Regeling vervallen per 11-07-2014

Uitvoeringsregeling Groen (Uitvoeringsregeling Groen )

Geldend van 01-01-2014 t/m 10-07-2014

Intitulé

Uitvoeringsregeling Groen (Uitvoeringsregeling Groen )

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 5 november 2013 tot vaststelling van de Uitvoeringsregeling Groen (Prov. Blad 2013, nr. 213).

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen  

Artikel 1 Begripsbepalingen  

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

  • b. cofinanciering: het aandeel in de totale kosten dat wordt gefinancierd met eigen middelen van de aanvrager of middelen van derden;

  • c. Beleidsvisie Groen: Groenbeleid, vastgesteld door provinciale staten van Zuid-Holland op 10 oktober 2012 en 30 januari 2013 en te vinden op http://www.zuid-holland.nl/overzicht_alle_themas/c_landschap/thema_groen.htm

  • d. Index Natuur en Landschap: gestandaardiseerde beheertypen voor onderhoud als opgenomen in Bijlage 9 van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013, onderdeel landschap en te vinden op: http://www.zuid-holland.nl/loket/provincialeregelgeving

  • e. Landschapselement: bestanddelen in een landschap die als karakteristiek zijn aangeduid in het geldende Natuurbeheerplan Zuid-Holland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Zuid Holland en vindbaar op: http://www.zuid-holland.nl/loket/publicaties

  • f. Uitvoeringsprogramma Groen: de actuele versie van het jaarlijks door Gedeputeerde Staten vast te stellen uitvoeringsprogramma ter uitwerking van de Beleidsvisie Groen en te vinden op: http://www.zuid-holland.nl/overzicht_alle_themas/c_landschap/thema_groen.htm. 

Artikel 2 Weigeringsgronden  

1. In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv kan subsidie geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien:   

  • a. er strijd is met bestaand of reeds bekend toekomstig relevant overheidsbeleid;

  • b. het project niet binnen drie maanden na de subsidieverlening in uitvoering kan gaan;

  • c. voor de activiteiten reeds eerder subsidie is verleend;

  • d. voor de activiteiten, op grond van een andere regeling of door andere overheden eveneens subsidie is of wordt verstrekt waardoor het totaal aan subsidie meer bedraagt dan de werkelijke kosten of de maximale vergoeding die is toegestaan op grond van Europese voorschriften. 

2. In afwijking van artikel 11, eerste lid, onder a van de Asv, kan subsidie worden geweigerd indien de te subsidieren activiteit reeds in uitvoering is voordat de aanvraag is ingediend.  

Artikel 3 Subsidievereisten  

Om voor subsidie onder deze regeling in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:  

  • a. de activiteit past in ten minste één van de drie hiernavolgende ambities van de Beleidsvisie Groen: het scheppen van ruimte voor groenbeleving, biodiversiteit en agrarisch ondernemerschap;

  • b. de activiteit past in ten minste één van de hiernavolgende doelstellingen van de Beleidsvisie Groen toename van recreatie in het groen; behoud van biodiversiteit; ontwikkeling en behoud van waardevolle en aantrekkelijke agrarische landschappen;

  • c. de aanvraag heeft betrekking op een activiteit met een bovenlokaal belang. 

Artikel 4 Rangschikking  

1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.  

2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.  

3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 5 Subsidieverplichtingen  

1. In aanvulling op de artikelen 18 tot en met 21 van de Asv wordt aan de subsidieontvanger de verplichtingen opgelegd:  

  • a. het project gaat uiterlijk binnen drie maanden na de subsidieverlening van in uitvoering, tenzij in de beschikking een andere termijn wordt bepaald;

  • b. om gedurende ten minste vijf jaar na subsidievaststelling, of zolang als in de beschikking vermeld, de activiteiten of de resultaten van de activiteiten in stand te houden;

  • c. voor zover een subsidiabele activiteit bestaat uit fysieke inrichting of oprichting, is het onderhoud en beheer daarvan geregeld voor een periode van ten minste 7 jaar na realisatie van het betreffende projectonderdeel;

  • d. om Gedeputeerde Staten onverwijld in kennis te stellen van een statutenwijziging.

     

2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger deze verplichtingen wijzigen.  

Artikel 6 Bevoorschotting en betaling  

1. Het voorschot voor subsidies van € 25.000,- en hoger bedraagt maximaal 80% van de maximale subsidie.  

2. Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 7 Prestatieverantwoording  

1. Bij een subsidie van minder dan € 25.000,00 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een eigen verklaring.  

2. Bij een subsidie vanaf € 25.000,00 maar minder dan € 125.000,00 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een eigen verklaring.  

3. Bij een subsidie van € 125.000,00 of meer gaat de aanvraag tot subsidievaststelling in de vorm van een activiteitenverslag vergezeld van een financieel verslag met controleverklaring van een accountant.

Hoofdstuk 2 Integrale gebiedsgerichte subsidies  

§ 2.1 Integrale groenprojecten  

Artikel 8 Subsidiabele activiteiten en prestatie  

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een integrale gebiedsafspraak als opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen. 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De integrale gebiedsafspraak, bedoeld in het eerste lid, leidt tot een aantoonbare bijdrage aan een of meer van de ambities en ten minste één van de doelstellingen zoals opgenomen in de Beleidsvisie Groen.

Artikel 9 Doelgroep  

Subsidie als bedoeld in artikel 8 kan uitsluitend worden verstrekt aan de rechtspersonen die voor de betreffende integrale gebiedsafspraak zijn opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen.  

Artikel 10 Subsidievereisten  

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:  

  • a. er is sprake van samenwerking tussen tenminste twee partijen;

  • b. er is sprake van een programma van activiteiten die een onderlinge samenhang hebben en bijdragen aan een of meer van de ambities, en aan een of meer van de doelstellingen van de Beleidsvisie Groen en het Uitvoeringsprogramma Groen;

  • c. voor zover een subsidiabele activiteit bestaat uit fysieke inrichting of oprichting, is het onderhoud en beheer daarvan geregeld voor een periode van ten minste 7 jaar na realisatie van het betreffende projectonderdeel;

  • d. indien en voorzover de subsidiabele activiteiten als opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen staatssteun betreft die niet onder een vrijstellingsverordening valt is het project aangemeld bij en goedgekeurd door de Europese Commissie als Ad Hoc Steun.

Artikel 11 Subsidiabele kosten  

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen die kosten in de integrale gebiedsafspraak voor subsidie in aanmerking die rechtstreeks betrekking hebben op ambities en doelstellingen van de Beleidsvisie Groen. 4 Uitgegeven 17 december 2013

Artikel 12 Subsidiehoogte  

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten met als maximum het bedrag dat is opgenomen voor de betreffende activiteit in het Uitvoeringsprogramma Groen.  

2. In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat de hoogte van de subsidie maximaal 100% van de subsidiabele kosten bedraagt met een maximum van 50% van de kosten in het project indien en voor zover die projectkosten bijdragen aan in beleid vastgelegde doelen van de provincie, buiten de Beleidsvisie Groen.

§ 2.2 Projectverkenningen  

Artikel 13 Subsidiabele activiteiten en prestatie  

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een projectverkenning voorafgaand aan een voorgenomen integrale gebiedsafspraak als bedoeld in artikel 7 eerste lid.  

2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, geeft uitsluitsel over de haalbaarheid van een integrale gebiedsafspraak. 

Artikel 14 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 13 wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.   

