Regeling vervallen per 01-01-2016

Gemeenschappelijke Regeling "West-Fries Archief"

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2015

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling "West-Fries Archief"

Corsaregistratie: 11.10976

De raden, de colleges en de burgemeesters van de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft

Gelezen

  • -

    het voorstel tot wijzigen van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. ;

Overwegende

  • -

    dat de in het voorstel vermelde noodzaak tot wijziging van de hiervoor genoemde gemeenschappelijke regeling als gevolg van de gemeentelijke herindeling en de ontwikkelingen met betrekking tot de Gemeentewet, de Archiefwet en de taakstelling en positionering van de Archiefdienst (inclusief Regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland) wordt onderschreven

  • -

    dat de gewijzigde gemeenschappelijke regeling de vorm van een openbaar lichaam met een centrumgemeente dient te krijgen, zoals verwoord in artikel 8, leden een en drie Wet gemeenschappelijke regelingen

Gelet op

  • -

    de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Archiefwet

Besluiten

de gemeenschappelijke regeling Archiefdienst Westfriese Gemeenten

te wijzigen zodat deze als volgt zal luiden

Hoofdstuk 1 Algemeen

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Definities

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    openbaar lichaam: het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam Westfries Archief, Regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland

  • b.

    centrumgemeente: de gemeente Hoorn en haar bestuursorganen en ambtenaren

  • c.

    deelnemers: de aan deze regeling deelnemende gemeentebesturen

  • d.

    gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord Holland

  • e.

    de Wet: de Archiefwet 1995

  • f.

    de regeling: deze gemeenschappelijke regeling

  • g.

    de archivaris: de functionaris zoals bepaald in artikel 32 Archiefwet 1995.

Paragraaf 2 Algemene Bepalingen

Artikel 2 Het openbaar lichaam

  • 1.

    Voor het realiseren van het belang en de uitvoering van de taken en het uitoefenen van bevoegdheden zoals omschreven in deze regeling wordt een openbaar lichaam ingesteld.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is genaamd Westfries Archief, Regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland.

  • 3.

    Het openbaar lichaam is gevestigd in Hoorn.

Artikel 3 Doel en belang

  • 1.

    Het openbaar lichaam is ingesteld met als doel de belangen van de deelnemers met betrekking tot de zorg, het beheer, de bewaring en het ter beschikking stellen van de in de archiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden en collecties van de deelnemende gemeenten te behartigen alsmede het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de deelnemers voor zever deze niet zijn overgebracht. (artikelen 30 en 32 archiefwet 1995).

  • 2.

    Het openbaar lichaam heeft tevens als doel het in het samenwerkingsgebied vervullen van de functie van regionaal kennis- en informatiecentrum op het gebied van de lokale en regionale geschiedenis middels het opbouwen en beheren van een zo breed mogelijke collectie regionaal-historisch bronnenmateriaal en deze op een zo actief mogelijke wijze beschikbaar stellen aan en dienstbaar maken voor een breed publiek.

Artikel 4 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Voor de behartiging van de in het eerste lid van het vorige artikel genoemde belangen vervullen het openbaar lichaam en zijn organen alle taken die de Wet aan de deelnemers en hun bestuursorganen toekent.

  • 2.

    De daartoe bevoegde bestuursorganen van de deelnemers dragen in dat kader alle in de Wet aan hen toegekende bevoegdheden over aan de overeenkomstige bestuursorganen van het openbaar lichaam.

  • 3.

    Het openbaar lichaam zal in het kader van de belangen vermeld in het tweede lid van het vorige artikel zorgdragen voor de ontwikkeling van een samenhangend cultuur-historisch beleid, waarin in ieder geval de lokale en regionale geschiedbeoefening gestimuleerd zal worden.

Artikel 5 Taakuitoefening voor derden

  • 1.

    Het openbaar lichaam kan desgevraagd taken in het kader van de Wet dan wel met betrekking tot de cultuur-historische functie voor derden uitoefenen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist over de vraag of en in welke omvang het openbaar lichaam voor een derde taken gaat uitvoeren.

  • 3.

    Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam zal daartoe op voorstel van het dagelijks bestuur een stelsel van algemene voorwaarden “Dienstverlening aan derden” vaststellen.

Hoofdstuk 2 Samenstelling, inrichting en werkwijze bestuursorganen van het openbaar lichaam

Artikel 6 Bestuursorganen

De bestuursorganen van het openbaar lichaam zijn:

  • a.

    het algemeen bestuur

  • b.

    het dagelijks bestuur

  • c.

    de voorzitter.

Paragraaf 1 Het algemeen bestuur

Artikel 7 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit even zo veel leden als er deelnemers zijn.

  • 2.

    De raden van de deelnemers wijzen daartoe ieder één lid uit hun midden, de voorzitter inbegrepen of uit de wethouders aan.

  • 3.

    Tegelijk met de aanwijzing in het vorige lid, zorgen de raden voor de aanwijzing van plaatsvervangende leden.

Artikel 8 Zittingsduur

  • 1.

    De aanwijzing van de leden vindt plaats op de dag, waarop de eerste vergadering van de raden in nieuwe samenstelling na gehouden verkiezingen plaatsvindt.

  • 2.

    De aanwijzing van de leden is, gelijk aan de zittingsperiode van de raden.

  • 3.

    Alle leden treden af met ingang van de dag als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

  • 4.

    Het lid dat ophoudt lid te zijn van het gemeentelijk bestuursorgaan, waarin hij zitting heeft, houdt tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 5.

    Een lid kan te allen tijde ontslag nemen uit het lidmaatschap van het algemeen bestuur. Hij geeft van dit voornemen terstond kennis aan het algemeen bestuur en aan de raad van zijn gemeente.

  • 6.

    De betreffende raad voorziet binnen tien weken na de datum van kennisgeving in het vorige lid in de tussentijdse vacature. De raad stelt het algemeen bestuur schriftelijk in kennis van de voorziening in de vacature.

