Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels WWB

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Beleidsregels WWB

Artikel 2.1.2.6.9 Voorschot (WWB)

Algemene bijstand

Het college is verplicht om, zonder voorafgaand onderzoek, bij wijze van voorschot algemene bijstand te verlenen in de vorm van een renteloze geldlening zolang het recht op algemene bijstand nog niet is vastgesteld (art 52 lid 1 WWB).

Uitzondering: indien van belang zijnde gegevens voor het vaststellen van het recht (nog) niet zijn verstrekt en dit is te verwijten. Of als duidelijk is dat er geen recht op bijstand bestaat.

Aangezien het recht op voorschot een wettelijk recht is geworden, zal de klant altijd op dit recht gewezen moeten worden. Ook als de klant nog redelijkerwijs kan beschikken over andere middelen, beneden het bescheiden vermogen, dan nog blijft er recht op een voorschot bestaan.

Pas als de klant heeft aangegeven géén voorschot te willen, wordt er geen voorschot verstrekt.

Per periode van 4 weken zal een bedrag van 90% van het recht op bijstand worden uitbetaald.

Bijzondere bijstand

In beginsel verleent het college geen voorschotten bij een aanvraag om bijzondere bijstand.

Artikel 2.1.4.2.4 In inrichting verblijvend (WWB)

Uit praktische overwegingen wordt de systematiek gehanteerd dat de normale uitkering algemene bijstand pas wordt omgezet in de lagere norm op grond van artikel 23 WWB (eventueel vermeerderd met bijzondere bijstand voor vaste lasten) met ingang van de eerste dag van de tweede (kalender)maand volgend op die waarin de belanghebbende in de inrichting is opgenomen.

Voorbeeld: 

Een alleenstaande van 43 jaar wordt op 12 januari 2014 opgenomen in een inrichting in de zin van de WWB. De lage uitkering (eventueel plus bijzondere bijstand voor vaste lasten) wordt van kracht met ingang van 1 maart 2014 (de eerste dag van de tweede kalendermaand volgend op die waarin de belanghebbende in de inrichting is opgenomen).

Opname in een aantal bijzondere inrichtingen

In een aantal gevallen (gezinsvervangend tehuis, verpleeginrichting) wordt meteen een inkomensafhankelijke bijdrage gevraagd. In deze situaties kan de algemene bijstand per datum opname worden beëindigd.

Artikel 2.1.5.1.6 Geldlening voor duurzame gebruiksgoederen (WWB)

Voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt. Deze kosten behoren tot de algemene bestaanskosten. Als er, door bijzondere omstandigheden, door de klant niet gereserveerd kon worden, en als hij voldoende besef van verantwoordelijkheid heeft getoond is bijzonder bijstand in de vorm van een geldlening mogelijk.

Besef van verantwoordelijkheid: een beroep op eigen netwerk, sociale omgeving of voorliggende voorzieningen (bijvoorbeeld WMO) is niet mogelijk geweest. Daarbij wordt bijvoorbeeld een kringloopwinkel of marktplaats ook als voorliggende voorziening gezien. Ook de (recente of aanstaande) langdurigheidstoeslag kan meegenomen worden als een voorliggende voorziening.

Artikel 2.1.6.1.2.2 Inleveren rechtmatigheidsformulier of wijzigingsformulier (WWB)

We werken met een wijzigingsformulier en een inkomstenformulier. Een wijzigingsformulier krijgt de klant 1x toegestuurd (bij aanvang uitkering).  Alleen klanten die werken of waarvan gezinsleden werken moeten maandelijks een inkomstenformulier inleveren. De klanten met vaste inkomsten die twee maal per jaar wijzigen (bijv. WIA, Wajong etc.) moeten tweemaal per jaar een inkomstenformulier inleveren (in januari en in juli). Andere klanten hoeven het wijzigingsformulier in principe alleen in te leveren als er een wijziging optreedt die van invloed kan zijn op (de hoogte van) de uitkering.

Jaarlijks (bij aanvang kalenderjaar) wordt aan alle klanten een nieuw wijzigingsformulier toegestuurd.

Hoofdstuk 3 Inkomensondersteuning

3.1 Bijzondere bijstand (BB)

Artikel 3.1.2.3.4.3 Vaststelling draagkracht (BB)

  • 100% van het in aanmerking te nemen inkomen inclusief tv, wat meer bedraagt dan de 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, indien er bijzondere bijstand wordt verstrekt voor kosten die naar hun aard algemeen zijn, bijvoorbeeld een woonkostentoeslag.

  • 35% van het in aanmerking te nemen inkomen inclusief tv wat meer bedraagt dan de 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor medische kosten.

  • Draagkracht uit vermogen: 100% van het in aanmerking te nemen vermogen.

Van het in aanmerking te nemen vermogen worden de middelen bedoeld in artikel 34 lid 2 WWB (van toepassing zijnde bescheiden vermogen) niet tot het draagkrachtvermogen van belanghebbende gerekend.

Hierdoor is de vermogensvaststelling voor de algemene bijstand gelijk aan die voor de bijzondere bijstand, hetgeen de uitvoering vereenvoudigt en daarmee de uitvoeringkosten verlaagt (geen dubbele berekening).

Artikel 3.1.2.3.4.3.1 Periode draagkracht (BB)

Aanvang

De draagkrachtperiode vangt aan op de eerste dag van de maand waarop de kosten betrekking hebben.

Aanvragen voor bijzondere bijstand kunnen worden ingediend tot en met 1 jaar na het moment waarop de kosten zijn gemaakt. Het is dus mogelijk om met terugwerkende kracht bijzondere bijstand te verlenen. Dit in tegenstelling tot de algemene bijstand, waarbij dit in beginsel niet kan.

Bij aanvragen waarvoor een eventueel medisch advies is vereist (zover van toepassing), is bovenstaande regel niet van toepassing. In dergelijke gevallen dient de bijstand te worden aangevraagd voordat de feitelijke kosten zich voordoen.

Duur

De draagkrachtperiode wordt gesteld op 12 maanden. Bij een kortere bijstandsperiode wordt de draagkrachtperiode dienovereenkomstig aangepast.

