Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR31158
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR31158/4
Regeling vervallen per 06-01-2018
Afvalstoffenverordening van de gemeente het Bildt 2004
Geldend van 19-05-2004 t/m 18-05-2004
AFVALSTOFFENVERORDENING
INHOUDSOPGAVE
Algemene toelichting
§1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 2 Beslistermijn
Artikel 3 Indiening aanvraag
Artikel 4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 6 Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing
§2 Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 7 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars
Artikel 8 Afzonderlijke inzameling
Artikel 9 Inzamelmiddelen en -voorzieningen
Artikel 10 Frequentie van inzamelen
Artikel 11 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning
§3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 12 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke
afvalstoffen aan anderen
Artikel 13 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke
afvalstoffen door anderen dan gebruikers van percelen
Artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
Artikel 16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
Artikel 17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau
Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau
Artikel 19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel
Artikel 20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Artikel 21 Het in bijzondere gevallen aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
§ 4 Inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Artikel 22 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen
Artikel 23 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst
Artikel 24 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een
ander dan de inzameldienst
§ 5 Zwerfafval
Artikel 25 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Artikel 26 Achterlaten van straatafval
Artikel 27 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande
afvalstoffen
Artikel 28 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en
drinkwaren
Artikel 29 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Artikel 30 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
§6 Overige onderwerpen die de verordening aangaan
Artikel 31 Verbod op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig
hebben van afvalstoffen
Artikel 32 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden
§7 Slotbepalingen
Artikel 33 Strafbepaling
Artikel 34 Aanwijzing toezichthouders
Artikel 35 Inwerkingtreding
Artikel 36 Overgangsbepaling
Artikel 37 Citeertitel
HOOFDSTUK 1: DE AFVALSTOFFENVERORDENING
Algemene toelichting
De afvalstoffenverordening heeft betrekking op die bepalingen die worden gesteld voor het beheer van huishoudelijke en andere afvalstoffen. Op grond van artikel 10.23 Wm zijn gemeenten verplicht een afvalstoffenverordening vast te stellen in het belang van de bescherming van het milieu. Artikel 10.24 Wm schrijft de verplichte inhoud van de afvalstoffenverordening voor. Artikel 10.25 Wm somt een aantal onderwerpen op die facultatief in de afvalstoffenverordening kunnen worden opgenomen.
Overige wetgeving
Met betrekking tot de inzameling van afvalstoffen zijn - voor de gemeente en derden - ook andere wetten en verordeningen van belang. Wij noemen de Wet milieubeheer (milieuvergunning), de bouwverordening (bouwvergunning) en de APV (plaatsen voorwerpen op of aan de openbare weg).
Opbouw van de afvalstoffenverordening
Paragraaf 1: Algemene bepalingen
Paragraaf 2: Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen (regels over inzameldienst, andere inzamelaars en houders van een inzamelvergunning en de inzamelstructuur; geen regels voor het ter inzameling aanbieden van afvalstoffen door de burger)
Paragraaf 3: Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen)
Paragraaf 4: Inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Paragraaf 5: Zwerfafval
Paragraaf 6: Overige onderwerpen die de afvalstoffenverordening aangaan
Paragraaf 7: Slotbepalingen (strafbaarstelling, toezicht en overgangstermijn).
§1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1. In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan:
a. wet: Wet milieubeheer;
b. inzamelen: de activiteiten gericht op het ophalen of innemen van afvalstoffen die binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden en het feitelijk ophalen en innemen daarvan;
c. ter inzameling aanbieden: de wijze van overdragen van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of -voorzieningen of op een daartoe aangewezen plaats;
d. inzamelmiddel: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, bijvoorbeeld een huisvuilzak, minicontainer, afvalemmer, kca-box of big bag, ten behoeve van één huishouden;
e. inzamelvoorziening: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of -plaats, bijvoorbeeld een verzamelcontainer, wijkcontainer of brengdepot, ten behoeve van meerdere huishoudens;
f. inzameldienst: de krachtens artikel 7, eerste lid, aangewezen inzameldienst, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;
g. andere inzamelaars: de krachtens artikel 7, tweede lid, aangewezen personen en instanties, belast met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen;
h. inzamelvergunning: de vergunning zoals bedoeld in artikel 11;
i. gebruiker van een perceel: degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;
j. straatafval: huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel;
k. wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
l. motorrijtuigen: alle voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders.
Artikel 2 Beslistermijn
1. Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen 8 weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.
2. Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste 8 weken verdagen.
Artikel 3 Indiening aanvraag
1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen.
2. Voor bepaalde, door het college aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.
Artikel 4 Voorschriften en beperkingen
1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van de bescherming van het milieu.
2. De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 5 Persoonlijk karakter van de vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens verordening anders is bepaald.
Artikel 6 Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. indien op grond van verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging moet worden gevorderd in het belang van de bescherming van het milieu;
c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn binnen een redelijke termijn;
e. indien de houder dit verzoekt.
§2 INZAMELING VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN
Artikel 7 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars
1. Het college wijst de inzameldienst aan, die belast is met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.
2. Naast de in het eerste lid genoemde inzameldienst kunnen burgemeester en wethouders andere inzamelaars aanwijzen die belast zijn met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 8 Afzonderlijke inzameling
1. Door de inzameldienst of andere inzamelaars worden de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk ingezameld:
a. groente-, fruit- en tuinafval
b. klein chemisch afval;
c. glas;
d. oud papier en karton;
e. textiel;
f. wit- en bruingoed;
g. particulier bouw- en sloopafval;
h. (verduurzaamd) hout;
i. grof tuinafval;
j. asbest en asbesthoudend afval;
k. grof huishoudelijk restafval;
l. huishoudelijk restafval;
m. metalen.
2. Burgemeester en wethouders kunnen een omschrijving vaststellen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 9 Inzamelmiddelen en -voorzieningen
1. De inzameling kan plaatsvinden via:
a. een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel;
b. een inzamelvoorziening voor de gebruikers van een aantal percelen;
c. een inzamelvoorziening op wijkniveau;
d. een door het college aangewezen brengdepot op lokaal of regionaal niveau.
2. Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.
Artikel 10 Frequentie van inzamelen
1. Huishoudelijk restafval wordt tenminste een maal per twee weken bij elk perceel ingezameld.
2. Groente-, fruit- en tuinafval wordt tenminste een maal per twee weken afzonderlijk bij elk perceel ingezameld.
3. Burgemeester en wethouders kunnen de frequentie van inzameling vaststellen van de overige categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk in aangewezen delen van de gemeente bij elk perceel worden ingezameld.
Artikel 11 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning
1. Het is verboden zonder inzamelvergunning van burgemeester en wethouders huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.
2. De inzamelvergunning kan worden geweigerd in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen.
3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de inzameldienst of andere inzamelaars.
4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur een inzamelplicht hebben gekregen voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 12 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
1. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, andere inzamelaars en aan de houders van een inzamelvergunning.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur een inzamelplicht hebben gekregen voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 13 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
1. Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan de inzameldienst of de andere inzamelaars.
2. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten dat het aan anderen dan gebruikers van percelen verboden is om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan de houder van een inzamelvergunning.
Artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
1. Het is verboden om de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden:
a. groente-, fruit- en tuinafval
b. klein chemisch afval;
c. glas;
d. oud papier en karton;
e. textiel;
f. wit- en bruingoed;
g. particulier bouw- en sloopafval;
h. (verduurzaamd) hout;
i. grof tuinafval;
j. asbest en asbesthoudend afval;
k. grof huishoudelijk restafval;
l. huishoudelijk restafval;
m. metalen.
2. Burgemeester en wethouders kunnen de inzameldienst en andere inzamelaars aanwijzen aan wie de in het eerste lid aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.
3. Het is verboden de aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden aan anderen dan de krachtens het tweede lid aangewezen inzameldienst en andere inzamelaars.
Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
1. Het is voor de gebruiker van een perceel ten behoeve van wie krachtens artikel 9, tweede lid, voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen een inzamelmiddel is aangewezen of van gemeentewege is verstrekt, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via het daartoe aangewezen of verstrekte inzamelmiddel.
2. Het is voor de gebruiker van een perceel verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel aan te bieden, dan de categorie waarvoor dit inzamelmiddel krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd.
3. Burgemeester en wethouders kan regels stellen omtrent de plaatsen en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel ter inzameling moeten worden aangeboden.
4. Burgemeester en wethouders kan regels stellen met betrekking tot het maximale gewicht van de afvalstoffen per inzamelmiddel en het maximale aantal inzamelmiddelen dat per keer kan worden aangeboden.
5. Indien van gemeentewege een inzamelmiddel aan de gebruiker van een perceel is verstrekt kan burgemeester en wethouders regels stellen omtrent de voorwaarden waaronder het inzamelmiddel is verstrekt, het gebruik en het reinigen daarvan.
6. Indien het inzamelmiddel niet van gemeentewege is verstrekt, kan burgemeester en wethouders eisen stellen aan het te gebruiken inzamelmiddel.
7. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.
8. Het is verboden voor anderen dan de gebruiker van een perceel ten behoeve van wie krachtens artikel 9, tweede lid, een inzamelmiddel is verstrekt of aangewezen, hun afvalstoffen ter inzameling aan te bieden via dit inzamelmiddel.
Artikel 16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
1. Het is de gebruiker van een perceel voor wie krachtens artikel 9, tweede lid, mede ten behoeve van zijn perceel een inzamelvoorziening voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen is aangewezen, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.
2. Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening voor een aantal percelen aan te bieden, dan de categorie waarvoor deze inzamelvoorziening krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd.
3. Burgemeester en wethouders kan regels stellen ten aanzien van de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen moet worden aangeboden.
4. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze aan te bieden via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen dan krachtens het derde lid is bepaald.
5. Het is verboden voor anderen dan de gebruikers van percelen voor wie krachtens artikel 9, tweede lid, een inzamelvoorziening is aangewezen, huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden via deze inzamelvoorziening.
Artikel 17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau
1. Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening op wijkniveau aan te bieden dan de categorie waarvoor de inzamelvoorziening krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd.
2. Burgemeester en wethouders kan regels stellen omtrent de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden via een inzamelvoorziening op wijkniveau.
3. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze via een inzamelvoorziening op wijkniveau ter inzameling aan te bieden dan krachtens het tweede lid is bepaald.
4. Het verbod in artikel 15, zevende lid, en artikel 16, vierde lid, geldt niet voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau overeenkomstig dit artikel.
Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau
1. Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau aan te bieden dan de categorieën waarvoor het brengdepot krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd.
2. Burgemeester en wethouders kan regels stellen omtrent de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden bij het brengdepot op lokaal of regionaal niveau.
3. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau ter inzameling aan te bieden dan krachtens het derde lid is bepaald.
4. Het verbod in artikel 15, zevende lid, en artikel 16, vierde lid, geldt niet voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau overeenkomstig dit artikel.
Artikel 19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel
1. Burgemeester en wethouders kan categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die zonder inzamelmiddel als bedoeld in artikel 9 van deze verordening ter inzameling kunnen worden aangeboden.
2. Burgemeester en wethouders kan regels stellen over de wijze waarop deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.
3. Het college kan regels stellen over het maximale gewicht, de afmetingen en het volume waarop deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.
4. Het is verboden deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.
Artikel 20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
1. Burgemeester en wethouders stelt de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.
2. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.
Artikel 21 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan burgemeester en wethouders regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.
§4 INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN
Artikel 22 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst
Burgemeester en wethouders kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.
Artikel 23 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst
1. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst.
2. Het verbod geldt niet voor de krachtens artikel 22 aangewezen categorieën bedrijfsafvalstoffen, voorzover degene die gebruik maakt van de inzameling door de inzameldienst voldoet aan de daarmee ontstane belastingplicht.
3. Burgemeester en wethouders kan regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de krachtens artikel 22 aangewezen bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst ter inzameling kunnen worden aangeboden.
4. Het is verboden de krachtens artikel 22 aangewezen bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.
Artikel 24 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
1. HBurgemeester en wethouders kan regels stellen voor het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.
2. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.
§5 ZWERFAFVAL
Artikel 25 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
1. Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.
2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van het milieu.
3. Het verbod is niet van toepassing op:
a. het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;
b. het thuiscomposteren van groente-, fruit- en tuinafval;
c. voor zover de (afval)stoffen tijdelijk op de weg geraken of worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen dan wel het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.
4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit voorziet in de beoogde bescherming van het milieu.
Artikel 26 Achterlaten van straatafval
1. Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.
2. Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.
Artikel 27 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
1. Het is verboden afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden.
2. Het is verboden tegen afvalstoffen of inzamelmiddelen, die ter inzameling gereed staan, te stoten, te schoppen of deze omver te werpen.
Artikel 28 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:
a. een afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten;
b. zorg te dragen dat deze afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak, -mand of voorwerp steeds tijdig wordt geledigd;
c. zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met de toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voorzover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.
Artikel 29 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.
Artikel 30 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
1. Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen zodanig te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed.
2. Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen deze weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die genoemde werkzaamheden verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht deze weg te reinigen of te laten reinigen:
a. direct na het ontstaan van de verontreiniging, indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;
b. direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;
c. indien de werkzaamheden langer dan een dag duren, elke dag direct na beëindiging van de werkzaamheden.
§6 OVERIGE ONDERWERPEN DIE DE VERORDENING AANGAAN
Artikel 31 Verbod opslag van afvalstoffen
1. Het is verboden afvalstoffen op voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben.
2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
3. Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars of aan houders van een inzamelvergunning.
Artikel 32 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden
Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak, dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit Beheer Autowrakken.
§7 SLOTBEPALINGEN
Artikel 33 Strafbepaling
Een gedraging in strijd met de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º, Wet op de economische delicten:
Artikel Onderwerp
Artikel 12 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Artikel 13 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan gebruikers van percelen
Artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
Artikel 16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
Artikel 17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau
Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau
Artikel 19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel
Artikel 20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Artikel 23 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst
Artikel 24 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
Artikel 25 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Artikel 26 Achterlaten van straatafval
Artikel 27 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Artikel 28 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
Artikel 29 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Artikel 30 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
Artikel 31 Verbod op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen
Artikel 32 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden
Artikel 34 Toezichthouders
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 18.4, derde lid, van de wet aangewezen ambtenaren.
Artikel 35 Inwerkingtreding
1. Deze verordening treedt in werking zes weken na bekendmaking.
2. Afdeling 4.2 Afvalstoffen (artikel 4.2.1.1 t/m 4.2.4.3) en de artikelen 4.4.1 t/m 4.4.4 en 4.4.7 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente het Bildt 1994, in 2000 is gewijzigd bij raadsbesluit van 23 november 2000, No. 001105, wordt ingetrokken.
Artikel 36 Overgangsbepaling
1. Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, blijven - indien en voorzover het gebod of het verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
4. Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 35, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid.
5. In afwijking van het eerste lid, blijft een vergunning of ontheffing van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
6. Gebod- of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning of ontheffing vereist is krachtens deze verordening en niet voorkomend in de verordening als bedoeld in artikel 35, tweede lid zijn niet van toepassing:
a. gedurende 26 weken na het in werking treden van deze verordening;
b. ook na de onder a bepaalde termijn, voor zover degene die de vergunning of ontheffing nodig heeft, binnen deze termijn een aanvraag heeft ingediend, totdat onherroepelijk op deze aanvraag is beslist.
7. De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Artikel 37 Citeerbepaling
Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening van de gemeente het Bildt 2004.
HOOFDSTUK 2: ARTIKELGEWIJS COMMENTAAR
Commentaar artikel 1
(Voormalig artikel 4.2.1.1 model-APV)
Definities uit de Wet milieubeheer(Wm)
In dit artikel zijn alleen die begripsomschrijvingen opgenomen die specifiek zijn voor deze verordening. Relevante begrippen die reeds in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen Wm) zijn omschreven, worden, voorzover bij de omschrijving in de wet wordt aangesloten, niet in dit artikel herhaald. Daarbij gaat het om de volgende begrippen.
Afvalstoffen Alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.
Doelmatig beheer van afvalstoffen Zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbij rekening wordt gehouden met het geldende afvalbeheerplan, dan wel de voor de vaststelling van het plan geldende bepalingen, dan wel de voorkeursvolgorde aangegeven in artikel 10.4, en de criteria, genoemd in artikel 10.5, eerste lid.
Huishoudelijke afvalstoffen Afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.
Bedrijfsafvalstoffen Afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.
Gevaarlijke afvalstoffen Bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
Afvalbeheerplan Het afvalbeheerplan, bedoeld in 10.3. (nb. LAP 2002-2012)
Afvalstoffenverordening De verordening, bedoeld in 10.23.
Beheer van afvalstoffen Inzameling, vervoer, nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen.
Nuttige toepassing De handelingen die zijn genoemd in bijlage II B bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen.
Verwijdering De handelingen die zijn genoemd in bijlage II A bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen.
