Regeling vervallen per 22-10-2020

Verordening openbaar vaarwater 2006

Geldend van 08-08-2017 t/m 21-10-2020

Intitulé

VERORDENING OPENBAAR VAARWATER 2006

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

(raadsverslag nr. 125);

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

Gelet op artikel 149 en artikel 156, 3e lid van de Gemeentewet, en artikel 88 van de Huisvestingswet;

overwegende, dat het wenselijk is om voor het gebruik van het openbaar vaarwater in de gemeente Groningen regels te stellen:

  • 1.

    aan de ligplaatsen voor schepen uit oogpunt van ordelijk gebruik van de ligplaatsen (gezondheids-veiligheids- en milieu-aspecten en aanzien van de gemeente);

  • 2.

    met betrekking tot de veiligheid op en het ordelijk gebruik en de bescherming van het openbaar vaarwater in zijn algemeenheid en van bruggen, kademuren, oevers en andere waterstaatswerken;

  • 3.

    ter bevordering van de rechtszekerheid van eigenaren, bewoners en gebruikers van schepen.

HEEFT BESLOTEN:

de Verordening openbaar vaarwater 2006 vast te stellen.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 2 Werkingssfeer

Deze verordening is van toepassing op al het openbare vaarwater binnen de grenzen van de gemeente Groningen, in ieder geval voor zover het gaat om de specifieke belangen die deze Verordening beoogt te beschermen (ordelijk gebruik, gezondheid, veiligheid, milieu-aspecten en aanzien van de gemeente).

Artikel 3 Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.

  • 3. Indien de aanvraag voor een vergunning of ontheffing slechts kan worden ingewilligd na verlening van een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 15, 17 of 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, beslissen burgemeester en wethouders

    • -

      binnen 12 weken nadat de in artikel 19a vierde lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening juncto artikel 3:16 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn (van 6 weken) voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken;

    • -

      in geval een verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten is vereist: binnen 12 weken na ontvangst van die verklaring.

  • 4. De verlening van de vrijstelling wordt geacht voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht deel uit te maken van de beschikking waarop zij betrekking heeft.

Artikel 3A Voorbereidingsbesluit

  • 1. In afwijking van artikel 3 houden burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om ligplaatsvergunning of –ontheffing aan indien er geen grond is om de vergunning of ontheffing te weigeren en voor het gebied, waarin het schip zal worden afgemeerd, vóór de dag van ontvangst van de aanvraag een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening in werking is getreden, een bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd, een bestemmingsplan is vastgesteld, dan wel een bestemmingsplan na vaststelling is bekendgemaakt.

  • 2. De aanhouding duurt totdat

    • a-

      het voorbereidingsbesluit overeenkomstig artikel 3.7, vijfde of zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening is vervallen;

    • b-

      de termijn voor vaststelling van het bestemmingsplan ingevolge artikel 3.8 eerste lid onder e van de Wet ruimtelijke ordening is overschreden;

    • c-

      de termijn voor bekendmaking van het bestemmingsplan ingevolge artikel 3.8, derde, vierde of zesde lid van de Wet ruimtelijke ordening is overschreden;

    • d-

      het bestemmingsplan in werking is getreden dan wel in beroep is vernietigd;

    • e-

      de verordening, bedoeld in artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening of de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 4.3 van die wet in werking is getreden.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders de ligplaatsvergunning of –ontheffing verlenen indien het schip waarmee ligplaats zal worden ingenomen niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent de aanvraag om ligplaatsvergunning of -ontheffing overeenkomstig artikel 3.

  • 4. In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders de ligplaatsvergunning of -ontheffing verlenen indien het schip waarmee ligplaats zal worden ingenomen niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan of met de in voorbereiding zijnde herziening daarvan dan wel met het provinciaal en nationaal ruimtelijk beleid. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent de aanvraag om ligplaatsvergunning of –ontheffing overeenkomstig artikel 3.