Meerdere aanvragen

Wordt binnen de vastgestelde draagkrachtperiode een nieuwe aanvraag bijzondere bijstand ingediend (ook periodieke), dan wordt geen nieuwe draagkrachtperiode vastgesteld en wordt rekening gehouden met de reeds verbruikte draagkracht.

De periode kan over een afwijkende -kortere- periode in aanmerking worden genomen indien de periode waarop de kosten betrekking hebben daartoe aanleiding geeft. Dit geldt alleen indien het gaat om periodieke kosten. Wordt binnen een verkorte draagkrachtperiode (korter dan 1 jaar) een nieuwe aanvraag bijzondere bijstand ingediend, dan wordt de draagkrachtperiode opnieuw vastgesteld voor de periode van 1 jaar beginnend op de eerste dag van de maand waarin de laatste bijstandsaanvraag wordt ingediend. Daarbij wordt rekening gehouden met de reeds verbruikte draagkracht die binnen de nieuwe jaarperiode valt.

Artikel 3.1.2.3.4.3.2 Percentage draagkracht (BB)

Draagkracht uit inkomen

  • 100% van het in aanmerking te nemen inkomen inclusief tv, wat meer bedraagt dan de 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, indien er bijzondere bijstand wordt verstrekt voor kosten die naar hun aard algemeen zijn, bijvoorbeeld een woonkostentoeslag.

  • 35% van het in aanmerkig te nemen inkomen inclusief tv wat meer bedraagt dan de 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor medische kosten.

  • Draagkracht uit vermogen: 110% van het in aanmerking te nemen vermogen.

Van het in aanmerking te nemen vermogen worden de middelen bedoeld in artikel 34 lid 2 WWB (van toepassing zijnde bescheiden vermogen) niet tot het draagkrachtvermogen van belanghebbende gerekend.

Hierdoor is de vermogensvaststelling voor de algemene bijstand gelijk aan die voor de bijzondere bijstand, hetgeen de uitvoering vereenvoudigt en daarmee de uitvoeringkosten (geen dubbele berekening).

Artikel 3.1.2.3.4.3.3 De administratieve drempel (BB)

Er geldt geen administratieve drempel voor BB.

Artikel 3.1.2.3.4.3.4 Berekening draagkracht (BB)

De berekening van de bijzondere bijstand verloopt als volgt:

  • 1.

    Bepaal de hoogte van de voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komende kosten aan de hand van nota's e.d., rekening houdende met voorliggende voorzieningen;

  • 2.

    Bepaal de draagkrachtperiode;

  • 3.

    Bepaal de ruimte in het inkomen over de draagkrachtperiode;

  • 4.

    Verminder de ruimte in het inkomen met de buitengewone uitgaven;

  • 5.

    Bepaal de ruimte in het vermogen over de draagkrachtperiode;

  • 6.

    Bepaal de draagkracht in euro's door het draagkrachtpercentage(s) toe te passen op de uitkomst van stappen 4 en 5;

  • 7.

    Bereken als volgt:

Kosten (1)

Draagkracht (6) -/-

Bijzondere bijstand

Aandachtspunt: houdt bij de bepaling van de hoogte van de in aanmerking komende kosten rekening met eventueel gemaximeerde bedragen.

Artikel 3.1.2.3.4.3.5 Aanpassing reeds vastgestelde draagkracht (BB)

In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in beginsel voor die periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet meer aangepast.

Er geldt een uitzondering: tenzij het een wijziging betreft die uit oogpunt van bijstandsverlening niet buiten beschouwing gelaten kan worden (bijv. vermogensmutatie boven de grens van het vrij te laten vermogen).

Artikel 3.1.3.2 Aflossing, bedragen, duur, herziening

Zie het beleid terugvordering en verhaal

3.1.4 Kostensoorten

Artikel 3.1.4.1.2. Gemeentelijke toeslag voormalige éénoudergezinnen

Beleid op grond waarvan de ouder aanspraak maakt op compensatie van inkomensdaling in verband met normwijziging is buitenwettelijk begunstigend beleid. In de gemeente wordt geen bijzondere bijstand verstrekt in de inkomensterugval voor alleenstaande ouders indien het jongste kind de 18-jarige leeftijd bereikt.

Artikel 3.1.4.1.3 Overbrugging bij terugval in inkomen

De gemeente heeft bewust geen eigen beleid geformuleerd met betrekking tot het verlenen van bijzondere bijstand ter overbrugging van een scherpe inkomensterugval. Dit betekent overigens niet dat voor deze kosten per definitie geen bijzondere bijstand kan worden verleend. Het recht op bijzondere bijstand zal volgens de hoofdregel individueel vastgesteld moeten worden. In tegenstelling tot een aantal ander kostensoorten kan daarbij echter geen beroep worden gedaan op specifieke richtlijnen.

Artikel 3.1.4.1.4 Bijstand ter overbrugging naar een eerstvolgende betaling

De gemeente verstrekt in beginsel geen overbruggingsuitkeringen voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt geacht toereikend te zijn. Als een belanghebbende noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden niet uit de eigen middelen kan voldoen omdat dan liquiditeitsproblemen ontstaan, dan kan voor deze kosten bijzondere bijstand worden verstrekt.

Artikel 3.1.4.1.5 Vergoedingen voor personen die in een inrichting verblijven

Uit praktische overwegingen wordt de systematiek gehanteerd dat de normale uitkering algemene bijstand pas wordt omgezet in de lagere norm op grond van artikel 23 WWB (eventueel vermeerderd met bijzondere bijstand voor vaste lasten) met ingang van de eerste dag van de tweede (kalender)maand volgend op die waarin de belanghebbende in de inrichting is opgenomen.

E.e.a. wordt omgezet in de lagere norm (eventueel vermeerderd met bijzondere bijstand voor vaste lasten (huur/hypotheek en energiekosten (gas/water/elektriciteit).Voor de rente en aflossing van een hypotheek bij een eigen woning kan in bepaalde omstandigheden (bij geen overwaarde in de woning) bijzondere bijstand worden verleend. Een andere mogelijkheid kan zijn om leenbijstand te verstrekken.

