jaarverslag bestaat uit de verlies- en winstrekening, de balans en de bijbehorende toelichting.

Artikel 4 Vermogen

Bij het vaststellen van het in artikel 2, sub c genoemde vermogen zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a.

    het vermogen op de peildatum is bepalend;

  • b.

    het vermogen wordt op dezelfde manier vastgesteld als gebruikelijk is bij de uitvoering van de wet;

  • c.

    de in artikel 34, derde lid van de wet genoemde vermogensgrens wordt verhoogd met een bedrag van:

    - € 5.000,00 voor een alleenstaande;

    - € 5.000,00 voor een alleenstaande ouder;

    - € 10.000,00 voor gehuwden/samenwonenden;

  • d.

    het vermogen in de woning blijft buiten beschouwing. Het besluit Beleidsregels bij bijstandsverlening onder verband met krediethypotheek en pandrecht Wet werk en bijstand 2005 wordt niet toegepast;

  • e.

    het vermogen in motorvoertuigen blijft buiten beschouwing tot een bedrag van € 3.000,00.

Hoofdstuk 3 Declaratiefonds

Artikel 5 Voorwaarden voor het declaratiefonds

  • 1. De hoogte van de bijstand bedraagt maximaal € 138,00 per gezinslid per kalenderjaar. Uitsluitend kosten die liggen op het gebied van sport, cultuur, maatschappelijke deelname en vorming komen voor vergoeding in aanmerking.

    Voorbeelden van te declareren kosten zijn:

    Op het gebied van sport;

    • -

      abonnementen (ook zwembadpas);

    • -

      lidmaatschappen;

    • -

      contributies.

    Op het gebied van cultuur en maatschappelijke deelname:

    • -

      bezoek aan familieleden bij een afstand van meer dan 50 kilometer;

    • -

      schoolreisje/werkweek/introductieweek kinderen;

    • -

      NS kortingkaart;

    • -

      lidmaatschap ouderenvereniging/wijkvereniging/buurtvereniging;

    • -

      uitstapjes met een vereniging die maatschappelijke participatie bevordert, zoals ouderenvereniging, buurtvereniging;

    • -

      bezoek kaart- en soosbijeenkomsten;

    • -

      lidmaatschap zangkoor, toneelvereniging;

    • -

      kosten peuterspeelzaal, Speel-o-teek;

    • -

      museumjaarkaart;

    • -

      cultureel jongeren pas (CJP);

    • -

      telefoon en kerktelefoon;

    • -

      vrijwilligerswerk;

    • -

      bezoek culturele voorstellingen (theater/musea);

    • -

      gebruik van internet (inclusief abonnementskosten);

    • -

      lidmaatschap van de Vereniging Wevers Transactie Systeem.

    Op het gebied van vorming:

    • -

      krantenabonnement;

    • -

      kosten (re)creatieve cursus;

    • -

      muzieklessen;

    • -

      lidmaatschap bibliotheek;

    • -

      tijdschriftenabonnement.

  • 2. De hoogte van de bijstand voor de aanschaf van een Nederlandse identiteitskaart of een paspoort is gelijk aan de kosten van het document verhoogd met € 7,50. Aan elk gezinslid kan éénmaal per vijf jaar een bijdrage worden verstrekt.

    De bijdrage wordt niet verstrekt indien het identiteitsbewijs om niet wordt verstrekt.

Hoofdstuk 4 School- en verenigingenfonds

Artikel 6 Voorwaarden voor het school- en verenigingenfonds

  • 1. Een belanghebbende met schoolgaande en/of peuterspeelzaalgaande kinderen kan in aanmerking komen voor een financiële bijdrage in de kosten van maatschappelijke participatie die schoolgaande kinderen hebben.

  • 2. Het schooltype dat bezocht wordt op de peildatum is bepalend voor de hoogte van de bijdrage.

Artikel 7 Schoolgaande kinderen

  • 1. De hoogte van de bijstand bedraagt maximaal € 130,00 per kalenderjaar per peuterspeelzaalgaand kind dat op de peildatum de peuterspeelzaal bezoekt.

  • 2. De hoogte van de bijstand bedraagt maximaal € 163,00 per kalenderjaar per schoolgaand kind dat op de peildatum basisonderwijs volgt.