  • 5. In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders de ligplaatsvergunning of

    • -

      ontheffing eveneens verlenen indien het beoogde schip in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan of met de in voorbereiding zijnde herziening daarvan, mits de ontwerpligplaats-vergunning of -ontheffing is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vergunning of ontheffing geen bezwaar hebben. Het besluit tot vergunning- of ontheffingverlening bevat een beschrijving van het betrokken bouwplan, de ruimtelijke onderbouwing en de afwegingen die aan het verlenen van vergunning of ontheffing ten grondslag liggen. Op de voorbereiding van het besluit omtrent vergunning- of ontheffingverlening is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder. Indien geen verklaring van geen bezwaar is vereist, beslissen burgemeester en wethouders in afwijking van artikel 3:18, eerste en tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht, binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken. Artikel 19a, eerste en vijfde tot en met elfde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is van overeenkomstige toepassing. Het besluit houdende verlening van de verklaring van geen bezwaar wordt geacht voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht deel uit te maken van de beschikking waarop het betrekking heeft.

  • 6. In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders de ligplaatsvergunning of -ontheffing eveneens verlenen indien het beoogde schip in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan of met de in voorbereiding zijnde herziening daarvan en het betreft een geval als bedoeld in artikel 19, tweede of derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

  • 7. Op de voorbereiding van een besluit tot vergunningverlening als bedoeld in het zesde lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.

  • 8. Na het verstrijken van de aanhoudingsduur, bedoeld in het tweede lid, na de bekendmaking van de verklaring van geen bezwaar, bedoeld in het vijfde lid, of na de terinzageligging overeenkomstig het zevende lid, beslissen burgemeester en wethouders omtrent de aanvraag om ligplaatsvergunning of -ontheffing overeenkomstig artikel 3, zulks in afwijking van artikel 3:18, eerste, tweede en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      volksgezondheid;

    • c.

      veiligheid;

    • d.

      de milieuhygiëne en

    • e.

      het aanzien van de gemeente.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 5 Nadere regels/aanwijzen kanaalvakken

Burgemeester en wethouders kunnen aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met, dan wel voor een schip nadere regels stellen met het oog op de openbare orde, de volksgezondheid, de veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente. Onder de te stellen nadere regels valt in ieder geval het aanwijzen van kanaalvakken als liggebied voor de verschillende typen schepen, en het aanwijzen van kanaalvakken waar alleen met niet-kwetsbare schepen ligplaats mag worden ingenomen.

Artikel 6 Ligplaatsen buiten aangewezen kanaalvakken

  • 1. Het is verboden met een schip een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een schip beschikbaar te stellen buiten de door burgemeester en wethouders bij nadere regels voor de diverse in deze verordening genoemde typen schepen (te weten woonschepen, bedrijfsschepen, recreatieschepen, beroepsschepen, schepen voor bijzondere of representatieve doeleinden, charterschepen) aangewezen kanaalvakken, behoudens het bepaalde in artikel 21.

  • 2. Van het verbod bedoeld in het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.

  • 3. Het is verboden met een ander dan een niet-kwetsbaar schip een ligplaats in te nemen of te hebben in de door burgemeester en wethouders aan te wijzen kanaalvakken voor niet-kwetsbare schepen.

  • 4. Van het verbod van het derde lid kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.

Artikel 7 Maatvoeringsbepalingen met betrekking tot woon- en bedrijfsschepen

  • 1. Als standaardbepaling worden, met inachtneming van de definities en mits de nautische situatie ter plaatse een en ander mogelijk maakt, de volgende maten gehanteerd:

    • a.

      de maximale lengte mag 26 meter bedragen;

    • b.

      de maximale breedte mag 5.10 meter bedragen;

    • c.

      de maximale hoogte mag 3.50 meter boven de waterlijn bedragen, met dien verstande dat:

      1º - het hoogste punt van (de hoofdmassa van) een schip niet meer dan 1.50 meter boven de aanliggende kade of oever mag uitsteken, gemeten bij het gemiddelde waterpeil in het kanaalvak. Burgemeester en wethouders kunnen van deze maatvoeringsbepaling ontheffing verlenen in geval de feitelijke omstandigheden het onmogelijk maken om ter plaatse ligplaats in te nemen;

      2º - voor maximaal 25 % van het totaal aanwezige horizontale oppervlak van het schip, kajuiten en andere ondergeschikte dakopbouwen tot een hoogte van maximaal 5 meter boven de waterlijn zijn toegestaan.