Voorbeeld

Een alleenstaande van 43 jaar wordt op 14 augustus 2013 opgenomen in een inrichting in de zin van de WWB. De lage uitkering (eventueel plus bijzondere bijstand voor vaste lasten) wordt van kracht met ingang van 1 oktober 2013 (met ingang van de eerste dag van de tweede (kalender)maand volgend op die waarin de belanghebbende in de inrichting is opgenomen).

Voor onontkoombare kosten in verband met het aanhouden van de woning kan gedurende maximaal 6 maanden bijzondere bijstand worden verleend. Dit geldt ook voor gehuwden waarvan beide partners in een inrichting verblijven.

Bijzondere bijstand kan worden verleend voor de volgende kosten:

  • huur;

  • nutsvoorzieningen ter hoogte van het vastrecht;

  • onroerende zaakbelasting;

  • verzekeringen zoals inboedelverzekering.

Verblijf in detentie

Op grond van artikel 13 lid 1 sub a WWB heeft de gedetineerde geen recht op bijstand, dus ook geen bijzondere bijstand. Dit betekent dat er ook geen doorbetaling van de vaste lasten kan plaatsvinden. Slechts indien zeer dringende redenen hiertoe noodzaken, kan op grond van artikel 16 WWB afgeweken worden van de bepaling in artikel 13 WWB. Hierbij wordt met name bezien of betrokkene redelijkerwijs had kunnen reserveren voor deze kosten of anderszins maatregelen had kunnen nemen (afsluiting nutsvoorzieningen, betalingsregelingen, onderverhuur, enz.).

Meestal is de cliënt geruime tijd voorafgaand aan de detentieperiode bekend met de komende detentie en kan dus reserveren of maatregelen nemen. De in artikel 16 WWB bedoelde zeer dringende redenen zullen dan ook slechts hoogst zelden voorkomen. In de praktijk wordt, bij een detentieperiode van minder dan 6 maanden, de betaling van vaste lasten soepel bezien. Als bijstand wordt verstrekt voor de doorbetaling van de vaste lasten, gebeurt dit normaliter in de vorm van een geldlening op grond van artikel 48 lid 2 sub b WWB.

Artikel 3.1.4.1.5.2 Jongeren 18 t/m 20 jaar in een inrichting

Indien en voor zover een persoon van 18, 19 of 20 jaar hogere bestaanskosten heeft dan waarin wordt voorzien en de middelen van zijn ouders hiertoe ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, kan het college op grond van artikel 12 WWB, voor deze kosten bijzondere bijstand verlenen. Dit kan tot maximaal de bijstandsnorm voor personen van 21 jaar en ouder.

Artikel 3.1.4.1.6 Ouderbijdragenregeling Jeugdhulpverlening LBIO

De wijze waarop de LBIO-bijdrage wordt vastgesteld leidt ertoe dat de ouder de ouderbijdrage dient te bekostigen uit de eigen middelen, waaronder de Algemene kinderbijslagwet (AKW) (Rb Leeuwarden, 17-03-1999, nr 97/1019, JABW 9-1999-nr.81). Er bestaat in beginsel dan ook geen recht op bijzondere bijstand omdat de voorliggende voorziening passend en toereikend is.

Artikel 3.1.4.2.1 Verhuis- en inrichtingskosten

Kosten

Verhuiskosten

Betreft het (aantoonbare) noodzakelijke kosten van het bestaan?

Of de kosten van verhuizing in een concreet geval noodzakelijk zijn hangt af van de omstandigheden van belanghebbende. Het gaat hierbij dus om een individuele beoordeling.

Betreft het kosten waarin wordt voorzien ?

De kosten van verhuizen behoren tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan die men in beginsel geacht wordt te voldoen uit het inkomen op bijstandsniveau door hiervoor te reserveren of een lening af te sluiten.

Is er sprake van bijzondere omstandigheden?

Bij verhuiskosten zou een bijzondere omstandigheid gelegen kunnen zijn in de situatie dat belanghebbende de kosten niet uit de bijstandsnorm kan bestrijden door reservering of gespreide betaling achteraf en geen aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening of de voorliggende voorziening niet toereikend is.

De volgende omstandigheden kunnen als bijzonder worden aangemerkt:

  • belanghebbende wordt op grond van een rechtelijke uitspraak gedwongen om de woning op korte termijn te ontruimen;

  • belanghebbende heeft te hoge woonlasten en een woning gevonden waaraan woonkosten zijn verbonden in overeenstemming met diens financiële situatie. Hierbij dient wel sprake te zijn van een verplichting tot verhuizing (bij beschikking)

  • er zijn zwaarwegende sociale en/ of medische redenen. Bij medische redenen dient ook de WMO als voorliggende voorziening bekeken te worden.

Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht? 

Indien bijstand wordt verstrekt wordt de aanwezige draagkracht, in mindering gebracht.

Hoogte van de bijzondere bijstand

Onder verhuiskosten wordt in dit verband verstaan:

  • De woonkosten van de nieuwe woning gedurende maximaal 1 maand, indien sprake is van dubbele lasten incl. administratiekosten;

  • Aansluitkosten nutsvoorziening, indien van toepassing;

  • Vervoerskosten inboedel voor maximaal 1 dag (huur, verzekering en benzinekosten bestelwagen; geen vergoeding manuren);

  • Kosten voor vervanging van niet meer passende en niet passend te maken stoffering zoals vloerbedekking en gordijnen. Voor de hoogte dient gebruik te worden gemaakt van de NIBUD-Prijzengids.

  • Opknapkosten van een woning. Indien het opknappen van een woning noodzakelijk is, komen de werkelijke kosten hiervoor in aanmerking met een maximum van € 250,00.

Vorm van de bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt. Dit is anders wanneer onder de verhuiskosten ook duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten worden begrepen. De bijzondere bijstand wordt dan voor deze kosten toegekend in de vorm van een geldlening;

Verplichtingen verbonden aan de bijzondere bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting verbonden (artikel 55 WWB). Belanghebbende dient betalingsbewijzen over te leggen.