Artikel 15 Subsidievereisten 

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 13 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:  

  • a. de projectverkenning bestaat uit een onderzoek naar de scope, de haalbaarheid en het maatschappelijk draagvlak voor een integrale gebiedsafspraak.

  • b. bij de uitvoering van de projectverkenning zijn ten minste twee partijen betrokken wier medewerking van belang is voor het creëren van draagvlak voor de projectverkenning.

Artikel 16 Subsidiabele kosten 

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:  

  • a. de kosten van een uitvoerder van de projectverkenning;

  • b. de kosten van verslaglegging van de resultaten van de projectverkenning;

  • c. de kosten van het organiseren van bijeenkomsten ter uitvoering van de projectverkenning;

  • d. de kosten van inhuur van deskundig advies of begeleiding op specifieke terreinen.

Artikel 17 Subsidiehoogte  

De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met als het maximum € 150.000,00.  

§ 2.3 Pilots 

Artikel 18 Begripsbepalingen  

In deze paragraaf wordt verstaan onder: netwerksturing: niet hiërarchische vorm van sturing door deelnemende partijen gezamenlijk, ieder vanuit de eigen taak en verantwoordelijkheid.  

Artikel 19 Subsidiabele activiteiten en prestatie  

1. Subsidie kan worden verstrekt voor een pilot gericht op innovatieve realisatiemodellen en beheermodellen voor natuur- recreatie- of landschapsinrichting of het beheer ervan, als opgenomen in een Uitvoeringsprogramma Groen. 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verwerving van kennis over efficiënter en goedkoper inrichten of beheer van natuur- recreatie- of landschapsgebieden.

Artikel 20. Doelgroep  

Subsidie als bedoeld in artikel 19 kan uitsluitend worden verstrekt aan de rechtspersonen die voor de betreffende activiteit zijn opgenomen in een Uitvoeringsprogramma Groen.  

Artikel 21 Subsidievereisten  

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 19 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:  

  • a. er is sprake van samenwerking tussen tenminste twee partijen;

  • b. in de pilot moet netwerksturing zijn verankerd;

  • c. de verdienmogelijkheden of het beheerarrangement dat wordt uitgevoerd in de pilot is nog niet eerder toegepast in Zuid-Holland

  • d. indien en voorzover de subsidiabele activiteiten als opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen staatssteun betreft die niet onder een vrijstellingsverordening valt is het project aangemeld en goedgekeurd door de Europese Commissie als Ad Hoc Steun.

Artikel 22 Subsidiabele kosten  

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:  

  • a. de kosten van een haalbaarheidsstudie;

  • b. de kosten van het testen in de praktijk, van het realisatie of beheermodel;

  • c. de kosten van een procesbegeleider;

  • d. de kosten van organisatie van het netwerk voor zaalhuur, vergaderfaciliteiten en bureaukosten;

  • e. de kosten van verslaglegging van de resultaten van het project en de verspreiding daarvan;

  • f. de kosten van inhuur van deskundig advies of begeleiding op specifieke terreinen;

  • g. de kosten van inrichtingsmaatregelen.

Artikel 23 Subsidiehoogte 

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 22 onder a tot en met f. 2. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 22 onder g. 3. De subsidie bedraagt maximaal het bedrag dat is opgenomen voor de betreffende activiteit in het Uitvoeringsprogramma Groen.

Hoofdstuk 3 Sectorale subsidies  

§ 3.1 Boekjaarsubsidies voet- en fietsveren met een regionale functie  

Artikel 24 Subsidiabele activiteiten en prestatie  

1. Subsidie kan worden verstrekt voor exploitatiekosten van een voet- of fietsveer. 2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie. 3. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot behoud van routeverbindingen ten behoeve van voetgangers en fietsers.

Artikel 25 Doelgroep  

Subsidie als bedoeld in artikel 24 kan worden verstrekt aan gemeenten en stichtingen die als statutaire doelstelling hebben het behoud van het veer.   

Artikel 26 Subsidievereisten  

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 24 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:  

  • a. de exploitatie van het veer heeft gedurende minimaal drie achtereenvolgende jaren voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft een tekort vertoond;

  • b. er zijn geen acceptabele alternatieven voor de veerverbinding;

  • c. het veer vervult een recreatieve functie voor de regio en voldoet aan ten minste één van de volgende criteria:

    • - heeft een functie ten behoeve van het woon-, werk- of schoolverkeer of;

    • - heeft een cultuurhistorische waarde.

  • d. de gemeenten aan beide oevers van de routeverbinding leveren een financiële bijdrage aan de exploitatie van de veerdienst.

Artikel 27 Aanvraagvereisten

 In aanvulling op artikel 34, tweede lid van de Asv bevat het activiteitenplan in ieder geval een overzicht van gegevens met betrekking tot het aantal personen dat gebruikmaakt van het veer en de gebruikersgroepen dat loopt van 1 september tot 1 september van het jaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag.  

Artikel 28 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van het nadelige exploitatieresultaat, tot een maximum van € 20.000,00.  

§ 3.2 Projectsubsidie agrarische structuurversterking voor de grondgebonden landbouw  

Artikel 29 Subsidiabele activiteiten en prestatie  

1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten ten behoeve van de grondgebonden landbouw voor zover deze betrekking hebben op verbetering van de verkaveling en van de ligging van landbouwkavels ten opzichte van elkaar.

2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 

3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verbetering van de verkaveling en van de ligging van kavels ten opzichte van elkaar en de verbetering van de toegankelijkheid van kavels en percelen in de grondgebonden landbouw.  

Artikel 30 Doelgroep 

Subsidie, als bedoeld in artikel 29, wordt uitsluitend verstrekt aan agrarische ondernemingen en samenwerkingsverbanden daarvan, stichtingen voor kavelruil, landbouworganisaties, natuur- en landschapsorganisaties, waterschappen, gemeenten, en de Dienst Landelijk Gebied.  

Artikel 31 Subsidievereisten  

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 29 in aanmerking te komen staat, naast aan de vereisten in artikel 3, de kavel op de in bijlage 1 opgenomen kaart ‘Agrarische structuurversterking' aangeduid als agrarisch gebied waar agrarische structuurversterking gewenst is.  

Artikel 32 Subsidiabele kosten planvorming verkaveling  

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:  

  • a. de kosten van het tot stand brengen van een kavelruilplan;

  • b. de kosten van het tot stand brengen van een kavelruilovereenkomst;

  • c. de kosten van een kavelruilcoördinator;

  • d. kosten voor inzet van onderzoeksinstellingen en experts;

  • e. de kosten van de te houden voorlichtingsbijeenkomsten.

Artikel 33 Subsidiehoogte kosten planvorming verkaveling  

1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor publiekrechtelijke rechtspersonen ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. 2. De hoogte van de subsidie bedraagt voor overige aanvragers ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten.

Artikel 34 Subsidiabele kosten uitvoering verkaveling  

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:  

  • a. de kosten van het uitvoeren van een kavelruilovereenkomst;

  • b. de kosten van een kavelruilcoördinator;

  • c. kosten voor inzet van onderzoeksinstellingen en experts;

  • d. de kosten van vergunningenprocedures;

  • e. de kosten van kadastrale inschrijving van een kavelruilovereenkomst in de openbare registers en de daarmee samenhangende notariële kosten;

Artikel 35 Niet subsidiabele kosten uitvoering verkaveling  

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:  

  • a. de kosten van ruil van productierechten en van gebouwen;

  • b. kosten van verrekening tussen eigenaren als gevolg van waardeverschillen van de te verdelen onroerende zaken;

  • c. de kosten van werken op of ten behoeve van onroerende zaken.