  • 2. Uitzondering op de toepassing van de standaardbepalingen:

    • a -

      voor authentieke woon- of bedrijfsschepen en schepen als bedoeld in het tweede lid van artikel 20 van deze verordening geldt dat - met ontheffing van burgemeester en wethouders - de maximale breedte 6 meter en de maximale lengte 38,5 meter mag bedragen, mits de nautische situatie ter plaatse deze maten toelaat;

    • b -

      voor het Noord-Willemskanaal geldt dat er te allen tijde een vaarspiegelbreedte van 24 meter moet resteren, hetgeen de maximaal toe te stane breedtemaat tot 5 meter kan beperken;

    • c -

      voor de woonschepenhaven geldt een maximale lengte van 20 meter, een maximale breedte van 5.10 meter en een maximale hoogte van 5 meter boven de waterlijn, over het volledige scheepsoppervlak.

  • 3. De in het eerste en tweede lid aangegeven maatvoeringsbepalingen zijn niet van toepassing voor de woonschepen in de Noorderhaven (vrijhaven), de schepen in het Oude Winschoterdiep ten oosten van de Antwerpenbrug (strafhaven), en evenmin voor bedrijfsschepen in de Zweedse en Finse haven (insteekhavens).

HOOFDSTUK 2 WOON- EN BEDRIJFSSCHEPEN

Artikel 8 Vergunningplicht woonschepen

  • 1. Het is verboden met een woonschip ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een een woonschip beschikbaar te stellen buiten de door burgemeester en wethouder daartoe aan te wijzen kanaalvakken.

  • 2. Binnen de krachtens het eerste lid aangewezen kanaalvakken is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders met een woonschip ligplaats in te nemen of te hebben.

  • 3. Uiterlijk binnen twaalf weken na het onherroepelijk worden van de vergunning dient met het betreffende woonschip ligplaats te zijn ingenomen op de daartoe bestemde ligplaats.

  • 4. In geval van nieuwbouw van een woonschip dient binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning ligplaats te worden ingenomen. Deze termijn kan met ten hoogste een half jaar worden verlengd.

  • 5. In geval van het vergroten of substantieel wijzigen van een woonschip waarvoor een ligplaatsvergunning is afgegeven, is een nieuwe vergunning als bedoeld in het tweede lid vereist.

  • 6. Het is verboden een ligplaats, waarvoor een vergunning is verleend, voor een aaneengesloten periode van meer dan drie maanden per twaalf maanden te verlaten. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders ontheffing van dit verbod verlenen.

  • 7. Bij een woonschip waarvoor een vergunning als bedoeld in het tweede lid is verleend, is uitsluitend één bij het schip behorende bijboot òf opduwer, niet zijnde een recreatieschip, tot een maximum van 10 m² toegestaan, tenzij naar het oordeel van burgemeester en wethouders daartegen bezwaren bestaan die verband houden met de belangen die de verordening beoogt te beschermen.

  • 8. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het zevende lid voor het toestaan van een authentieke opduwer tot een maximum van 15 m².

Artikel 9 Ontheffing voor bedrijfsschepen

  • 1. Het is verboden met een bedrijfsschip ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een bedrijfsschip beschikbaar te stellen buiten de door burgemeester en wethouders daartoe aan te wijzen kanaalvakken.

  • 2. Binnen de krachtens het eerste lid aangewezen kanaalvakken is het verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders met een bedrijfsschip ligplaats in te nemen of te hebben.

  • 3. Uiterlijk binnen twaalf weken na het onherroepelijk worden van de ontheffing dient met het betreffende bedrijfsschip ligplaats te zijn ingenomen op de daartoe bestemde ligplaats.

  • 4. In geval van nieuwbouw van een bedrijfsschip dient binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van de ontheffing ligplaats te worden ingenomen. Deze termijn kan met ten hoogste een half jaar worden verlengd.

  • 5. In geval van het vergroten of substantieel wijzigen van een bedrijfsschip waarvoor een ontheffing is afgegeven, is een nieuwe ontheffing als bedoeld in het tweede lid vereist.

  • 6. Het is verboden een ligplaats, waarvoor een ontheffing is verleend, voor een aaneengesloten periode van meer dan drie maanden per twaalf maanden te verlaten. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling van dit verbod verlenen.

  • 7. Bij een bedrijfsschip waarvoor een ontheffing als bedoeld in het tweede lid is verleend, is uitsluitend één bij het schip behorende bijboot of opduwer, niet zijnde een recreatieschip, tot een maximum van 10 m² toegestaan, tenzij naar het oordeel van burgemeester en wethouders daartegen bezwaren bestaan die verband houden met de belangen die de verordening beoogt te beschermen.

  • 8. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het zevende lid voor het toestaan van een authentieke opduwer tot een maximum van 15 m².