Grof huishoudelijk afval
Het begrip huishoudelijke afvalstoffen omvat ook grof huishoudelijk afval. Onder grof huisafval worden verstaan ‘huishoudelijke afvalstoffen die te groot en te zwaar zijn om op dezelfde wijze als de andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst te worden aangeboden’.
b. Inzamelen
Het begrip ‘inzamelen’ is gedefinieerd om uitdrukkelijk vast te leggen dat er sprake is van een brede omschrijving. Hiervoor is gekozen om recht te doen aan het feit dat een gemeentelijke inzamelstructuur steeds meer bestaat uit zowel haal- als brengvoorzieningen op verschillende niveaus. Om te kunnen beoordelen of het verlenen van een inzamelvergunning in strijd is met de gemeentelijke inzamelstructuur, moet dan ook naar dat geheel van haal- en brengvoorzieningen worden gekeken. Ook voor het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in een winkel, of een brengvoorziening voor textielafval, is een inzamelvergunning nodig (tenzij sprake is van een aanwijzing op grond van artikel 7, tweede lid - zie de toelichting bij artikel 7). Bovendien maakt een bredere omschrijving van het begrip inzamelen de veelheid van termen uit de vorige modelbepalingen (‘aan te bieden of over te dragen’, ‘achterlaten’, etc.) overbodig. Wel is een ondergrens aangebracht: voordat sprake kan zijn van inzamelen, dienen de afvalstoffen ter inzameling te worden aangeboden. Voor de omschrijving van het begrip ‘ter inzameling aanbieden’ geldt dezelfde brede invulling met betrekking tot haal- en brengvoorzieningen, nu van de kant van degene die zich van afval wenst te ontdoen.
i. Straatafval, zwerfafval en illegale dumping
Straatafval wordt gedefinieerd als “huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel”.
De Wet milieubeheer voorziet niet in een definitie van het begrip zwerfafval. Dit heeft te maken met het feit dat het begrip in de praktijk weinig problemen oplevert, terwijl een juridisch sluitende definitie moeilijk te geven is. In het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) en het Convenant verpakkingen III, deelconvenant zwerfafval is wel een definitie opgenomen:
“Zwerfafval is afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op zulke plaatsen terecht is gekomen. Dit afval bestaat voornamelijk uit verpakkingsmateriaal van consumpties (blikjes, flesjes, wikkels, patatbakjes), sigarettenpeuken, kauwgomresten en allerhande gebruiksgoederen als kranten, folders en tissues”.
Het verschil tussen straatafval en zwerfafval is dat straatafval, dat niet in een prullenmand wordt achtergelaten, maar in de openbare ruimte terecht komt, zwerfafval wordt (zie ook artikel 26 van deze verordening).
Onder zwerfafval wordt ook niet verstaan illegale dumping van afval. In tegenstelling tot bij zwerfafval, gaat het bij illegale dumping niet om een of enkele restanten van consumptie, maar om grotere hoeveelheden afval (bijvoorbeeld met een volume van tenminste en plastic tas). Bovendien gaat het niet om afval dat uit nalatigheid of gemakzucht wordt achtergelaten of weggegooid. De ontdoener kiest er namelijk zeer bewust voor om het afval niet via de daarvoor geëigende manier af te voeren, maar om het onbeheerd achter te laten in de openbare ruimte. Het kan zowel huishoudelijk als bedrijfsafval zijn Veel voorkomend illegaal gedumpt afval is huisvuil, tuinafval, fietswrakken, accu’s, meubilair en autobanden. Ook het bijplaatsen van afval bij inzamelvoorzieningen valt onder illegale dumping.
h. Gebruiker van een perceel
De omschrijving ‘gebruiker van een perceel’ sluit aan bij de begripsomschrijving in de VNG-modelverordening reinigingsheffingen. Deze is opgenomen om te kunnen bepalen dat alleen diegenen die in de gemeente betalen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, gebruik mogen maken van de inzamelvoorzieningen (zie de toelichting bij artikel 13).
j. Wegenverkeerswet 1994
De omschrijvingen van de begrippen ‘wegen’ en ‘motorrijtuigen’ zijn ontleend aan de Wegenverkeerswet 1994.
Commentaar artikel 2
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.2 model-APV: Beslistermijn.
Commentaar artikel 3
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.3 model-APV: Indiening aanvraag.
Aanvraagformulier
Indien daartoe behoefte bestaat, kan dit artikel worden uitgebreid met een derde lid:
“Voor het aanvragen van een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening wordt gebruik gemaakt van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.”
Commentaar artikel 4
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.4 model-APV: Voorschriften en beperkingen.
Belang van de bescherming van het milieu
De gemeenteraad stelt op grond van artikel 10.23, eerste lid, Wm in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast. De voorschriften of beperkingen die aan een vergunning of ontheffing krachtens de afvalstoffenverordening kunnen worden verbonden beogen dus het belang van het milieu te beschermen.
De memorie van toelichting zegt over artikel 10.23, eerste lid, Wm nog het volgende. “De gemeenten zijn gehouden om een afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels worden vastgesteld in het belang van het milieu. Dat is ruimer dan de doelmatige verwijdering van afvalstoffen. Ook regels die beogen de milieu-aspecten van handelingen met afvalstoffen te beperken, zijn daardoor mogelijk.”
Inzage vergunning of ontheffing
Indien daartoe behoefte bestaat, kan dit artikel worden uitgebreid met een derde lid.
“De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze of een gewaarmerkt afschrift daarvan ter inzage te geven op eerste vordering van een ambtenaar, die belast is met de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.”
Commentaar artikel 5
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.5 model-APV: Persoonlijk karakter van de vergunning of ontheffing.
Commentaar artikel 6
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.6 model-APV: Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing.
Commentaar artikel 7
(Voormalig artikel 4.2.2.1 model-APV)
Eerste lid: De aanwijzing van de inzameldienst bij uitvoeringsbesluit
De gemeente is op basis van artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm verplicht bij of krachtens de verordening een inzameldienst aan te wijzen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Dit is een wezenlijke verandering ten opzichte van artikel 10.10 Wm (oud). Op grond van artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm kan de inzameldienst voortaan bij uitvoeringsbesluit worden aangewezen in plaats van bij verordening. Zie hiervoor ook de parlementaire geschiedenis.
Tweede lid: De aanwijzing van andere inzamelaars
De nieuwe, bredere grondslag van de afvalstoffenverordening ten aanzien van huishoudelijk afval is vastgelegd in artikel 10.24, tweede lid, onder b, Wm. Op basis hiervan kunnen regels worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Zoals de Memorie van Toelichting stelt, gaat het hierbij vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst.
Voorheen werd in de oude afvalstoffenverordening artikel 10.10 Wm (oud) zodanig geïnterpreteerd dat alleen de inzameldienst bij verordening diende te worden aangewezen en dat andere personen en instanties bij besluit van het college konden worden aangewezen. Het commentaar in de oude afvalstoffenverordening luidde hierover: “Wanneer al deze inzamelaars bij de verordening zouden moeten worden aangewezen, zou iedere keer wanneer zich een wijziging voordoet in het bestand van inzamelaars, de verordening moeten worden gewijzigd door middel van een besluit van de gemeenteraad. Het lijkt gerechtvaardigd artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm zo te interpreteren dat de verplichting om een inzameldienst aan te wijzen alleen geldt voor de integraal ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen. Voor de inzameling van de afzonderlijke componenten zou dan een bepaling kunnen worden opgenomen dat het college personen of instanties kan aanwijzen die hiermee belast worden.”
Naar aanleiding van deze interpretatie werd het tweede lid toegevoegd, op grond waarvan andere inzamelaars bij besluit van het college konden worden aangewezen. Op grond van artikel 10.24, tweede lid, onder b, Wm is deze interpretatie voortaan wettelijk verankerd.
Tweede lid:Detaillisten/reparatiebedrijven
De aanwijzing op grond van het tweede lid van dit artikel kan ook worden gebruikt om detaillisten die bijvoorbeeld batterijen van particulieren inzamelen, op hun verzoek aan te merken als inzamelpunt. Zij hoeven dan niet te beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 11. In het kader van de aanwijzing als inzamelpunt kunnen nadere afspraken worden gemaakt met de inzamelende persoon of instantie over bijvoorbeeld de wijze van inzameling, opslag en de afgifte aan de gemeente, monitoring, etc.
Indien detaillisten en/of reparatiebedrijven in een amvb zijn aangewezen als inzamelende instantie is de gemeente niet bevoegd daarover nadere regels te stellen. Dit betekent dat detaillisten en/of reparatiebedrijven geen vergunning of aanwijzing van de gemeente nodig hebben om huishoudelijke apparaten in te nemen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het Besluit beheer wit- en bruingoed (voorheen het Besluit verwijdering wit- en bruingoed).
Mogelijke inzamelaars
Onderscheid kan worden gemaakt tussen de volgende inzamelaars.
De inzameldienst, die op grond van het eerste lid wordt aangewezen door het college, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.
Andere inzamelaars, die op grond van het tweede lid worden aangewezen door het college, belast met de afzonderlijke inzameling van categorieën huishoudelijke afvalstoffen.
Houders van een inzamelvergunning op grond van artikel 11 van deze verordening, belast met de afzonderlijke inzameling van categorieën huishoudelijke afvalstoffen. Zie hiervoor artikel 11.
Tweede lid:Verzelfstandigde reinigingsdienst
Gemeenten die hun inzameltaken hebben overgedragen aan een verzelfstandigde reinigingsdienst, worden aangeraden om deze taken in hun geheel over te dragen aan deze dienst (via het eerste lid van artikel 7) en geen gebruik te maken van de aanwijzingsmogelijkheid op basis van het tweede lid van artikel 7. Zie voor meer informatie over de verzelfstandigde reinigingsdiensten de VNG-ledenbrief ‘Verzelfstandiging van gemeentelijke organisatieonderdelen’ van 24 juli 1996, lbr.nr. 96/166, FEZ/604822.
Europese aanbesteding
Wanneer een gemeentelijke overheid een opdracht te vergeven heeft, kan zij in aanraking komen met aanbestedingsregelgeving (zowel Europees als nationaal). Aanbesteden betreft een vorm van inkopen. De Europese aanbestedingsrichtlijnen zijn onder andere opgesteld om binnen de Europese Unie en ten behoeve van het totstandkomen van een interne markt, de vrije, eerlijke concurrentie te stimuleren. Daarnaast zou een goede toepassing van de richtlijnen opdrachtgevers moeten brengen tot een professioneler inkoopproces, waarbij integriteit van het bestuur, transparantie en het verkrijgen van het beste product tegen de voordeligste prijs (besparingen én efficiëntie derhalve) hoog in het vaandel staan. In de praktijk betekent toepassing van de richtlijnen, dat - voordat gemeenten contracten sluiten voor de uitvoering van (bouw)werken, voor leveringen of voor dienstverlening aan de gemeente - moet worden bekeken of de desbetreffende opdracht volgens een Europese procedure aanbesteed dient te worden.
De Europese aanbestedingsregels kunnen bij het inzamelen van afval in een gemeente van toepassing zijn op de aanschaf van middelen zoals (ondergrondse) afvalcontainers, inzamelvoertuigen en minicontainers. Ook het uitbesteden van de inzameldienst dient in vrijwel alle gevallen Europees te gebeuren.
Meer informatie over Europese en nationale aanbesteding kan worden gevonden op www.vngnet.nl, beleidsveld Wonen en economie.
Commentaar artikel 8
(Voormalig artikel 4.2.2.2 model-APV)
Eerste lid: Landelijk afvalbeheersplan
Het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 Beleidskader de volgende door de consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton, glas, textiel, wit- en bruingoed, klein chemisch afval, en componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw- en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout).
Bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening dient rekening te worden gehouden met het LAP. In de opsomming in het eerste lid van dit artikel is daarom aangesloten bij het LAP.
Eerste lid: Provinciale milieuverordening
Gemeenten kunnen daarnaast op basis van de provinciale milieuverordening worden verplicht om bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk in te zamelen en daarover regels op te nemen in de verordening. In de model-PMV van het IPO betreft dit de categorieën oud papier en karton, glas, textiel en wit- en bruingoed. In lid 1 genoemde categorieën komen overeen met de model-PMV. De PMV´s worden op termijn vervangen door Algemene Maatregelen van Bestuur.
Eerste lid: GFT-afval
Artikel 10.21 tweede lid, Wm verplicht gemeenten in ieder geval tot de afzonderlijke inzameling van groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval). Het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) gaat er in ieder geval van uit dat GFT-afval apart wordt ingezameld. Ook het ministerie van VROM houdt vast aan een verplichte GFT-inzameling.
Desondanks is afwijking van deze verplichting mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder c, Wm kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. In dit geval is de inspraakverordening van toepassing en stelt het college de inspecteur op de hoogte van het voornemen. Zie over dit onderwerp ook de VNG-ledenbrief van 3 april 2003 (Lbr. 03/43).
Eerste lid: Besluit beheer wit- en bruingoed
Ten slotte verplicht het Besluit beheer wit- en bruingoed (voorheen het Besluit verwijdering wit- en bruingoed) gemeenten tot de gescheiden inzameling van wit- en bruingoed, afkomstig van huishoudens. Voor groot wit- en bruingoed geldt de inzamelplicht vanaf 1 januari 1999, voor klein wit- en bruingoed per 1 januari 2000. Het besluit heeft een bijlage waarin categorieën van producten zijn aangewezen. In de Regeling aanwijzing producten wit- en bruingoed van 16 mei 1998 worden deze categorieën omschreven en het onderscheid tussen groot en klein wit- en bruingoed aangegeven.
Eerste lid: Aanvulling lijst met andere categorieën
De lijst genoemd in artikel 8 kan naar behoefte met andere categorieën worden uitgebreid. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 10.21, derde lid, Wm, waarin gesteld wordt dat de raad kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld , kunststof, ijzer of autobanden.
Eerste lid: Afstemming met artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
In artikel 14 is een verbod opgenomen om opgesomde categorieën anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden. Afstemming van artikel 8 met artikel 14 is gewenst.
Eerste lid: Uitspraak Raad van State over textiel
Textiel is een afvalstof in de zin van artikel 1.1, eerste lid, Wm. Dit blijkt uit een uitspraak (voorlopige voorziening) van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS 28-01-2003, 200206958/1).
Het Intergemeentelijk Orgaan Rivierenland (IOR) had een inzamelvergunning voor textiel verleend aan een charitatieve instelling. Het bestuur van het IOR besloot uit oogpunt van doelmatigheid de inzameling van textiel zelf ter hand te nemen en de samenwerking met de charitatieve instelling te beëindigen. In een spoedprocedure bij de Raad van State werd door de instelling betoogd dat er geen sprake was van een afvalstof, omdat het textiel met het oogmerk op hergebruik werd ingeleverd en ingezameld.
De Raad van State oordeelde echter anders. Het ingezamelde textiel (draagbare en niet-draagbare kleding, lakens, dekens, grote lappen stof en gordijnen) is aan te merken als een huishoudelijke afvalstof, omdat de aangeboden kleding kennelijk ongesorteerd wordt aangeboden en daarom nog een sorteerbewerking moet ondergaan. Een deel van de ingezamelde textiel kan namelijk gebruikt worden overeenkomstig de oorspronkelijke bestemming, een deel is slechts geschikt voor een ander gebruik en een deel is onbruikbaar.
De Raad van State verwijst ook naar een uitspraak van het Hof van Justitie, waarin werd geoordeeld dat het toepassingsgebied van het begrip afvalstof afhangt van de term “zich ontdoen van”. In de genoemde feiten ligt volgens de Raad van State een aanwijzing besloten dat de huishoudens zich van het textiel hebben willen ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen. De inzameling is daarom primair een verantwoordelijkheid van de lokale gemeente.
Voor de afvalstoffenverordening heeft de uitspraak van de Raad van State de volgende consequentie. Het is niet aannemelijk is dat een burger zijn textiel gesorteerd kan aanbieden. Immers deze kan niet weten voor welke bestemming hij bijvoorbeeld lappen of kleren aanbiedt (hergebruik, poetslap of onbruikbaar). Een sorteerbewerking lijkt hierdoor altijd noodzakelijk. Gesteld kan worden dat de gemeente op grond van artikel 10.22 Wm een zorgplicht heeft voor de inzameling van textiel. Dat betekent overigens niet dat de gemeente deze inzameling zelf ter hand moet nemen. De gemeente kan op grond van artikel 7, tweede lid, van deze afvalstoffenverordening besluiten andere inzamelaars aanwijzen die met de inzameling van het textiel belast zijn. Ook kan het college op grond van artikel 11 van deze afvalstoffenverordening besluiten een inzamelvergunning te verlenen.
Benadrukt moet worden dat de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een voorlopige voorziening is en dat in een bodemprocedure anders kan worden bepaald.
Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid
In het tweede lid van deze bepaling is bepaald dat het college een omschrijving kan vaststellen voor categorieën huishoudelijke afvalstoffen. Voor oud papier en karton, glas en textiel kunnen bijvoorbeeld de volgende omschrijvingen worden gehanteerd:
- oud papier en karton: droog en schoon oud papier en karton;
- glas: eenmalige glasverpakkingen;
- textiel: kleding en huishoudtextiel, zoals lakens, dekens, handdoeken en dergelijke, schoeisel, grote lappen stof en gordijnen.
Een bredere omschrijving is mogelijk.