Artikel 36 Subsidiehoogte kosten uitvoering verkaveling  

1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor publiekrechtelijke rechtspersonen ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. 2. De hoogte van de subsidie bedraagt voor overige aanvragers ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten. 3. In afwijking van het eerste en tweede lid geldt voor de kosten als vermeld in artikel 34, onder e, een drempel van 250,00 euro per hectare en worden deze kosten daarboven volledig vergoed met een maximum van 500,00 euro per geruilde hectare.

§ 3.3 Projectsubsidie soortenbeleid leefgebied en maatregelen verbetering natuurwaarden. 

Artikel 37 Subsidiabele activiteiten en prestatie  

1. Subsidie kan worden verstrekt voor maatregelen die zijn gericht op het versterken en beschermen van populaties van bedreigde dier- of plantensoorten of op het verhogen van de natuurwaarden in Zuid-Holland. 2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, draagt bij aan het behoud van bijzondere diersoorten en verbetering van de natuurwaarden in Zuid-Holland.

Artikel 38 Doelgroep  

Subsidie, als bedoeld in artikel 37 wordt verstrekt aan een ieder.

Artikel 39 Openstelling  

1. In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 37 worden ingediend, als Gedeputeerde Staten hebben besloten tot openstelling van deze paragraaf, gedurende een daarbij aan te geven periode.  

2. Bij het besluit tot openstelling wijzen Gedputeerde Staten diersoorten en terreinen aan waarvoor subsidie kan worden verstrekt als bedoeld in artikel 38.  

3. In afwijking van artikel 4 kunnen Gedputeerde Staten bij het besluit tot openstelling tevens de volgorde van behandeling vaststellen.

Artikel 40 Subsidievereisten  

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 37 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten van artikel 3 voldaan aan de volgende vereisten:  

  • a. de activiteit betreft een uitvoeringsproject of een studie;

  • b. de subsidieaanvrager beschikt over schriftelijke toestemming van de eigenaar in die gevallen waarin de subsidieaanvrager niet de eigenaar is van het terrein waarop de te subsidiëren activiteit wordt uitgevoerd.

Artikel 41 Subsidiabele kosten 

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de kosten van materialen en arbeid voor subsidie in aanmerking.  

Artikel 42 Subsidiehoogte 

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.  

§ 3.4 Subsidies voor het recreatief basisroutenetwerk Zuid-Holland                      § 3.4.1 Projectsubsidie fietsen en wandelen                                                                 

Artikel 43 Begripsbepalingen 

  • a. CROW-publicatie 301: richtlijnen voor recreatieve stad-landverbindingen, september 2011, ISBN 978 90 6628 586 6;

  • b. boerenlandpad: een (onverhard) pad over particuliere gronden die in agrarisch gebruik zijn;

  • c. digitaal beheer: het op zodanige wijze vastleggen, bewaren, beheren en beschikbaar stellen van digitale (route)informatie, dat deze ook na verloop van tijd raadpleegbaar, toegankelijk en actueel is;

  • d. fietsknooppunten netwerk: Een netwerk van regionale fietsroutes met genummerde knooppunten en informatiepanelen met een overzichtskaart, in beheer en eigendom van regionale samenwerkingsverbanden en vindbaar op: http://www.nederlandfietsland.nl/knooppuntroutes/overzicht-fietsroutenetwerken

  • e. langeafstand fietsroute (LF): route die onderdeel is van het netwerk van Landelijke Fietsroutes, in beheer en eigendom van Stichting Fietsplatform;

  • f. langeafstand wandelroutes (LAW): route die onderdeel is van het netwerk van Landelijke Wandelroutes, in beheer en eigendom van Stichting Wandelnet;

  • h. stad-landverbinding: een fietsroute vanuit de stad naar een aantrekkelijk landschap, recreatie- of natuurgebied die is aangesloten op het fietsknooppuntennetwerk;

  • j. wandelroutenetwerk Zuid-Holland 2010-2020: Provinciale Staten vastgesteld wandelplan met bijbehorende plankaart, welke jaarlijks wordt geactualiseerd en vindbaar op: http://www.zuid- stad-landverbinding: een fietsroute vanuit de stad naar een aantrekkelijk landschap, recreatie- of holland.nl/overzicht_alle_themas/c_landschap/c_recreatie_en_toerisme/c_wandelroutenetwerk.htm

  • k. ontbrekende schakel: ontbrekend deel in fiets en wandelroutes waarmee na realisatie de bovenregionale aansluiting of de samenhang tussen de routes voor fietsers en wandelaars wordt verbeterd.

  • L recreatief basisroutenetwerk Zuid-Holland: geheel van recreatieve routes bestaande uit lange afstandroutes (LF’s, LAW’s en basistoervaartnet (BRTN), het fietsknooppunten netwerk, stad-landverbindingen en het wandelroutenetwerk Zuid-Holland en boerenlandpaden.

Artikel 44 Subsidiabele activiteiten en prestatie  

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de verbetering of het realiseren van nieuwe voorzieningen, routes, het oplossen van bestaande knelpunten en de aanleg van ontbrekende schakels in het recreatief basisroutenetwerk Zuid-Holland. 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot een verbetering van de aantrekkelijkheid, gebruiks- en belevingswaarde en bekendheid van het recreatief basisroutenetwerk Zuid-Holland.

Artikel 45 Doelgroep  

1. Subsidie als bedoeld in artikel 44 wordt verstrekt aan Gemeenten, Water- en Hoogheemraadschappen, regionale samenwerkingsverbanden van gemeenten, en belangenorganisaties voor wandelen, fietsen en toervaart. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, wordt subsidie voor een boerenlandpad eveneens verstrekt aan (agrarische) natuurorganisaties en agrarische grondbezitters en pachters. 

Artikel 46 Subsidievereisten  

1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 44 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:  

  • a. de activiteit leidt tot duurzame verbetering van de kwaliteit danwel de veiligheid van het recreatieve routenet;

  • b. de voorziening of route is vrij toegankelijk.

  • c. beheer en onderhoud van het routenet en de voorziening (inclusief digitaal beheer) zijn aantoonbaar voor ten minste 7 jaar geregeld.

  • d. de activiteit is afgestemd met de coördinerende gemeentelijke, regionale of landelijke (route)organisaties.

  • e. de route wordt bewegwijzerd op basis van gestandaardiseerde routemarkering voor wandelen en fietsen.

  • f. de route en voorziening worden ingericht zodanig dat deze geschikt en toegankelijk zijn voor het beoogde gebruik en de beoogde gebruikers.

2. Van het bepaalde in het eerste lid onder b. kan worden afgeweken, mits beperkingen in de toegankelijkheid noodzakelijk zijn voor het vogelbroedseizoen.  

Artikel 47 Subsidiabele kosten  

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:  

  • a. promotie- en voorlichtingskosten verbandhoudende met de ingebruikname van voorzieningen.

  • b. voorbereidingskosten tot een maximum van 20% van de totale projectkosten.

  • c. kosten van aanleg of wijziging van routes;

  • d. kosten van realisatie danwel aanpassing van bewegwijzering, informatieborden en panelen aan de gestandaardiseerde routemarkering;

  • e. kosten van kleinschalige inrichtingsmaatregelen;

  • f. kosten van voorzieningen om de recreatieve gebruikerscategorieën te scheiden.

Artikel 48 Niet subsidiabele kosten  

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:  

  • a. aankoopkosten van grond;

  • b. kosten voor beheer en onderhoud;

  • c. reguliere marketing en promotie kosten.