Artikel 10 Weigeringsgronden vergunning of ontheffing

  • 1. De vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd indien:

      • a.

        in geval van een woonschip: de aanvrager niet is een natuurlijk persoon van tenminste

        18 jaar, en tevens eigenaar van het schip;

      • b.

        in geval van een bedrijfsschip: de aanvrager niet is een natuurlijk persoon van tenminste 18 jaar danwel de rechtsgeldige vertegenwoordiger (directeur) van een rechtspersoon, en tevens eigenaar van het schip;

      • c.

        de aanvrager zich niet deugdelijk kan legitimeren als eigenaar van het schip en/of het schip niet deugdelijk kan identificeren;

      • d.

        het maximale aantal ligplaatsvergunningen of ontheffingen voor het kanaalvak waarvoor de vergunning of de ontheffing wordt gevraagd, reeds is verleend;

      • e.

        behoudens ontheffing van burgemeester en wethouders, en in geval van een bedrijfsschip met uitzondering van de insteekhavens, de afstand tot de naastgelegen (woon)schepen minder dan

        5 meter bedraagt;

      • f.

        het bedrijfschip waarvoor ontheffing wordt gevraagd zal worden gebruikt voor andere activiteiten dan in artikel 1 onder g is aangegeven;

      • g.

        op het in de aanvraag genoemde schip het in artikel 6 lid 3 genoemde verbod van toepassing is (kwetsbaarheid);

      • h.

        niet wordt voldaan aan krachtens artikel 5 vastgestelde nadere regels;

      • i.

        ingeval van een woonschip: de aanvrager al een vergunning voor een andere ligplaats heeft;

      • j.

        1º - indien verzocht wordt toepassing te geven aan artikel 12 (overdraagbaarheid) , eerste lid, maar de aanvrager niet kan aantonen dat voor het (te vervangen) schip waarvoor de ligplaatsvergunning of -ontheffing geldt, een andere vergunning of ontheffingkan worden verkregen danwel het schip blijvend buiten het openbaar vaarwater wordt gebracht;

        2º - hetzij verzocht wordt om toepassing te geven aan artikel 12, derde lid, maar de aanvrager, zijnde de koper van het schip waarvoor de ligplaatsvergunning of -ontheffing geldt, niet middels overlegging van een koopovereenkomst kan aantonen dat hij de nieuwe eigenaar van het schip is;

      • k.

        het innemen van de ligplaats in strijd is met het geldende bestemmingsplan;

      • l.

        het schip waarvoor vergunning of ontheffing wordt gevraagd, niet past binnen de maximale maatvoeringsbepalingen zoals opgenomen onder artikel 7;

      • m.

        het innemen van de ligplaats met een bepaald type schip in strijd is met het bepaalde in artikel 20 (beschermd stadsgezicht);

      • n.

        het schip waarvoor vergunning wordt gevraagd, verwaarloosd is;

      • o.

        er sprake is van een samenstel van meerdere schepen.

  • 2. Lid 1 onder a alsmede i van dit artikel is niet van toepassing voor instellingen werkzaam in het belang van de volkshuisvesting, zoals omschreven in artikel 70 Woningwet woningbouwcorporaties)

    • -

      welke hun hoofdkantoor hebben in de gemeente Groningen;

    • -

      die zich bezighouden met de ontwikkeling van de woonschepenhaven en

    • -

      voor zover het gaat om vergunningen voor het innemen van ligplaatsen in de woonschepenhaven.

  • 3. Het vorige lid is van toepassing tot de herinrichting van de woonschepenhaven zijn beslag heeft gekregen.

Artikel 11 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

  • 1. De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

      • a.

        indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

      • b.

        indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd in het belang of de belangen van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne of het aanzien van de gemeente;

      • c.

        indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

      • d.

        indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarvoor gestelde termijn danwel, bij gebreke daaraan, binnen een redelijke termijn;

      • e.

        indien de houder van de vergunning of ontheffing of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan een vergunning voor een woonschip of ontheffing voor een bedrijfsschip eveneens worden gewijzigd of ingetrokken:

      • a.

        indien het woonschip of bedrijfschip uitsluitend of hoofdzakelijk voor andere doeleinden wordt gebruikt dan in de betreffende begripsbepalingen van artikel 1 is omschreven;

      • b.

        indien er sprake is van een onbewoond woonschip, dan wel van een klaarblijkelijk onbewoond woonschip gedurende een aaneengesloten periode van tenminste zes maanden;

      • c.

        indien de houder van de vergunning of ontheffing de bepalingen in deze verordening, de nadere regels als bedoeld in artikel 5, danwel de voorschriften behorende bij de vergunning of ontheffing overtreedt;

      • d.

        bij vergroting of substantiële wijziging van het schip zonder daarvoor verkregen vergunning of ontheffing;

        e. indien sprake is van een verwaarloosd schip als omschreven in artikel 1 onder o.