  • 7.

    In geval van het bestaan van een of meer vacatures blijft het algemeen bestuur bevoegd besluiten te nemen.

Artikel 9 Werkwijze

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en verder zo dikwijls als:

    • a.

      de voorzitter of het dagelijks bestuur een vergadering nodig oordelen;

    • b.

      tenminste eenderde van de leden van het algemeen bestuur dit schriftelijk, onder opgaaf van redenen, verzoeken.

  • 2.

    Op de vergaderingen van het algemeen bestuur is het bepaalde in artikel 22, leden een en drie tot en met vijf van de Wet gemeenschappelijke regelingen van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Voor de stemverhouding wordt uitgegaan van gewogen en gekwalificeerde meerderheid. Dit houdt in dat om een besluit te kunnen nemen een meerderheid van aantal gemeenten die een meerderheid van het aantal inwoners in West-Friesland, vertegenwoordigen, benodigd is.

  • 4.

    Voor de vaststelling van het aantal inwoners per deelnemer, zoals bedoeld in het voorgaande lid, wordt uitgegaan van de per 1 januari van ieder jaar door het CBS openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

Artikel 10 Bevoegdheden

Alle taken en bevoegdheden die in deze regeling niet zijn opgedragen aan het dagelijks bestuur of de voorzitter, behoren aan het algemeen bestuur.

Paragraaf 2 Het dagelijks bestuur

Artikel 11 Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit alle leden van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Elk lid van het dagelijks bestuur is als portefeuillehouder belast met een aantal aandachtspunten.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan besluiten maximaal twee leden aan het dagelijks bestuur toe te voegen van buiten de kring van het algemeen bestuur. Bij het bepalen van het profiel van deze leden zal met name uitgegaan worden van de belangen zoals bedoeld in artikel 3, lid 2 van de regeling.

Artikel 12 Zittingsduur

Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt, indien een lid als zodanig ontslag neemt of ontslagen wordt door het algemeen bestuur en zodra hij ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.

Artikel 13 Werkwijze

Het dagelijks bestuur regelt in een reglement van orde de verdeling van de portefeuilles, de verantwoordelijkheden van de portefeuillehouders, de wijze waarop, indien nodig, wordt vergaderd, de oproeping voor de vergadering en al het nodige om goed te kunnen functioneren.

Artikel 14 Bevoegdheden

Tot de bevoegdheden van het dagelijks bestuur behoren in ieder geval:

  • a.

    het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en besluitvorming wordt voorgelegd

  • b.

    het uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur

  • c.

    het nemen van besluiten op grond van de overgedragen bestuursbevoegdheden van de colleges van de deelnemende gemeenten, zoals bepaald in artikel 4 van de regeling

  • d.

    het bevorderen van de belangen van het openbaar lichaam, zoals bepaald in artikel 3 van de regeling.

Paragraaf 3 De voorzitter en commissies

Artikel 15 Wijze van benoeming, taken en bevoegdheden

  • 1.

    De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden door en uit het algemeen bestuur benoemd.

  • 2.

    De voorzitter is voorzitter van het algemeen en het dagelijks bestuur en als zodanig belast met de leiding van de vergaderingen.

  • 3.

    de voorzitter bevordert extern de belangen van het openbaar lichaam.

  • 4.

    De voorzitter tekent alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan. Hij kan deze tekeningsbevoegdheid bij besluit aan een ander opdragen.

  • 5.

    De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan deze bevoegdheid bij besluit aan een ander opdragen.

  • 6.

    Het algemeen en dagelijks bestuur worden door de voorzitter over eventuele mandaat- en volmachtbesluiten, zoals vermeld in de twee voorgaande leden, geïnformeerd.

Artikel 16 Commissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen vaste commissies van advies en bestuurscommissies instellen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt in ieder geval een vaste commissie van advies in bestaande uit de gemeentesecretarissen van de deelnemers.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen tijdelijke adviescommissies instellen.

Paragraaf 4 Inlichtingen en verantwoording

Artikel 17 Aan de deelnemers

  • 1.

    Het algemeen en dagelijks bestuur verstrekken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, schriftelijk aan de raden van de deelnemende gemeenten de door hen of door een of meer van hun leden gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Het algemeen en dagelijks bestuur geven ongevraagd aan de raden en colleges van de deelnemende gemeenten alle informatie die voor een juiste beoordeling van het gevoerde beleid nodig is. Zij verstrekken hiertoe in ieder geval tweemaal per jaar informatie over de voortgang van de uitvoering van de taakstelling zoals opgenomen in het operationele plan en de daarmee gepaard gaande kosten.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad van de gemeente die hem aangewezen heeft alle inlichtingen die door die raad, een of meer leden daarvan of het college worden gevraagd.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad van de gemeente die hem aangewezen heeft en aan een of meer leden daarvan verantwoording schuldig over het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 5.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad van de gemeente die hem aangewezen heeft als zodanig worden ontslagen, indien hij niet meer het vertrouwen van de raad bezit.

Artikel 18 Aan het algemeen bestuur

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur of een of meer leden daarvan verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur geven gevraagd en ongevraagd aan het algemeen bestuur of aan een of meer leden daarvan alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde en te voeren bestuur noodzakelijk is.

  • 3.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit. Artikel 49 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter.

Hoofdstuk 3 Centrumgemeente en organisatie

Paragraaf 1 Centrumgemeente

Artikel 19 Taken en kostenverdeling

  • 1.

    De centrumgemeente waarborgt een goede uitvoering van de werkzaamheden voor het vermelde in artikel 3 en 4 van deze regeling door de inzet van vakbekwaam personeel, het beschikbaar stellen van apparatuur, hulpmiddelen en huisvesting, alsmede ondersteuning in de bestuurs-, financiële, planning & controlcyclus.

  • 2.