Inrichtingskosten

De Wet Werk en Bijstand (Wwb) biedt de mogelijkheid tot bijstandsverlening in de kosten van duurzame gebruiksgoederen, zoals een wasmachine, koelkast, huisraad en vloerbedekking. In artikel 51 van de Wwb wordt een voorkeur uitgesproken voor de verstrekking van leenbijstand in de bedoelde kosten. De toekenning van bijstand in natura heeft niet de voorkeur van de wetgever, maar is niet uitgesloten.

Leenbijstand

De leenbijstand wordt verstrekt als renteloze lening. De aflossing bedraagt 6% van de draagkracht van belanghebbende, plus toeslagen. Bij de bepaling van de hoogte van de leenbijstand wordt er naar gestreefd dat, gelet op de aanwezige draagkracht, de lening in maximaal drie jaar kan worden afgelost (eerder kan natuurlijk ook). Mocht dat niet mogelijk zijn wordt de aflossingstermijn in beginsel maximaal 5 jaar. Uitgangspunt is dat de lening(en) volledig aan de gemeente terug worden betaald (er vindt geen kwijtschelding plaats).

In uitzonderlijke situaties kan er aanleiding zijn om af te wijken van bovenstaande regels.

Artikel 3.1.4.2.3 Duurzame gebruiksgoederen

Voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt. Deze kosten behoren tot de algemene bestaanskosten. Als er, door bijzondere omstandigheden, door de klant niet gereserveerd kon worden, en als hij voldoende besef van verantwoordelijkheid heeft getoond is bijzonder bijstand in de vorm van een geldlening mogelijk.

Besef van verantwoordelijkheid: een beroep op eigen netwerk, sociale omgeving of voorliggende voorzieningen (bijvoorbeeld WMO) is niet mogelijk geweest. Daarbij wordt bijvoorbeeld een kringloopwinkel of marktplaats ook als voorliggende voorziening gezien. Ook de (recente of aanstaande) langdurigheidstoeslag kan meegenomen worden als een voorliggende voorziening.

Artikel 3.1.4.2.3.2 Babyuitzet

Voor de aanschaf van een babyuitzet wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt.

In beginsel is er voor de kosten van een babyuitzet geen bijzondere bijstandsverlening mogelijk.

Het college zal ingeval van een aanvraag moeten beoordelen of er zich bijzondere omstandigheden voordoen en of er redenen zijn waardoor belanghebbende niet had kunnen reserveren voor de kosten. Bij bijzondere omstandigheden kan onder andere gedacht worden aan:

  • geboorte van een meerling;

  • een onvrijwillige zwangerschap ten gevolge van een zedenmisdrijf;

  • hogere kosten ten gevolge van medische complicaties.

Artikel 3.1.4.2.3.3 Hoogte van de aflossingsbedragen

De aflossing bedraagt minimaal 6% van de draagkracht van belanghebbende, plus toeslagen. Bij de bepaling van de hoogte van de leenbijstand wordt er naar gestreefd dat, gelet op de aanwezige draagkracht, de lening in maximaal drie jaar kan worden afgelost (eerder kan natuurlijk ook). Mocht dat niet mogelijk zijn wordt de aflossingstermijn in beginsel maximaal 5 jaar. Uitgangspunt is dat de lening(en) volledig aan de gemeente terug worden betaald (er vindt geen kwijtschelding plaats).

Artikel 3.1.4.2.3.4 Woninginrichting (BB)

Deze richtlijn is van toepassing voor statushouders die voor het eerst zelfstandig gaan wonen in de gemeente Son en Breugel of in Nuenen en geen middelen hebben om de inrichtingskosten zelf te betalen. De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een (renteloze) lening verstrekt. De lening wordt volledig afgelost over een periode van maximaal 5 jaar, waarbij de beslagvrije voet gerespecteerd wordt.

Bij een verzoek voor beslaglegging op de uitkering, is de gemeente preferent. De aflossing van de leenbijstand kan dan worden verhoogd tot de beslagvrije voet (max. 10% van de toepasselijke bijstandsuitkering).

Vaststelling hoogte lening:

In het kader van ‘’de kanteling’’ van de bijstand wordt 50% van de nieuwprijs uit de Nibud-richtlijn gehanteerd omdat cliënt gebruik kan maken van een kringloopwinkel en/of Marktplaats.

50% van Nibud-richtlijnen 2013 (een inventarispakket voor één of twee volwassenen)

Echtpaar (zonder kinderen) € 4.024,-*

Alleenstaande (zonder kinderen) € 3.549,-*

Per extra persoon (kind of volwassene) € 500,-*

* inclusief stofferings- en opknapkosten

Een cliënt wordt geadviseerd een wasmachine en een koelkast nieuw aan te schaffen in verband met mogelijke besparing van hoge reparatiekosten. Indien een cliënt ervoor kiest om deze witgoedgoederen tweedehands aan te schaffen, betaalt de cliënt zelf evt. kosten van reparatie en/of van vervanging van deze goederen. De cliënt wordt hierover bij beschikking geïnformeerd.

Indexering:

Conform indexering van de Nibud-richtlijnen.

Individualisering:

In zeer bijzondere omstandigheden kan van bovenstaande richtlijn worden afgeweken.

Artikel 3.1.4.2.5.1 Woonlasten tijdens detentie (BB)

Op grond van artikel 13 lid 1 sub a WWB heeft de gedetineerde geen recht op bijstand, dus ook geen bijzondere bijstand. Dit betekent dat er ook geen doorbetaling van de vaste lasten kan plaatsvinden. Slechts indien zeer dringende redenen hiertoe noodzaken, kan op grond van artikel 16 WWB afgeweken worden van de bepaling in artikel 13 WWB. Hierbij wordt met name bezien of betrokkene redelijkerwijs had kunnen reserveren voor deze kosten of anderszins maatregelen had kunnen nemen (afsluiting nutsvoorzieningen, betalingsregelingen, onderverhuur, enz.).