  • 3. De hoogte van de bijstand bedraagt maximaal € 272,00 per kalenderjaar per schoolgaand kind dat op de peildatum vervolgonderwijs volgt.

  • 4. De hoogte van de bijstand wordt éénmalig verhoogd met een extra bijdrage van € 109,00 voor kinderen die in 2014 overgaan van basisonderwijs naar vervolgonderwijs.

  • 5. De bijstand is bedoeld voor de volgende kosten:

    • -

      Eigen bijdragen (voor bijv. de peuterspeelzaal, schoolfonds, excursies, werkweek);

    • -

      Reiskosten openbaar vervoer (van huis naar school en terug);

    • -

      (Onderhoud) fiets, bromfiets of scooter;

    • -

      Sportkleding of sportschoenen;

    • -

      Schooltas;

    • -

      Lesmateriaal (bijvoorbeeld boeken, kopieerkosten, gereedschap of verplichte kleding [zoals overall of kokschort]);

    • -

      Kosten die verbonden zijn aan computergebruik, inclusief kosten van internet;

    • -

      Contributie verenigingen;

    • -

      Deelname aan cultuuractiviteiten.

Hoofdstuk 5 Fonds duurzame gebruiksgoederen

Artikel 8 Voorwaarden voor het fonds duurzame gebruiksgoederen

  • 1. Een belanghebbende, die een zelfstandige huishouding voert, kan in aanmerking komen voor een financiële bijdrage in de aanschafkosten van duurzame gebruiksgoederen.

  • 2. Per duurzaam gebruiksgoed wordt de bijdrage ten hoogste eenmaal per vijf jaren verstrekt.

  • 3. Bijstand op grond van dit artikel wordt alleen verstrekt voor de in artikel 9, lid 3 opgenomen duurzame gebruiksgoederen.

  • 4. De duurzame gebruiksgoederen moeten worden aangeschaft in de detailhandel.

Artikel 9 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1. De hoogte van de bijstand bedraagt ten hoogste € 286,00 per huishouden per jaar. Zijn de aanschafkosten van het gebruiksgoed lager dan de maximale vergoeding, dan wordt de hoogte van de bijstand vastgesteld op de aanschafprijs.

  • 2. Het gebruiksgoed moet in de periode van 1 december 2013 tot 1 januari 2015 zijn aangeschaft en betaald.

  • 3. De te declareren kosten zijn:

    Duurzame gebruiksgoederen

    Maximale vergoeding (alle bedragen in €)

    Bed 1-persoons incl. bodem

    260

    Bed 2-persoons incl. bodem

    286

    Matras 1-persoons

    122

    Matras 2-persoons

    166

    Fiets

    286

    Stoffering

    286

    (Gas)fornuis

    286

    Elektrische oven

    73

    Magnetron

    90

    Kookplaat (4 pits)

    133

    Koelkast (met vriesvak)

    286

    Diepvrieskast/kist

    286

    Wasdroger

    243

    Wasmachine

    286

    Stofzuiger

    180

    Bankstel

    286

    Koffiezetapparaat/waterkoker

    50

    TV

    210

    Computer

    286

    Eethoek

    286

    Audio apparatuur (radio/DVD/home cinema)

    194

Hoofdstuk 6 Uitvoeringsbepalingen

Artikel 10 Aanvraag

  • 1. Er is een aanvraagformulier. De financiële bijdrage wordt bij burgemeester en wethouders aangevraagd. De aanvraag kan worden ingediend in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014. Later ingediende aanvragen worden afgewezen.

  • 2. Kinderen moeten op de datum van de aanvraag jonger dan 18 jaar zijn.

  • 3. Belanghebbende en kind(eren) moeten op de datum van de aanvraag inwoner zijn van de gemeente Hellendoorn en kinderen moeten behoren tot het gezin.

  • 4. Bij de aanvraag moeten bewijsstukken met betrekking tot het inkomen over de peilmaanden worden overgelegd. Daarnaast dient een verklaring te worden ondertekend met betrekking tot het vermogen. In de door burgemeester en wethouders te bepalen gevallen dienen desgevraagd ook bewijsstukken van het vermogen te worden overgelegd.

  • 5. Bij een aanvraag voor het fonds duurzame gebruiksgoederen moet het aankoop- en betalingsbewijs worden overgelegd.