    De centrumgemeente zal in het kader van het in het vorige lid onder a vermelde ervoor zorgen dat voor medewerkers die enkel werkzaamheden verrichten voor het openbaar lichaam specifieke functie- dan wel competentieprofielen worden vastgesteld. Deze profielen worden ter kennisneming van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam gebracht.

  • 3.

    De centrumgemeente draagt er zorg voor dat de huisvesting van het openbaar lichaam exclusief beschikbaar is en blijft voor de adequate taakvervulling daarvan, zoals vermeld in de artikelen 3 en 4 van de regeling

  • 4.

    Het openbaar lichaam kan niet zelf medewerkers in dienst nemen of hebben op publiekrechtelijke dan wel privaatrechtelijke basis.

  • 5.

    De met de taken van centrumgemeente gepaard gaande kosten zullen jaarlijks in de begroting van het openbaar lichaam worden opgenomen. De kosten worden verrekend op basis van het bepaalde in artikel 23 van deze regeling. De centrumgemeente deelt de kosten voor 1 maart gespecificeerd aan het dagelijks bestuur mede.

Paragraaf 2 Organisatie

Artikel 20 Organisatie: directeur-archivaris en secretaris

  • 1.

    De centrumgemeente zal de medewerkers, zoals bedoeld in het vorige artikel, indelen in een afzonderlijke organisatorische eenheid genaamd: “Westfries Archief, Regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland”.

  • 2.

    De centrumgemeente zal de aansturing en dagelijkse leiding van de in het vorige lid vermelde organisatorische eenheid opdragen aan de directeur van het “Westfries Archief, Regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland”.

  • 3.

    Het college van de centrumgemeente zal een instructie en mandaatregeling opstellen voor het functioneren van de directeur met betrekking tot de onderwerpen genoemd in artikel 19, lid 1. In de instructie zal in ieder geval worden voorzien in een periodiek overleg met de gemeentesecretaris van de centrumgemeente. De instructie en mandaatregeling zullen ter kennis van het algemeen en dagelijks bestuur van het openbaar lichaam worden gebracht.

  • 4.

    Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam zal de directeur aanwijzen als archivaris in de zin van de Wet.

  • 5.

    In overleg met het college van de centrumgemeente en op voorstel van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zal het algemeen bestuur de directeur-archivaris aanwijzen als secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur. De secretaris is de bestuursorganen van het openbaar lichaam in alles wat hun taak betreft behulpzaam. Hij woont als zodanig de vergaderingen van die bestuursorganen bij en ondertekent mede alle stukken die van die bestuursorganen uitgaan.

  • 6.

    Het algemeen bestuur kan regels en afspraken met betrekking tot de bedrijfsvoering van de centrumgemeente, voor zover van belang voor het openbaar lichaam, van overeenkomstige toepassing verklaren.

  • 7.

    Bij een klacht als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht, treedt de Regionale Ombudscommissie uit Hoorn op als externe klachtinstantie.

  • 8.

    Voor het intern klachtrecht als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht, stelt het Dagelijks Bestuur een klachtenprocedure op naar het voorbeeld van Hoorn.

Artikel 21 Periodieke evaluatie

  • 1.

    Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam en het college van de centrumgemeente zullen iedere twee jaar de effectiviteit en efficiency van de ondersteuning door de centrumgemeente en het functioneren van de organisatie, zoals geregeld in het voorgaande artikel, in onderling overleg evalueren.

  • 2.

    De uitkomsten van deze evaluatie zullen zo nodig met verbeter- dan wel aanpassingsvoorstellen worden voorgelegd aan het algemeen bestuur van het openbaar lichaam.

  • 3.

    Indien het algemeen bestuur besluit verbeter- dan wel aanpassingsvoorstellen over te nemen, stelt het daarvan de raden en colleges van de deelnemende gemeenten op de hoogte. Indien enig voorstel aanleiding zou zijn tot een wijziging van de regeling, zal het algemeen bestuur het dagelijks bestuur opdragen deze wijziging voor te bereiden overeenkomstig de procedure in artikel 28 van de regeling.

Hoofdstuk 4 Financiën

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 22 Verordeningen financieel beleid, beheer en de controle

  • 1.

    Met betrekking tot de onderwerpen, zoals bepaald in de artikelen 212 en 213 Gemeentewet zijn de betreffende verordeningen van de centrumgemeente van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Indien bij de uitvoering van de in het vorige lid bedoelde verordeningen mocht blijken, dat deze niet volledig dan wel inadequaat toepasbaar zijn, kan het algemeen bestuur na overleg met het college van de centrumgemeente besluiten aan deze verordeningen specifieke bepalingen toe te voegen en/of bepalingen uit die verordeningen niet van toepassing te verklaren.

  • 3.

    De legesverordening van de centrumgemeente is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2 Begroting en rekening

Artikel 23 Begroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting op voor het volgende kalenderjaar en zendt deze voor advies aan de commissie zoals vermeld in artikel 16, lid 2 van de regeling.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting voorzien van een toelichting en het schriftelijk advies van de commissie, voor 1 mei aan de colleges van de deelnemers.

  • 3.

    In de ontwerpbegroting wordt aangegeven de naar raming voor elke deelnemende gemeente verschuldigde bijdrage per inwoner. Voor de berekening van de bijdrage wordt uitgegaan van het inwonertal per 1 januari voorafgaand aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is, volgens de door het CBS vastgestelde en gepubliceerde bevolkingsgegevens.

  • 4.

    de deelnemers kunnen het dagelijks bestuur uiterlijk voor 1 juni van hun gevoelens over de ontwerpbegroting doen blijken.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 15 juni, de ontwerpbegroting, de opmerkingen van de deelnemers en zo nodig een nota van wijzigingen aan het algemeen bestuur.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting voor 1 juli vast en zendt terstond afschriften aan de deelnemers.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde begroting voor 15 juli aan gedeputeerde staten.

