Parkeerverordening Bodegraven-Reeuwijk 2013

Geldend van 01-07-2016 t/m heden

Intitulé

Parkeerverordening Bodegraven-Reeuwijk 2013

De raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2013;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

besluit:

  • 1.

    vast te stellen de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte Parkeerverordening Bodegraven-Reeuwijk 2013.

  • 2.

    instemmen met het invoeren van het parkeren voor vergunningshouders op de bedrijventerreinen Broekvelden en Groote Wetering en vrachtwagenparkeerterrein Kleienhof te Bodegraven.

Afdeling 1 Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder

  • -

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • -

    aanhangwagens: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • -

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • -

    parkeren: het gedurende een aangesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • -

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens was ingeschreven;

  • -

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

    • a.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

    • b.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • -

    vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren of een aanhangwagen te plaatsen op daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;

  • -

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • -

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

  • -

    autodateplaats: een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodate.

Afdeling II Plaatsven voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningsbewijzen

Artikel 2

  • 1.

    Het college kan, na goedkeuring van de gemeenteraad, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren van motorvoertuigen en het plaatsen van grote aanhangwagens op belanghebbendenplaatsen.

  • 2.

    Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 3.

    Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      een eigenaar of bewoner van een woning gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn voor het parkeren van een motorvoertuig (categorie I);

    • b.

      een onderneming of instelling in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied motorvoertuigen te parkeren en/of grote aanhangwagens te plaatsen (categorie II);

    • c.

      een werknemer van een onderneming of instelling in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen aanwezig zijn voor het parkeren van een motorvoertuig (categorie III);

    • d.

      een inwoner van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk die houder en/of beroepsmatig bestuurder is van een motorvoertuig (vrachtauto of autobus) met eventueel aangekoppelde aanhangwagen en die aantoont dat het in het belang van diens beroep of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is dit motorvoertuig in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk te parkeren (categorie IV);

    • e.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de autodateplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbenden parkeerplaatsen aanwezig zijn (categorie V).

  • 4.

    Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig of aanhangwagen die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 5.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per aangesloten gebied, per categorie en per aanvrager vaststellen.

  • 6.

    Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een vergunning voor categorie V kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

  • 7.

    Het college kan een vergunningsaanvraag van de in artikel 3 derde lid genoemde categorieën afwijzen wanneer dit strekt tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4

  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5

  • 1.

    Een vergunning wordt voor één jaar verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens;

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig of de aanhangwagen waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied waarvoor de vergunning is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor de vergunning heeft voldaan;

  • f.

    wanneer vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 7

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats of een autodateplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden of een aanhangwagen te plaatsen of geplaatst te houden:

  • a.

    zonder vergunning;

  • b.

    zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven vergunning;

  • c.

    in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig of aanhangwagen, te plaatsen of te laten staan op een belanghebbendenplaats.

  • 2

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 9

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Slotbepalingen

Artikel 10

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de in artikel 141 sub b van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op een door het college te bepalen tijdstip.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening Bodegraven- Reeuwijk 2013.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 11 december 2013.

De griffier,
drs. J.H. Rijs
De voorzitter,
mr. C. van der Kamp