Het vastleggen van een omschrijving van de verschillende categorieën huishoudelijke afvalstoffen is van belang om te kunnen ingrijpen bij vervuiling van de fracties vanwege verkeerd aanbiedgedrag. Een te zeer vervuilde fractie kan leiden tot kostentoerekening voor de verwijdering door de be- of verwerker aan de gemeente, en in het uiterste geval tot weigering van de ingezamelde fractie.
Het verdient in dat verband aanbeveling om in het collegebesluit ook een ‘welles-nietes’-lijst op te nemen, waarin is aangegeven welke componenten de betreffende afvalcategorie omvat en welke daartoe juist niet behoren (zie bijvoorbeeld de welles-nietes-lijsten in de VNG-handreiking Gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen en in het gft-boekje van het Afval Overleg Orgaan). De lijst kan worden aangepast aan lokale eisen (wel of geen kattenbakvulling met milieukeur bij het gft-afval?).
Commentaar artikel 9
(Voormalig artikel 4.2.2.3 model-APV)
Eerste lid
In artikel 9 worden de niveaus van inzameling aangegeven. Hiermee wordt recht gedaan aan de vervaging van het onderscheid tussen huis-aan-huisinzameling en inzameling via brengvoorzieningen op verschillende niveaus.
Eerste lid, onder a: Inzameling bij elk perceel(haalsysteem)
Op grond van artikel 10.21, eerste lid, Wm is de gemeente verplicht tot het wekelijks inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld.
De raad kan overigens afwijken van de wekelijkse inzamelfrequentie (zie het commentaar op artikel 10 van deze verordening).
De inzameling bij elk perceel is individueel en vindt plaats bij elke woning via een haalsysteem. De bewoners maken gebruik van individuele inzamelmiddelen, zoals vuilniszakken of minicontainers.
Eerste lid, onder a: Inzameling bij hoogbouw
Voor het bewaren en aanbieden van huishoudelijk afval kan van gemeentewege eventueel een bewaar- of inzamelmiddel worden verstrekt. De inzamelmiddelen worden buitengezet op de dag van inzameling. Bij hoogbouw kunnen inpandige inzamelvoorzieningen worden getroffen, zoals stortkokers of containers. Benadrukt moet worden dat een of meer inzamelcontainers bij één flat, moet worden gezien als inzameling bij elk perceel. Zie ook voor inpandige inzamelvoorzieningen ook het commentaar op artikel 16.
Eerste lid, onder b: Inzameling nabij elk perceel(brengsysteem)
In afwijking van artikel 10.21 Wm kan de raad op grond van artikel 10.26 eerste lid, onder b, Wm bij verordening besluiten dat - in plaats van bij elk perceel - nabij elk perceel wordt ingezameld. Gemeenten moeten daarbij wel voldoen aan randvoorwaarden die zijn opgenomen in de ‘Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel’. Deze regeling is in november 1998 in werking getreden (zie ook artikel 10.26, vierde lid, Wm).
Indien de raad besluit tot de inzameling nabij elk perceel, is hij verplicht om de inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26, tweede lid, Wm). Daarnaast is het college verplicht om de inspecteur op de hoogte te stellen van het voornemen tot dit besluit (zie artikel 10.26, derde lid, Wm).
Voor de inzameling nabij elk perceel wordt gebruik gemaakt van collectieve inzamelmiddelen, brengsystemen waar een groep huishoudens gezamenlijk gebruik van maakt. Huishoudelijk afval wordt dus niet bij elk perceel - bij elke woning - opgehaald, maar vanaf een centraal punt bij voor meerdere huishoudens gezamenlijk. De huishoudens beschikken over individuele bewaarmiddelen en moeten deze brengen naar de plaats waar het collectieve inzamelmiddel staat opgesteld.
Inzameling nabij elk perceel: clusterplaatsen en inzamelvoorzieningen
Inzameling nabij elk perceel kan op de volgende manieren plaatsvinden, via clusterplaatsen en via inzamelcontainers nabij elk perceel.
Een inzamelcontainer kan boven- of ondergronds zijn.
Een clusterplaats is een plaats waar de burger het inzamelmiddel op de dag van ophalen naar toe brengt. Voorbeelden van clusterplaatsen zijn: een parkje, een pleintje, een parkeerplaats waar op de dag van inzameling niet mag worden geparkeerd of een centrale plaats op de stoep.
Voor beide vormen van collectieve inzameling geldt dat de inzameling laagdrempelig moet zijn.
Voor de clusterplaats geldt dat dit het geval is als de afstand tussen perceel en clusterplaats niet meer is dan 75 meter, waarbij de raad in bijzondere gevallen maximaal 125 meter kan toestaan.
Voor de inzamelvoorzieningen geldt hetzelfde, echter aangevuld met een aantal extra eisen. Deze eisen zijn: de inzamelvoorziening is voor een ieder goed bereikbaar en toegankelijk, de afvalstoffen kunnen eenvoudig worden achtergelaten en er wordt tussen clusterplaatsen en overige inzamelwijzen nabij elk perceel (de zogenaamde inzamelvoorzieningen gelegenheid gegeven om ten minste 12 aaneengesloten uren per week huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden.
Handreiking inzamelen bij/nabij elk perceel
Naar aanleiding van deze regeling heeft de VNG de ‘Handreiking inzamelen bij/nabij elk perceel’ opgesteld, die in 1999 verschenen is (ISBN 90 322 7344 2). Deze handreiking gaat in op de keuze tussen bij en nabij elk perceel inzamelen en beoogt het bieden van een afwegingskader van alle lokale belangen. Uitgegaan wordt van een gelijkwaardigheid van beide inzamelwijzen.
Eerste lid, onder c: Inzamelvoorziening op wijkniveau
Gedacht kan worden aan zogenaamde wijkcontainers waar de burger bijvoorbeeld glas en oud papier en karton naar toe brengt.
Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid
Het college kan voor iedere gebruiker van een perceel per categorie huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen via welk(e) inzamelmiddel of -voorziening wordt ingezameld. De inzamelmiddelen kunnen van gemeentewege worden verstrekt of geplaatst, of moeten door de burger zelf worden aangeschaft.
Bij dit uitvoeringsbesluit kan worden gedacht aan een overzicht van de gemeente, waarop is aangegeven waar ingezameld wordt via inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel, dan wel via inzamelvoorzieningen voor een groep gebruikers van percelen.
Wat betreft de inzamelvoorzieningen op wijkniveau (zoals glasbakken) en de brengdepots kan eventueel worden volstaan met het aanwijzen van de categorie van huishoudelijk afval waarvoor de voorziening is bestemd (dit kan bijvoorbeeld door het aanbrengen van een pictogram op de container). Het opstellen van een dergelijk overzicht is bewerkelijker naarmate de variatie in inzamelmiddelen en -voorzieningen tussen gebruikers groter is.
In de artikelen 15 tot en met 18 wordt naar artikel 9, tweede lid, terugverwezen. Specifieke aanwijzing van de groep gebruikers van percelen die hun afvalstoffen via een bepaalde inzamelvoorziening mogen (of moeten) aanbieden, kan van belang zijn om tegen te gaan dat ook inwoners uit andere delen van de gemeente gebruik maken van de inzamelvoorziening, met als gevolg bijvoorbeeld een (vroegtijdig) overvolle container.
Het aanwijzen van een groep gebruikers is noodzakelijk indien de afvalstoffenheffing binnen de gemeente wordt gedifferentieerd naar het aanbod van afval.
Commentaar artikel 10
(Voormalig artikel 4.2.2.4 model-APV)
Wekelijkse inzamelfrequentie
De gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval en groente-, fruit- en tuinafval bij elk perceel is op grond van artikel 10.21, eerste lid, respectievelijk tweede lid, Wm gesteld op tenminste eenmaal per week. Artikel 10.21, eerste lid, Wm bepaalt dat de gemeente, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, er voor zorg draagt dat tenminste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld.
De wekelijkse inzamelplicht bij elk perceel geldt uitdrukkelijk niet voor grove huishoudelijke afvalstoffen (zie ook artikel 10.21, eerste lid, Wm). Wel geldt voor deze categorie huishoudelijke afvalstoffen op grond van artikel 10.22, eerste lid, onder a en b, Wm een zorgplicht.
Eerste lid
Het eerste lid is een uitwerking van artikel 10.26, eerste lid, onder b, Wm, dat de mogelijkheid biedt om af te wijken van de wekelijkse inzamelfrequentie van huishoudelijk afval en groente-, fruit- en tuinafval.
Huishoudelijke afvalstoffen mogen - in het belang van een doelmatig beheer - worden ingezameld met een bij de verordening aangegeven regelmaat.
In dit lid is vastgelegd met welke frequentie de huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel worden ingezameld. Dit kan gebeuren door in het eerste lid van artikel 10 een andere inzamelfrequentie bij elk perceel (bijvoorbeeld eenmaal per twee weken) vast te leggen.
Indien de raad besluit tot afwijking van de wekelijkse inzamelfrequentie, is de raad verplicht om de inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26, tweede lid, Wm). Daarnaast is het college verplicht om de inspecteur op de hoogte te stellen van het voornemen tot dit besluit (zie artikel 10.26, derde lid, Wm).
Tweede lid
Het tweede lid is een uitwerking van artikel 10.26, eerste lid, onder a, Wm, dat de mogelijkheid biedt om - in het belang van een doelmatig beheer - huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel in te zamelen. Zie voor een uitgebreide toelichting voor de inzameling nabij elk perceel het commentaar onder artikel 9.
Op grond van het tweede lid wordt de frequentie van inzameling van huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel geregeld. Dit is vooral van belang voor de zogenaamde clusterplaatsen.
Derde lid
Het derde lid kan worden gebruikt om een afwijking van de inzamelfrequentie in een deel van de gemeente vast te leggen.
Vierde lid
Het vierde lid regelt het niet bij elk perceel inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen in een deel van de gemeente. De basis hiervoor wordt gevonden in artikel 10.26, eerste lid, onder c, Wm. De raad kan namelijk, in afwijking van 10.21 Wm, bepalen dat - in het belang van een doelmatig beheer - in een gedeelte van het grondgebied van de gemeente geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. Bij ‘een deel van de gemeente’ kan gedacht worden aan het aanwijzen van bepaalde wijken, maar ook aan bepaalde bebouwingstypen.
Indien de raad besluit tot het niet bij elk perceel inzamelen is zij verplicht om de inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26, tweede lid, Wm). Daarnaast is het college verplicht om de inspecteur op de hoogte te stellen van het voornemen tot dit besluit (zie artikel 10.26, derde lid, Wm).
Vijfde tot en met achtste lid
Het vijfde tot en met het achtste lid regelt hetzelfde als het eerste tot en met het vierde lid, maar dan voor groente-, fruit- en tuinafval.
Negende lid
Het college kan op basis van het negende lid de frequentie van inzameling bij elk perceel bepalen van andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen dan huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval. Dit artikel heeft alleen betrekking op de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk bij elk perceel worden ingezameld en is beperkt tot het regelen van de frequentie van inzamelen.
De dagen en tijden waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden, kunnen worden geregeld op basis van artikel 20 van deze verordening.
Verplichting gemeente bij afwijking van de inzamelfrequentie genoemd in artikel 10.21 Wm
Indien de gemeente op grond van artikel 10.26 onder a, b en c, Wm bij verordening afwijkt van de inzamelfrequentie genoemd in artikel 10.21 Wm, is zij op grond van artikel 10.27 Wm verplicht om op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid te bieden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.
Commentaar artikel 11
(Voormalig artikel 4.2.2.5 model-APV)
De inzamelvergunning
Gemeenten zijn belast met de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben daarmee ook het recht om te bepalen dat het verboden is aan andere dan de door het college aangewezen inzameldienst en instanties om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, tenzij zij daartoe beschikken over een vergunning van het college. Op basis van artikel 4 van deze verordening kunnen aan de vergunning voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van de bescherming van het milieu.
De Memorie van Toelichting zegt dat op basis van artikel 10.24, derde lid, Wm regels kunnen worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Hierbij gaat het vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst, bijvoorbeeld de inzameling van oude kleding door charitatieve instellingen. Deze regels kunnen een vergunningstelsel voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door anderen inhouden, behoudens voorzover daarin is voorzien in een amvb op grond van artikel 10.17.
Derde lid
In dit kader is de brede omschrijving die in artikel 1 is gegeven van het begrip inzamelen van belang. Ook het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in de winkel (bijvoorbeeld batterijen, tl-lampen, huishoudelijke apparaten) valt hieronder. Wanneer de gemeente deze serviceverlening op prijs stelt en hiervoor geen vergunning wil vereisen, kunnen de betreffende winkels op grond van artikel 7, tweede lid, door het college worden aangewezen als inzamelende persoon of instantie.
Vierde lid
Het vierde lid is nodig omdat het inzamelverbod behoudens vergunning niet mag gelden voor personen of instanties die bij amvb in het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen. Gemeenten kunnen in deze gevallen geen vergunningplicht hanteren (zie het commentaar bij artikel 7).
Commentaar artikel 12
(Voormalig artikel 4.2.3.1 model-APV)
Eerste lid
Burgers mogen hun afvalstoffen alleen aanbieden aan de krachtens in het eerste lid van artikel 7 aangewezen inzameldienst, andere inzamelaars die zijn aangewezen krachtens het tweede lid van artikel 7 en houders van een inzamelvergunning.
Tweede lid
Het tweede lid is nodig, omdat het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is indien sprake is van een inzamelplicht die personen of instanties hebben gekregen bij amvb in het kader van producentenverantwoordelijkheid (zie het commentaar bij de artikelen 7 en 11). In dit geval mag de burger zijn huishoudelijke afvalstoffen, zoals bijvoorbeeld wit- en bruingoed, ook aan deze personen of instanties aanbieden.
Commentaar artikel 13
(Voormalig artikel 4.2.3.2 model-APV)
Eerste lid
Dit artikel bepaalt dat alleen diegenen die binnen de gemeente afvalstoffenheffing betalen, huishoudelijke afvalstoffen mogen aanbieden aan de inzameldienst. Achtergrond van dit artikel is de toename in het illegaal aanbieden van afvalstoffen door inwoners van andere gemeenten (afvaltoerisme) of door bedrijven van binnen en buiten de eigen gemeente, die op deze manier de kosten van de verwijdering van hun afvalstoffen willen ontlopen.
Een aantal gemeenten heeft een apart artikel in hun afvalstoffenverordening opgenomen om afvaltoerisme tegen te gaan. Deze zou als volgt kunnen luiden.
“Het is aan personen, die geen woon- of verblijfplaats in de gemeente ... hebben, verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden of achter te laten.”
De keuze voor de formulering ‘anderen dan de gebruikers van ...’ is gekoppeld aan de Verordening reinigingsrechten. Overigens is het natuurlijk niet de bedoeling om te verbieden dat degene die de heffing betaalt zijn afvalstoffen door iemand anders laat aanbieden namens hem.
Tweede lid
Het tweede lid is toegevoegd omdat het wenselijk kan zijn om ook te reguleren wat mag worden aangeboden aan een houder van een inzamelvergunning. Dit kan bijvoorbeeld van belang zijn in verband met afspraken in het kader van producentenverantwoordelijkheid, waarbij de afnamegarantie ‘ten minste om niet’ voor onder andere oud papier en karton alleen geldt voor papier en karton ingezameld bij huishoudens (dus niet bij bedrijven).
Recreatiewoningen
Geldt er een zorgplicht voor de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen bij recreatiewoningen? Er zijn twee situaties mogelijk.
In de eerste plaats kan een recreatiewoning deel uitmaken van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Er is sprake van een inrichting zodra er een technische, organisatorische of functionele samenhang is. Dit is bijvoorbeeld zo wanneer het gaat om een recreatiepark of als er voor de recreatiewoningen veel gezamenlijk is geregeld. Bij recreatiewoningen die vaak worden verhuurd is gauw sprake van een organisatorische samenhang. Indien er gezamenlijke technische voorzieningen zijn (bijvoorbeeld gastanks of warmwatervoorzieningen) is er ook al gauw sprake van een inrichting. Vrijkomend afval moet dan worden gezien als bedrijfsafval. De verantwoordelijkheid voor de verwijdering van bedrijfsafval ligt in dat geval bij de houder van de inrichting. De regels die hiervoor gelden, staan in Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen.
Maken de recreatiewoningen geen onderdeel uit van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, dan is het vrijkomende afval huishoudelijk afval.Van belang is vervolgens de vraag of er op het perceel geregeld huishoudelijke afvalstoffen vrijkomen. Artikel 10.22, eerste lid, Wm verklaart de zorgplicht van de gemeente namelijk van toepassing indien er op een perceel geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Daartegenover staat dat de gemeente in dat geval ook een afvalstoffenheffing kan heffen. Omgekeerd geldt ook hetzelfde. Ontstaan er op een perceel niet geregeld huishoudelijke afvalstoffen, dan geldt de zorgplicht van de gemeente niet en kan eveneens geen afvalstoffenheffing worden geheven.
In sommige gevallen kan de inzameling van huishoudelijk afval niet doelmatig zijn, bijvoorbeeld wanneer de recreatiewoningen vrijwel onbereikbaar zijn). In dat geval kan de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder b en c, Wm beslissen dat op een deel van het grondgebied niet of met een andere regelmaat wordt ingezameld (zie ook artikel 10.26, tweede en derde lid, Wm en artikel 10.27 Wm). Zie hiervoor ook artikel 10.