Artikel 24 Rekening en jaarverslag

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt over elk kalenderjaar verantwoording af over de inkomsten en de uitgaven onder overlegging van de daarop betrekking hebbende bescheiden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van een onderzoek naar de getrouwheid en rechtmatigheid van de baten en lasten ingesteld door een daartoe overeenkomstig het bepaalde in artikel 213 Gemeentewet aangewezen accountant.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerprekening, en het concept jaarverslag voor advies aan de commissie zoals vermeld in artikel 16, lid 2 van de regeling.

  • 4.

    Vervolgens zendt het dagelijks bestuur de ontwerprekening en het concept jaarverslag, voorzien van het schriftelijk advies van de adviescommissie vóór 1 mei aan het algemeen bestuur.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vóór 1 juli vast. De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden. Het dagelijks bestuur doet van de vaststelling mededeling aan de deelnemers.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 juli de vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag aan gedeputeerde staten.

Artikel 25 Financiering en garantstelling

  • 1.

    Eventuele voorschotten voor de taakuitvoering door de centrumgemeente en de organisatie van het openbaar lichaam, zoals bepaald in de artikelen 19 en 20 van de regeling worden jaarlijks voor het begin van ieder kalenderjaar aan de deelnemers op basis van de begroting in rekening gebracht.

  • 2.

    De deelnemers zullen er steeds voor zorgdragen dat het openbaar lichaam over voldoende middelen beschikt om tijdig aan zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 3.

    Indien het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemer weigert de uitgaven voor het openbaar lichaam op de begroting te zetten, doet het onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van het bepaalde in de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

Hoofdstuk 5 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Paragraaf 1 Toetreding en uittreding

Artikel 26 Toetreding

  • 1.

    Toetreding door andere gemeenten kan door een besluit van het algemeen bestuur plaatsvinden, indien tenminste tweederde van de deelnemers daarmee instemmen.

  • 2.

    Aan de toetreding kunnen door het algemeen bestuur nadere voorwaarden, waaronder financiële worden gesteld. De uitgangspunten voor deze voorwaarden worden door het algemeen bestuur vastgesteld in een nader besluit.

  • 3.

    Toetreding gaat in op 1 januari van het jaar volgend op dat waarin de voor de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.

  • 4.

    De raad van de toetreder wijst terstond na de inwerkingtreding het lid en plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan.

Artikel 27 Uittreding

  • 1.

    Deelnemers kunnen uittreden door toezending van de besluiten van de betreffende bestuursorganen aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Na ontvangst van de in het vorige lid genoemde besluiten geeft het dagelijks bestuur, na overleg met de uittredende deelnemer, opdracht aan een deskundige om de desintegratiekosten als gevolg van de uitreding te bepalen.

  • 3.

    Op basis van de bepaalde desintegratiekosten besluit het algemeen bestuur tot de financiële en eventueel overige voorwaarden voor de uittreding.

  • 4.

    De uittreding vindt pas plaats met ingang van 1 januari van het jaar volgend op het in het vorige lid vermelde besluit van het algemeen bestuur.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en vierde lid zal er gedurende een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze regeling geen uittreding kunnen plaatsvinden.

Paragraaf 2 Wijziging, opheffing en liquidatie

Artikel 28 Wijziging

  • 1.

    Zowel het dagelijks bestuur als de leden van het algemeen bestuur kunnen voorstellen tot wijziging van de regeling doen. Onder een wijziging wordt mede verstaan een aanvulling met of een schrapping van woorden of bepalingen in de regeling.

  • 2.

    Wijziging van de regeling vindt plaats door het algemeen bestuur op basis van eensluidende besluiten van tweederde van de deelnemers. Indien de wijziging betrekking heeft op het bepaalde in artikel 3 en/of artikel 4 van de regeling is de instemming van alle deelnemers vereist.

  • 3.

    De vastgestelde wijziging wordt door het college van de centrumgemeente aan gedeputeerde staten gestuurd.

Artikel 29 Opheffing en liquidatie

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven na een daartoe strekkend besluit van het algemeen bestuur op basis van daartoe strekkende besluiten van tweederde van de deelnemers.

  • 2.

    Een opheffingsbesluit kan niet worden genomen gedurende en periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze regeling.

  • 3.

    In geval van opheffing zal het algemeen bestuur het dagelijks bestuur als vereveningscommissie aanwijzen.

  • 4.

    De vereveningscommissie stelt een liquidatieplan op. In dit plan kan van het bepaalde in de regeling worden afgeweken.

  • 5.

    Het liquidatieplan voorziet in de financiële en eventuele personele gevolgen van de opheffing. Het algemeen bestuur stelt het liquidatieplan vast gehoord de deelnemers.

  • 6.

    De centrumgemeente zorgt voor de afwikkeling van het vastgestelde liquidatieplan.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 30 Overgangsregeling financiering

  • 1.

    Bij de inwerkingtreding van deze regeling zal het openbaar lichaam gedurende een jaar door de deelnemers nog gefinancierd worden op de bestaande wijze: een vast bedrag per inwoner en een bijdrage per strekkende meter ingebracht archief.

  • 2.

    Na dit overgangsjaar zal de financiering volledig gebeuren op basis van een bijdrage per inwoner, zoals bepaald in artikel 23, lid 3 van de regeling.

Artikel 31 Geschillenregeling

  • 1.

    Geschillen omtrent de uitleg of toepassing van bepalingen in deze regeling tussen bestuursorganen van deelnemende gemeenten of tussen bestuursorganen van het openbaar lichaam en die van een of meer deelnemers worden voorgelegd aan een geschillencommissie.

  • 2.

    De geschillencommissie bestaat uit drie onafhankelijke leden. Ieder der partijen benoemt één lid. Het derde lid, die tevens als voorzitter zal optreden, wordt na overleg met de partijen, benoemd door de twee door partijen aan te wijzen leden.

