Verordening subsidiëring godsdienstonderwijs en vormingsonderwijs op de openbare basisscholen in de gemeente Wijk bij Duurstede

Geldend van 08-01-1994 t/m heden

Intitulé

Verordening subsidiëring godsdienstonderwijs en vormingsonderwijs op de openbare basisscholen in de gemeente Wijk bij Duurstede

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede;

Overwegende, dat het onderwijs op de openbare scholen bijdraagt tot vorming van de leerlingen op grondslag van waarden in de Nederlandse traditie met name door Christendom en Humanisme erkend;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

d.d.

7 december 1993,

nr. nr. 152

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende:

Verordening subsidiëring godsdienstonderwijs en vormingsonderwijs op de openbare basisscholen in de gemeente Wijk bij Duurstede.

Artikel 1

Aan de kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken, of rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die zich blijkens hun statuten het geven van godsdienstonderwijs of vormingsonderwijs ten doel stellen, kan ten laste van de gemeente Wijk bij Duurstede een tegemoetkoming worden toegekend in de kosten voortvloeiende uit het doen geven van Godsdienstonderwijs, respectievelijk vormingsonderwijs aan de leerlingen van openbare basisscholen in de gemeente Wijk bij Duurstede.

Artikel 2

Het godsdienstonderwijs en het vormingsonderwijs wordt gegeven in het schoolgebouw aan leerlingen van de daarvoor in aanmerking komende groepen, waarvan de ouders aan de directie van de school kenbaar hebben gemaakt dat zij wensen dat hun kind die vorm van godsdienstonderwijs of vormingsonderwijs volgt.

Artikel 3

De tegemoetkoming wordt verleend:

  • a.

    voor leerlingen uit de groepen 7 en 8 van de openbare basisscholen;

  • b.

    indien de instelling, die het onderwijs geeft op zich neemt er voor zorg te dragen, dat het godsdienstonderwijs, c.q. vormingsonderwijs op didactische verantwoorde wijze wordt gegeven.

Artikel 4

De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het godsdienstonderwijs en het vormingsonderwijs berust bij de instanties, welke dit onderwijs doen geven.

Artikel 5

De tegemoetkoming bedraagt 750,-- per wekelijks lesuur van 45 minuten, per kalenderjaar, dat de betrokken instelling godsdienstonderwijs of vormingsonderwijs geeft.

Artikel 6

De voor het godsdienstonderwijs en vormingsonderwijs bestemde uren vallen binnen de schooltijden en worden voor elke school vastgesteld in overeenstemming met de door in artikel 1 genoemde instanties, aangewezen leraren. De voor het geven van godsdienstonderwijs of vormingsonderwijs aangewezen leerkrachten volgen de door de directie van de school gegeven aanwijzingen op, voor zover deze geen betrekking hebben op de inhoud van het te geven onderwijs, en verstrekken alle inlichtingen die door de directie worden verlangd.

Artikel 7

  • 1 De lessen moeten worden gegeven aan groepen die uit tenminste 10 leerlingen bestaan.

  • 2 Per in lid 1 genoemde groep komt niet meer dan één wekelijks lesuur in aanmerking.

  • 3 Elke leerling mag voor de berekening van de in artikel 5 bedoelde tegemoetkoming slechts één maal worden mede gerekend.

Artikel 8

  • 1 Voor het verkrijgen van de tegemoetkoming zendt de instelling die het onderwijs geeft binnen vier weken na afloop van het kalenderjaar aan burgemeester en wethouders een opgave in vermeldende voor elke school afzonderlijk de namen van de leraren die het onderwijs in het afgelopen kalenderjaar hebben gegeven, de lesuren (dag, uren en groepen ) die hun waren opgedragen en het aantal leerlingen van de groepen waarin de leerlingen zaten.

  • 2 Deze opgave wordt vóór de inzending door de directeur van de desbetreffende school gewaarmerkt.

  • 3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voorschotten op de tegemoetkoming te verstrekken.

Artikel 9

Deze verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening godsdienst-onderwijs en vormingsonderwijs”.

Zij treedt in werking met ingang van de achtste dag volgend op de dag waarop zij is bekend gemaakt.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 december 1993

De raad voornoemd,

griffier, voorzitter,