Commentaar artikel 14
(Voormalig artikel 4.2.3.3 model-APV)
Landelijk afvalbeheersplan
Het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 Beleidskader de volgende door de consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton, glas, textiel, wit- en bruingoed, klein chemisch afval, en componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw- en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout).
Bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening dient rekening te worden gehouden met het LAP. In de opsomming in het eerste lid van dit artikel is derhalve aangesloten bij het LAP.
GFT-afval
Afwijking van de wettelijke inzamelplicht van groente-, gruit- en tuinafval is mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder c, Wm kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. In dit geval is de inspraakverordening van toepassing en stelt het college de inspecteur op de hoogte van het voornemen. Zie over dit onderwerp ook de VNG-ledenbrief van 3 april 2003 (Lbr. 03/43). Zie ook het commentaar op artikel 8.
Afstemming met artikel 8 Afzonderlijke inzameling
In artikel 8 is een opsomming opgenomen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld. Artikel 14 houdt een verbod in voor de burger. Afstemming van artikel 8 met artikel 14 is gewenst. Ook wordt verwezen naar het commentaar op artikel 8 en wel de lijst met mogelijke uitbreidingen.
Ongeadresseerd reclamedrukwerk
Om het afzonderlijk ter inzameling aanbieden van oud papier te bevorderen, hebben een aantal gemeenten hierover een artikel in hun afvalstoffenverordening opgenomen.
“Het is verboden ongeadresseerd reclamedrukwerk te bezorgen of te laten bezorgen bij een woning, bedrijf of woonschip, indien de bewoner ervan of gebruiker ervan duidelijk kenbaar heeft gemaakt (op een door het college vastgestelde wijze) geen prijs te stellen op het ontvangen van ongeadresseerd reclamedrukwerk.”
Commentaar artikel 15
(Voormalig artikel 4.2.3.4 model-APV)
Bij inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel kan worden gedacht aan vaste inzamelmiddelen, zoals minicontainers, afvalemmers, kratjes, kca-boxen en dergelijke, maar ook aan huisvuilzakken of big bags waarin asbesthoudend afval moet worden verpakt.
Al dan niet van gemeentewege verstrekte inzamelmiddelen
De inzamelmiddelen kunnen al dan niet van gemeentewege worden verstrekt.
Het eerste lid betreft het verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via een aangewezen of van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel.
Het tweede lid betreft een verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via een niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel. De burger dient dit aangewezen inzamelmiddel zelf aan te schaffen.
Uitvoeringsbesluiten
Artikel 15 biedt tevens de basis tot het stellen van diverse regels die relevant zijn voor de bedoelde inzamelmiddelen. In het onderstaande wordt (niet uitputtend) aangegeven welke regels door het college kunnen worden gesteld.
Uitvoeringsbesluiten op grond van het derde lid
Plaats van aanbieden. Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel op de krachtens artikel 20 vastgestelde inzameldag langs de inzamelroute op de weg kan worden geplaatst, eventueel uit te breiden met nadere aanwijzingen voor een specifiek verzamelpunt voor het plaatsen van de inzamelmiddelen. Dit kan gebeuren vanuit oogpunt van verkeersveiligheid, maar bijvoorbeeld ook om redenen van doelmatige inzameling en arbeidsbelasting. In de Wet milieubeheer (‘inzameling nabij de percelen’) is hiervoor uitdrukkelijk de bevoegdheid gecreëerd.
Voorgeschreven kan worden dat bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (met name klein chemisch afval) niet op de weg mogen worden geplaatst, maar persoonlijk moeten worden aangeboden aan de inzamelaar.
Verder kan worden bepaald dat het inzamelmiddel zodanig op de weg moet worden geplaatst dat het voetgangers- en overige verkeer niet wordt gehinderd of in de doorgang wordt belemmerd en gevaar of schade wordt voorkomen.
Wijze van aanbieden. Gedacht kan worden aan de volgende regels:
- het inzamelmiddel dient goed gesloten te zijn;
- er mag geen sprake zijn van uitsteeksels, die kunnen leiden tot verwondingen of het scheuren van de huisvuilzak.
Uitvoeringsbesluit op grond van het vierde lid
Maximaal gewicht en maximaal aantal inzamelmiddelen per keer. Het maximaal toelaatbare gewicht zal onder meer samenhangen met de wijze van inzameling, de toelaatbare arbeidsbelasting van de huisvuilbeladers, het gebruikte inzamelvoertuig. Behalve een beperking aan het gewicht per inzamelmiddel kan ook een beperking worden opgelegd naar aantal inzamelmiddelen dat per keer mag worden aangeboden. Er kan op dit punt een koppeling worden gelegd met de tarieven in de belastingverordening. Overigens moet daarbij wel worden gelet op de handhaafbaarheid van de bepaling.
Uitvoeringsbesluit op grond van het vijfde lid
Voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt. Op grond van dit lid kan het college regels stellen over voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt. Gedacht kan worden aan de juridische basis van de verstrekking (bijvoorbeeld bruikleenovereenkomst), regels in geval van verhuizing van een gebruiker van een perceel, aansprakelijkheid voor de schade of verdwijning van het verstrekte inzamelmiddel).
Gebruik en reiniging van het verstrekte inzamelmiddel. Met betrekking tot het gebruik van vaste inzamelmiddelen kunnen bijvoorbeeld regels worden gesteld rond het aanbrengen van veranderingen aan de container. Dit kan in het bijzonder relevant zijn wanneer de gemeente ook met herkenningssystemen voor individuele containers werkt. Daarnaast kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een verbod op het deponeren van hete vloeistoffen in de container. Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel in het belang van de doelmatige verwijdering (voorkomen dat afval in de container blijft plakken) regelmatig wordt gereinigd. De burger kan dit eventueel uitbesteden, maar blijft zelf verantwoordelijk voor de naleving van de regels gesteld krachtens de verordening.
Uitvoeringsbesluit op grond van het zesde lid
Eisen aan het inzamelmiddel. Wanneer het inzamelmiddel niet door de gemeente wordt verstrekt, kan worden vereist dat het inzamelmiddel aan bepaalde normen voldoet (bijvoorbeeld de NEN-norm voor huisvuilzakken). Ook kan via deze bepaling worden geregeld dat alleen huisvuilzakken met een gepatenteerde gemeentelijke opdruk mogen worden gebruikt indien wordt gewerkt met een systeem van dure zakken als vorm van tariefdifferentiatie. Voor bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (bijvoorbeeld asbest) kunnen specifieke eisen aan het inzamelmiddel worden gesteld.
Achtste lid
De bepaling dat anderen dan de gebruiker van een perceel geen afvalstoffen via het individuele inzamelmiddel mogen aanbieden is vooral van belang in gemeenten waar het tarief van de afvalstoffenheffing wordt gedifferentieerd op basis van de hoeveelheid aangeboden afval (DIFTAR). Overigens is hier natuurlijk niet bedoeld te verbieden dat iemand anders - bijvoorbeeld een gezinslid, of de buurman - namens de gebruiker van het perceel (dit is degene die de afvalstoffenheffing betaalt) het inzamelmiddel buiten zet.
Commentaar artikel 16
(Voormalig artikel 4.2.3.5 model-APV)
Artikel 16 betreft inzamelvoorzieningen nabij de percelen voor huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval.
Uitvoeringsbesluit op grond van het derde lid
Regels die door het college kunnen worden gesteld ten aanzien van inzamelcontainers omtrent de wijze van aanbieding zijn bijvoorbeeld:
- de afvalstoffen dienen in een goed gesloten zak in de verzamelcontainer te worden gedeponeerd;
- de verzamelcontainer dient na gebruik goed te worden gesloten;
- het is verboden afvalstoffen naast de verzamelcontainer te plaatsen
- het al dan niet mogen gebruiken van zakken voor groente-, fruit- en tuinafval.
Inpandige inzamelvoorzieningen
In hoogbouw kan een inpandige inzamelvoorziening aanwezig zijn als bewaarmiddel voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen voor meerdere huishoudens. Indien daartoe behoefte bestaat, kan er een extra artikel in de afvalstoffenverordening worden opgenomen.
“Het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in een inpandige inzamelvoorziening.
Het college kan regels stellen over het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in een inpandige inzamelvoorziening.”
Gedacht kan worden aan regels over dagen en tijden, de wijze van aanbieden en het afsluiten van de inpandige inzamelvoorziening.
Commentaar artikel 17
(Voormalig artikel 4.2.3.6 model-APV)
Bij inzamelvoorzieningen op wijkniveau kan in de eerste plaats worden gedacht aan glasbakken, textielbakken, en dergelijke. Dit zijn permanent aanwezige voorzieningen. De voorzieningen op wijkniveau kunnen ook mobiel of niet permanent aanwezig zijn. Voorbeelden van dergelijke mobiele voorzieningen zijn de chemokar en ‘afvaleilanden’ die gedurende een bepaalde periode in de wijk aanwezig zijn. Het gebruik van de wijkvoorzieningen is niet beperkt tot de gebruikers van een bepaalde groep percelen. Volgens de model-PMV kan de gemeente in het belang van de doelmatige verwijdering van kca, glas, oud papier en karton en textiel bepalen dat dit afval dient te worden gebracht naar een door de gemeente aangewezen plaats.
Commentaar artikel 18
(Voormalig artikel 4.2.3.7 model-APV)
Brengdepot
Met de term ‘brengdepots’ wordt gedoeld op bemande voorzieningen op lokaal of regionaal niveau waar meerdere afvalcomponenten heen kunnen worden gebracht. Wanneer het een brengdepot op regionaal niveau betreft, zal de vaststelling van de wijze waarop afvalstoffen bij het depot kunnen worden aangeboden, vaak overgedragen zijn aan het bestuur van de regio. De bepaling in het derde lid van dit artikel zal daarop moeten worden aangepast.
Wettelijke plicht brengdepots in een aantal gevallen
Op grond van artikel 10.27 Wm is een gemeente in een aantal gevallen verplicht om op tenminste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente (of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt) een brengdepot te realiseren.
Het gaat om de gevallen waarin de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder a, b en c, Wm afwijkt van artikel 10.21 Wm: inzameling nabij elk perceel, inzameling met een bij verordening aangegeven regelmaat en uitsluiting van inzameling op een deel van het grondgebied van de gemeente.
Commentaar artikel 19
(Voormalig artikel 4.2.3.8 model-APV)
Uitvoeringsbesluit op grond van het eerste lid
De mogelijkheid om huishoudelijke afvalstoffen te kunnen aanbieden zonder inzamelmiddel of -voorziening (bij het perceel of op een ander inzamelniveau) is vooral van belang voor grof huisvuil of grof tuinafval.
Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid
Ten aanzien van die componenten kan bepaald worden dat deze bijvoorbeeld gebundeld dienen te worden aangeboden. Ook kan worden gedacht aan de inzameling van oud papier en karton, gebundeld of in kartonnen dozen.
Uitvoeringsbesluit op grond van het derde lid
Op grond van het derde lid kunnen regels gesteld worden over het volume, gewicht of afmetingen.
Commentaar artikel 20
(Voormalig artikel 4.2.3.9 model-APV)
Uitvoeringsbesluit op grond van het eerste lid
Bij het vaststellen van de dagen en tijden kan in het besluit van het college een onderscheid worden gemaakt naar de verschillende niveaus van inzameling en de daarbij gehanteerde inzamelmiddelen en -voorzieningen. Voor de inzameling via een inzamelroute bij de percelen kan worden gedacht aan de volgende regels:
- plaatsing op de weg mag niet geschieden vóór … uur op de vastgestelde inzameldag of de dag voorafgaande aan de vastgestelde inzameldag;
- bij vaste inzamelmiddelen: het inzamelmiddel dient zo spoedig mogelijk na lediging, doch uiterlijk voor ... uur op de vastgestelde inzameldag, van de weg te zijn verwijderd;
Bepaald kan ook worden dat inzameling bij het perceel op afroep plaatsvindt. Afvalstoffen kunnen dan worden aangeboden op de dag die, na de melding van de burger dat hij bepaalde afvalstoffen ter inzameling wil aanbieden, wordt aangewezen (niet voor ... uur op de vastgestelde inzameldag).
Met betrekking tot verzamel- en wijkcontainers kan worden bepaald dat de burger zijn afvalstoffen niet mag aanbieden tussen ... en ... uur.
Ten slotte kunnen op basis van dit artikel de openingstijden van brengdepots worden vastgelegd. Wanneer dit een regionaal depot betreft en de vaststelling van de openingstijden is overgedragen aan het bestuur van de regio, dient dat in dit artikel tot uitdrukking te komen.
Commentaar artikel 21
(Voormalig artikel 4.2.3.10 model-APV)
Dit artikel biedt de grondslag voor een door het college vast te stellen calamiteitenregeling. Een dergelijke (eventueel tijdelijke) regeling zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn in geval van stakingen, etc.
Ook kan worden gedacht aan een regeling voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij wegopbrekingen.
Commentaar artikel 22
(Voormalig artikel 4.2.4.2 model-APV)
De inzameldienst kan naast huishoudelijke afvalstoffen bijvoorbeeld ook bedrijfsafvalstoffen (of een bepaalde categorie van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Gedacht kan worden aan afval uit de kantoren/winkels/dienstensector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval).
De gemeente heeft op dit punt geen zorgplicht en kan niet bepalen wie er binnen de gemeente al dan niet mogen inzamelen zoals dat bij huishoudelijke afvalstoffen het geval is.
Commentaar artikel 23
(Voormalig artikel 4.2.4.3 model-APV)
Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen, voor zover artikel 18 daartoe de mogelijkheid biedt, hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst. Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling dienen te worden aangeboden.
Commentaar artikel 24
(Alternatief voor artikel 4.2.4.1 model-APV)
Inzameling bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 (lees: Wm) voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.”
Eerste lid
De Wet milieubeheer geeft de gemeente uitdrukkelijk de bevoegdheid om regels te stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Dit artikel is de uitwerking hiervan. Het college kan in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen omtrent bijvoorbeeld de dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.
Vergunningstelsel inzameling bedrijfsafvalstoffen niet meer mogelijk
In artikel 4.2.4.1 model-APV (oud) was, indien er specifiek lokale belangen in het geding waren, de mogelijkheid opgenomen voor een gemeentelijk vergunningenstelsel voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen. Het betrof onder andere de overlast in een (historisch) centrum of de verkeersveiligheid. De memorie van toelichting is hier over duidelijk. De gemeente mag geen vergunningstelsel hanteren voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen. Artikel 4.2.4.1 model-APV (oud) keert daarom niet terug in de afvalstoffenverordening.
Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid
Op grond van het tweede lid kan het college in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen over bijvoorbeeld dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop de bedrijfsafvalstoffen worden aangeboden.
Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard gelden deze regels voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.
Afbakening met artikel 22 en 23
Op grond van de artikelen 22 en 23 kunnen regels worden gesteld over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst. Artikel 24 betreft het stellen van regels over het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.
Commentaar artikel 25
(Voormalig artikel 4.4.1 model-APV)
Dit artikel heeft een primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voorzover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Zie voor illegale dumpingen ook het commentaar op artikel 1.
Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit van toepassing is.
Met opzet worden in het eerste lid ook de termen “stof” en “voorwerp” gebruikt en niet alleen de term “afvalstof” , omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn.
Nieuwe wettelijke grondslag
Dit artikel is grotendeels overgenomen van artikel 4.4.1 model-APV. Dit artikel was gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25, onder a, Wm wordt echter de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet, maar voortaan op artikel 10.25, onder a, Wm.
Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld.”
Commentaar artikel 26
(Voormalig artikel 4.4.1, eerste lid, onder b, model-APV)
Straatafval
In artikel 1 van deze verordening wordt een definitie gegeven van straatafval: “huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel”.
Bij het begrip straatafval gaat het in feite om afval ‘dat onderweg ontstaat’, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor je de burger (in dit geval ook toeristen) de mogelijkheid wilt bieden om zich ter plekke ervan te ontdoen (voorzover van zeer beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd.
In de definitie van straatafval wordt uitdrukkelijk gesproken over “buiten een perceel ontstaan”. Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen).
Commentaar artikel 27
(Voormalig artikel 4.4.7 model-APV)
Nieuwe wettelijke grondslag
Dit artikel stond voorheen in de model-APV (artikel 4.4.7) en was gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer wordt echter in artikel 10.25, onder a, Wm de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet, maar voortaan op artikel 10.25, onder a, Wm
Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging. Ook een verbod om ter inzameling gereed gezet afval te doorzoeken ( “morgensterrenverbod”) kan op onderdeel a worden gebaseerd”.
Eerste lid: Morgensterren
Het eerste lid heeft betrekking op wat wel de “morgenster”-problematiek wordt genoemd. Het beoogt paal en perk te stellen aan het doorzoeken en verwijderen van ter inzameling aangeboden afvalstoffen voordat de medewerkers van de inzameldienst ter plaatse zijn. Vaak immers heeft dit doorzoeken tot gevolg dat het huisvuil over de hele straat verspreid ligt en de inzameldienst zijn werk niet meer kan verrichten. Het aldus ontstane zwerfafval veroorzaakt een zware belasting van de gemeentelijke veegdienst.