Artikel 11 Verificatie

  • 1. Verificatie van inkomen vindt in alle gevallen plaats.

  • 2. Verificatie van het vermogen vindt steekproefsgewijs plaats.

  • 3. Verificatie van de betalingsbewijzen van het declaratiefonds en het school- en verenigingenfonds vindt steekproefsgewijs plaats.

  • 4. In afwijking van het derde lid vindt verificatie van betaalbewijzen van kosten uit het declaratiefonds als bedoeld onder artikel 5, eerste lid en kosten uit het school- en verenigingenfonds ten behoeve van schoolgaande kinderen niet plaats.

  • 5. In afwijking van het derde lid vindt verificatie van betalingsbewijzen van kosten uit het declaratiefonds en uit het school- en verenigingenfonds ten behoeve van belanghebbende, die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, niet plaats.

  • 6. De aanvrager is verplicht aan het verificatieonderzoek mee te werken en dient aanvullende gegevens te verstrekken.

Artikel 12 Uitbetaling

  • 1. Een bijdrage uit het declaratiefonds wordt binnen 14 weken na het indienen van de aanvraag uitbetaald.

  • 2. Een bijdrage uit het school- en verenigingenfonds wordt binnen 14 weken na het indienen van de aanvraag uitbetaald. De extra bijdrage van € 109,00, als bedoeld in artikel 7, lid 4 van dit besluit, wordt in augustus 2014 uitbetaald. Wanneer de aanvraag voor de extra bijdrage later dan 15 juli 2014 is ingediend, wordt de extra bijdrage binnen 14 weken na het indienen van de aanvraag uitbetaald.

  • 3. Een bijdrage uit het fonds duurzame gebruiksgoederen wordt binnen 14 weken na het indienen van de aanvraag uitbetaald.

     

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 13 Voorliggende voorziening

Bijdragen uit het Jeugdsportfonds Hellendoorn worden, voor de uitvoering van het besluit, niet als voorliggende voorziening aangemerkt.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Er kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afgeweken worden van de bepalingen in dit besluit, indien strikte toepassing van dit besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit kan worden aangehaald als: Beleidsregels bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Hellendoorn 2014.

  • 2. Het besluit treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van zijn bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2014 en geldt gedurende het jaar 2014.

  • 3. Dit besluit vervalt per 1 januari 2015.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Hellendoorn,
de secretaris, de burgemeester,

Toelichting op de Beleidsregels bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Hellendoorn 2014

Algemeen

Op grond van artikel 35 Wet werk en bijstand (WWB) is het mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken. Degene, die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden geconfronteerd wordt met noodzakelijke bestaanskosten, waarin de algemene bijstand niet voorziet en die niet uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen boven bijstandsniveau kunnen worden betaald (de zogenaamde financiële draagkracht), heeft recht op bijzondere bijstand. Welke kosten daarvoor in aanmerking komen, hangt af van de individuele omstandigheden van het geval. Het is een kwestie van maatwerk: een individuele beoordeling is vereist.

In het huidige artikel 35 WWB wordt de mogelijkheid gegeven om, in afwijking van de algemene regel, categoriale bijzondere bijstand te verstrekken aan de belanghebbende die:

  • -

    de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;

  • -

    behoort tot de categorie chronisch zieken of gehandicapten;

  • -

    een ten laste komende kind heeft dat onderwijs volgt.

Categoriale bijstand voor kinderen uit arme gezinnen wordt in natura verstrekt, tenzij dit de doelmatigheid van de uitkering in de weg staat.

De doelgroep van de bijdrageregelingen bijzondere bijstand zijn inwoners die een laag inkomen en vermogen hebben. Het staat vast dat deze groep extra kosten heeft, die de financiële draagkracht te boven gaat.

In dit besluit is gebruik gemaakt van de mogelijkheid categoriale bijstand te verlenen aan inwoners die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit komt tot uiting in artikel 11 van dit besluit. Belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, worden niet gevraagd bewijsstukken van kosten uit het declaratiefonds over te leggen. Het is aannemelijk dat zij noodzakelijke kosten hebben waarin de bijstand en de aanwezige draagkracht niet voorzien.

In het besluit vindt de nadere uitwerking van de in de Verordening maatschappelijke participatie WWB 2012 gegeven opdracht plaats. Dat sprake is van categoriale bijstand aan schoolgaande kinderen uit financieel minder draagkrachtige gezinnen komt onder meer tot uiting in artikel 11 van het besluit.