  • 3.

    De commissie bepaalt zelf haar werkwijze en stelt partijen hiervan op de hoogte.

  • 4.

    Partijen zijn verplicht de commissie op zijn verzoek alle informatie tijdig te verschaffen.

  • 5.

    De commissie brengt een zwaarwegend advies uit aan partijen.

  • 6.

    Indien een der partijen of beide zich niet kunnen vinden in dit advies, zal het geschil aan gedeputeerde staten worden voorgelegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 32 Archief

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van het openbaar lichaam overeenkomstig en volgens een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling ingevolge artikel 40 van de Wet.

  • 2.

    De secretaris is belast met de feitelijke bewaring en het beheer van deze archiefbescheiden.

Artikel 33 Toezending

Het college van burgemeester en wethouders van Hoorn draagt zorg voor toezending van deze regeling aan gedeputeerde staten.

Artikel 34 Duur en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    De regeling treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 35 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als Gemeenschappelijke regeling Westfries Archief, Regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente d.d. 4 oktober 2011

De griffier,                      de voorzitter

Aldus besloten in de vergadering van het college van d.d. 28 juni 2011

De secretaris,                 de burgemeester,

Toelichting gemeenschappelijke regeling Westfries Archief, Regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland (definitieve tekst)

Inleiding

De toelichting bij deze gemeenschappelijke regeling is als volgt opgebouwd:

  • ·

    Algemeen deel: hierin wordt nader ingegaan op de achtergronden en noodzaak voor de wijziging van de bestaande gemeenschappelijke regeling, de keuze voor de rechtsvorm en systematiek van de regeling.

  • ·

    Artikelsgewijs deel: in dit deel zal bij die artikelen waar nadere informatie voor de uitleg ervan dan wel een verklaring voor de gemaakte keuze voor de toepassing van de regeling verhelderend is, een korte informatieve toelichting gegeven worden.

Algemeen deel

De Gemeenschappelijke Regeling Archiefdienst Westfriese Gemeenten (1993) (hierna: de Archiefdienst) moet aangepast worden als gevolg van een aantal ontwikkelingen te weten:

  • 1.

    De dualisering van het gemeentebestuur heeft directe gevolgen voor de gekozen structuur van centrumgemeente in combinatie met een gemeentelijke archiefcommissie en de aan die commissie overgedragen bevoegdheden.

  • 2.

    De vervanging van de Archiefwet 1962 door een nieuwe wet in 1995.

  • 3.

    De gemeentelijke herindelingen die het aantal deelnemers heeft teruggebracht van 13 naar 9, waarbij de verwachting gerechtvaardigd is dat dit proces in de naaste toekomst verder gaat.

  • 4.

    De wijzigingen in de strategische positionering en dientengevolge de taakstelling van het Westfries Archief. In een gezamenlijke vergadering van de archiefcommissie en de portefeuillehouders van de aangesloten gemeenten van 2 oktober 2001 is besloten de Archiefdienst Westfriese Gemeenten, een dienst die zich beperkte tot de uitoefening van de archiefwettelijke taken, te willen laten uitgroeien tot een regionaal historisch centrum: Het Westfries Archief. Een professionele, publieksgerichte archiefdienst waar (West-Friese) burgers, instellingen en overheden als vanzelf terechtkomen met historische vragen.

  • 5.

    Wijzigingen in huisvesting en ICT. In 2006 heeft het Westfries Archief een eigen (nieuwe) huisvesting ter beschikking gekregen die toegesneden is op de onder (4) geschetste ontwikkelingen. De zorg- en beheerfunctie van de archiefbescheiden worden in toenemende mate gedigitaliseerd. Ook de publieksfunctie zal hiervan directe gevolgen ondervinden. Dit proces eist voortdurende investeringsbeslissingen met betrekking tot soft- en hardware die aan deze eisen kunnen voldoen.

  • 6.

    De financiering van het huidige intergemeentelijke samenwerkingsverband sluit niet meer aan bij de hiervoor geschetste ontwikkeling.

In het kader van de aanpassing is gezocht naar een juridische vorm die het beste aansluit bij die ontwikkelingen, maar die tegelijkertijd de voordelen van de huidige praktijk kan continueren. Dat betekent dat de juridische vorm zodanig moet zijn dat het Westfries Archief voor een adequate taakinvulling zelfstandig kan functioneren in het maatschappelijk en het juridisch verkeer. Op die wijze kan het Westfries Archief immers zelf overeenkomsten aangaan die noodzakelijk zijn in het kader van de (wettelijke) archieftaak en/of de cultuur-historische taak.

Gelet op de omvang van de organisatie (2008: 8,5 fte, 11 medewerkers) is het niet zonder meer nodig dat de ondersteuning op personeel, administratief, financieel en ICT gebied door het Westfries Archief zelf georganiseerd moet worden. De huidige rechtspositie van de medewerkers (ambtenaren gemeente Hoorn) kan daarom het beste gecontinueerd worden.

Deze externe en interne voorwaarden hebben ertoe geleid dat voor de juridische vormgeving van de herziene gemeenschappelijke regeling gekozen is voor een regeling waarbij enerzijds een openbaar lichaam (=rechtspersoon) wordt ingesteld en anderzijds in die regeling wordt geregeld dat bepaalde ondersteunende taken verricht worden door de centrumgemeente Hoorn. Deze keuze is gebaseerd op artikel 8, lid 1 in combinatie met artikel 8, lid 3 Wet gemeenschappelijke regelingen. Deze keuze borgt dus zowel de ontwikkeling van de Archiefdienst als de continuïteit van de rechtspositie en de ondersteuning van de bedrijfsvoering.

De keuze voor een openbaar lichaam heeft tot gevolg dat het wettelijk regime van een openbaar lichaam met betrekking tot samenstelling van de bestuursorganen, hun onderlinge verhouding en bevoegdheden, de informatie- en verantwoordingslijn naar de deelnemende gemeentebesturen en de begrotings- en rekeningscyclus van rechtswege van toepassing wordt.