Eerste lid: Vergunningverlening op grond van artikel 11 en toezichthouders
Het kan in plaatselijke situaties wenselijk en doelmatig zijn, op beperkte schaal vergunningen te verlenen aan “morgensterren” (op grond van artikel 11) en het moet vanzelfsprekend ook mogelijk zijn dat inspecteurs en controleurs van de inzameldienst of de milieupolitie in de gelegenheid zijn om zo nodig de inhoud van aangebroken zakken, emmers en (mini)containers te onderzoeken. In dit geval zou een alternatief voor het eerste lid kunnen zijn: “Het is verboden afvalstoffen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden zonder inzamelvergunning.”
Eerste lid: Mogelijkheid tot verwijdering van grof huishoudelijk afval
Indien een gemeente het niet noodzakelijk acht gebruik te laten maken van een vergunning op grond van artikel 11 te verlenen, zou kunnen worden gekozen voor toevoeging van een extra lid: “Het verwijderen van grof huishoudelijke afvalstoffen is toegestaan, mits dit niet gepaard gaat met het veroorzaken van verontreiniging van de omgeving.”
Tweede lid: Voorkomen van zwerfafval
In artikel 10.25, onder a, Wm wordt de basis gelegd voor het opnemen van het tweede lid. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld.” Met het tweede lid wordt beoogd om zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen te voorkomen.
Commentaar artikel 28
(Voormalig artikel 4.4.3 model-APV)
Nieuwe wettelijke grondslag
Een soortgelijk artikel is ook opgenomen in artikel 4.4.3 model-APV op grond van de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente In artikel 10.25, onder a, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet.
Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over dit artikel zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging. Veelal zal het daarbij gaan om een verbod, bijvoorbeeld om afval op straat of in het water te werpen. De regels kunnen ook de aanwezigheid van bepaalde voorzieningen (bijvoorbeeld een afvalbak bij een snackbar) of het gebruik daarvan voorschrijven."
Inrichtingen waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht zijn bijvoorbeeld een winkel, hal of kraam. Het afval dat hierbij kan vrijkomen zijn bijvoorbeeld papier, etensresten, verpakkingsmateriaal of ander afval.
Wet milieubeheer
Opgemerkt wordt dat een inrichting, zoals bedoeld in dit artikel, vergunningsplichtig kan zijn op grond van de Wet milieubeheer dan wel meldingsplichtig op grond van het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De verplichting zoals opgenomen onder c van deze bepaling kan in deze gevallen als voorschrift aan een dergelijke vergunning worden verbonden dan wel rechtstreeks voortvloeien uit het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer.
Commentaar artikel 29
(Voormalig artikel 4.4.4 model-APV)
Nieuwe wettelijke grondslag
Dit artikel is grotendeels overgenomen van artikel 4.4.4 model-APV op grond van de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25, onder b, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over artikel 10.25 Wm zegt:“De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. …….. Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval.”
Dit artikel is dus een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot opruimen of laten opruimen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal.
Een bepaling als vervat in dit artikel, werd door de Hoge raad verenigbaar geacht met artikel 7 grondwet (oud artikel 7, eerste lid, van de herziene Grondwet). Zie HR 27 februari 1951, 472 (Eindhoven).
Promotiemateriaal
Niet alleen reclamebiljetten worden aan het publiek uitgereikt. Ook ander promotiemateriaal wordt vaak uitgereikt. Gedacht kan worden aan de zogenaamde samplings, monsters of miniverpakkingen, waarin ter promotie een product in een kleine hoeveelheid wordt aangeboden. Op grond van dit artikel kan degene die dergelijk promotiemateriaal uitreikt, worden verplicht het promotiemateriaal, de verpakking of de inhoud daarvan op te ruimen of te laten opruimen.
Commentaar artikel 30
(Voormalig artikel 4.4.2 model-APV)
Een soortgelijk artikel is in een minder uitgebreide vorm opgenomen in artikel 4.4.2 model-APV op grond van de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25, onder a en b, Wm is echter voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet.
Eerste lid
De grondslag voor het eerste lid is opgenomen in artikel 10.25, onder a, Wm. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over artikel 10.25 Wm zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging.”
Eerste lid
Het eerste lid beoogt het ontstaan van zwerfafval bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te voorkomen.
Tweede lid
Het tweede lid vloeit voort uit artikel 10.25, onder b, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. …….. Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval.” Dit artikel is dus een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot het reinigen of laten reinigen van de weg bij het ontstaan van zwerfafval. De opname van het tweede lid heeft vooral betekenis in verband met het op kosten van de overtreder laten reinigen van de weg (bestuursdwang).
Commentaar artikel 31
(Nieuw, zie ook artikel 4.7.1 model-APV)
Artikel 10.17 Wm (oud)
In artikel 10.17 Wm (oud) was een algemeen verbod opgenomen om een autowrak aanwezig te hebben op een voor het publiek zichtbare plaats (met als doel dreigende bodemverontreiniging en schade aan het stads- of dorpsbeeld te voorkomen). Dit verbod is in de Wet milieubeheer komen te vervallen.
In artikel 10.25, onder c, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Bij de afvalstoffenverordening kunnen voortaan in ieder geval regels worden gesteld omtrent het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen.
Artikel 10.25, onder c, Wm strekt mede ter vervanging van artikel 10.17 Wm (oud) en geldt nu voor de opslag van alle afvalstoffen. Net als bij de bepalingen over zwerfafval, die zijn gebaseerd op artikel 10.25, onder a en b, Wm is ook hier sprake van facultatief medebewind.
Definitie autowrak
Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (hierna te noemen BBA, zie Staatsblad 2002, 259) in werking getreden.
Het begrip autowrak wordt in artikel 1, onder b, BBA als volgt gedefinieerd: “voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de Wm”.
De Wet milieubeheer definieert het begrip afvalstof als: “alle stoffen, preparaten of andere producten …… waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”.
Door deze definities wordt een autowrak altijd aangemerkt als afvalstof en valt hiermee dus onder de werking van deze bepaling.
In de Nota van toelichting van het BBA wordt nader ingegaan op het begrip autowrak.
“De houder van een voertuig zal zich doorgaans zich daarvan ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen, wanneer het voertuig rijtechnisch in onvoldoende staat verkeert en het niet meer op rendabele wijze in een rijtechnisch voldoende staat is te brengen. Een motorrijtuig verkeert in een rijtechnisch onvoldoende staat wanneer het niet voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen, genoemd in de wegenverkeerswetgeving of aan de apk-eisen of andere ernstige technische gebreken kent, bijvoorbeeld of essentiële onderdelen zijn gedemonteerd. Voor het beantwoorden van de vraag of een voertuig op rendabele wijze weer in rijtechnisch voldoende staat te brengen is, kan worden uitgegaan van de richtprijzen voor gebruikte voertuigen en van de door garages en schadeherstelbedrijven gehanteerde tarieven voor reparatiewerkzaamheden. ….. De vraag of sprake is van een autowrak zal van geval tot geval door een persoon belast met de handhaving bepaald moeten worden op grond van de wet- en regelgeving en de jurisprudentie terzake”.
Er is dus sprake van een autowrak indien een voertuig niet meer op economisch rendabele wijze in rijtechnisch voldoende staat is te brengen.
Opslag van autowrakken in inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer
De provincie is bevoegd gezag voor Wm-inrichtingen die vijf of meer autowrakken opslaan. Het college van de gemeente is bevoegd gezag voor inrichtingen die onder de werking van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer vallen. In dergelijke inrichtingen is de opslag van maximaal vier autowrakken toegestaan.
Artikel 4.7.1 model-APV
In artikel 4.7.1 model-APV is een soortgelijke bepaling opgenomen. Op grond van het eerste lid kan het college buiten de weg geleden plaatsen aanwijzen, waar het verboden is om onder andere afvalstoffen en autowrakken op te slaan. Door het opnemen van deze bepaling in de model-afvalstoffenverordening is artikel 4.7.1 model-APV - alleen - voor wat betreft het aanwijzen van plaatsen voor afvalstoffen en autowrakken komen te vervallen.
Artikel 5.1.4 model-APV
Artikel 31 beoogt het belang van het milieu te beschermen. Ten aanzien van autowrakken die op de weg zijn geplaatst , zie ook artikel 5.1.4 model-APV. Dit artikel heeft een aanvullend motief op grond van de verkeersveiligheid.
Commentaar artikel 32
(Nieuw)
Nieuw wettelijk regiem autowrakken
De regelgeving voor autowrakken is in 2002 drastisch gewijzigd. Op 8 mei 2002 is de wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad 2001, 346) gedeeltelijk in werking getreden. Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het nieuwe Besluit Beheer Autowrakken (hierna te noemen BBA) verplicht autofabrikanten om een hoogwaardig inname- en verwerkingssysteem voor autowrakken op te zetten.
Zich ontdoen van een autowrak door huishoudens
Dit artikel is een uitwerking van artikel 6 BBA. Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 BBA moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden).
Op grond van artikel 7 BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.
Definitie autowrak
In artikel 1.1, eerste lid 1, Wm (oud) werd de definitie van autowrak gegeven, met een nadere uitwerking in het Besluit nadere omschrijving begrip afvalstoffen. Het begrip autowrak wordt nu gedefinieerd in artikel 1, onder b, BBA als: “voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de Wm.”
De Wm definieert het begrip afvalstof als volgt: “alle stoffen, preparaten of andere producten …… waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”. Zie voor de volledige definitie het commentaar op artikel 1 van deze verordening.
In de Nota van toelichting van het BBA wordt nader ingegaan op het begrip autowrak.
“De houder van een voertuig zal zich doorgaans zich daarvan ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen, wanneer het voertuig rijtechnisch in onvoldoende staat verkeert en het niet meer op rendabele wijze in een rijtechnisch voldoende staat is te brengen. Een motorrijtuig verkeert in een rijtechnisch onvoldoende staat wanneer het niet voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen, genoemd in de wegenverkeerswetgeving of aan de apk-eisen of andere ernstige technische gebreken kent, bijvoorbeeld of essentiële onderdelen zijn gedemonteerd. Voor het beantwoorden van de vraag of een voertuig op rendabele wijze weer in rijtechnisch voldoende staat te brengen is, kan worden uitgegaan van de richtprijzen voor gebruikte voertuigen en van de door garages en schadeherstelbedrijven gehanteerde tarieven voor reparatiewerkzaamheden. ….. De vraag of sprake is van een autowrak zal van geval tot geval door een persoon belast met de handhaving bepaald moeten worden op grond van de wet- en regelgeving en de jurisprudentie terzake”.
Er is dus sprake van een autowrak indien een voertuig niet meer op economisch rendabele wijze in rijtechnisch voldoende staat is te brengen.
Commentaar artikel 33
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.1 model-APV: Strafbepaling.
Aanduiding strafbare feiten
In dit artikel worden de bepalingen opgesomd die als strafbaar feit worden aangeduid om strafrechtelijk gehandhaafd te kunnen worden.
De strafbaarstelling van artikel 10.23 Wm over de gemeentelijke afvalstoffenverordening is geregeld in de Wet op de economische delicten (Wed). Aangezien niet alle bepalingen in de afvalstoffenverordening zich voor strafrechtelijke handhaving lenen, is de strafbaarstelling geclausuleerd.
Artikel 1a, aanhef, onder 3º Wed luidt:“Economische delicten zijn eveneens: overtredingen van voorschriften , gesteld bij of krachtens: …. de Wet milieubeheer, 10.23 - voorzover aangeduid als strafbare feiten - en …….”
In de afvalstoffenverordening moet daarom worden aangegeven welke overtredingen (lees: de overtreding van welke artikelen) een strafbaar feit opleveren. Uitsluitend indien dat het geval is, vormt de overtreding een economisch delict in de zin van artikel 1a, onder 3º Wed.
Als strafbaar feit aangeduide bepalingen uit de model-afvalstoffenverordening
Gedragingen in strijd met de volgende artikelen van de model-afvalstoffenverordening kunnen worden aangeduid als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º Wed:
Artikel 12 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Artikel 13 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan gebruikers van percelen
Artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
Artikel 16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
Artikel 17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau
Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau
Artikel 19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel
Artikel 20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Artikel 23 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst
Artikel 24 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
Artikel 25 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Artikel 26 Achterlaten van straatafval
Artikel 27 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Artikel 28 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
Artikel 29 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Artikel 30 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
Artikel 31 Verbod op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen
Artikel 32 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden
Strafmaat
In de Wed is de strafmaat aangegeven van overtredingen van plaatselijke verordeningen die gebaseerd zijn op de Wet milieubeheer. In het geval van de afvalstoffenverordening hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie. Artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht stelt de hoogte van een boete van de vierde categorie vast op maximaal 11.250 euro. Artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht geeft de officier van justitie de mogelijkheid om met een boete strafvervolging te voorkomen.
Het openbaar ministerie heeft richtlijnen opgesteld voor boetes. De boete voor het verkeerd aanbieden van huishoudelijk afval of voor zwerfafval is op dit moment gesteld op een standaardbedrag van 46 euro.
Commentaar artikel 34
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.2 model-APV: Toezichthouders.
Aanwijzing van de toezichthouder in de afvalstoffenverordening is noodzakelijk, indien een toezichthouder tevens opsporingsbevoegdheden dient te krijgen. Alleen voor de aanwijzing van toezichthouders is een bepaling opgenomen in de afvalstoffenverordening. Opsporingsambtenaren worden namelijk aangewezen in de artikelen 141 en 142 Wetboek van Strafvordering.
Commentaar artikel 35
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.4 model-APV: Inwerkingtreding.
Tweede lid: Intrekking artikelen model-APV
Het uitbrengen van een aparte afvalstoffenverordening heeft tot gevolg dat in ieder geval de volgende artikelen van de model-APV moeten worden ingetrokken en/of aangepast:
- afdeling 4.2 Afvalstoffen in het geheel
- artikel 4.4.1 Verontreiniging van de weg en van terreinen
- artikel 4.4.2 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg
- artikel 4.4.3 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
- artikel 4.4.4 Wegwerpen van reclame- of strooibiljetten
- artikel 4.4.7 Verbod doorzoeken van ter inzameling gereed staande afvalstoffen
- artikel 4.1.7, eerste lid, onder e en f: Opslag bromfietsen, motorvoertuigen, caravans, afvalstoffen, mest, ingekuilde landbouwprodukten e.d.
Commentaar artikel 36
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.5 model-APV: Overgangsbepaling.
Commentaar artikel 37
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.6 model-APV: Citeerbepaling.
HOOFDSTUK 3: ALGEMENE TOELICHTING AFVALSTOFFENVERORDENING
Paragraaf 1. EEN APARTE AFVALSTOFFENVERORDENING
Inleiding
De afvalstoffenverordening is gezien de wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad 2001, 346) aan herziening toe. De wijziging van de Wet milieubeheer is op 8 mei 2002 in werking getreden.
Op grond van artikel XVII, derde lid, Wm geldt voor gemeenten een overgangstermijn van 2 jaar voor het aanpassen van de gemeentelijke afvalstoffenverordening. Concreet betekent dit dat gemeenten de afvalstoffenverordening voor 8 mei 2004 moeten hebben aangepast aan de nieuwe wetgeving.
§1.1. De afvalstoffenverordening uit de model-APV
In overleg met de sector BJZ, de coördinator van de model-APV, van de VNG is besloten om de afdeling 4.2 (de afvalstoffenverordening) uit de model-APV te halen. Hiervoor zijn de volgende redenen aan te voeren.
1. Medebewind of autonomie
De model-APV is in het algemeen gebaseerd op de bevoegdheid van de gemeente om onderwerpen die de gemeentelijke huishouding aangaan aanvullend te reguleren op grond van artikel 149 Gemeentewet. Het opstellen van een afvalstoffenverordening vloeit echter voort uit de wettelijke plicht voor gemeenten gebaseerd op - voorheen - artikel 10.10 Wm (oud) en nu op artikel 10.23 Wm.
In afdeling 4.2 waren naast zogenaamde medebewindsbepalingen ook een aantal autonome bepalingen opgenomen. Door de verbreding van de grondslag van de afvalstoffenverordening in het huidige artikel 10.23 Wm is de behoefte om autonome bepalingen op te nemen in de afvalstoffenverordening nagenoeg beperkt. Op de verbreding van de grondslag van de afvalstoffenverordening wordt nog teruggekomen.
2. Beheer van de afvalstoffenverordening
De model-APV wordt in het algemeen beheerd door de afdeling algemene of juridische zaken bij gemeenten. De afvalstoffenverordening daarentegen wordt doorgaans beheerd door de afdeling milieu of openbare werken. Bovendien werken veel gemeenten al met een aparte afvalstoffenverordening.
3. De omvang van afdeling 4.2. model-APV
De afvalstoffenverordening past - ook qua omvang - niet meer in de opzet van de model-APV. De meeste onderwerpen zijn - in het kader van de aanvullende bevoegdheid op grond van artikel 149 Gemeentewet - kort en bondig van aard. Een onderwerp wordt doorgaans gereguleerd in een of soms enkele bepalingen. Afdeling 4.2 model-APV bestond uit 19 bepalingen.