Artikel 12 Overdraagbaarheid vergunning of ontheffing

  • 1. De houder van de ligplaatsvergunning of -ontheffing kan burgemeester en wethouders verzoeken om de vergunning of ontheffing voor dezelfde ligplaats op een ander (vervangend) woonschip of bedrijfsschip over te schrijven.

  • 2. In geval van een (vervangend) bedrijfsschip dient het uit te oefenen type bedrijf te vallen onder het bepaalde in artikel 1 onder g, mogen er voorts geen nautische bezwaren bestaan en dient het type bedrijf op de betreffende ligplaats als inpasbaar te worden beoordeeld.

  • 3. De aanvrager van een ligplaatsvergunning of ontheffing kan burgemeester en wethouders verzoeken om de bestaande vergunning of ontheffing voor het betreffende woonschip of bedrijfsschip over te schrijven op zijn naam als nieuwe eigenaar.

  • 4. Een aanschrijving bestuursdwang alsook de vooraankondiging daarvan, evenals een last onder dwangsom alsook de vooraankondiging daarvan, zoals bedoeld in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt geacht ook gericht te zijn tot een rechtsopvolger.

  • 5. Voor verzoeken als bedoeld in de leden 1 en 3 zijn de overige artikelen van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13 Inzage vergunning of ontheffing

De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van één of meer bepalingen van deze verordening, ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.

Artikel 14 Wachtlijst woonschepen

  • 1. Op een wachtlijst worden door burgemeester en wethouders uitsluitend geplaatst:

    • a.

      zij die in aanmerking wensen te komen voor een ligplaats met een woonschip in de gemeente Groningen in een daarvoor aangewezen gedeelte van het openbaar vaarwater, met dien verstande dat uitsluitend een natuurlijk persoon van tenminste 18 jaar in aanmerking komt voor plaatsing op de wachtlijst, voor zover aan hem of haar al niet vergunning voor een ligplaats is verleend;

    • b.

      zij die reeds in het bezit zijn van een vergunning als bedoeld in artikel 8 tweede lid en in aanmerking wensen te komen voor een andere ligplaats in de gemeente Groningen.

  • 2. Inschrijvingen op de wachtlijst geschieden op volgorde van datum van ontvangst. Bij meerdere inschrijvingen op een datum geschiedt de inschrijving op volgorde van tijdstip.

  • 3. Het college kan de plaatsing op de wachtlijst doorhalen indien:

    • a.

      de ingeschrevene is verhuisd zonder burgemeester en wethouders schriftelijk, binnen vier weken, van de adreswijziging op de hoogte te stellen of anderszins kennelijk heeft opgehouden belang te hebben bij plaatsing op de lijst;

    • b.

      driemaal een door of namens burgemeester en wethouders aangeboden ligplaats, die valt binnen de door de ingeschrevenen eventueel kenbaar gemaakte voorkeuren bij de inschrijving, door de ingeschrevene als bedoeld onder lid 1 van dit artikel, zonder redelijke grond is geweigerd;

    • c.

      een door of namens burgemeester en wethouders aangeboden ligplaats wordt geaccepteerd.

  • 4. De aanbieding van ligplaatsen geschiedt aan de hand van de volgorde van inschrijving, met dien verstande dat een dergelijk aanbod eerst gedaan wordt aan degenen op de wachtlijst die reeds in het bezit zijn van een vergunning voor een ligplaats met een woonschip in een van de daarvoor aangewezen kanaalvakken, of kunnen aantonen dat zij drie achtereenvolgende jaren in de Noorderhaven een ligplaats hebben ingenomen, maar voorkeur hebben voor een andere ligplaats binnen deze kanaalvakken en daarna aan hen die aan deze criteria niet voldoen.

  • 5. Indien het vasthouden aan de wachtlijst of de volgorde op de wachtlijst onevenredige gevolgen met zich meebrengt zodat daaraan in redelijkheid niet kan worden vastgehouden, dan wel met het oog op de belangen die de verordening beoogt te beschermen, kunnen burgemeester en wethouders daarvan afwijken.