Meestal is de cliënt geruime tijd voorafgaand aan de detentieperiode bekend met de komende detentie en kan dus reserveren of maatregelen nemen. De in artikel 16 WWB bedoelde zeer dringende redenen zullen dan ook slechts hoogst zelden voorkomen. In de praktijk wordt, bij een detentieperiode van minder dan 6 maanden, de betaling van vaste lasten soepel bezien. Als bijstand wordt verstrekt voor de doorbetaling van de vaste lasten, gebeurt dit normaliter in de vorm van een geldlening op grond van artikel 48 lid 2 sub b WWB.

Artikel 3.1.4.3 Medische kosten

De gemeente verstrekt standaard geen bijzondere bijstand meer voor medische kosten.

Wij hebben het mogelijk gemaakt dat inwoners met een laag inkomen

(maximaal 110% van het geldende bijstandsniveau) kunnen deelnemen aan een collectieve zorgverzekering bij zorgverzekeraar VGZ.

De Zorgverzekeringswet en de daarop gebaseerde Regeling zorgverzekering zijn voor medische kosten in beginsel aan te merken als aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorzieningen. Er is door de wetgever een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van de kosten, zodat (aanvullende) bijzondere bijstandsverlening niet aan de orde is (zie CRvB 13-04-2010, nr. 08/5136 WWB).

Er is in beginsel geen vergoeding mogelijk van kosten die door de (aanvullende) collectieve zorgverzekering niet worden vergoed.

Artikel 3.1.4.3.2 Dieetkosten

De kosten voor een dieet kunnen hoger zijn dan de kosten voor normale gezonde voeding. De meerkosten van dieetproducten zijn genormeerd door de Nibud.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten dieetvoeding:

  • 1.

    Dieetpreparaten. Dit is voeding waarvan zowel de chemische samenstelling als de fysische vorm is gewijzigd. Bijvoorbeeld: drink- en sondevoeding. Preparaten zijn niet meer herkenbaar als gewoon voedingsmiddel. In de meeste gevallen worden dieerpreparaten vergoed door de zorgverzekeraar. Voor preparaten is dus geen bijzondere bijstand mogelijk.

  • 2.

    Dieetproducten. Dieetproducten kunnen in feite als normale voeding worden gezien; ze zijn vaak gewoon verkrijgbaar in supermarkt of reformwinkel. Bijvoorbeeld: zoutloze producten, suikervrije producten, vetvrije producten. Voor deze soort diëten staat de bijzondere bijstand open.

Aandachtspunten

  • Vraag aanvrager om een door een arts of diëtist op schrift gestelde diagnose met dieetvoorschriften te overleggen. Dit voorschrift moet nog actueel zijn.

  • Beoordeel of het gaat om een dieetproduct of -preparaat. Indien het een preparaat betreft wordt de aanvraag afgewezen en wordt aanvrager verwezen naar de ziektekostenverzekeraar.

  • Als het een dieetproduct betreft kan de meerprijs worden vastgesteld aan de hand van de bovengenoemde tabel.

  • Bij twijfel kan eventueel een medisch/sociaal-advies worden gevraagd.

De meerkosten van dieetproducten komen in aanmerking voor bijzondere bijstand voor zover zij de aanwezige draagkracht te boven gaan.

Artikel 3.1.4.3.3 Tandartskosten

Geen bijzondere bijstand mogelijk (zie ook CRvB 17 november 2009, LJN BK4230). Wel bijdrage mogelijk via de (collectieve) aanvullende zorgverzekering.

Artikel 3.1.4.3.4 Bevallingskosten

Bij een medische indicatie worden de kosten van het ziekenhuis vergoed door de zorgverzekering. Er is wel bijzondere bijstand mogelijk bij bevalling in ziekenhuis met sociale indicatie.

Artikel 3.1.4.3.5 Brillen, contactlenzen en gehoorapparaten

Geen bijzondere bijstand mogelijk. Wel bijdrage mogelijk via de (collectieve) aanvullende zorgverzekering.

Artikel 3.1.4.3.6 Thuiszorg (eigen bijdrage)

Wel bijzondere bijstand mogelijk, maar gelet op de wetsgeschiedenis van de WMO alleen als sprake is van ‘bijzondere omstandigheden’ die met zich meebrengen dat de eigen bijdrage niet kan worden voldaan. Gemeenten kennen voor de WWB, net als bij de WMO, een grote mate van beleidsvrijheid. Voorzover de te betalen eigen bijdrage WMO mensen door bijkomende omstandigheden noopt een beroep te doen op de bijzondere bijstand wordt dit door de regering niet geblokkeerd (TK, vergaderjaar 2005-2006, 3131, nr.35 60). Let op: de Wtcg kan een middel zijn dat wordt ingezet als draagkracht. Bovendien wordt de eigen bijdrage deels gecompenseerd door de Wtcg (33%).

Artikel 3.1.4.3.7 Waskosten en kosten extra kleding

Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). Voor de kosten van bewassing en ten gevolge van slijtage zijn er geen voorliggende voorzieningen. Ter voorkoming van extra bewassing bestaat er op grond van de Regeling zorgverzekering wel recht op incontinentie-absorptiemiddelen.

Recht op bijzondere bijstand

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook kosten van bewassing en ten gevolge van slijtage. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten. Voor extra noodzakelijk kosten kan, mits de noodzaak middels een (medisch) advies is vastgesteld, bijzondere bijstand worden verstrekt. Voor bepaling van de extra kosten wordt uitgegaan van de advisering waarbij, ook voor het onderhoud van bedragen, zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de Nibud prijzengids. De noodzaak van reinigingskosten wordt aangenomen indien betrokkene wordt behandeld met cignoline, alphosyl, salicyl of teerzalf.

  • Bewassingskosten als gevolg van incontinentie komen in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking omdat het geen noodzakelijke kosten zijn als gebruik gemaakt kan worden van incontinentiemiddelen.