Benadrukt moet worden dat het de gemeente vrij staat om de afvalstoffenverordening onderdeel van de model-APV te laten uitmaken. Het vaststellen van een aparte afvalstoffenverordening is niet wettelijk verplicht. In dit geval dient wel rekening te worden gehouden met de aanhef (grondslag van de afvalstoffenverordening, artikel 10.23 Wm) en de strafbaarstelling. Ook is het om praktische redenen aan te bevelen om de zogenaamde hotelnummering aan te houden(4.2. en volgende).
Paragraaf 2. DE WIJZIGING VAN DE WET MILIEUBEHEER
Inleiding
Op 8 mei 2002 is de wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad 2001, 346) in werking getreden, met uitzondering van een beperkt aantal artikelen. Hiertoe is hoofdstuk 10 Afvalstoffen in de Wet milieubeheer opgenomen. Met name titel 10.4 “Het beheer van huishoudelijke en andere afvalstoffen” heeft een aantal consequenties voor de afvalstoffenverordening (de voormalige afdeling 4.2 model-APV).
In paragraaf 2.1 wordt eerst ingegaan op de relevante bepalingen uit titel 10.4. Ook de parlementaire geschiedenis wordt weergegeven, omdat deze een nadere toelichting geeft op het doel en de strekking van de wet.
Vervolgens worden in paragraaf 2.2 de gevolgen van de wijziging van de Wet milieubeheer voor de afvalstoffenverordening op een rij gezet.
§ 2.1 Titel 10.4 Wet milieubeheer en de parlementaire geschiedenis
Parlementaire geschiedenis algemeen
De Memorie van Toelichting zegt in het algemeen het volgende.
“De wet strekt ertoe de afvalverwijderingsstructuur te verankeren in de Wet milieubeheer en daarmee de sturing van de afvalverwijdering op rijksniveau te brengen. Het op rijksniveau brengen van de sturing van afvalverwijdering laat de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de drie bestuurslagen voor de verwijdering van afval in Nederland onverlet. Ieder van deze bestuurslagen blijft van uit zijn eigen taken medeverantwoordelijk voor de doelmatige verwijdering van afvalstoffen.
Binnen dit kader blijft een belangrijk deel van de wettelijke structuur voor de verwijdering van afvalstoffen in essentie in stand. Dit geldt ook voor de structuur van de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen (de gemeentelijke zorgplicht en de afvalstoffenverordening). De tekst van titel 10.4 laat weliswaar een aantal veranderingen zien ten opzichte van het oude §10.4.1, maar daarbij gaat het vooral om enkele redactionele veranderingen en in een enkel geval om een verandering van de grondslag van een deel van de bevoegdheden: voorzover zij thans berusten op de Gemeentewet zullen zij voortaan hun grondslag vinden in de Wet milieubeheer. De gemeentelijke zorgplicht verandert niet, de regelstellende bevoegdheden veranderen inhoudelijk slechts in geringe mate. Daarbij gaat het vooral om aanpassingen aan de praktijkervaring.”
De Memorie van Toelichting zegt over de artikelen 10.21-10.29 Wm het volgende:
“ In titel 10.4 zijn de gemeentelijke regels over de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen uitgebreid en enigszins anders geordend en eenvoudiger geformuleerd ten opzichte van de huidige (lees: voormalige) artikelen 10.10-10.14. In de artikelen 10.21 en 10.22 is de zorgplicht van de gemeenten neergelegd. Deze artikelen zijn inhoudelijk gelijk aan de huidige (lees: voormalige) artikelen 10.11 en 10.12. In de artikelen 10.23-10.26 is de verplichting voor de gemeenteraad om een afvalstoffenverordening vast te stellen neergelegd, waarbij in artikel 10.24 de verplichte elementen van een dergelijke verordening zijn neergelegd en in artikel 10.25 de facultatieve elementen. In artikelen 10.28 en 10.29 is de bevoegdheid opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen ten aanzien van het brengen van bepaalde bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen naar een bepaalde plaats alsmede omtrent de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Deze bevoegdheid was in de huidige wet op provinciaal niveau gelegen.”
Artikel 10.21 Wet milieubeheer
1. Elke gemeente draagt er, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, zorg voor dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen met uitzondering van grove huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan.
2. Groente-, fruit- en tuinafval wordt daarbij in ieder geval afzonderlijk ingezameld.
3. De gemeenteraad kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen.
Parlementaire geschiedenis 10.21 Wet milieubeheer
Geen toelichting.
Artikel 10.22 Wet milieubeheer
1. Elke gemeente draagt er zorg voor:
a. dat grove huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen ontstaan, en
b. dat er op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om grove huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.
2. In het belang van een doelmatig beheer van grove huishoudelijke afvalstoffen kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat het eerste lid geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft met betrekking tot bij de maatregel aangewezen categorieën van grove huishoudelijke afvalstoffen, al dan niet voor zover deze vrijkomen in een hoeveelheid of een omvang die, of een gewicht dat groter is dan bij de maatregel is aangegeven.
Parlementaire geschiedenis 10.22 Wet milieubeheer
De Memorie van Toelichting zegt over dit artikel het volgende.
“De gemeente draagt er zorg voor dat de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen ontstaan. Deze zorgplicht geldt ook voor grove huishoudelijke afvalstoffen. Grove huishoudelijke afvalstoffen zijn die afvalstoffen die te groot en te zwaar zijn om op dezelfde wijze als andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst te worden aangeboden. In de praktijk worden soms zeer grote partijen bouw- en sloopafval aan een gemeente ter inzameling aangeboden. Indien dit afval is vrijgekomen bij door de particulier zelf uitgevoerde werkzaamheden, behoort dit afval naar de letter van de wet tot het grove huishoudelijke afval. In beginsel worden immers alle afvalstoffen die afkomstig zijn uit particuliere huishoudens aangemerkt als huishoudelijke afvalstoffen. Hieruit zou volgen dat de gemeenten verplicht zijn tot de inzameling ervan. Dit kan de effectiviteit en de efficiency van de inzameling van grof huishoudelijk afval in gevaar brengen.
Uitgangspunt voor de inzameling van bouw- en sloopafval uit huishoudens is de laagdrempeligheid van de voorziening. De burger dient de zekerheid te hebben dat dit afval van gemeentewege wordt ingezameld. Dit geldt echter alleen voor dat deel van het bouw- en sloopafval dat niet afkomstig is van als bedrijfsmatig te kwalificeren activiteiten. Op grote hoeveelheden zoals die ontstaan bij als bedrijfsmatig te kwalificeren activiteiten, is de gemeentelijke inzameling niet berekend. Bovendien heeft de particulier een redelijk alternatief, hij kan bijvoorbeeld een container huren. Dit betekent dat er grenzen moeten kunnen worden gesteld aan de omvang en de hoeveelheid van het aangeleverde afval. Daarom is het tweede lid opgenomen. Op grond van deze bepaling kan de zorgplicht voor het inzamelen van grove huishoudelijke afvalstoffen buiten toepassing worden verklaard. Er is gekozen voor een afwijking bij amvb en niet bij gemeentelijke afvalstoffenverordening, om geen al te grote verschillen tussen gemeenten te laten ontstaan en om te waarborgen dat de afwijkingsbevoegdheid niet te ruim wordt toegepast. Vergelijkbare problemen doen zich voor bij andere afvalstoffen, zoal grote hoeveelheden grond uit de tuin of paardenmest. Voorts kan worden gedacht aan oude olietanks of aan autowrakken. Het tweede lid biedt daarom ruimte om ook met andere situaties rekening te houden. Als daar reden voor is, kan ook de plicht om een plaats beschikbaar te stellen waar deze afvalstoffen kunnen worden achtergelaten, buiten werking worden gesteld. Voorts is het stellen van een hoeveelheids-, gewichts- of omvangsgrens facultatief gesteld.
Artikel 10.23 Wet milieubeheer
1. De gemeenteraad stelt in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast.
2. Onverminderd artikel 10.14 wordt bij het vaststellen of wijzigen van de verordening rekening gehouden met:
a. het gemeentelijke milieubeleidsplan;
b. het gemeentelijke milieuprogramma, indien in de gemeente geen milieubeleidsplan geldt.
3. De afvalstoffenverordening bevat geen regels als bedoeld in artikel 10.48.
Parlementaire geschiedenis 10.23 Wet milieubeheer
De Memorie van Toelichting zegt over dit artikel het volgende.
“De gemeenten zijn gehouden om een afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels worden vastgesteld in het belang van het milieu. Dat is ruimer dan de doelmatige verwijdering van afvalstoffen. Ook regels die beogen de milieu-aspecten van handelingen met afvalstoffen te beperken, zijn daardoor mogelijk. Men denke aan een verbod om ter voorkoming van (geluids-)overlast afvalstoffen in te zamelen voor zeven uur ’s ochtends.
De gemeentelijke regelstelling moet vanzelfsprekend blijven binnen haar wettelijke grenzen. Zo kunnen gemeenten niet op eigen initiatief een brengplicht invoeren voor bestanddelen van het huishoudelijk afval. Dat zou hen in strijd brengen met artikel 10.28, waarin deze bevoegdheid in toebedeeld aan het Rijk. Ook de in de artikelen 10.17 en 15.32 neergelegde rijksbevoegdheid om personen een verplichting op te leggen om producten al dan niet in combinatie met een statiegeldregeling in te nemen, moet worden gezien als uitputtend. De gemeenten kunnen een dergelijke inname dus niet verplicht voorschrijven. Eventueel kunnen zij in het lokale milieubelang regels stellen omtrent de wijze waarop de inname geschiedt. Daarbij mag de inname niet onnodig belemmerd worden.Het invoeren van een gemeentelijke vergunningplicht voor de wettelijk verplichte inname van een product in de afvalfase zal met dat uitgangspunt bijvoorbeeld al snel in strijd komen.
Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt. Artikel 10.23 impliceert niet dat de gemeenten in het geheel geen autonome regels meer mogen stellen met betrekking tot afvalstoffen.Wel zal daarvoor een bijzondere motivering vereist zijn. Naar verwachting zal de ruime grondslag van het artikel de behoefte aan autonome regels overigens zeer gering doen zijn.
Tenslotte kan er op gewezen worden dat, indien boven beschreven beperkingen van de verordenende bevoegdheid van de gemeente in uitzonderingssituaties tot problemen aanleiding zouden geven, de minister op grond van artikel 10.63, derde lid, ontheffing van deze verboden zal kunnen verlenen.
Als er een gemeentelijk milieubeleidsplan is, moeten de gemeenten daarmee bij het vaststellen van de verordening rekening houden. De gemeenten zijn niet verplicht tot het vaststellen van een milieubeleidsplan. Het gemeentelijke milieuprogramma is wel verplicht. In gemeenten waarin een milieubeleidsplan ontbreekt, vervult het milieuprogramma een rol, die juist op afvalgebied van veel betekenis kan zijn gezien de gemeentelijke verantwoordelijkheid op dat gebied. Onderdeel b. is met het oog daarop opgenomen: bij gebreke van een milieubeleidsplan moet met het milieuprogramma rekening worden gehouden. Vanzelfsprekend moeten tevens met het afvalbeheerplan rekening worden gehouden. Dit vloeit al uit artikel 10.14 voort”.
Artikel 10.24 Wet milieubeheer
1. De afvalstoffenverordening bevat ten minste regels omtrent:
a. het overdragen of het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan een bij of krachtens de verordening aangewezen inzameldienst;
b. het overdragen van zodanige afvalstoffen aan een ander;
c. het achterlaten van zodanige afvalstoffen op een daartoe ter beschikking gestelde plaats.
2. Bij de afvalstoffenverordening kunnen voorts regels worden gesteld omtrent het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.
Parlementaire geschiedenis 10.24 Wet milieubeheer
De Memorie van Toelichting zegt over dit artikel het volgende.
“ Het eerste lid is vrijwel gelijk aan het huidige (lees: voormalige) artikel 10.10, eerste lid. Daarbij gaat het om regels voor de “ ontdoenerskant”. De aanwijzing van de inzameldienst behoeft niet langer te geschieden bij de verordening zelf. Zij kan ook geschieden bij besluit van burgemeester en wethouder krachtens de verordening. Hiermede is tegemoet gekomen aan de wens van de VNG. Doordat in toenemende mate wordt gewerkt met verschillende inzameldiensten voor diverse deelstromen van het huishoudelijk afval, is de behoefte aan deze aanpassing ontstaan.
De nieuwe, bredere grondslag van de afvalstoffenverordening ten aanzien van huishoudelijk afval is vastgelegd in het tweede lid. Op basis daarvan kunnen regels worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Hierbij gaat het vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst, bijvoorbeeld de inzameling van oude kleding door charitatieve instellingen. Deze regels kunnen een vergunningstelsel voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door anderen inhouden, behoudens voorzover daarin is voorzien in een amvb op grond van artikel 10.17.”
Artikel 10.25 Wet milieubeheer
Bij de afvalstoffenverordening kunnen in ieder geval regels worden gesteld:
a. ten einde te voorkomen dat afvalstoffen als zwerfafval in het milieu terecht komen dan wel teneinde te bereiken dat zulks zo min mogelijk gebeurt;
b. omtrent het opruimen van afvalstoffen die als zwerfafval in het milieu terecht zijn gekomen;
c. omtrent het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen.
Parlementaire geschiedenis 10.25 Wet milieubeheer
De Memorie van Toelichting zegt over dit artikel het volgende.
“De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijzen worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging. Veelal zal het daarbij gaan om een verbod, bijvoorbeeld om afval op straat of in het water te werpen. De regels kunnen ook de aanwezigheid van bepaalde voorzieningen (bijvoorbeeld een afvalbak bij een snackbar) of het gebruik daarvan voorschrijven. Ook een verbod om ter inzameling gereed gezet afval te doorzoeken (“morgensterrenverbod”) kan op onderdeel a worden gebaseerd. Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval.
Het wetsvoorstel voorziet niet in een definitie van het begrip zwerfafval. Ook in artikel 10.4 van de huidige wet (nu vorige wet) komt het begrip zonder definitie voor. Dit heeft te maken met het feit dat het begrip in de praktijk weinig problemen oplevert, terwijl een juridisch sluitende definitie moeilijk te geven is. In de NEN-norm 6410 is een poging tot een meer concrete omschrijving gedaan. Zwerfafval/wordt in deze norm omschreven als “Afval dat wordt aangetroffen op straten, pleinen, in parken, plantsoenen, bossen, langs bermen en oevers, in grachten en sloten en recreatiegebieden. Het gaat om een grote verzameling van stoffen of voorwerpen in het afvalstadium”. Deze definitie geeft goed aan waar het bij zwerfvuil om gaat, maar is juridisch niet dekkend. Het afval kan immers ook op andere genoemde plaatsen worden aangetroffen. Omgekeerd is niet alle afval dat aldaar wordt aangetroffen zwerfvuil. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan bagger die op de oever van een watergang wordt gelegd. Onderdeel c strekt mede ter vervanging van het huidige (lees: voormalige) artikel 10.17, dat het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van een autowrak verbiedt. Het geldt overigens voor alle afvalstoffen.”
Artikel 10.26 Wet milieubeheer
1. De gemeenteraad kan, in afwijking van artikel 10.21, in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen bij de afvalstoffenverordening bepalen dat:
a. huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld nabij elk perceel;
b. huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld met een bij de verordening aangegeven regelmaat;
c. in een gedeelte van het grondgebied van de gemeente geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld.
2. Bij de voorbereiding van een zodanig besluit betrekt de gemeenteraad de ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde verordening.
3. Burgemeester en wethouders stellen de inspecteur op de hoogte van het voornemen een zodanig besluit te nemen.
4. Onze Minister stelt regels inhoudende de voorwaarden waaronder ingevolge het eerste lid kan worden bepaald dat huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel worden ingezameld. Hiertoe behoren in ieder geval regels omtrent de loopafstand van het perceel naar het inzamelpunt en de beschikbaarheid van het inzamelpunt.
Parlementaire geschiedenis 10.26 Wet milieubeheer
Geen toelichting.
Artikel 10.27 Wet milieubeheer
In gevallen als bedoeld in artikel 10.26, eerste lid, onder b en c, Wm draagt de gemeente er zorg voor dat op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.
Parlementaire geschiedenis 10.27 Wet milieubeheer
Geen toelichting.
Artikel 10.28 Wet milieubeheer
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het opnemen in de verordening van een verplichting bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen te brengen naar een daartoe beschikbaar gestelde plaats.
2. Bij de maatregel kan worden aangegeven op welke wijze de gemeenten er zorg voor dragen dat plaatsen als bedoeld in het eerste lid, binnen de gemeente in voldoende mate beschikbaar zijn.
3. Bij de maatregel kan worden bepaald dat de artikelen 10.21, eerste lid, en 10.24, eerste lid, onder a, niet van toepassing zijn met betrekking tot de inzameling van de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen, die zijn aangewezen krachtens het eerste lid.
Parlementaire geschiedenis 10.28 Wet milieubeheer
De Memorie van Toelichting zegt over dit artikel het volgende.