Artikel 49 Subsidiehoogte  

1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor de aanleg van een ontbrekende schakel of de verbetering of realisering van een voorziening of route ten hoogste 75 % van de subsidiabele kosten. 2. De hoogte van de subsidie bedraagt voor de aanleg van een stad-landverbinding ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten. 3. De hoogte van de subsidie bedraagt voor de aanleg en inrichting van een wandelroute ten hoogste 100 % van de subsidiabele kosten. 4. De hoogte van de subsidie bedraagt voor de aanleg van een boerenlandpad ten hoogste 100 % van de subsidiabele kosten alsmede een tegemoetkoming in de kosten van beheer en openstelling ad € 0,45 per meter per jaar.

§ 3.4.2 Verbetering van het landelijk netwerk voor de recreatietoervaart (basis recreatie toervaartnet)  

Artikel 50 Begripsbepalingen  

a. Beleidsvisie BRTN 2008-2013: Beleidsvisie opgesteld door Stichting Recreatietoervaart Nederland voor het basis recreatietoervaartnet, en te vinden op: http://www.srn.nl/publicaties/;

Artikel 51 Subsidiabele activiteiten en prestatie  

1. Subsidie kan worden verstrekt voor het opheffen van knelpunten en kwaliteitsverbetering in het basis recreatietoervaartnet of de opheffing van een knelpunt of ontbrekende schakel voor zover van belang voor het ontwikkelen van routenetwerken (rondjes) over Provinciale vaarwegen, gekoppeld aan het BRTN-net.  

2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.  

3. De activiteit bedoeld in het eerste lid leidt tot het verbeteren van de bereikbaarheid van het basis recreatietoervaartnet vanuit de steden in Zuid-Holland.

Artikel 52 Doelgroep  

Subsidie als bedoeld in artikel 52 kan worden verstrekt aan de eigenaar of erfpachter van de grond, of aan de bij wet aangewezen of gemandateerde beheerder van de grond waarop de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd. 

Artikel 53 Openstelling  

1 In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 51 pas worden ingediend, als Gedeputeerde Staten hebben besloten tot openstelling van de regeling voor een daarbij vast te stellen tijdvak.  

2. Bij het besluit tot openstelling als in het eerste lid bedoeld, wordt aangegeven voor welke knelpunten de regeling wordt opengesteld, alsook de volgorde van behandeling. 

Artikel 54 Subsidievereisten  

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 52 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan het vereiste dat de activiteit wordt uitgevoerd ter opheffing van een knelpunt of ontbrekende schakel als opgenomen in de Beleidsvisie BRTN 2008-2013 of ter opheffing van een knelpunt of ontbrekende schakel voor zover van belang voor het ontwikkelen van routenetwerken (rondjes) over Provinciale vaarwegen, gekoppeld aan het BRTN-net.  

Artikel 55 Subsidiehoogte  

De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele projectkosten met een maximum van € 300.000,00.  

§ 3.4.3 Het realiseren van Toeristische Overstap Punten (TOP’s)  

Artikel 56 Subsidiabele activiteiten en prestatie  

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de aanleg van een toeristisch overstappunt waarmee een herkenbare landmark wordt gerealiseerd dat als start- en overstappunt fungeert voor het recreatief basisroutenetwerk.  

2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.  

3. De activiteit bedoeld in het eerste lid draagt bij aan realisatie van een provinciebrede dekking van TOP's.  

Artikel 57 Doelgroep  

Subsidie als bedoeld in artikel 56 kan worden verstrekt aan de eigenaar of erfpachter van de grond waarop de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd.  

Artikel 58 Subsidievereisten 

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 56 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:  

  • a. de TOP wordt gerealiseerd op een lokatie die bijdraagt aan een evenwichtige spreiding van Top’s over de provincie;

  • b. De TOP sluit aan op routes in het recreatief basisroutenetwerk.

Artikel 59 Subsidiabele kosten  

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:   

  • a. de aanleg van een gestandaardiseerde TOP-inrichting, alsmede de hieraan gekoppelde digitale voorzieningen, markering en promotie-activiteiten;

  • b. het wijzigen van bestaande routes en bewegwijzering naar gestandaardiseerde Top-bewegwijzering, met als doel de route aan te laten sluiten aan de TOP.

Artikel 60 Subsidiehoogte  

De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele projectkosten tot een maximum van €20.000,00 per TOP.   

§ 3.5 Projectsubsidie voor aanleg en herstel van landschapselementen  

Artikel 61 Subsidiabele activiteiten en prestatie  

1. Subsidie kan worden verstrekt voor aanleg of herstel van landschapselementen. 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot herstel van de kwaliteit van karakteristieke landschapselementen of uitbreiding van karakteristieke landschapselementen in het agrarisch gebied van Zuid-Holland.

Artikel 62 Doelgroep  

Subsidie als bedoeld in artikel 61 wordt verstrekt aan een ieder. 

Artikel 63 Subsidievereisten 

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 61 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten: 

  • a. het landschapselement wordt aangelegd of hersteld op een wijze passend bij de cultuurhistorie en naaste omgeving voor wat betreft elementen als uitstraling, vorm, soortgebruik, aantallen en plaatsing;

  • b. het landschapselement wordt aangelegd of hersteld met inachtneming van de beperkende voorwaarde ten aanzien van met name opgaande beplanting die geldt in belangrijke weidevogelgebieden als opgenomen in de Provinciale Structuurvisie;

  • c. het beheer van het aan te leggen of herstellen landschapselement is aantoonbaar geregeld voor een periode van ten minste zeven jaar na realisatie.

Artikel 64 Subsidiabele kosten  

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:  

  • a. de kosten van materialen en arbeid van de aanleg of het te herstellen landschapselement;

  • b. de kosten van het opstellen van een inrichtingsplan in het geval de aanvraag meerdere landschapselementen betreft danwel over grondgebied van meerdere eigenaren gaat, tot een maximum van € 1.000,00.

Artikel 65 Subsidiehoogte  

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. 2. Indien de totale subsidie minder bedraagt dan € 1.500,00, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 3.6 Projectsubsidie grootschalige proef van onderwaterdrainage  

Artikel 66 Subsidiabele activiteiten en prestatie  

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de aanlegkosten van onderwaterdrainage. 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot stimulering van de aanleg van onderwaterdrainage in het veenweidegebied, als onderdeel van een grootschalige proef teneinde:  

  • a. de uitkomsten van modelonderzoeken en kleinschalige praktijkproeven te kunnen toetsen;

  • b. ervaring op te doen met de implementatie van onderwaterdrainage in de praktijk.

  • c. de bodemdaling in veenweidegebied te vertragen.

Artikel 67 Doelgroep  

Subsidie als bedoeld in artikel 66 kan worden verstrekt aan een ieder.  

Artikel 68 Subsidievereisten  

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 66 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:  

  • a. de onderwaterdrainage wordt aangelegd op een perceel dat staat aangeduid op de kaart opgenomen in bijlage 2.

  • c. de onderwaterdrainage wordt aangelegd op een gebied van ten minste 3 ha en ten hoogste 15 ha;

  • d. de onderwaterdrainage wordt aangelegd in blijvend grasland;

  • e. de onderwaterdrainage voldoet aan de volgende technische aanlegeisen, aangeduid op de kaart opgenomen in bijlage 2a.