HOOFDSTUK 3 BEPALINGEN VOOR OVERIGE SCHEPEN

Artikel 15 Recreatieschepen

  • 1. Het is verboden met een schip, bestemt en in gebruik voor recreatiedoeleinden, een ligplaats in te nemen op andere plaatsen dan in door burgemeester en wethouders daartoe aan te wijzen kanaalvakken, alsmede daar langer te liggen dan de in nadere regels bepaalde tijdsduur.

  • 2. Van de verboden bedoeld in het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.

Artikel 16 Beroepsvaart

  • 1. Het is verboden met een schip, in gebruik voor de beroepsvaart, een ligplaats in te nemen op andere plaatsen dan in door burgemeester en wethouders daartoe aan te wijzen kanaalvakken.

  • 2. Er mag niet langer dan voor een aaneengesloten periode van 6 maanden ligplaats worden ingenomen, waarbij deze termijn met ten hoogste nog eens 6 maanden kan worden verlengd.

  • 3. Na ommekomst van de in lid 2 gestelde uiterste termijn mag door het desbetreffende beroepsschip gedurende een termijn van minimaal 3 maanden geen ligplaats meer worden ingenomen.

  • 4. Van het verbod in lid 1 en de bepalingen in de leden 2 en 3 kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.

Artikel 17 Bijzondere bepalingen voor schippers en gezagvoerders in de beroepsvaart

  • 1. De schipper van een beroepsschip, die daarmee ligplaats heeft ingenomen, is verplicht de meetbrief van het schip, de ladingdocumenten en vervoersvergunningen aan een door het college aan te wijzen ambtenaar ter inzage te geven.

  • 2. De gezagvoerder van een schip, dat wordt gebruikt voor de vaart op zee of daartoe is bestemd is verplicht aan de krachtens artikel 37 aangewezen ambtenaren opgave te verstrekken van:

    • a.

      de aard en de hoeveelheid van de lading;

    • b.

      de plaats van herkomst en bestemming van het schip.

  • 3. Het is verboden zand, aarde, grint, graan, steenkolen, los turfstrooisel, kunstmest of soortgelijke onverpakte stoffen in of uit een in de haven liggend schip te laden of te lossen anders dan zo dicht mogelijk met dat schip aan een kade of anders dan met gebruikmaking van zodanige middelen dat daardoor bij het laden of lossen het morsen in de haven wordt voorkomen.

Artikel 18 Schepen voor bijzondere of representatieve of horeca doeleinden

  • 1. Het is verboden met een schip, aangemerkt voor bijzondere, representatieve of horeca doeleinden, een ligplaats in te nemen op andere plaatsen dan in door burgemeester en wethouders daartoe aan te wijzen kanaalvakken.

  • 2. Van het verbod bedoeld in het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.

Artikel 19 Charterschepen

  • 1. Het is verboden om met een zeilcharterschip een (winter)ligplaats in te nemen op andere plaatsen dan in door burgemeester en wethouders daartoe aan te wijzen kanaalvakken

  • 2. Het is verboden om met een motorcharterschip een (winter)ligplaats in te nemen op andere plaatsen dan in door burgemeester en wethouders daartoe aan te wijzen kanaalvakken.

  • 3. Van het verbod als bedoeld in de leden 1 en 2 kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.

HOOFDSTUK 4 DE ORDE, VEILIGHEID, BESCHERMING EN HET AANZIEN VAN DE GEMEENTE MET BETREKKING TOT DE SCHEEPVAART IN HET ALGEMEEN EN VAN WERKEN, OEVERS EN KADEMUREN

Artikel 20 Beschermd stadsgezicht

  • 1. In de kanaalvakken die vallen onder c.q. grenzen aan die gebieden die zijn aangewezen als beschermd stadsgezicht, mogen enkel authentieke schepen ligplaats innemen.

  • 2. In de kanaalvakken als bedoeld in het eerste lid kunnen ook schepen ligplaats innemen die voor wat betreft hun uiterlijke verschijningsvorm in overwegende mate gelijkenis vertonen met de in het vorige lid bedoelde schepen.