In dit artikel is bepaald dat geen bewijsstukken van kosten ten behoeve van schoolgaande kinderen worden gevraagd. Het is aannemelijk dat gezinnen met schoolgaande kinderen noodzakelijke kosten hebben waarin de bijstand en de aanwezige draagkracht niet voorzien.

Verder is toegestaan bepaalde kostensoorten te benoemen, die, gelet op de specifieke omstandigheden, in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Daarbij kan met normbedragen worden gewerkt.

Het declaratiefonds, het school- en verenigingenfonds en het fonds duurzame gebruiksgoederen voldoen aan bovenstaande criteria. Een aantal kostensoorten is benoemd. De kosten worden in elk huishouden gemaakt.

Het verstrekken van de bijdrage uit het school- en verenigingenfonds vindt plaats in de vorm van een geldelijke bijdrage. Het verstrekken in natura is, gelet op de verscheidenheid van de kosten, niet doelmatig.

De hoogte van de verstrekkingen zijn gelijk aan die van 2013. De kosten van een identiteitskaart en paspoort zijn afgestemd op de kosten van dat document.

 

Artikelsgewijze toelichting op de Beleidsregels bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Hellendoorn 2014

 

Artikel 1

Begrippen, die in het besluit gebruikt worden en toegelicht dienen te worden, worden in dit artikel nader beschreven.

Artikel 2, 3 en 4

Bij de bepaling van de doelgroep voor deze regelingen is aansluiting gezocht bij het in 2005 ingezette minimabeleid.

De inkomensgrens is gelijk aan 110 procent van de bijstandsnormen.

De beoordeling of de aanvrager gedurende het gehele jaar 2013 een inkomen heeft dat lager is dan de inkomensgrens, wordt beoordeeld aan de hand van twee peilmaanden: januari 2013 en september 2013. Is het inkomen in één van die maanden hoger dan de inkomensgrens, dan behoort de belanghebbende niet tot de doelgroep.

Uitgangspunt is het netto inkomen exclusief vakantietoeslag.

Inkomen waarop aanspraak bestaat, bijvoorbeeld de voorlopige teruggave inkomstenbelasting, wordt overeenkomstig de wet in ogenschouw genomen.

Voor zelfstandigen wordt niet gekeken naar het inkomen in de peilmaanden, maar is het jaarinkomen bepalend.

Voor jongeren tot 27 jaar wordt op grond van artikel 31 lid 7 van de wet een aantal inkomsten niet buiten beschouwing gelaten. Het gaat om:

• de jonggehandicaptenkorting

• de een- of tweemalige premie arbeidsinschakeling

• de kostenvergoeding vrijwilligerswerk

• de algemene vrijlating inkomsten uit arbeid

• de vrijlating inkomsten uit arbeid voor alleenstaande ouders

In beginsel is de datum van aanvraag bepalend. Is de aanvrager op de datum van aanvraag 27 jaar en ouder dan wordt bovengenoemd inkomen buiten beschouwing gelaten.

Echter: het hele jaar kan een aanvraag worden ingediend. Dit betekent dat een aanvrager kan wachten tot hij 27 jaar wordt en dan een aanvraag indient. Het meest praktische is dan de beleidsregel dat het bovengenoemde inkomen buiten beschouwing wordt gelaten met ingang van het jaar dat men 27 jaar wordt.

Inwoners, ouder dan 18 jaar en die uit ‘s Rijks kas onderwijs volgen dan wel kunnen volgen, kunnen op grond van artikel 4 lid 2 WWB geen bijstand ontvangen. Deze groep is daarom nadrukkelijk buiten de doelgroep gehouden.

De vermogensbepalingen van de Wet werk en bijstand en met name artikel 34 van de wet zijn van toepassing. Hierop zijn enkele aanvullingen vastgelegd: 

  • 1.

    De vermogensgrens wordt voor alleenstaanden en alleenstaande ouders verhoogd met € 5.000,-; voor gezinnen/samenwonenden met € 10.000,-.

  • 2.

    Het vermogen in de eigen woning wordt buiten beschouwing gelaten. Het Besluit beleidsregels krediethypotheek wordt niet toegepast.