  • f. de onderwaterdrainage, wordt tevens gebruikt voor onderzoeksdoeleinden in het kader van deze grootschalige proef;

  • g. de onderwaterdrainage is vóór 31 december 2014 gerealiseerd

Artikel 69 Subsidiabele kosten  

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen uitsluitend de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:  

  • a. de kosten van aanschaf van het onderwaterdrainagesysteem;

  • b. de kosten van het aanleggen van het onderwaterdrainagesysteem.

Artikel 70 Subsidiehoogte  

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de aanlegkosten van onderwaterdrainage, tot maximaal € 0,50 per meter drain en maximaal € 1000,00 per ha. 

§ 3.7 Projectsubsidie innovatie in afzetketens voor de grondgebonden landbouw  

Artikel 71 Subsidiabele activiteiten en prestatie  

1. Subsidie kan worden verstrekt voor een systeeminnovatie in de grondgebonden landbouw waarmee de ketens voor afzet van landbouwprodukten worden verbeterd of nieuwe ketens worden ontwikkeld. 2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot versterking van de positie van agrariërs in de afzetketen van Zuid-Hollandse landbouwprodukten.

Artikel 72 Doelgroep  

Subsidie, als bedoeld in artikel 71, wordt verstrekt aan natuurlijke personen en rechtspersonen  

Artikel 73 Subsidievereisten  

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 71 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:   

  • a. de bij de systeeminnovatie opgedane kennis en ervaring worden openbaar gemaakt en gedeeld;

  • b. de activiteiten worden uitgevoerd in samenwerking met in elk geval de essentiële ketenpartijen, waaronder agrariërs of agrarische organisaties.

  • c. voldoende aannemelijk is dat de te ontwikkelen systeeminnovatie zal gaan leiden tot daadwerkelijke verandering in de keten.

Artikel 74 Subsidiabele kosten  

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten in ieder geval voor subsidie in aanmerking:  

  • a. kosten ten behoeve van de samenwerking tussen ketenpartijen en kennisinstellingen ten behoeve van het opstellen van een projectplan;

  • b. de kosten van het organiseren van een netwerkbijeenkomst;

  • c. de kosten van productontwikkeling;

  • d. de kosten van kennisontwikkeling en –verspreiding

Artikel 75 Niet subsidiabele kosten  

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:  

  • a. kosten van gebouwen;

  • b. de kosten van inrichting voor zover niet strikt noodzakelijk voor de uitvoering van de in het project opgenomen activiteiten;

  • c. exploitatiekosten;

  • d. onderhoudskosten van roerende of onroerende goederen.

Artikel 76 Subsidiehoogte  

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 200.000,00. 2. Indien de subsidie minder bedraagt dan € 7.500,00, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 3.8 Projectsubsidie voor systeeminnovaties grondgebonden landbouw in veenweidegebieden

Artikel 77 Subsidiabele activiteiten en prestatie  

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de kosten van systeeminnovatie in de grondgebonden landbouw in veenweidegebieden waarmee wordt bijgedragen aan de verduurzaming van de veenweidelandbouw.  

2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.  

3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid leidt tot verwerving van kennis over toepassingen voor vermindering van stikstof en fosfaat danwel het duurzamer maken van het bodemgebruik en de waterhuishouding.

Artikel 78 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 77, wordt uitsluitend verstrekt aan agrarische ondernemingen en samenwerkingsverbanden daarvan, landbouworganisaties, provincies, waterschappen, gemeenten, natuur- en landschapsorganisaties.

Artikel 79 Subsidievereisten  

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 77 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:  

  • a. de in de systeeminnovatie opgedane kennis en ervaring worden openbaar gemaakt en gedeeld;

  • b. de activiteiten worden uitgevoerd in samenwerking met in elk geval de essentiële partijen, waaronder agrariërs of agrarische organisaties;

  • c. voldoende aannemelijk is dat de te ontwikkelen systeeminnovatie zal gaan leiden tot daadwerkelijke verduurzaming van veenweidelandbouw specifiek gericht op verminderen van stikstof en fosfaat en/of verduurzaming van bodemgebruik en waterhuishouding;

  • d. het project biedt zicht op toepassing in de praktijk. 

  • e. het project is niet subsidiabel onder paragraaf 3.6.

Artikel 80 Subsidiabele kosten  

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:  

  • a. kosten voor samenwerking tussen ketenpartijen en kennisinstellingen, waaronder het organiseren van netwerkbijeenkomsten en het formuleren van een gezamenlijk perspectief;

  • b. de kosten van productontwikkeling;

  • c. de kosten van kennisontwikkeling en –verspreiding.

Artikel 81 Niet subsidiabele kosten  

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:  

  • a. kosten van gebouwen en de inrichting ervan voor zover niet strikt noodzakelijk voor de uitvoering van de in het project opgenomen activiteiten;

  • b. exploitatiekosten;

  • c. onderhoudskosten van roerende of onroerende goederen.

Artikel 82 Subsidiehoogte  

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal€ 200.000,-- 2. Indien de subsidie minder bedraagt dan € 7.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 3.9 Projectsubsidie groenparticipatie  

Artikel 83 Subsidiabele activiteiten en prestatie  

1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op toename van recreatief gebruik van recreatie- of natuurgebieden in Zuid-Holland of op groei van het aantal vrijwilligers dat werkzaam is in deze gebieden. 2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot intensiever gebruik van de recreatie- of natuurgebieden, tot groei van het aantal recreanten en verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving.

Artikel 84 Doelgroep  

Subsidie, als bedoeld in artikel 83, wordt uitsluitend verstrekt aan publieke rechtspersonen, stichtingen en (agrarische) natuurverenigingen. 

Artikel 85 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 83 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan het volgende vereiste:  

  • a. de activiteiten zijn gericht op duurzame toename van groenparticipatie;

  • b. het project komt voort uit of wordt aangesloten bij een bovenlokaal organisatieverband gericht op bewegen in het groen, natuurbeleving of vrijwilligers in het groen.

Artikel 86 Subsidiabele kosten  

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:  

  • a. de kosten voor werving en het betrokken houden van vrijwilligers;

  • b. de kosten voor het opstellen en uitvoeren van een samenhangend programma van activiteiten voor toename van recreatieve gebruikers of vrijwilligers in een recreatie- of natuurgebied;

  • c. materiële kosten ter ondersteuning van vrijwilligerswerk.

Artikel 87 Subsidiehoogte  

1. De hoogte van de subsidie voor kosten die betrekking hebben op toename van het gebruik van een recreatie- of natuurgebied bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. 2. De hoogte van de subsidie voor kosten die betrekking hebben op toename van vrijwilligerswerk in een recreatie- of natuurgebied bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten. 3. De subsidie bedraagt maximaal €200.000,--

Artikel 88 tot en met 110.

Gereserveerd

Hoofdstuk 4 Beheersubsidies  

§ 4.1 Projectsubsidie ingevolge artikel 10 Natuurbeschermingswet 1998.  

Artikel 111 Subsidiabele activiteiten 

1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en inrichting van gebieden als bedoeld in artikel 10 (natuurmonumenten) van de Natuurbeschermingswet 1998. 2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot betere bescherming van als natuurmonument aangewezen gebieden.

Artikel 112 Doelgroep  

Subsidie als bedoeld in artikel 111 kan worden verstrekt aan de (erf)pachters of eigenaren van gronden in de gebieden Koekoekswaard, Huys Ten Donck, Boezems Kinderdijk, de Oosterse en Westerse Laagjes .  

Artikel 113 Subsidievereisten  

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 111 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan het volgende vereiste:

a. de activiteit draagt bij aan het realiseren van de voor het gebied bepaalde natuurdoelen, als aangeduid in bijlage 3.