Artikel 21 Ligplaats Noorderhaven

In afwijking van het bepaalde in de artikelen 6 lid 1, 8 lid 1 en 19 lid 1 kan in de Noorderhaven na voorafgaande schriftelijke instemming door de Havenmeester met3niet-kwetsbare varende woonschepen, bewoond door de eigenaar, en zeilcharters die als zodanig staan geregistreerd bij 'Register Holland', dan wel onder SI-keur vallend, ligplaats ingenomen worden met die beperking dat te allen tijde een doorvaartbreedte van minimaal 10 meter aanwezig moet zijn.

Artikel 21a Westpark

  • 1. De plas in het gebied “Westpark” is enkel bedoeld voor recreatief gebruik.

  • 2. Onder recreatief gebruik worden in ieder geval waterskiactiviteiten verstaan.

  • 3. Het is verboden om de plas als bedoeld in het eerste lid te gebruiken voor gemotoriseerd vaarverkeer.

  • 4. Van het verbod als bedoeld in het vorige lid kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.

  • 5. Een ontheffing als bedoeld in het vorige lid wordt verleend voor de duur van een jaar.

  • 6. Het is verboden om op tijden dat de plas als waterskibaan wordt gebruikt, overige recreatieve activiteiten te ondernemen. Deze tijden worden aangegeven middels het hijsen van een rode vlag.

Artikel 22 Meldingsplicht na aankomst

De schipper moet, binnen 24 uur na aankomst van zijn schip binnen de gemeentegrenzen, daarvan melding doen aan een door het college aan te wijzen ambtenaar, indien met dat schip langer dan vier uur een ligplaats ingenomen gaat worden en de schipper niet beschikt over een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening om een ligplaats in te nemen.

Artikel 23 Het nakomen van aanwijzingen

Ieder is verplicht terstond te gehoorzamen aan de mondelinge aanwijzingen, gegeven door een ambtenaar door het college van burgemeester en wethouders belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 24 Veiligheidsvoorschriften

  • 1. Het is verboden in het openbaar vaarwater al dan niet bij wijze van beroep te duiken en/of met enigerlei middel naar zich onder het wateroppervlak bevindende voorwerpen te zoeken of deze op te dreggen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen.

Artikel 25 Het voorkomen van overlast

  • 1. Het is verboden drijvende schepen te slopen of droog te zetten op andere dan door burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen.

Artikel 26 Verwaarloosde schepen

Het is in het belang van het aanzien van de gemeente verboden om een ligplaats in te nemen of ingenomen te houden met een schip dat in verwaarloosde toestand verkeert. Onder een verwaarloosd schip wordt verstaan een schip zoals omschreven in artikel 1 onder o.

Artikel 27 Voorwerpen op, in of boven openbaar vaarwater

  • 1. Het is in verband met de veiligheid op het openbaar vaarwater verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders enig voorwerp op, in, of boven openbaar vaarwater te plaatsen, aan te brengen of te hebben.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

  • 3. Het is verboden op, in of boven het openbaar vaarwater voorwerpen als bedoeld in het tweede lid te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar vaarwater of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar vaarwater.

Artikel 28 Het onbevoegd losmaken van schepen

Het is verboden, zonder daartoe bevoegd te zijn, enig schip los te maken, te verleggen of te verhalen, daarvan trossen te kappen of los te gooien of zich daartoe op of in een vaartuig te bevinden.

Artikel 29 Gebruik van werken

Ter bescherming van werken of kunstwerken in eigendom, beheer of onderhoud van de gemeente en ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik van die werken, gelden de daarop betrekking hebbende voorschriften van het Kanalenreglement Groningen van de provincie Groningen.

Artikel 30 Beschadiging van waterstaatswerken

  • 1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kanalen, trekpaden, kades, beschoeiingen, oeverbegroeiingen, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover het Wetboek van Strafrecht, de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken, het Binnenvaartpolitiereglement of de Provinciale Vaarwegenverordening van toepassing is.

Artikel 31 Reddingsmiddelen

Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.

Artikel 32 Het openen van bruggen

Het is aan een ieder, behalve door daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen personen, verboden bruggen te openen of te sluiten.

Artikel 33 Te hoge schepen

Indien, ter beoordeling van door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren, boven het dek uitstekende voorwerpen zonder veel moeite zover weggenomen kunnen worden, dat het vaartuig onder een gesloten brug kan doorvaren, is de schipper verplicht op eerste aanzegging van deze ambtenaren, deze voorwerpen te strijken en/of weg te nemen, als hij deze brug wenst te passeren.