De keuze van centrumgemeente is gemaakt om te voorkomen dat de regeling moet worden opgetuigd met rechtspositieregelingen etc. omdat een werkgever- werknemer relatie gaat ontstaan bij gebreken aan een centrumgemeente. Het personeel van de Archiefdienst Westfriese gemeenten blijft in dienst van de gemeente Hoorn. Daarmee blijft ook de aansprakelijkheid voor het handelen van het personeel bij de gemeente Hoorn. Door gebruik te maken van de centrum- gemeenteconstructie en niet te spreken over uitlenen/detacheren of wat dies meer zij, wordt ook BTW-problematiek voorkomen.

Bij de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Westfriesland is voor een soortgelijke constructie gekozen. Door de Belastingdienst is bevestigd dat bij deze constructie er geen BTW-problematiek ontstaat. Uiteraard is de rechtspersoon zelf aansprakelijk voor het handelen van deze rechtspersoon.

Tevens heeft de keuze voor een openbaar lichaam te maken met het feit dat een openbaar lichaam tevens beschikt over rechtspersoonlijkheid. Deze rechtspersoonlijkheid is noodzakelijk om privaatrechterlijke handelingen te kunnen verrichten. Gelet op de aard van de taak van de archiefdienst Westfriese gemeenten, is het kunnen verrichten van privaatrechterlijke handelingen in het maatschappelijk verkeer een noodzaak.

De keuze voor een centrumgemeente zet weliswaar op de hiervoor genoemde punten de huidige samenwerkingsvorm voort, maar moet tevens in het perspectief geplaatst worden van een transparante samenwerking die in beginsel gebaseerd is op een opdrachtgever- (het openbaar lichaam) en een opdrachtnemer- (de gemeente Hoorn) relatie. Die relatie kan dus gezien worden als een “service level agreement”, waarin een goede verhouding tussen de kwaliteit van de dienstverlening en de prijs daarvan voorop staat. Een dergelijke relatie is ook transparant in die zin, dat deze periodiek geëvalueerd moet worden om te kunnen bepalen of die verhouding nog aan de wederzijdse verwachtingen voldoet of dat deze bijstelling behoeft. Deze periodieke evaluatie is in deze regeling voorzien.

Artikelsgewijs deel

Zoals al eerder vermeld zullen hier die artikelen kort worden toegelicht waar dat voor een juist gebruik of uitleg van de gemeenschappelijke regeling nodig is.

Preambule

Deze regeling wordt aangegaan door de drie gemeentelijke bestuursorganen (raad, college en burgemeester) ofschoon alleen het college en de raad taken op grond van de Archiefwet 1995 hebben. Alle drie de organen hebben echter bestuursbevoegdheden die archiefbescheiden met zich brengen.

De naam van de regeling past bij de taakontwikkeling van de Archiefdienst naar regionaal-historisch centrum, zoals hierboven in het algemeen deel geschetst.

Artikel 3

Het doel van de regeling is volgens deze bepaling uitdrukkelijk tweeledig: (1) de wettelijke archieftaak en (2) regionaal-historisch centrum voor West-Friesland. De tweede doelstelling is gebaseerd op de beleidsnota en het daaraan gekoppelde bedrijfsplan (2008), zoals die door de archiefcommissie zijn onderschreven.

Artikel 4

De leden 1 en 2 van dit artikel zijn een uitwerking van de eisen die artikel 10, lid 2 en 30 van de Wet gemeenschappelijke regelingen stelt. Alle taken en bevoegdheden die de raden en colleges op grond van de Archiefwet 1995 bezitten met betrekking tot de archieven die naar de gemeenschappelijke archiefbewaarplaats overgaan of reeds zijn overgegaan, worden door deze organen gedelegeerd aan de overeenkomstige bestuursorganen van het openbaar lichaam. Omdat het hier om een integrale overdracht van de wettelijke taken en bevoegdheden (zie Hoofdstuk V Archiefwet 1995) gaat, waaraan in deze regeling geen beperkingen zijn gesteld, behoeft deze delegatie geen nadere specificatie.

Het derde lid van dit artikel legt de verdere grondslag voor het beleid van het regionaal-historisch centrum.

Artikel 5

De kern van het doel, de taken en bevoegdheden van het openbaar lichaam is gelegen in de voorgaande artikelen 3 en 4. In het verlengde van deze kern kan het echter voorkomen dat derden gebruik willen maken van de expertise en/of de professionals van het openbaar lichaam. Deze dienstverlening aan derden wordt in dit artikel in beginsel mogelijk gemaakt, maar wel aan uitdrukkelijke voorwaarden verbonden, opdat deze dienstverlening nooit ten koste mag gaan van de kerntaken.

Artikel 7

Iedere gemeente vaardigt één lid in het algemeen bestuur af. De raden van die gemeenten beslissen zelf uit welk bestuursorgaan deze vertegenwoordiger afkomstig is (raad, college of burgemeester), ofschoon er gelet op de dualisering van de gemeentelijke verhoudingen in relatie tot het karakter van deze samenwerking (gericht op de uitvoering van een medebewindswet) een duidelijke voorkeur uitgaat naar de aanwijzing van een collegelid (waaronder ook de voorzitter daarvan).