Artikel 3.1.4.3.8 Telefoonkosten

Met betrekking tot communicatie- en/of alarmeringsvoorzieningen geldt de algemene regel voor bijzondere bijstand. Deze kan verstrekt worden zodra er sprake is van noodzakelijke kosten in bijzondere omstandigheden in het individuele geval en er geen voorliggende voorzieningen zijn. Elk geval moet daarom apart worden beoordeeld.

Artikel 3.1.4.3.9 Ziekenvervoer

Bij de beoordeling wordt allereerst uitgegaan van eigen kracht/eigen verantwoordelijkheid, netwerk, algemene en collectieve voorzieningen en pas dan individuele voorziening. Er wordt evenmin gewerkt met een verstrekkingenboek.

Het kader van de uitvoering zal gevormd worden door artikel 35 WWB, het streven om het minimabeleid te kantelen en de eventuele jurisprudentie hierover.

Voorliggende voorziening 

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 WWB). Denk in dit verband aan:

  • een aanvullende ziektekostenverzekering die belanghebbende heeft afgesloten. Let op: op grond van het Zfw bestaat er geen recht op een vergoeding voor ziekenbezoek. Vergoeding van reiskosten in het kader van Zfw heeft alleen betrekking op medisch noodzakelijke reiskosten van belanghebbende zelf.

Te vergoeden kosten: 

  • Indien met het openbaar vervoer wordt gereisd, de kosten onder aftrek van de prijs per reis (=retour) van 16 strippen/zones.

  • indien met eigen vervoer wordt gereisd € 0,19 per kilometer onder aftrek van de eerste 2 x 20 km. 

Bezoek aan personen in een inrichting, tehuis of ziekenhuis: 

Voor vergoeding komen in aanmerking de kosten voor bezoek aan een persoon die in een inrichting, tehuis of ziekenhuis is opgenomen in Nederland, zijnde een familielid in de eerste graad of personen waarmee in gezinsverband wordt geleefd. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking:

  • 1.

    tot maximaal 1 bezoek per week.

  • 2.

    bij opnames langer dan 1 maand.

  • 3.

    als de reisafstand meer is dan 20 kilometer enkele reis per auto

Vorm bijstand: 

De bijstand wordt om niet verstrekt.

Procedure: 

betaling na inlevering bewijsstukken bezoek en vervoerskosten

Artikel 3.1.4.3.10 Dagopvang bejaarden

Is op dit moment nog AWBZ zorg.

Artikel 3.1.4.3.11 Maaltijdenvoorziening

Voorliggende voorziening

Er is geen voorliggende voorziening.

Recht op bijzondere bijstand

Alleen noodzakelijk gebruik van een warme maaltijdvoorziening kan voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Een medische indicatie of een sociale indicatie kan in deze worden vereist.

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijke kosten onder aftrek van een vast bedrag per warme maaltijd (Nibud) dat verondersteld wordt in de norm te zijn inbegrepen.

Vorm van de bijstand

De bijstand wordt om niet toegekend.

Artikel 3.1.4.3.13 Reiskosten i.v.m. bezoek aan ziekenhuis of inrichting

Bij de beoordeling wordt allereerst uitgegaan van eigen kracht/eigen verantwoordelijkheid, netwerk, algemene en collectieve voorzieningen en pas dan individuele voorziening. Er wordt evenmin gewerkt met een verstrekkingenboek.

Het kader van de uitvoering zal gevormd worden door artikel 35 WWB, het streven om het minimabeleid te kantelen en de eventuele de jurisprudentie hierover.

Artikel 3.1.4.3.15 Therapie (BB)

Geen bijzondere bijstand mogelijk zie CRvB, 19-04-2011, BQ3009.

Artikel 3.1.4.3.16 Verpleeghulpmiddelen (BB)

In beginsel geen bijzondere bijstand.

Artikel 3.1.4.3.17 Alternatieve geneeskundige zorg

Hoofdregel: geen bijzondere bijstand mogelijk. Zie CRvB 19-04-2001, LJN BQ3122.

 

Wel bijzondere bijstand: als er sprake is van zeer dringende redenen. Zie CRvB 28-07-2011, LJN: BR3948. Dat is ook denkbaar bij abrupte beëindiging van medicijnen en bij niet kunnen verdragen van bepaalde geneesmiddelen uit het GVS. Zie CRvB 26-01-2010, LJN: BL3224.

Artikel 3.1.4.4 Kosten juridische procedures en bewindvoering

Rechtsbijstand

Bijzondere bijstand voor rechtsbijstand is vanaf 18 november 2010 niet meer toegestaan.

De eigen bijdragen rechtsbijstand zijn verhoogd, maar worden verminderd indien iemand via het Juridisch loket de rechtshulp inschakelt. De bedoeling hiervan is het aantal rechtszaken te verminderen omdat ze hopen dat er bij het juridisch loket al onduidelijkheid weggenomen wordt of mediation wordt ingezet. Met deze verandering is de regeling een passende toereikende voorliggende voorziening geworden, er is een bewuste keuze gemaakt om mensen met de laagste inkomens alsnog een bedrag te laten betalen. Bij deze keuze dienen gemeenten aan te sluiten.

Er is ook wat veranderd in de bepaling van het inkomen i.v.m. hoogte eigen bijdrage, er wordt geen rekening gehouden met loonbeslagen, echter indien de draagkracht langdurig wordt verminderd i.v.m. WSNP wordt hier wel rekening mee gehouden en de laagste eigen bijdrage opgelegd.

Griffierechten

De Wet griffierechten Burgerlijke zaken kent categorieën voor de hoogte van het griffierecht. Hierbij is specifiek de categorie on- en minvermogenden, waarvoor het griffierecht is verlaagd. Ook hierbij geldt dat indien de wetgever beoogt had dat procederen voor mensen met een minimuminkomen kosteloos zou moeten zijn, zij dit stelsel van eigen bijdrage niet in het leven hadden geroepen. De hoogte van de eigen bijdrage is aangepast zodat zij geacht worden deze rechten te kunnen bekostigen.