“Aangegeven is al dat de gemeenten eigener beweging geen brengplicht kunnen opleggen voor bestanddelen van het huishoudelijk afval. In de huidige (lees: voormalige) wet kan de invoering van een dergelijke brengplicht alsnog worden geschapen met toepassing van de provinciale milieuverordening (artikel 10.7, tweede lid, juncto het eerste lid, onder e.)”
§ 2.2 De gevolgen voor de afvalstoffenverordening
Zoals de Memorie van Toelichting al duidelijk stelt, blijft in het nieuwe hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer een belangrijk deel van de wettelijke structuur voor de verwijdering van afvalstoffen in hoofdzaak in stand. Dit geldt ook voor de structuur van de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen: de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen en de afvalstoffenverordening.
In titel 10.4 Wet milieubeheer zijn de gemeentelijke regels over de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen enigszins anders geordend en eenvoudiger geformuleerd ten opzichte van de voormalige artikelen 10.10-10.14 Wm (oud). Toch zijn er een aantal belangrijke wijzigingen die gevolgen hebben voor de afvalstoffenverordening. In dit hoofdstuk wordt uitgebreid ingegaan op deze wijzigingen.
§2.3 De Wet milieubeheer (oud) versus de Wet milieubeheer (nieuw)
In onderstaand schema worden de relevante wijzigingen van titel 10.4 Wet milieubeheer (nieuw) ten opzichte van titel 10.4 Wet milieubeheer (oud) aangegeven.
Nr Hoofdstuk 10 Wet milieubeheerOUD Hoofdstuk 10 Wet milieubeheerNIEUW Uitbreiding c.q. wijziging
1 Artikel 10.10, eerste lid, Wm (oud) Verplichting tot vaststellen van een afvalstoffenverordening inzake het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen. Artikel 10.23, eerste lid, WmVerplichting tot het vaststellen van een afvalstoffenverordening in het belang van de bescherming van het milieu. Het vaststellen van de afvalstoffenverordening kent voortaan een ruimere grondslag, namelijk het belang van de bescherming van het milieu. Ook regels die beogen de milieu-aspecten van handelingen met afvalstoffen te beperken, zijn daardoor mogelijk. Zoals de Memorie van Toelichting stelt, wordt niet geïmpliceerd dat gemeenten in het geheel geen autonome regels meer mogen stellen. Wel zal daarvoor een bijzondere motivering vereist zijn. De verwachting is dat gezien de ruime grondslag van artikel 10.23 Wm de behoefte aan autonome regels gering zal zijn.
2 Artikel 10.10, eerste lid, Wm (oud)Verplichte inhoud afvalstoffenverordening1. Regels omtrent het overdragen of het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan een daarbij aangewezen inzameldienst.2. Regels omtrent het overdragen van zodanige afvalstoffen aan een ander.3. Regels omtrent het achterlaten van zodanige afvalstoffen op een daartoe ter beschikking gestelde plaats. Artikel 10.24 WmVerplichte inhoud afvalstoffenverordening:1. Regels omtrent het overdragen of het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan een bij of krachtens de verordening aangewezen inzameldienst.2. Regels omtrent het overdragen van zodanige afvalstoffen aan een ander.3. Regels omtrent het achterlaten van zodanige afvalstoffen op een daartoe ter beschikking gestelde plaats. De inzameldienst hoeft niet meer bij verordening te worden aangewezen, maar kan voortaan worden aangewezen bij besluit van het college.
3 Artikel 10.24, derde lid, WmBij de afvalstoffenverordening kunnen voorts regels worden gesteld omtrent het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Voortaan kunnen op grond van de Wet milieubeheer regels worden gesteld over de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen en het innemen van producten die het afvalstadium hebben bereikt. Voorheen waren deze regels gebaseerd op de Gemeentewet.
Nr Hoofdstuk 10 Wet milieubeheerOUD Hoofdstuk 10 Wet milieubeheerNIEUW Uitbreiding c.q. wijziging
4 Artikel 10.25 Wm:Facultatieve inhoud afvalstoffenverordeningOnder a. Regels omtrent het voorkomen of het beperken van zwerfafval.Onder b. Regels omtrent het opruimen van zwerfafval.Onder c. Regels omtrent het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen. Uitbreiding.Uitbreiding.Uitbreiding, gedeeltelijke vervanging van artikel 10.17 Wm (oud), opslag van autowrakken.
5 Artikel 10.10, tweede lid, Wm (oud)Verplichting om bij het vaststellen of wijzigen van de verordening rekening te houden met het gemeentelijk milieubeleidsplan, indien aanwezig. Artikel 10.23, tweede lid, WmOnder a. Verplichting om bij het vaststellen of wijzigen van de verordening rekening te houden met het milieubeleidsplan.Onder b. Indien het milieubeleidsplan niet geldt, dient bij het vaststellen of wijzigen van de verordening rekening te worden gehouden met het milieuprogramma.Aanhef. Verplichting om rekening te houden met het Landelijk afvalbeheerplan (LAP). Voortaan dient rekening te worden gehouden met het milieuprogramma, indien er geen milieubeleidsplan is vastgesteld.Op grond van artikel 10.14 Wm dient rekening te worden gehouden met het Landelijk afvalbeheerplan (LAP).
6 Artikel 10.23, derde lid, WmDe afvalstoffenverordening bevat geen regels als in bedoeld in artikel 10.48 Wm. Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen voortaan in het belang van de bescherming van het milieu ook regels in de afvalstoffenverordening worden opgenomen. Deze regels mogen echter geen vergunningstelsel meer inhouden. Artikel 10.48 Wm kent het recht van een vergunningstelsel alleen toe aan de minister.
7 Artikel 10.11, eerste lid, Wm (oud)Gemeentelijke zorgplicht voor de wekelijkse inzameling van huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Artikel 10.21, eerste lid, WmGemeentelijke zorgplicht voor de wekelijkse inzameling van huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan.
8 Artikel 10.11, tweede lid, Wm (oud)Afwijking bij verordening inzameling nabij elk perceel in het belang van een doelmatige verwijdering. Artikel 10.26, eerste lid, onder a, WmAfwijking bij verordening inzameling nabij elk perceel in het belang van een doelmatig beheer. Nieuw beoordelingscriterium: doelmatig beheer in plaats van doelmatige verwijdering.
Nr Hoofdstuk 10 Wet milieubeheerOUD Hoofdstuk 10 Wet milieubeheerNIEUW Uitbreiding c.q. wijziging
9 Artikel 10.11, derde lid, Wm (oud)De minister stelt regels inhoudende de voorwaarden waaronder huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel mogen worden ingezameld. Hiertoe behoren in ieder geval regels omtrent de loopafstand van het perceel naar het inzamelpunt en de beschikbaarheid van het inzamelpunt. Artikel 10.26, vierde lid, WmDe minister stelt regels inhoudende de voorwaarden waaronder ingevolge het eerste lid kan worden bepaald dat huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel worden ingezameld. Hiertoe behoren in ieder geval regels omtrent de loopafstand van het perceel naar het inzamelpunt en de beschikbaarheid van het inzamelpunt.
10 Artikel 10.11, vierde lid, Wm (oud)Afwijking bij verordening van de wekelijkse inzamelplicht in het belang van een doelmatige verwijdering. Artikel 10.26, eerste lid, onder b, WmAfwijking bij verordening van de wekelijkse inzamelplicht in het belang van een doelmatig beheer. Nieuw beoordelingscriterium: doelmatig beheer in plaats van doelmatige verwijdering.
11 Artikel 10.11, vijfde lid, Wm (oud)Afwijking bij verordening geen inzamelplicht in een gedeelte van de gemeente in het belang van een doelmatige verwijdering. Artikel 10.26, eerste lid, onder c, WmAfwijking bij verordening geen inzamelplicht in een gedeelte van de gemeente in het belang van een doelmatig beheer. Nieuw beoordelingscriterium: doelmatig beheer in plaats van doelmatige verwijdering.
12 Artikel 10.11, zesde lid, Wm (oud)Toepassen inspraakverordening bij afwijking bij verordening door de gemeenteraad. Artikel 10.26, tweede lid, WmToepassen inspraakverordening bij afwijking bij verordening door de gemeenteraad.
13 Artikel 10.11, zesde lid, Wm (oud)Op de hoogte stellen van het voornemen van afwijking bij verordening aan de inspecteur door de gemeenteraad. Artikel 10.26, derde lid, WmOp de hoogte stellen van het voornemen van afwijking bij verordening aan de inspecteur door het college. Het college stelt voortaan de inspecteur op de hoogte van een voornemen tot afwijking bij verordening, niet de gemeenteraad.
14 Artikel 10.11, zevende lid, Wm (oud)De gemeente draagt zorg voor, bij afwijking van de inzamelfrequentie of bij uitsluiting van de inzamelplicht voor een deel van het grondgebied, het op tenminste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten. Artikel 10.27 WmDe gemeente draagt zorg voor, bij afwijking van de inzamelfrequentie of bij uitsluiting van de inzamelplicht voor een deel van het grondgebied, het op tenminste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.
Nr Hoofdstuk 10 Wet milieubeheerOUD Hoofdstuk 10 Wet milieubeheerNIEUW Uitbreiding c.q. wijziging
15 Artikel 10.11, achtste lid, Wm (oud)Elke gemeente draagt er zorg voor dat grove huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen ontstaan en dat er dat op tenminste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om grove huishoudelijke afvalstoffen achter te laten. Artikel 10.22, eerste lid WmOnder a. Elke gemeente draagt er zorg voor dat grove huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen ontstaan.Onder b. Elke gemeente draagt er zorg voor dat op tenminste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om grove huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.
16 Artikel 10.12 Wm (oud): eerste lid, tweede lid, derde lid, vijfde lid.Afzonderlijke inzameling groente-, fruit- en tuinafval Artikel 10.21, tweede lid, WmGroente-, fruit- en tuinafval worden in ieder geval afzonderlijk ingezameld. Voor de inzameling van groente-, fruit- en tuinafval kan worden aangesloten bij de artikelen 10.21, 10.23, 10.24 en 10.26 Wm.
17 Artikel 10.12, vierde lid, Wm (oud)De gemeenteraad kan bij verordening regels vaststellen omtrent de afzonderlijke inzameling van bij de verordening aangewezen andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen dan groente-, fruit-, en tuinafval. Artikel 10.21, derde lid, WmDe gemeenteraad kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen.
18 Artikel 10.12, zesde lid, Wm (oud)Bij provinciale milieuverordening kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het opnemen in de afvalstoffenverordening over de afzonderlijke inzameling van bij de provinciale milieuverordening aangewezen bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen alsmede regels over de regelmaat waarmee en de wijze waarop bij de verordening aangewezen bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijke door of vanwege de gemeente worden ingezameld. Artikel 10.28, eerste lid, WmBij amvb kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het opnemen in de verordening van een verplichting bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen te brengen naar een daartoe beschikbaar gestelde plaats. Betreft de zogenaamde brengplicht. Onder het regiem van de oude Wm konden de provincies via de provinciale milieuverordening de gemeenten verplichten bepaalde regels op te nemen. Het rijk had hierbij slechts een beperkte wettelijke rol. In de nieuwe Wm is dit veranderd. Deze gaat uit van een centrale sturing, concreet een wijziging van provinciaal naar rijksniveau via amvb’s. Het probleem is dat deze amvb’s nog niet gereed zijn en derhalve voor de provinciale milieuverordeningen nog een overgangstermijn geldt.
19 Artikel 10.12, zesde lid, Wm (oud)Bij provinciale milieuverordening kunnen ook regels worden gesteld over de mate waarin voorzieningen beschikbaar moeten worden gesteld om die bestanddelen achter te laten. Artikel 10.28, tweede lid, WmBij de amvb (bedoeld als in het eerste lid) kan worden aangegeven op welke wijze de gemeenten er zorg voor dragen dat plaatsen als bedoeld in het eerste lid, binnen de gemeente voldoende mate beschikbaar zijn. Zie ook toelichting onder 18.
Nr Hoofdstuk 10 Wet milieubeheerOUD Hoofdstuk 10 Wet milieubeheerNIEUW Uitbreiding c.q. wijziging
20 Artikel 10.13, eerste lid, Wm (oud)Bij de provinciale milieuverordening kunnen, indien de doelmatige verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen van meer dan gemeentelijke belang is, regels worden gesteld omtrent de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Artikel 10.29 WmBij amvb kunnen, voorzover het betreft gevallen waarin een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen van meer dan gemeentelijk belang is, regels worden gesteld omtrent de inzameling van die afvalstoffen. Zie ook toelichting onder 18.
21 Artikel 10.13, tweede lid, Wm (oud)Bij provinciale milieuverordening kan een aanwijzing plaatsvinden van de gemeenten die bij de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen dienen samen te werken. Vervallen. In de Memorie van Toelichting wordt aangegeven dat verplichte samenwerking inmiddels kan worden gemist. Daar waar nodig, pleegt samenwerking op vrijwillige basis tot stand te komen. Besloten is om de verplichte samenwerkingsvormen uit hoofdstuk 10 Wm te schrappen.
22 Artikel 10.14 Wm (oud):Procedureregels verplichte samenwerking gemeenten bij de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Vervallen. Zie ook toelichting onder 21.
§2.4 De belangrijkste wijzigingen nogmaals op een rij
De belangrijkste wijzigingen, genoemd in paragraaf 2.3, worden op een rij gezet en kort toegelicht.
1. Verbreding van de grondslag van de afvalstoffenverordening (artikel 10.23, eerste lid, Wm)
De afvalstoffenverordening wordt vastgesteld “in het belang van de bescherming van het milieu”.
Afdeling 4.2 van de model-APV (oud) was een zogenaamde gemengde verordening en bestond zowel uit een groot aantal medebewindsbepalingen als ook uit een aantal autonome bepalingen. De afvalstoffenverordening, zoals in dit model verwoord, is een volledige medebewindsverordening en in zijn geheel op de Wet milieubeheer gebaseerd. Weliswaar heeft de gemeente altijd de mogelijkheid om op grond van haar autonome bevoegdheid aanvullende bepalingen op te nemen, maar de behoefte hieraan zal zeer gering zijn. Naar verwachting zullen eigen gemeentelijke aanvullingen het belang van de bescherming van het milieu dienen.
Ook regels die de milieu-aspecten van handelingen met afvalstoffen (dus niet alleen huishoudelijke afvalstoffen) beogen te beperken kunnen voortaan worden opgenomen bij of krachtens de afvalstoffenverordening.
2. Het verbod om een vergunningenstelsel voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen te hanteren (artikel 10.23, derde lid, Wm)
In afdeling 4.2 model-APV (oud) was de mogelijkheid van een vergunningstelsel voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen opgenomen, indien de lokale specifieke situatie daartoe aanleiding gaf. Artikel 10.23, derde lid, Wm sluit een dergelijk vergunningstelsel voortaan uitdrukkelijk uit. Deze bevoegdheid is uitsluitend voorbehouden aan de minister. Een vergunningstelsel voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen keert niet meer terug in de afvalstoffenverordening.
3. De bevoegdheid tot het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen (artikel 10.23, eerste lid, en derde lid, Wm)
In de afvalstoffenverordening kunnen - in het belang van de bescherming van het milieu - voortaan ook regels worden gesteld over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. De memorie van toelichting is hierover zeer duidelijk. Er mag, zoals al eerder gesteld, geen sprake zijn van een vergunningstelsel. De regels mogen ook niet leiden tot bevoordeling van de eigen inzameldienst en benadeling van andere aanbieders.
4. De bevoegdheid tot het stellen van regels bij verordening over de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen op grond van de Wet milieubeheer (artikel 10.24, tweede lid, Wm)
De bredere grondslag van de afvalstoffenverordening komt ook uitdrukkelijk naar voren bij bevoegdheid van het college om bij afvalstoffenverordening regels te stellen over de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Afdeling 4.2 van de model-APV (oud) bood deze mogelijkheid al (“het college kan regels stellen.”). De discussie die toen speelde was of deze regels van het college gebaseerd waren op medebewind of op autonomie. Voor de strafbaarstelling was dit van groot belang. Met artikel 10.24, tweede lid, Wm wordt nu duidelijkheid verschaft. Voortaan vinden ook de regels die gesteld worden over de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen hun grondslag in de Wet milieubeheer en is er dus sprake van medebewind.
5. Het stellen van regels bij verordening over het voorkomen of beperken van zwerfafval op grond van de Wet milieubeheer (artikel 10.25, eerste lid, onder a, Wm)
Ook hier is sprake van verbreding van de grondslag van de afvalstoffenverordening. De raad kan voortaan regels in de afvalstoffenverordening opnemen ter voorkoming of beperking van zwerfafval. Gedacht kan worden aan het verbod om ter inzameling gereed gezet afval te doorzoeken (het zogenaamde morgensterren-verbod) of het voorschrijven van bepaalde voorzieningen (bijvoorbeeld een afvalbak bij gelegenheden die eet- en drinkwaren verkopen).