Artikel 9

In het derde lid van dit artikel is uitdrukkelijk gekozen voor een meervoudig stemrecht van de deelnemende gemeenten aan deze regeling. Dat wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat de financiële bijdrage van de deelnemers nu al verschillend is (gebaseerd op inwoneraantal en meters archiefbescheiden). Gelet op dit gedifferentieerd belang is een meervoudig stemrecht als gerechtvaardigd te beschouwen. Het meervoudig stemrecht zoals in dit artikel is verankerd, is overgenomen uit de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Westfriesland. Omdat over deze regeling brede consensus bestaat, is afgezien van een hernieuwde discussie m.b.t. de stemverhouding. Wel wordt daarbij het volgende opgemerkt. Indien in 2011 de geplande fusie met de gemeenten Medemblik, Andijk en Wervershoof daadwerkelijk doorgaat, ontstaat een situatie waarbij de stemverhoudingen van dien aard zouden worden dat de (nieuwe) gemeente Medemblik en Hoorn samen de meerderheid zouden uitmaken van het algemeen bestuur. Weliswaar is dat dan in verhouding tot de mate waarin financieel wordt bijgedragen, maar binnen een gemeenschappelijke regeling dient ook het aspect van solidariteit tot uiting te worden gebracht. Omdat echter na een herindeling alle gemeenschappelijke regelingen opnieuw moeten worden bezien en worden aangepast, wordt voorgesteld deze discussie pas te voeren indien er sprake is van een daadwerkelijke fusie. Om pragmatische redenen wordt thans voorgesteld de regeling van het Recreatieschap Westfriesland te kopiëren

Artikel 11

In het eerste lid wordt met de voorzitter gedoeld op de voorzitter zoals vermeld in artikel 15 van de regeling.

In het tweede lid wordt voor de samenstelling van het dagelijks bestuur een beginselvoorkeur uitgesproken voor de betreffende portefeuillehouders. Uiteraard kan deze beginselvoorkeur alleen maar tot zijn recht komen als bij de toepassing van artikel 7 door de raden portefeuillehouders als lid van het algemeen bestuur zijn aangewezen.

De beginselvoorkeur is hier tot uitdrukking gebracht, omdat volgens de Archiefwet 1995 in artikel 30 de zorgtaak voor de gemeentelijke archiefbescheiden in medebewind is opgedragen aan de colleges.

Artikel 15

Dit artikel laat de aanwijzing van de voorzitter van het openbaar lichaam uitdrukkelijk aan het algemeen bestuur over. Uiteraard staat het aan het algemeen bestuur vrij om hier een relatie te leggen met de centrumgemeente. Deze relatie zou bijvoorbeeld de verhouding zoals die neergelegd is in de artikelen 19 tot en met 21 van de regeling kunnen faciliteren.

Artikel 16

Het bepaalde in het tweede lid brengt de continuering van de huidige praktijk tot uitdrukking. Het bestaande overleg tussen de gemeentesecretarissen van de deelnemende gemeenten ondersteunt, naar de huidige praktijk uitdrukkelijk aantoont, het functioneren van de Archiefdienst op een goede wijze. Op die manier wordt namelijk ook een zeer pragmatische aansluiting gevonden tussen het functioneren van de gemeentelijke organisaties/administraties en de taakstelling van en de dienstverlening door de Archiefdienst.

De taken en bevoegdheden van deze commissie worden door het Algemeen Bestuur nader geregeld in een reglement voor deze commissie. In de artikelen 23 en 24 van de regeling wordt bij de begroting en rekening (inclusief het jaarverslag) bepaald dat deze commissie door het dagelijks bestuur gehoord moet worden.

Artikel 17

De keuze voor een openbaar lichaam kan als nadelig effect hebben, dat het functioneren van het openbaar lichaam op afstand van de raden en colleges van de deelnemende gemeenten komt te staan. Om deze afstand zo klein mogelijk te houden wordt in dit artikel expliciet de informatiestroom vanuit de bestuursorganen van het openbaar lichaam naar de raden en colleges geregeld. Alleen door dit actief te doen zal de Archiefdienst in de focus van de raads- en collegeleden kunnen blijven.

De informatieverschaffing zal voor een belangrijk deel gebaseerd kunnen worden op de begroting en het daarmee samenhangende operationele plan. In een dergelijk plan zal op een samenhangende wijze inzicht worden gegeven in de jaarlijkse doelen en de daarvoor benodigde middelen. Op deze wijze krijgen de bestuursleden en de deelnemers periodiek op een transparante wijze inzicht in en overzicht van de ontwikkelingen van het Westfries Archief.

Artikel 19

Dit artikel vormt de kern van de taakstelling van de centrumgemeente. Deze taakstelling moet duidelijk gezien worden als ondersteunende dienstverlening aan het openbaar lichaam, zodat dit zijn doelstellingen, taken en bevoegdheden zo effectief en efficiënt mogelijk kan uitoefenen.

De dienstverlening is beperkt tot de gebieden in het eerste lid genoemd. Ieder daarvan wordt hier nog kort toegelicht om de strekking ervan zo eenduidig mogelijk te maken:

Personele ondersteuning ziet hier zowel op medewerkers die exclusief voor het openbaar lichaam werken als op medewerkers die ondersteuning aan het openbaar lichaam bieden, maar wier hoofdtaak binnen het takenpakket van de gemeente Hoorn ligt (bijvoorbeeld medewerker financiën of personeel). Voor de eerste categorie dient een afzonderlijke functiebeschrijving/competentieprofiel te worden vastgesteld (inclusief de daarbij horende functiewaardering). Het vierde lid vult deze bepaling nog aan. Het openbaar lichaam zal niet zelf als werkgever gaan optreden! Zie in dit verband ook artikel 20.

Huisvesting is nader uitgewerkt in het derde lid. Sedert 2006 heeft de Archiefdienst de beschikking over een afzonderlijke huisvesting, die toegesneden is op de taken ervan. Deze huisvesting is eigendom van de gemeente Hoorn. Deze situatie wordt door deze regeling niet gewijzigd. Dat betekent dat het openbaar lichaam de huisvesting huurt van de gemeente Hoorn. Daarbij moet wel zeker gesteld worden dat de huurder een exclusief recht heeft op het gebruik van het gehuurde.