Artikel 114 Subsidiabele kosten  

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:  

  • a. de kosten voor de in bijlage 3 onder a tot en met c opgenomen uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen in de betreffende gebieden;

  • b. de kosten voor de in bijlage 3 onder d opgenomen uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen voor zover in combinatie met een of meer van de in de in bijlage 3 onder e genoemde pakketten.

Artikel 115 Subsidiehoogte  

1. De hoogte van subsidie wordt berekend aan de hand van uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen en pakketten, gerelateerd aan het aantal hectares dat de aanvrager in beheer heeft. 2. De krachtens het tweede lid berekende hoogte van de subsidie wordt met ingang van een nader door GS vast te stellen tijdstip vastgesteld aan de hand van de dan vigerende tarievenlijst ten behoeve van agrarisch natuurbeheer van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013.

§ 4.2 projectsubsidie voor het onderhoud van landschapselementen  

Artikel 116 Subsidiabele activiteiten en prestatie  

1. Subsidie kan worden verstrekt voor regulier en periodiek onderhoud van bestaande landschapselementen, als opgenomen in het Natuurbeheerplan Zuid-Holland, dat van kracht is voor aanvang van de aanvraagperiode. 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie en wordt verstrekt voor een periode van zes jaren. 3. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot behoud van de kwaliteit van een karakteristiek landschapselement in het agrarisch gebied van Zuid-Holland.

Artikel 117 Doelgroep  

1. Subsidie als bedoeld in artikel 116, wordt uitsluitend verstrekt aan:  

  • a. een natuurlijke persoon die krachtens een zakelijk of een persoonlijk recht gebruiker is van de grond waarop het landschapselement gelegen is en die de grond niet gebruikt in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf.

  • b. een natuurlijke persoon, rechtspersoon die, al dan niet in samenwerkingsverband, een landbouwactiviteit uitoefent, en die krachtens een zakelijk of een persoonlijk recht gebruiker is van de grond waarop het landschapselement gelegen is, één en ander uitsluitend voor zover het betreft zandwallen/ schurvelingen en landschapselementen op gronden die aansluitend gelegen zijn rondom de woning en de stallen (het erf), met inbegrip van de ontsluiting naar de openbare weg.

Artikel 118 Openstelling  

1. In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 116 in 2014 gedurende de periode van 1 januari tot 1 maart worden ingediend, en daarna jaarlijks, als Gedeputeerde Staten hebben besloten tot openstelling, gedurende de periode van 16 november tot en met 15 januari daarop volgend. 2. Bij het besluit tot openstelling als in het eerste lid bedoeld, worden de tarieven vastgesteld alsook de volgorde van behandeling.   

Artikel 119 Aanvraagvereisten

Naast de gegevens als bedoeld artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van een opgave hoe wordt voorzien in het onderhoud van het landschapselement volgens de onderhoudsnormen uit de Index Natuur en Landschap;  

Artikel 120 Subsidievereisten  

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 116 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:  

  • a. De subsidieontvanger onderhoudt het landschapselement volgens de beheervoorschriften die voor dat element opgenomen zijn in de Index Natuur en Landschap;

  • b. Een aanvrager die meerdere elementen onderhoudt, vraagt gelijktijdig voor alle elementen gezamenlijk subsidie aan, waarbij voor ten minste één element in het eerste jaar van de aangevraagde periode, daadwerkelijk onderhoud is voorzien.

Artikel 121 Subsidiabele kosten  

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de kosten voor regulier en periodiek onderhoud van bestaande landschapselementen zoals opgenomen in het Natuurbeheerplan Zuid-Holland en de Index Natuur en Landschap voor subsidie in aanmerking.  

Artikel 122 Subsidiehoogte  

1. De hoogte van de subsidie genoemd in artikel 116, eerste lid, bedraagt ten hoogste het tarief per eenheid x het aantal eenheden x 6. 2. De hoogte van de subsidie wordt voor de gehele subsidieperiode bepaald door het tarief dat van kracht is voor het eerste jaar waarvoor men aanvraagt. 3. Indien de subsidie minder bedraagt dan € 1.200,00 voor 6 jaar, wordt de subsidie niet verstrekt;

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen  

Artikel 123 Afwijkingsbepaling  

Van openstellings- of toegankelijkheidseisen van voorzieningen in deze regeling kan worden afgeweken, mits beperkingen in de toegankelijkheid noodzakelijk zijn voor het vogelbroedseizoen.  

Artikel 124 Evaluatie  

De evaluatie van de risicoanalyse als bedoeld in artikel 8, vierde lid van de Asv zal drie jaar na de inwerkingtreding van deze regeling plaatsvinden.  

Artikel 125 Intrekking  

De Subsidieregeling landelijk gebied 2013 wordt ingetrokken, met uitzondering van Hoofdstuk 1, Hoofdstuk 3 onderdeel § 3.1 en Bijlage V.  

Artikel 126 Overgangsrecht  

De Subsidieregeling landelijk gebied 2013, zoals die luidde op dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van kracht voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 127 Inwerkingtreding  

Deze regeling treedt in werking met ingang 1 januari 2014.  

Artikel 128 Werkingsduur en overgangsrecht  

Deze regeling vervalt op 31 december 2016, met dien verstande dat de regeling van kracht blijft voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd. 

Artikel 129 Citeertitel  

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling Groen.   

Ondertekening

Den Haag, 5 november 2013
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
J. FRANSSEN, voorzitter
mw. drs. J.A.M. HILGERSOM
 

Bijlagen behorende  bij de Uitvoeringsregeling groen 

Bijlage 1 De kaart behorende bij paragraaf 3.2, artikel 31 van de Uitvoeringsregeling Groen

Bijlage 2 De kaart behorende bij paragraaf 3.6 artikel 68 van de Uitvoeringsregeling Groen

Bijlage 2a behorend bij artikel 68 onder d lid van de Uitvoeringsregeling Groen en Bijlage 3 behorend bij paragraaf 4.1, artikel 113 van de Uitvoeringsregeling Groenhttp://www.zuid-holland.nl/publish/pages/9842/bijlage2abehorendbijartikel68onderdlidvandeuitvoeringsregelinggroenenbijlage3behorendbijparagraa.pdf

TOELICHTING

Algemeen

De Uitvoeringsregeling Groen (verder: URG) is de subsidieregeling die hoort bij de Beleidsvisie Groen, het beleidsprogramma van Provinciale Staten dat loopt tot eind 2015. Met inwerkingtreding van deze regeling komt de Subsidieregeling landelijk gebied (verder: SLG) grotendeels te vervallen. De regeling is integraal herzien en heeft daarom ook een nieuwe naam gekregen. Met de URG wordt aangesloten op de in 2013 vastgestelde Beleidsvisie Groen waarin is vastgelegd: 1) aan inhoudelijke doelen: ruimte voor groenbeleving, biodiversiteit en agrarisch ondernemerschap; 2) te realiseren volgens een nieuwe werkwijze: meer vertrouwen geven aan partijen zelf door het afsluiten van integrale gebiedsafspraken, waarin projecten die aan één of meer van de genoemde doelen bijdragen worden gecombineerd binnen één pakket. Daarnaast is de regeling ten opzichte van de SLG korter, eenvoudiger en overzichtelijker. De URG is nog geen eindprodukt. De nieuwe werkwijze wordt werkendeweg ontwikkeld en verfijnd. Naarmate die verfijning vorm krijgt moet de URG, als instrument voor de beleidsuitvoerders, daaraan worden aangepast. Ook inhoudelijk wordt nog volop aan ontwikkeling van beleid gewerkt: het Europese Plattelandsontwikkelings-programma 2014-2020 (POP 3) en de Programmatsiche Aanpak Stikstof (PAS). In de loop van 2014 worden daarvoor subsidieartikelen toegevoegd. Bij gelegenheid van de wijzigingen wordt de URG tevens waar mogelijk verfijnd en verbeterd.