  • 3.

    Het vermogen in de motorvoertuigen wordt tot € 3.000,- buiten beschouwing gelaten.

Het verdere (algemene) bijstandsbeleid inzake vermogensvaststelling is ook van toepassing op dit besluit.

Bepalend is de vermogenspositie op 1 januari 2014.

Artikel 5 t/m 7

Het in 2007 ingezette minimabeleid ten aanzien van het declaratiefonds wordt voortgezet.

Het schoolfonds is in 2008 omgezet in een school- en verenigingenfonds. Binnen dit fonds komen ook de contributies van verenigingen en deelname aan cultuuractiviteiten voor vergoeding in aanmerking.

Het declaratiefonds en het school- en verenigingenfonds kennen overlappingen ten aanzien van een aantal kosten, dat gezinnen maken voor kinderen. Een rangorde tussen de fondsen is niet aanwezig. De aanvrager bepaalt de keuze. Een door de aanvrager eenmaal gemaakte keuze kan niet meer worden gewijzigd.

Vanzelfsprekend komen de gemaakte kosten slechts eenmaal voor vergoeding in aanmerking.

De rangorde is voor schoolgaande kinderen niet van belang. De bijdragen, ten behoeve van schoolgaande kinderen komen, gelet op het bepaalde in artikel 11, voor de maximale bijdrage, behoudens de tegemoetkoming voor het identiteitsbewijs, in aanmerking.

Een identiteitsbewijs is noodzakelijk voor degene waarvoor de identificatieplicht geldt, maar kan ook gebruikt worden als reisdocument. Om die reden worden de kosten van een dergelijk document ook vergoed voor kinderen jonger dan 14 jaar.

De hoogte van de vergoeding is afgestemd op de kosten van het document en pasfoto’s.

Ook in 2014 wordt de in het school- en verenigingenfonds genoemde extra bijdrage (een bedrag van € 109,00) voor kinderen, die overgaan naar het vervolgonderwijs, verstrekt. Dit ter compensatie van de extra hoge kosten waar ouders dan mee geconfronteerd worden, zoals een boekentas en het (veel) hogere schoolgeld.

Artikel 8 en 9

Op grond van deze artikelen wordt een tegemoetkoming verstrekt in de kosten van de aanschaf en vervanging van een gelimiteerd aantal duurzame gebruiksgoederen. Bij het vaststellen van het recht op een tegemoetkoming wordt individueel vastgesteld of het betreffende gebruiksgoed inderdaad is aangeschaft en door de aanvrager is betaald. Voorkomen moet worden dat de aanvrager een lening afsluit voor het aangeschafte goed.

In artikel 8 is nadrukkelijk opgenomen dat alleen uitkering wordt verstrekt als het goed is aangeschaft in de detailhandel. Op een dergelijke wijze kan worden vastgesteld dat het goed ook daadwerkelijk is aangeschaft ten behoeve van de aanvrager of zijn gezin en is betaald door de aanvrager.

Onder detailhandel wordt onder meer verstaan: (plaatselijke) winkels en postorderbedrijven.

Aankopen via de groothandel (o.a. Sligro, Makro, Super Office) worden ook geaccepteerd mits uit de (aankoop)nota duidelijk blijkt dat ten behoeve van de aanvrager de aankoop heeft plaatsgevonden en de aanvrager de aankoop ook heeft betaald aan de verkoper.

Voor aankopen onder particulieren onderling (ook via internet zoals bijvoorbeeld marktplaats.nl) wordt geen bijstand verleend.

De besteding van de bijstand is niet vrij.

De doelgroep van het besluit is: belanghebbenden die langdurig een laag inkomen hebben ontvangen en een beperkt vermogen hebben. Uit de praktijk blijkt dat het voor deze groep erg moeilijk is om duurzame gebruiksgoederen aan te schaffen. De kosten van duurzame gebruiksgoederen worden normaal gesproken aangemerkt als algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten moeten dus bestreden worden uit het reguliere inkomen.

De eigen verantwoordelijkheid wordt teruggevonden in dit besluit. Er wordt een tegemoetkoming in de kosten verstrekt, zodat een deel van de kosten voor rekening van belanghebbende blijft. Gekozen is voor een maximaal bedrag per jaar op grond van deze regeling. Het staat een belanghebbende vrij om dit bedrag aan te wenden voor één (duur) goed of bijvoorbeeld voor twee goedkopere goederen.