Artikel 34 Gebruik oevers en kademuren

  • 1. Het is verboden enig obstakel of voorwerp te hebben of te houden op, aan of in openbare oevers en kademuren.

  • 2. Het is verboden, zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders, groene oevers of delen daarvan in gebruik te hebben of te houden.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen en daaraan in het belang van de bescherming van werken en de overige belangen die de verordening beoogt te beschermen voorschriften verbinden.

  • 4. Het bepaalde in dit artikel geldt niet voor zover de Woningwet, de Monumentenwet, de Afvalstoffenwet, het Rijkswegenreglement of het Provinciaal Wegenreglement van toepassing is.

Artikel 35 Voeren van reclame

  • 1. Het is verboden met schepen die voorzien zijn van een aanduiding van handelsreclame dan wel anderszins aandacht trekken, in het openbaar vaarwater ligplaats in te nemen met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van de in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

HOOFDSTUK 5 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 36 Strafbepalingen

Overtreding van een ge- of verbodsbepaling, bij of krachtens deze verordening gesteld, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie

Artikel 37 Binnentreden

Zij die belast zijn met de zorg voor de nakoming van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het betreden van en/of binnentreden in een schip zonder toestemming van de bewoner/gebruiker.

Artikel 38 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na de dag waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2. Op dat tijdstip wordt ingetrokken de Verordening openbaar vaarwater 2002, vastgesteld bij raadsbesluit van 30 oktober 2002, nr. 9 en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 25 juni 2003,

    nr. 5 e.

Artikel 39 Overgangsbepalingen

  • 1. Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de in het vorige artikel genoemde Verordening openbaar vaarwater 2002 blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - van kracht en worden vanaf de inwerkingtreding van deze verordening geacht te zijn vergunningen en ontheffingen verleend krachtens deze verordening.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Verordening openbaar vaarwater 2002 blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden geacht voorschriften en beperkingen te zijn opgelegd krachtens deze verordening.

  • 3. Aanvragen om een vergunning of ontheffing waarop, op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog geen beslissing is genomen, worden afgehandeld op grond van de Verordening openbaar vaarwater 2002, tenzij deze verordening voor de aanvragergunstiger is.

  • 4. Ligplaatsen die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening ingenomen zijn door woonschepen of bedrijfsschepen, waarvoor geen vergunning of ontheffing is verleend krachtens de Verordening openbaar vaarwater 2002 en het innemen van deze ligplaatsen gedurende meer dan een jaar nadrukkelijk is gedoogd door burgemeester en wethouders, worden nog gedurende maximaal zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening gedoogd.

  • 5. In afwijking van het in het vierde lid bepaalde, blijft de gedoogtoestemming van kracht, totdat is beslist op een aanvraag voor een, krachtens deze verordening, vereiste vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag tenminste dertig dagen voor afloop van de in het vierde lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.

  • 6. De eigenaren/schippers van woonschepen die, ten tijde van de inwerkingtreding van de laatste herziening van de Verordening openbaar vaarwater 1994 (15 januari 1996), met een gedoogtoestemming van de provincie ligplaats hebben ingenomen in het Hoendiep (U.T. Delfiaweg), worden in de gelegenheid gesteld om op grond van de in de verordening genoemde wachtlijst een andere ligplaats te verwerven.

  • 7. De in de voorgaande leden van dit artikel aangegeven overgangsbepalingen zijn van toepassing op de eigenaren van woon- of bedrijfsschepen (als houders van vergunningen c.q. ontheffingen) en hun eigendomsrechtverkrijgenden onder algemene titel en onder bijzondere titel.

  • 8. Het bepaalde in het zevende lid is niet van toepassing in geval van vervanging, of in geval van het vergroten of substantieel wijzigen van een woon- of bedrijfsschip.

  • 9. Van het bepaalde in het vorige lid kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voorzover te hunner beoordeling sprake is van overmacht of bijzondere omstandigheden.

Artikel 40 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening openbaar vaarwater 2006.

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de openbare raadsvergadering van 29 november 2006.
 
 
De griffier,                                                                    De voorzitter,
 
 
 
 
D.H. Vrieling.                                                                J. Wallage.

TOELICHTING OP DE VERORDENING OPENBAAR VAARWATER 2006

Toelichting op de verordening openbaar vaarwater 2006

TOELICHTING PER HOOFDSTUK

Toelichting per hoofdstuk