ICT wordt steeds belangrijker in een adequate dienstverlening aan de deelnemers en het publiek. Dat betekent ongetwijfeld dat de centrumgemeente rekening moet houden met een dienstverlening op dit gebied die kan afwijken van die van de overige organisatieonderdelen van de gemeente Hoorn. Dat hoeft geen probleem te zijn, omdat het (algemeen en dagelijks) bestuur van het openbaar lichaam zelf kan besluiten tot de aanschaf van voor de taakstelling vereiste soft-en/of hard ware. Uiteraard zal het openbaar lichaam dan zelf zorgdragen voor de financiering daarvan. In deze benadering moet het openbaar lichaam wel kunnen rekenen op een adequate ondersteuning bij het installeren, beheer en onderhoud van de systemen!

Financiën en administratie. Het openbaar lichaam kent een eigen begroting en rekening, en dus een daarop betrekking hebbende administratie (zie ook de artikelen 22 tot en met 24 van de regeling). De ondersteuning van de zijde van de centrumgemeente zal hierop op voldoende wijze afgestemd dienen te zijn.

In het vijfde lid komt de financiering van de centrumgemeente tot uiting. Zoals in het algemeen deel al aangegeven moet daarbij een goede verhouding tussen kwaliteit en kosten worden nagestreefd. Dat betekent dat de centrumgemeente naar het openbaar lichaam (en de overige deelnemende gemeenten) inzichtelijk moet maken hoe de kosten voor de dienstverlening zijn opgebouwd.

Artikel 20

Dit artikel sluit aan bij het bepaalde in artikel 19, lid 1. Om de directe personele ondersteuning van het openbaar lichaam goed te kunnen onderscheiden van de overige organisatieonderdelen van de centrumgemeente is gekozen voor een afzonderlijke organisatorische eenheid.

De aansturing van en directe verantwoordelijkheid voor deze eenheid is opgedragen aan een directeur. Deze functionaris maakt geen structureel deel uit van een eventueel directieoverleg dan wel managementteam van de gemeente Hoorn. De relatie met de gemeente Hoorn zal verlopen middels een afzonderlijk periodiek overleg met de gemeentesecretaris.

Omdat de directeur formeel ambtenaar is van de gemeente Hoorn, dient een instructie en mandaat ook door het college van die gemeente vastgesteld te worden.

Het vierde lid is een toepassing van het bepaalde in artikel 32 Archiefwet 1995. De functie van archivaris wordt uitgeoefend onder toezicht van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam. Het college van de centrumgemeente heeft immers ook die bevoegdheden integraal overgedragen op grond van artikel 4 van de regeling.

In het vijfde lid is er uitdrukkelijk voor gekozen de directeur/archivaris te benoemen als secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur van het openbaar lichaam. Deze keuze ligt voor de hand, omdat deze functionaris optreedt als de vast adviseur van deze bestuursorganen met betrekking tot de doelstelling en taken van het openbaar lichaam. Hij is bij uitstek de inhoudelijke en organisatorische deskundige om deze bestuursorganen bij te staan.

Artikel 21

In het algemeen deel is al gesproken over de positie van de centrumgemeente en de verhouding met het openbaar lichaam. Deze evaluatiebepaling werkt dit nog verder uit. Alleen op deze wijze kunnen het niveau, de kwaliteit en de kosten van de dienstverlening getoetst worden. Alleen op deze wijze kan op een transparante wijze invulling worden gegeven aan een verhouding van opdrachtgever en opdrachtnemer zonder dat daarvoor een opdrachtovereenkomst aan ten grondslag ligt.

Artikel 22 tot en met 24

De dualisering van de gemeentelijke bestuurlijke verhoudingen is (nog) niet doorgetrokken naar de gemeenschappelijke regeling in de vorm van een openbaar lichaam met uitzondering van de financiële bepalingen in de Gemeentewet. Daarom zijn de artikelen 186 e.v. Gemeentewet hier van overeenkomstige toepassing. Het zou in dat kader te ver voeren om de in artikel 22 genoemde verordeningen nog afzonderlijk voor het openbaar lichaam op- en vast te stellen. Daarom is voor een overeenkomstige toepassing gekozen met in het tweede lid de uitdrukkelijke mogelijkheid en bevoegdheid om daarvan af te wijken in het belang van het openbaar lichaam.

Dat geldt ook voor de benoeming van een eigen accountant voor het openbaar lichaam. Het algemeen bestuur heeft de bevoegdheid zelf een accountant aan te wijzen. Dat behoeft dus niet de accountant van de centrumgemeente te zijn!

De procedures voor de begroting en de rekening in de artikelen 23 en 24 zijn overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 34 en 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Dat geldt dus ook voor de in die artikelen genoemde termijnen voor de voorbereiding en besluitvorming!

In artikel 23, lid 3 is een duidelijke keuze gemaakt voor een eenduidige financieringssystematiek: een jaarlijkse bijdrage per inwoner. De huidige systematiek (een combinatie van een bijdrage per inwoner en een bedrag per meter ingebracht archief) sluit in onvoldoende mate aan bij de snelle ontwikkeling van de digitalisering van archiefbescheiden. De nieuwe financieringssystematiek past ook beter bij de omvang van de gemeenten. Deze neemt immers toe als gevolg van de herindeling(en). Verschillen tussen de deelnemers worden zo kleiner dan thans het geval is.

Artikel 25

Ofschoon de uitgaven voor het openbaar lichaam op het niveau van de deelnemende gemeenten een verplichte uitgave vormen, is dit artikel als garantstelling opgenomen in de richting van zowel het openbaar lichaam als de centrumgemeente.

Artikel 30

De nieuwe financieringssystematiek zal binnen een jaar na de inwerkingtreding van de gewijzigde regeling gaan gelden. Deze overgangstermijn is om pragmatische redenen noodzakelijk: de begroting voor 2009 is al vastgesteld voordat de gewijzigde regeling in werking is getreden. Bij de voorbereiding van de begroting voor het jaar 2010 kan dan uitgegaan worden van de gewijzigde systematiek.