Opzet van de regelingHoofdstuk 1 bevat de algemene bepalingen die op alle subsidies in de regeling van toepassing zijn. In hoofdstuk 2 staan de subsidieparagrafen waarin de nieuwe werkwijze van de provincie gestalte krijgt: Onder dit hoofdstuk kan subsidie worden verleend aan integrale gebiedsafspraken. Daarin werken meerdere partijen samen en worden zo mogelijk verschillende maatschappelijke doelen en belangen verbonden. De provincie verbindt én geeft ruimte. Subsidie is mogelijk voor de uitvoering van integrale gebiedsafspraken, maar ook voor het traject om te onderzoeken of en integrale gebiedsafspraak tot stand kan komen. De subsidieparagraaf voor pilots geeft de mogelijkheid om verschillende methoden om tot betere, efficientere methoden voor beheer en inrichting in de praktijk te toetsen. In hoofdstuk 3 staan paragrafen met projectsubsidies voor sectorale activiteiten. Dit hoofdstuk is vooralsnog op de oude leest geschoeid. Het streven is ook binnen dit hoofdstuk op termijn de subsidiabele activiteiten meer integraal te benaderen. In hoofdstuk 4 staat een tweetal typen beheersubsidie. Deze beheersubsidies horen systematisch thuis in de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL), technisch is dat op dit moment niet te realiseren omdat de provincie voor deze regeling aansluit bij een model van de regeling dat in IPO verband is opgesteld en ook in IPO verband actueel wordt gehouden. Hoofdstuk 5 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Staatssteunaspecten Bij het beoordelen van subsidieaanvragen wordt beoordeeld of sprake is van staatssteun, indien dat het geval is wordt de subsidie zo mogelijk verleend onder één van de hierna genoemde de-minimis- of vrijstellingsverordeningen. Dit kan invloed hebben op de maximaal te verlenen subsidie. Staatssteun is een synoniem van overheidssteun. Onder het begrip ‘staatssteun’ valt niet alleen steun van de centrale overheid, maar ook van gemeenten, provincies en waterschappen. Ook steun die niet door (de)centrale overheden, maar bijvoorbeeld door (overheids)bedrijven wordt bekostigd, wordt als staatssteun beschouwd als de steunverlening uiteindelijk voor rekening van de (decentrale) overheid komt. Ook derving van overheidsinkomsten kan als steun worden gezien.

De-minimissteunSteunmaatregelen van decentrale overheden die in omvang onder de zogenaamde de-minimisdrempel blijven, blijken een beperkt effect op het handelsverkeer tussen de lidstaten te hebben, waardoor deze niet aan alle staatssteuncriteria van artikel 107 lid 1 VWEU voldoen. Dat heeft de Commissie vastgelegd in verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, PbEU L379. Volgens deze verordening hoeft steun die onder de de-minimisdrempel blijft niet aan de Commissie te worden gemeld: a) het plafond voor de-minimissteun bedraagt 200.000 euro over een periode van drie aaneengesloten belastingjaren. Een decentrale overheid mag dit bedrag aan één onderneming verlenen, in welke vorm van steun ook. De vrijstelling is ook van toepassing op de afzet en verwerking van landbouwproducten. b) ten aanzien van de landbouwproductiesector geldt de Verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector, PbEU L 337, die bepaalt dat over een periode van drie aaneengesloten belastingjaren € 7.500,= aan totale steun mag worden toegekend. Vrijgestelde steun c) Op kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren is in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren van toepassing, PbEU L358. Van steun verleend op grond van deze verordening dient de Europese Commissie in kennis te worden gesteld. d) In bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden kan de algemene groepsvrijstellingsverordening (Verordening (EG) Nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008, PbEU, L214) van toepassing zijn. Indien steun wordt verleend krachtens de algemene groepsvrijstellingsverordening, dient de Europese Commissie hiervan eveneens in kennis te worden gesteld.

CumulatiebeperkingBovengenoemde verordeningen bevatten een cumulatiebeperking. Deze cumulatiebeperking is als anticumulatiebepaling opgenomen in de subsidieregeling in artikel 2 onder d. Mogelijk heeft bijvoorbeeld een onderneming voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de-minimissteun, reeds staatssteun ontvangen, die onder een groepsvrijstellingsverordening valt of bij een besluit van de Commissie is vastgesteld. Het totaalbedrag van de de-minimissteun en deze reeds ontvangen staatssteun mag dan de maxima niet overschrijden die in de voor het specifieke geval relevante wetgeving zijn vastgesteld. Alle overheidssteun (ook decentrale steunmaatregelen) moet worden opgeteld, zelfs indien dit geheel of gedeeltelijk uit communautaire middelen wordt gefinancierd. Steun die in zijn totaliteit het de-minimissteunplafond overschrijdt, mag niet worden opgesplitst in een aantal kleinere tranches om deze tranches afzonderlijk onder de toepassing van deze verordening te brengen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 8Voordat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend moet helder zijn wat de integrale gebiedsafspraak precies inhoudt: welke partijen zijn erbij betrokken. Welke activiteiten worden uitgevoerd, aan welke doelen dragen deze activiteiten bij, met in het bijzonder aandacht voor de provinciale doelen. De mate waarin de activiteiten voldoen aan de provinciale doelen of aan de doelen van de Beleidsvisie Groen heeft invloed op de omvang van de provinciale bijdrage. Deze is altijd maximaal de helft van de totale kosten. In deze integrale gebiedsafspraken wordt dan ook altijd substantieel geinvesteerd door de aanvragende partijen zelf. Als de integrale gebiedafspraak ‘rond’ is: partijen hebben zich gecommiteerd tot deelname en bijdrage, wordt het totale pakket aan maatregelen opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen (verder: UPG). De afspraken en financiering wordt getoetst op staatssteuntechnische aspecten. Daarna kan de subsidieaanvraag worden ingediend.

Artikel 13Projectverkenningen zijn gericht op de haalbaarheid (draagvlak, financiering, uitvoerbaarheid) van een integrale gebiedsafspraak. De provinciale cofinanciering bestaat uit een bijdrage aan de proceskosten. Op basis vaneen projectverkenning wordt beoordeeld of een integrale gebiedsafspraak kan worden gerealiseerd.

Artikel 19Met een pilot wil de provincie het bereiken van de provinciale doelen via nieuwe realisatie- en beheermodellen verkennen en uitvoeren. Netwerksturing en initiatief van de netwerkpartners is hier het uitgangspunt. Trekker van een pilot is een van de deelnemende partijen. De provincie zet parallel aan deze pilots een kennisnetwerk op waarin de opgedane kennis en ervaring kan worden uitgewisseld tussen en met partners in de pilots en externe deskundigen. Kennisuitwisseling zal in netwerken met verschillende methoden en manieren plaatsvinden: conferenties, workshops, netwerkbijeenkomsten gericht op het delen van kennis en ervaringen.