Bijzondere bijstand

Er kan dus geen bijzondere bijstand meer verstrekt worden voor deze kosten omdat er sprake is van een passende toereikende voorliggende voorziening (art 15 WWB). Er is door de wetgever een bewuste keuze gemaakt om de eigen bijdragen in proceskosten niet op nihil te stellen waarbij wij ons aansluiten. NB voor strafzaken gelden andere regels, dan is procederen wel kosteloos.

Bewindvoering

Betreft het (aantoonbare) noodzakelijke kosten van het bestaan?

De noodzaak tot bewindvoering staat vast zodra het bewind door de kantonrechter is ingesteld.

Hoogte bijzondere bijstand: 

Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de bewindvoerder afwijkend heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking.

Er kan bijstand worden verleend voor de betaling van voorschotten op de nog definitief door de rechter vast te stellen beloning voor de bewindvoerder. Wel moet de onder bewindstelling dan door de Rechtbank zijn uitgesproken.

Betreft het kosten waarin wordt voorzien?

De hoofdregel van artikel 1:447 BW regelt dat de bewindvoerder recht heeft op een beloning van 5% van de netto opbrengst van de onder zijn bewind staande goederen. Deze vergoeding zal doorgaans uit de draagkracht van belanghebbende zijn te voldoen. Indien de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen nihil is en de Kantonrechter de hoogte van de beloning voor de bewindvoerder niet anders heeft vastgesteld, dan kan het college het verzoek om bijzondere bijstand eenvoudig afwijzen, omdat er dan voor belanghebbende geen kosten verbonden zijn aan de bewindvoering.

In afwijking van de hoofdregel kan de Kantonrechter de vergoeding op een hoger bedrag vaststellen dan de draagkracht van belanghebbende. De algemene bijstand of langdurigheidstoeslag voorziet dan niet in de kosten van bewindvoering.

Wanneer de bewindvoering geschiedt in het kader van de WSNP, dan geldt Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering als een voorliggende voorziening. Voor de kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP bestaat in beginsel geen recht op bijzondere bijstand.

Als de beloning niet door de rechter is vastgesteld, gaan we uit van de beloning zoals die is vastgelegd in het Landelijk Overleg Kantonrechters (LOK) (blz 10).

Is er sprake van bijzondere omstandigheden?

De onder bewindstelling kan gezien worden als een bijzondere omstandigheid.

Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht?

Op de voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de eventueel aanwezige draagkracht, in mindering gebracht.

Vorm van de bijzondere bijstand:

De bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering wordt in beginsel om niet verleend.

Verplichtingen verbonden aan de bijzondere bijstand:

Door de belanghebbende dient een kopie van de beschikking houdende de onderbewindstelling van de Kantonrechter overgelegd te worden alsmede de beschikking houdende de vaststelling van de vergoeding.

Curatele

Betreft het (aantoonbare) noodzakelijke kosten van het bestaan? Aangenomen moet worden dat de noodzaak tot curatele vaststaat, zodra de curatele door de Rechtbank is uitgesproken.

De hoofdregel van artikel 1:386 lid 1 BW regelt dat de curator recht heeft op een beloning van 5% van de opbrengst van de door hem beheerde goederen. Deze vergoeding zal doorgaans uit de draagkracht van belanghebbende zijn te voldoen. Indien de netto opbrengst van de door de curator beheerde goederen nihil is en de rechter de hoogte van de beloning voor de curator niet anders heeft vastgesteld, kan het college het verzoek om bijzondere bijstand eenvoudig afwijzen, omdat er dan voor belanghebbende geen kosten aan de curatele verbonden zijn. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor kosten van curatele die door de Kantonrechter afwijkend zijn vastgesteld van de hoofdregel van 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen.

Er kan bijstand worden verleend voor de betaling van voorschotten op de nog definitief door de rechter vast te stellen beloning voor de curator. Wel moet de curatele dan door de Rechtbank zijn uitgesproken.

Als de beloning niet door de rechter is vastgesteld, gaan we uit van de beloning zoals die is vastgelegd in het Landelijk Overleg Kantonrechters (LOK)

Betreft het kosten waarin wordt voorzien?

Aangenomen moet worden dat de algemene bijstand noch de langdurigheidstoeslag voorziet in de kosten van curatele, voorzover in afwijking van de hoofdregel de rechter de vergoeding hoger heeft vastgesteld dan de draagkracht van belanghebbende.

Er bestaat geen voorliggende voorziening voor de kosten van curatele.

Is er sprake van bijzondere omstandigheden?

De curatele moet naar analogie van de bewindvoering gezien kunnen worden als een bijzondere omstandigheid.

Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht? Op de voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de eventuele aanwezige draagkracht, in mindering gebracht.

Vorm van de bijzondere bijstand:

De bijzondere bijstand voor kosten van curatele wordt in beginsel om niet verleend.

Verplichtingen verbonden aan de bijzondere bijstand:

Belanghebbende dient een kopie van de beschikking van de Rechter over te leggen betreffende de curatele en betreffende de vaststelling van de vergoeding.

Artikel 3.1.4.4.4 Ouderbijdragenregeling Jeugdhulpverlening LBIO

De wijze waarop de LBIO-bijdrage wordt vastgesteld leidt ertoe dat de ouder de ouderbijdrage dient te bekostigen uit de eigen middelen, waaronder de Algemene kinderbijslagwet (AKW). Er bestaat in beginsel dan ook geen recht op bijzondere bijstand omdat de voorliggende voorziening passend en toereikend is.

Artikel 3.1.4.4.6.3 In welke situatie is bijzondere bijstand mogelijk?

Voor de legeskosten verbonden aan de procedure van een naturalisatieverzoek en van gezinsvorming wordt geen bijzondere bijstand verstrekt daar deze kosten in het kader van de WWB niet gerekend kunnen worden te behoren tot de noodzakelijke kosten van bestaan.

Voor de legeskosten verbonden aan de procedure van gezinshereniging en van verlenging verblijfsvergunning kan, afhankelijk van het inkomen en vermogen, bijzondere bijstand worden verstrekt daar deze kosten in het kader van de WWB wel gerekend kunnen worden tot de noodzakelijke bestaanskosten. Deze bijstand wordt verleend om niet. Let op: er kan enkel bijstand verstrekt worden ten behoeve van rechthebbenden in de zin van art 11 WWB, dus niet voor niet-rechthebbende partners en/of niet ten laste komende kinderen.