Artikel 8, lid 2 schrijft voor dat er per duurzaam gebruiksgoed eenmaal per vijf jaren bijzondere bijstand kan worden verstrekt. Normaal gesproken gaat een duurzaam gebruiksgoed minimaal vijf jaren mee. Het is daarom redelijk om deze minimale termijn te gebruiken.

Wel komt ieder jaar een ander goed voor vergoeding in aanmerking.

De noodzaak om eens in de zoveel jaren een duurzaam gebruiksgoed te vervangen, is algemeen erkend.

In de praktijk blijkt dat het aanschaffen van duurzame gebruiksgoederen en het tijdig declareren in december een probleem oplevert. Om hieraan tegemoet te komen is in artikel 9, tweede lid van het besluit bepaald dat goederen, die in december 2013 zijn aangeschaft, in 2014 kunnen worden geclaimd.

De beperking, dat de belanghebbende een zelfstandige huishouding moet voeren, wordt in 2014 voortgezet. Deze regel houdt onder meer in dat kinderen, die inwonen bij ouders, niet voor dit fonds in aanmerking komen.

De lijst duurzame gebruiksgoederen is limitatief. Andere goederen dan de genoemde komen, op grond van het fonds duurzame gebruiksgoederen, niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 10 t/m 12

De uitvoering van de bijdrageregelingen wijkt af van de reguliere aanvragen bijzondere bijstand. Daarom zijn enkele uitvoeringsbepalingen opgenomen, die alleen gelden voor de uitvoering van dit besluit.

Verificatie van inkomen vindt in alle gevallen plaats. Het moet zonder meer duidelijk zijn dat de aanvrager tot de doelgroep van de regeling behoort.

Nadrukkelijk is bepaald dat kinderen, die tot het gezin behoren, op de datum van de aanvraag jonger moeten zijn dan 18 jaar. Dit is noodzakelijk om verwarring te voorkomen met de peildatum uit het school- en verenigingenfonds.

Voorbeeld 1: een ouder kan voor een kind dat op 3 mei 2014 18 jaar wordt, tot 3 mei 2014 een aanvraag indienen voor het school- en verenigingenfonds of declaratiefonds. Vanaf 3 mei 2014 kan dit kind niet meer in aanmerking komen voor een vergoeding.

Voorbeeld 2: een kind gaat in 2014 over van basisonderwijs naar vervolgonderwijs. De ouder kan voor dit kind het school- en verenigingenfonds aanvragen. De peildatum van 1 januari 2014 bepaalt dat er recht is op een bijdrage van € 163,00. Daarnaast is er éénmalig recht op € 109,00 extra.

Indien de bijdrage uit het school- en verenigingenfonds uiterlijk 15 juli 2014 wordt aangevraagd, dan volgt uitbetaling in augustus 2014. Als het verzoek later wordt ingediend, volgt de betaling gelijktijdig met de overige uitkering.

De mogelijkheid categoriale bijstand te verstrekken aan belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, komt tot uiting in artikel 11. Verder komt uit artikel 11 naar voren dat eveneens categoriale bijstand wordt verleend voor gezinnen met schoolgaande kinderen ten behoeve van schoolgaande kinderen.

Voor beide groepen houdt dit in dat voor de bijdragen uit het declaratiefonds en het school- en verenigingenfonds geen bewijsstukken van kosten overgelegd hoeven te worden.

Steekproefsgewijs worden aanvragen in het geheel beoordeeld. De aanvrager dient aan het onderzoek zijn medewerking te verlenen.

De algemene regel is dat op een aanvraag binnen 8 weken een beslissing wordt genomen. Vervolgens moet binnen 6 weken de bijstand worden betaald.

In artikel 12 is daarom een termijn opgenomen van 14 weken waarbinnen de bijstand betaald wordt.

Voor de extra bijdrage in de kosten van kinderen, die in 2014 voor het eerst het vervolgonderwijs volgen, geldt een afwijkende bepaling.

Artikel 13 t/m 15

Nadrukkelijk is een hardheidsclausule opgenomen.

Er is expliciet vermeld dat dit besluit geldend is voor het jaar 2014 en vervalt per 1 januari 2015.