Artikel 22.gOmdat in pilots ook realisatiemodellen kunnen worden getoetst in de praktijk horen ook inrichtingsmaatregelen, dwz de feitelijk te maken kosten van inrichting van een gebied, als bijvoorbeeld aanschaf en aanleg van beplanting en recreatief meubilair tot de subsidiabele kosten.

Artikel 26De veerverbindingen worden door diverse gebruikersgroepen benut. De vraag wanneer een alternatieve verbinding acceptabel geacht kan worden moet dan ook in relatie tot die gebruikersgroepen worden gezien. Als de omweg recreatief ook aantrekkelijk is en de gebruikers van het veer vooral gericht zijn op recreatie is een grotere omweg acceptabel dan als de omweg recreatief niet aantrekkelijk is. Als een veer ook gebruikt wordt voor woon- school verkeer maakt het uit of dat lagere school kinderen zijn of middelbare scholieren. Een harde scheidslijn in kilometers voor dit criterium is daarom niet opgenomen.

Artikel 29Een betere verkaveling houdt in een nieuwe verdeling van kavels onder de eigenaren, om per eigenaar zoveel mogelijk een aaneengesloten grondeigendom te krijgen nabij de boerderij en/of minder versnippering van het eigendom. Dit leidt tot een verbetering van de agrarische bedrijfsvoering.

Artikel 40Met subsidie voor versterking en bescherming van bedreigde dier- of plantensoorten of natuurwaarden in uitvoeringsprojecten wordt bedoeld dat daadwerkelijk maatregelen worden getroffen ter verbetering van het leefgebied van dier- of plantensoorten of de natuurwaarden. Enkele voorbeelden zijn: het creeren van extra voedsel- schuil of voortplantingsplaatsen of het opheffen van barrieres tussen leefgebieden. Waar nog onderzoek nodig is om goede maatregelen te treffen ter bescherming van een speciale soort is het ook mogelijk subsidie voor onderzoek aan te vragen.

Artikel 44De provincie realiseert een aantrekkelijk recreatief netwerk voor wandelen, fietsen en varen. Een aantrekkelijke route is duidelijk aangegeven, makkelijk vindbaar, zowel digitaal als tijdens het wandelen of fietsen. Ook dragen voorzieningen als (groene witte) recreatieve bewegwijzering, voldoende aanwezigheid van knooppuntborden en informatiepanelen, rustvoorzieningen, uitzichtpunten en een aantrekkelijke beplanting langs de route bij aan de kwaliteit en belevingswaarde van het netwerk.

Artikel 46.1.aDuurzame verbetering van de kwaliteit en de veiligheid houdt in dat verbeteringsmaatregelen tenminste 7 jaar in stand gehouden worden (zie artikel 5). Veiligheid bevorderend zijn bijvoorbeeld maatregelen bij gelijkvloerse kruisingen voor wandelaars en fietsers als: fiets- en voetgangersvriendelijke inregeling van de frequentie van verkeersregelinstallaties, voorrangsmaatregelen voor het langzaamverkeer en middeneilanden om het oversteken te verbeteren.

Artikel 46.1.fSoms komen routes voor wandelaars, fietsers, skaters en ruiters bij elkaar en moet men gezamenlijk gebruik maken van één (fiets-)pad . Bij zeer intensief gebruikte paden kan het vanuit het oogpunt van veiligheid nodig zijn maatregelen te treffen om de de verschillende gebruikersgroepen te scheiden en de routes te ontvlechten. Dit betreft bijvoorbeeld het aanleggen van een wandelstrook op een schelpenpad in de berm van het fietspad.

Artikel 47.eKleinschalige inrichtingsmaatregelen zijn bijvoorbeeld voorzieningen als bankjes, beplantingen, overstapjes, klaphekjes of een loopplank over een sloot bij wandelverbindingen. Verdere voorbeelden zijn te vinden in de brochure Recreatieve stad-land verbindingen (22 november 2012), op te vragen bij de provincie,.

Artikel 56De landelijke stichting TOP routenetwerken is de organisatie die zich richt op de ontwikkeling van TOP’s. Deze Top’s waren aanvankelijk gesitueerd in het Zuid-Hollandse deel van het Groene Hart. Ook in de provincies Utrecht en Noord-Brabant zijn inmiddels Top’s gerealiseerd. Door de inrichting van Top’s te standaardiseren en evenwichtig te spreiden wordt een overzichtelijk, herkenbaar netwerk van toegangspunten gerealiseerd in het Groen waarmee dat toegankelijk en aantrekkelijk wordt voor de recreant. Informatie over de standaardinirchitng en spreiding is te vinden op: http://www.toproutenetwerk.nl/

Artikel 61Met deze subsidieparagraaf wil de provincie een bijdrage leveren aan toename van karakteristieke landschapselementen. Deze elementen dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied, vertellen iets over de ontstaansgeschiedens en hebben vaak natuurwaarden. In het Natuurbeheerplan Zuid-Holland, dat jaarlijks wordt geactualiseerd, is opgenomen welke landschapselementen als karakteristiek worden beschouwd in de verschillende landschapstypen in Zuid-Holland. Naast deze paragraaf is er met betrekking tot landschapselementen ook subsidie beschikbaar voor onderhoud, dit staat geregeld in paragraaf 4.2.

Artikel 63In de subsidieaanvraag moet met behulp van een gedetailleerde kaart duidelijk worden gemaakt waar het landschapselement zich bevindt en hoe wordt aangesloten bij de uitstraling van het bestaande landschapselement als het gaat om soortgebruik, plaatsing van de elementen, aantallen etc. Voor nieuwe elementen moet daarnaast worden aangegeven hoe het element past bij de cultuurhistorie van de plek en bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. De Gebiedsprofielen Ruimtelijke Kwaliteit die provincie opstelt geven hiervoor een handvat. In gebieden met de aanduiding ‘belangrijk weidevogelgebied’ op de PSV-kaart moet bij het ontwikkelen van nieuwe landschapselementen rekening gehouden worden met de beperkingen die deze aanduiding oplegd. Het gaat dan vooral over opgaande beplanting. Dat is in deze gebieden niet wenselijk.

Artikel 66 t/m 70Deze paragraaf valt onder Verordening EG nr 1857/2006. Zij valt onder de vrijstelling als gereld in artikel 5: ‘’instandhouding van traditionele landschappen’’.

Artikel 85Met het begrip groenparticipatie wordt gedoeld op verschillende vormen van een intensiever gebruik van de beschikbare groengebieden in de provincie. Onder groengebieden worden verstaan recreatiegebieden, natuurgebieden en delen van het agrarisch cultuurlandschap. Bij bewegen in het groen gaat het om een intensiever actief gebruik van de recreatiegebieden, bij natuurbeleving om een intensiever gebruik van de groengebieden om de stad gericht op het ontdekken en leren kennen van flora en fauna in de natuur en kennis van de seizoenswisselingen. Bij stimulering van vrijwilligers in het groen gaat het om het benutten van groengebieden door vrijwilligers, gecombineerd met werkzaamheden gericht op zorg en beheer van deze gebieden. De activiteiten gericht op een duurzame toename van groenparticipatie zijn geen doel op zich, maar ook een middel het bezoek aan, de betrokkenheid bij en het draagvlak voor de instandhouding van de groengebieden te vergroten.

Artikel 117De subsidie is uitsluitend beschikbaar voor het onderhoud van landschapselementen in het agrarisch gebied. Agrariers komen, op een enkele uitzondering na, niet in aanmerking voor subsidie op basis van de URG. Agrariers kunnen een subsidie voor landschapsonderhoud aanvragen onder de subsidieregeling natuur en landschap