Artikel 3.1.4.5.1 Reiskosten (BB)

Bij de beoordeling wordt allereerst uitgegaan van eigen kracht/eigen verantwoordelijkheid, netwerk, algemene en collectieve voorzieningen en pas dan individuele voorziening. Er wordt evenmin gewerkt met een verstrekkingenboek.

Het kader van de uitvoering zal gevormd worden door artikel 35 WWB, het streven om het minimabeleid te kantelen en de eventuele de jurisprudentie hierover.

Artikel 3.1.4.6.2.2 Bijzondere bijstand i.v.m. kinderopvang

Sociaal medische kinderopvang opnemen

Voor huishoudens met een sociaal-medische problematiek zijn er mogelijk geen fiscale mogelijkheden voor een tegemoetkoming op grond van de Wet Kinderopvang. Daarom wil de gemeente voorzien in kinderopvang voor de sociaal-medische doelgroep.

Het is zeer complex om een sluitende definiëring van de groep sociaal-medisch geïndiceerden op te stellen. Vaak is er sprake van complexe en "gestapelde" problematiek van sociale, medische en financiële aard. Er kan een noodzaak liggen in verband met een indicatie van de ouder(s). Tevens is het mogelijk dat de noodzaak ligt in verband met het kind. Per situatie zal bekeken worden of een tegemoetkoming voor kinderopvang verstrekt zal worden. Dit zal zonodig gebeuren aan de hand van een sociaal-medisch adviesrapport. De tegemoetkoming is een aanvulling op het ontbreken van een zogenaamde voorliggende voorziening.

Ouderbijdrage

Er wordt zo veel als mogelijk de bekostigingssystematiek van de Wet Kinderopvang gehanteerd. Met behulp van de ouderbijdragentabellen kinderopvang kan dan een "fictieve" berekening gemaakt worden van de bijdrage die de ouders zouden moeten betalen als zij onder de Wet Kinderopvang waren gevallen. Het betreft de laagste inkomensgroepen want de regeling is uitsluitend bedoeld voor de doelgroep van de bijzondere bijstand.

Artikel 3.1.4.8 Begrafenis- en crematiekosten

Omschrijving van de kosten

Alle kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van een overledene, voor zover deze kosten noodzakelijk zijn.

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB;). Denk in dit geval bijvoorbeeld aan:

  • uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering.

Recht op bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand ten behoeve van uitvaartkosten kan verleend worden aan erfgenamen en bloed- en aanverwanten die krachtens de artikelen 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de erfgenaam of bloed-/aanverwante niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen. 

De afzonderlijke kosten kunnen afwijken. Indien daartoe ruimte overblijft kunnen tot het maximum totaalbedrag eventuele andere kosten (zoals advertentie, drukwerk, bloemen en een koffietafel) worden meegenomen.

Vorm bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand voor uitvaartkosten wordt in beginsel om niet verleend.

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

De beschikking moet vermelden, dat de belanghebbende verplicht is om de verleende bijstand te besteden aan het voldoen van zijn aandeel in de uitvaartkosten van de overledene.

Artikel 3.1.4.9.2 Chronisch zieken en gehandicapten

Voor deze doelgroepen is geen aanvullend beleid ontwikkeld.

Artikel 3.1.5.5 Zorgverzekering (bijzondere bijstand)

De gemeenten bieden een collectieve zorgverzekering aan via VGZ. Een deel van de premie wordt betaald door de gemeente, er is een kortingspercentage bedongen. Voor mensen met een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering wordt de premiebetaling door de gemeente verzorgd en verrekend met de uitkering. Er is een basisverzekering die kan worden aangeboden en een basis met aanvullende verzekering (gemeentepakket).

Artikel 3.2.2 Het recht op langdurigheidstoeslag

Het college kan op aanvraag een langdurigheidstoeslag verlenen onder bepaalde voorwaarden omschreven in artikel 36 WWB. Eén van deze voorwaarden is dat belanghebbende naar het oordeel van het college voldoende heeft getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden (artikel 36 lid 1 onder c WWB).

Bovenstaande tekst is vervangen door:

Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.

In dat verband worden gedragingen behorende bij de eerste categorie, zoals omschreven in artikel 10 lid 1 van de Afstemming/ Maatregelenverordening niet tot de gedragingen die het verkrijgen of aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren.

Langdurig laag inkomen

Aan de in artikel 36 lid 1 WWB gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende referteperiode het inkomen per maand niet uitkomt boven 100 procent van de bijstandsnorm.

Referteperiode

Als referteperiode geldt een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

Peildatum

Als peildatum geldt de datum waarop langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd.

Inkomensverbetering

Er is geen sprake van uitzicht op inkomensverbetering indien gedurende de referteperiode van 36 maanden niet meer inkomsten uit of in verband met arbeid zijn ontvangen dan 15% van de gehuwdennorm per maand gedurende maximaal 3 maanden.

De hoogte van de langdurigheidstoeslag

De langdurigheidstoeslag bedraagt per 1-1-2014:

  • voor gehuwden/gezinnen € 513,00,

  • voor een alleenstaande ouder € 460,00 en

  • voor een alleenstaande € 360,00

Van het recht uitgesloten gehuwde

Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 WWB of artikel 13 lid 1 WWB komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 Wwb of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

Artikel 3.2.2.5 Geen uitzicht op inkomensverbetering (LDT)

Er is in ieder geval geen inkomstenverbetering aanwezig indien een belanghebbende gedurende referteperiode van 36 maanden niet meer inkomsten uit of in verband met arbeid heeft ontvangen dan 15% van de gehuwdennorm per maand gedurende maximaal drie maanden.

Artikel 3.3 Minima- en armoedebeleid

Verwijzen naar lokale regelingen Gemeente Son en Breugel (GSF) en Nuenen (bijdrageregeling maatschappelijke deelname).