Dergelijke bepalingen waren eerder opgenomen in afdeling 4.4 model-APV, zij het op grond van de autonome verordenende bevoegdheid. De bepalingen krijgen voortaan een plaats in de afvalstoffenverordening zelf en vinden hun grondslag in de Wet milieubeheer. Benadrukt moet worden dat hier sprake is van facultatief medebewind. De raad kan dit regelen in de afvalstoffenverordening, maar is dit niet verplicht.
6. Het stellen van regels bij verordening over het opruimen van zwerfafval op grond van de Wet milieubeheer (artikel 10.25, onder b, Wm)
In de afvalstoffenverordening wordt een bepaling opgenomen over het opruimen van zwerfafval. Ook hier is sprake van facultatief medebewind.
7. Het stellen van regels bij verordening over de opslag van afvalstoffen (artikel 10.24, eerste lid, onder c, Wm)
Artikel 10.25, onder c, Wm strekt onder andere ter vervanging van artikel 10.17 Wet milieubeheer (oud). Hierin was een verbod opgenomen om autowrakken aanwezig te hebben op een voor het publiek zichtbare plaats. Op grond van de Wet milieubeheer kunnen voortaan in de afvalstoffenverordening regels worden gesteld omtrent de opslag van alle afvalstoffen, inclusief autowrakken. Ook hier is sprake van facultatief medebewind.
8. Aanwijzing van de inzameldienst bij besluit van het college (artikel 10.24, onder a, Wm)
In afdeling 4.2 van de model-APV (oud) werd de inzameldienst aangewezen bij verordening. Voortaan kan de aanwijzing van de inzameldienst ook plaatsvinden bij besluit van het college.
9. De verplichting om bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening rekening te houden met het milieuprogramma, indien er geen milieubeleidsplan geldt (artikel 10.23, tweede lid, onder a en b, Wm)
Gemeenten zijn verplicht om bij de vaststelling of wijziging van de afvalstoffenverordening rekening te houden met het gemeentelijke milieubeleidsplan. Dit was ook op deze wijze onder het oude regiem geregeld. Het is echter niet wettelijk verplicht om een milieubeleidsplan op te stellen. Indien er geen milieubeleidsplan aanwezig is, dient de gemeente rekening te houden met het gemeentelijke milieuprogramma. Dit is een nieuwe verplichting voor de gemeente.
10. De verplichting om bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening rekening te houden met het landelijk afvalbeheerplan (artikel 10.23 tweede lid, aanhef, Wm)
Op grond van artikel 10.14 Wm is ieder bestuursorgaan verplicht om rekening te houden landelijk afvalbeheerplan bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening.
De verplichting tot het opstellen van een landelijk afvalbeheerplan (LAP) vloeit voort uit Europese regelgeving. Het LAP voorziet in het beleid over de verwijdering van in principe alle afvalstromen en de gehele verwijderingsketen. Het LAP behelst 3 onderdelen: het beleidskader, de beleidsplannen per sector en de capaciteitsplannen. Het LAP wordt één keer per vier jaar door de minister van VROM vastgesteld met een vooruitblik van 10 jaar.
11. Doelmatigheidstoets: doelmatig beheer in plaats van doelmatige verwijdering (artikel 10.26, eerste lid, Wm)
Op grond van artikel 10.26, eerste lid, Wm kan de raad - in het belang van een doelmatig beheer - afwijken van artikel 10.21 Wm. Het gaat om de volgende afwijkingen: inzameling nabij elk perceel in plaats van bij elk perceel, inzameling met een bij de verordening aangewezen regelmaat en uitsluiting van een deel van het grondgebied van inzameling.
De oude Wet milieubeheer sprak van de mogelijkheid tot afwijking in het belang van een doelmatige verwijdering. In artikel 1.1 Wm (oud) werden de elementen van deze doelmatigheidstoets gedefinieerd. Het betrof de effectiviteit en de efficiëntie van de verwijdering, de effectiviteit van het toezicht, de capaciteit en de continuïteit van de verwijdering, de spreiding van de verwijderingsinrichtingen en de nazorg voor gesloten stortplaatsen.
In het huidige artikel 1.1 Wm wordt doelmatig beheer van afvalstoffen als volgt gedefinieerd: “Zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbij rekening wordt gehouden met het geldende afvalbeheerplan, dan wel de voor de vaststelling van het plan geldende bepalingen, dan wel de voorkeursvolgorde aangegeven in artikel 10.4, en de criteria, genoemd in artikel 10.5, eerste lid.” De doelmatigheidstoets voor gemeenten genoemd in artikel 10.26, eerste lid, Wm richt zich concreet op toetsing aan het LAP, op een efficiënt en effectief beheer van afvalstoffen, een effectief toezicht op het beheer van afvalstoffen en op de vastgestelde voorkeursvolgorde van afvalstoffen.
12. Bij afwijkingen bij verordening stelt het college en niet de gemeenteraad de inspecteur op de hoogte van het voornemen (artikel 10.26, derde lid, Wm)
Bij de onder punt 11 genoemde afwijkingen van artikel 10.21 Wm stelt het college de inspecteur op de hoogte van het voornemen. Voorheen was de raad hiertoe verplicht.
13. De sturende rol van het rijk via amvb’s in plaats van de sturende rol van de provincies via de provinciale milieuverordeningen
Onder het regiem van hoofdstuk 10 Wet milieubeheer (oud) was een grote rol weggelegd voor de provincies. In de provinciale milieuverordening (PMV) waren verplichtingen voor gemeenten opgenomen ten aanzien van het stellen van regels. Het betrof regels over handelingen met bedrijfsafvalstoffen buiten inrichtingen als ook regels die richting gaven aan de inhoud van gemeentelijke afvalstoffenverordeningen.
Door de behoefte van de sturing van afvalstoffen op rijksniveau is de bevoegdheid tot het stellen van regels door de provincies grotendeels op landelijk niveau gebracht. Concreet betekent dit dat de regels die tot op heden in de provinciale milieuverordening zijn gesteld op termijn zullen worden vervangen door algemene maatregelen van bestuur (amvb’s). Op termijn, want op dit moment zijn deze amvb’s nog niet gereed, en zijn de provinciale milieuverordeningen door gestelde overgangstermijnen nog steeds geldig.
§2.5 Ontwikkelingen
§2.5.1 Intrekking regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel
In afwijking van artikel 10.21 Wm kan de raad op grond van artikel 10.26 eerste lid 1, onder b, Wm bij verordening besluiten dat - in plaats van bij elk perceel - nabij elk perceel wordt ingezameld. Gemeenten moeten daarbij wel voldoen aan randvoorwaarden die zijn opgenomen in de ‘Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel’. Deze regeling is in november 1998 in werking getreden (zie ook artikel 10.26, vierde lid, Wm). Indien de raad besluit tot de inzameling nabij elk perceel, is hij verplicht om de inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26, tweede lid, Wm). Daarnaast is het college verplicht om de inspecteur op de hoogte te stellen van het voornemen tot dit besluit (zie artikel 10.26, derde lid, Wm).
In het kader van het project Herijking VROM-regelgeving, waarmee het ministerie van VROM in 2003 van start is gegaan, is gezocht naar wettelijke regels die vanwege overbodige bureaucratie of problemen met de uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en fraudegevoeligheid zouden moeten worden aangepast of afgeschaft.
Een van de herijkingsvoorstellen is dat de Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel zal worden ingetrokken. Uit het oogpunt van decentralisatie is het dan niet noodzakelijk om te bepalen binnen welke maximale afstand van de perceelgrens de gemeente moet zorgdragen voor de inzameling van huishoudelijk afval, indien het inzameling nabij elk perceel betreft. De gemeente heeft hierin haar eigen beleidsvrijheid. Wanneer de regeling zal worden ingetrokken is op dit moment nog niet bekend.
§2.5.2 Wet Dualisering gemeentelijke medebewindswetgeving
De Wet Dualisering Gemeentebestuur concentreert de bestuurlijke bevoegdheden zoveel mogelijk bij het college. Om de bestuurlijke bevoegdheden over te dragen aan het college is daarnaast een wijziging van een groot aantal medebewindswetten nodig, waaronder van de Wet milieubeheer. Het wetsvoorstel Dualisering Gemeentelijke Medebewindswetgeving bevindt zich in de voorbereidende fase. Naar verwachting treedt de wet in juli 2004 in werking.
Voor de afvalstoffenverordening heeft de Wet Dualisering gemeentelijke medebewindswetgeving geen gevolgen.
Paragraaf 3. UITVOERINGSBESLUITEN
§ 3.1 Overzicht uitvoeringsbesluiten
In onderstaand schema is per artikel uit de verordening aangegeven of en zo ja, welk uitvoeringsbesluit op grond van dit artikel door het college kan worden genomen. Ook is aangegeven of er op grond van het artikel een vergunning of ontheffing kan worden verleend.
Benadrukt moet worden dat de genoemde uitvoeringsbesluiten voortaan hun uitdrukkelijke grondslag vinden in de Wet milieubeheer.
NR ONDERWERP MOGELIJKE UITVOERINGSBESLUITEN/ONTHEFFING OF VERGUNNING
§1 Algemene bepalingen
1 Begripsomschrijvingen Uitvoeringsbesluit op grond van lid 2:Vaststellen omschrijving van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in lid 1.
2 Beslistermijn
3 Indiening aanvraag
4 Voorschriften en beperkingen
5 Persoonlijk karakter van de vergunning of ontheffing
6 Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing
§2 Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen
7 Aanwijzing inzamelende instanties Uitvoeringsbesluit op grond van lid 1:Aanwijzing inzameldienst.Uitvoeringsbesluit op grond van lid 2: Aanwijzing andere inzamelaars voor de inzameling van afzonderlijke categorieën huishoudelijk afvalstoffen.
8 Afzonderlijke inzameling Uitvoeringsbesluit op grond van lid 2:Vaststellen omschrijving van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in lid 1.
9 Inzamelmiddelen en -voorzieningen Uitvoeringsbesluit op grond van lid 2:Aanwijzing inzamelmiddel of -voorziening van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstof ten behoeve van een gebruiker van een perceel.
10 Frequentie van inzamelen Uitvoeringsbesluit op grond van lid 9:Vaststelling frequentie van inzameling van overige categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk in aangewezen delen van de gemeente bij elk perceel worden ingezameld.
11 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning Vergunningstelsel voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.
§3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
12 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
13 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen Uitvoeringsbesluit op grond van lid 2:Verbod aan anderen dan gebruikers van percelen om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan de bieden aan een vergunninghouder.
14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden Uitvoeringsbesluit op grond van lid 2:Aanwijzing aan welke personen of instanties de bij verordening aangewezen huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk moeten worden aangeboden, moeten worden aangeboden.
NR ONDERWERP MOGELIJKE UITVOERINGSBESLUITEN
15 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen voor de gebruiker van een perceel Uitvoeringsbesluit op grond van lid 3:Vaststellen regels over plaatsen en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel ter inzameling moeten worden aangeboden.Uitvoeringsbesluit op grond van lid 4:Vaststellen regels over het maximale gewicht per inzamelmiddel en het maximum aantal inzamelmiddelen dat per keer kan worden aangeboden.Uitvoeringsbesluit op grond van lid 5:Vaststellen regels over de voorwaarden waaronder de inzamelmiddelen worden verstrekt.Uitvoeringsbesluit op grond van lid 5:Vaststellen regels over het gebruik en reiniging van een door de gemeente verstrekt gesteld inzamelmiddel.Uitvoeringsbesluit op grond van lid 6:Vaststellen regels over de eisen van het te gebruiken inzamelmiddel, dat niet van gemeentewege is verstrekt.
16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van een groep van percelen Uitvoeringsbesluit op grond van lid 3:Vaststellen regels over de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen moeten worden aangeboden.
17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau Uitvoeringsbesluit op grond van lid 3:Vaststellen regels over de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening op wijkniveau kunnen worden aangeboden.
18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau Uitvoeringsbesluit op grond van lid 3:Vaststellen regels over de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen bij een brengdepot op lokaal of regionaal niveau kunnen worden aangeboden.
19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel Uitvoeringsbesluit op grond van lid 1:Aanwijzing categorieën huishoudelijke afvalstoffen die zonder inzamelmiddel ter inzameling moeten worden aangeboden.Uitvoeringsbesluit op grond van lid 2:Vaststellen regels over de wijze waarop de genoemde huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.Uitvoeringsbesluit op grond van lid 3:Vaststellen regels over maximale gewicht, afmetingen en volume waarop de genoemde huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.
20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden Uitvoeringsbesluit op grond van lid 1:Vaststellen dagen en tijden waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.
21 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen Vaststellen regels over het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen.
§4 Inzameling van bedrijfsafvalstoffen
22 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst Aanwijzing bedrijfsafvalstoffen als categorie die worden ingezameld door de inzameldienst.
23 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst Uitvoeringsbesluit op grond van lid 3:Vaststellen regels over dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop bedrijfsafvalstoffen kunnen worden aangeboden aan de inzameldienst.
24 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst Uitvoeringsbesluit op grond van lid 2:Vaststellen regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen aan een ander.
NR ONDERWERP MOGELIJKE UITVOERINGSBESLUITEN
§5 Zwerfafval
25 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging Ontheffingstelsel voor de opslag van afvalstoffen
26 Achterlaten van straatafval
27 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
28 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
29 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
30 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
§6 Overige onderwerpen die de verordening aangaan
31 Verbod op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen Ontheffingstelsel voor de opslag van afvalstoffen op een voor het publiek zichtbare plaats.
32 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden
§7 Slotbepalingen
33 Strafbepaling
34 Inwerkingtreding
35 Aanwijzing toezichthouders
36 Overgangsbepaling
37 Citeertitel
§ 3.2 Verordening of uitvoeringsbesluiten?
In deze model-afvalstoffenverordening is ervoor gekozen om meer gedetailleerde regels, die aan veranderingen onderhevig kunnen zijn, in uitvoeringsbesluiten van het college op te nemen. Er is immers sprake van een model die in vele gemeenten toepasbaar moet kunnen zijn.
Er zijn echter gemeenten die er uitdrukkelijk voor kiezen om dergelijke regels ook uitdrukkelijk bij verordening te regelen. Hierin zijn gemeenten volledig vrij. Beide varianten hebben hun voor- en nadelen. Zo zal een ‘basale” verordening bij wijziging niet iedere keer te hoeven worden vastgesteld door de raad. Aan de andere kant kan het regelen van deze onderwerpen in de verordening zelf duidelijker zijn en de handhaafbaarheid vergroten.
Indien de gemeente kiest voor een basale verordening en met daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten, zou een optie kunnen zijn om de diverse uitvoeringsbesluiten in één verzamelbesluit op te nemen.
Paragraaf 4: HANDHAVING IN DE PRAKTIJK
§ 4.1 Strafrechtelijke handhaving
Indien in de afvalstoffenverordening de artikelen zijn aangeduid als een strafbaar feit, kan het strafrechtelijk worden gehandhaafde. De gemeente Amsterdam heeft uitdrukkelijk gekozen voor dit spoor. Een goede relatie met het Openbare Ministerie is een belangrijke randvoorwaarde en er dienen goede afspraken te worden gemaakt. Dit ter voorkoming van het uitblijven van strafvervolging, indien er andere prioriteiten worden gesteld.
In de Wed is de strafmaat aangegeven van overtredingen van plaatselijke verordeningen die gebaseerd zijn op de Wet milieubeheer. In het geval van de afvalstoffenverordening hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie. Artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht stelt de hoogte van een boete van de vierde categorie vast op maximaal 11.250 euro. Artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht geeft de officier van justitie de mogelijkheid om met een boete strafvervolging te voorkomen.
Het openbaar ministerie heeft richtlijnen opgesteld voor boetes. De boete voor het verkeerd aanbieden van huishoudelijk afval of voor zwerfafval is op dit moment gesteld op een standaardbedrag van 46 euro.
§ 4.2 Bestuursrechtelijke spoor: spoedeisende bestuursdwang
De gemeenten Utrecht en Rotterdam hebben gekozen voor het toepassen van spoedeisende bestuursdwang door middel van het direct opruimen van verkeerd aangeboden afvalstoffen. Hiervan worden de kosten in rekening worden gebracht bij de overtreder.
In Rotterdam worden de bewoners van wijken waar de spoedeisende bestuursdwang wordt ingevoerd vooraf geïnformeerd door bewonersbrieven en publicaties in lokale bladen. Daarbij worden de spelregels bekend gemaakt voor het aanbieden van huisvuil en de “sanctie” die staat op het verkeerd aanbieden van huisvuil.
Handhavingsteams verwijderen het verkeerd aangeboden huisvuil na dit doorzocht te hebben op poststukken. Hiervan wordt procesverbaal op gemaakt, dat vervolgens wordt omgezet in een bestuursdwangbesluit met een rekening van € 45,-.
De spoedeisendheid is gelegen in het feit dat de gemeente Rotterdam zwaar heeft ingezet op een beleid dat is gericht op het schoon, heel en veilig maken van wijken in Rotterdam. Verkeerd aangeboden huisvuil trekt niet alleen huisvuil aan, maar ook ongedierte. Bovendien is het een bron van zwerfafval en leidt in zijn algemeenheid tot een verloederd beeld van de wijk.
Utrecht is medio 2003 begonnen met bestuursrechtelijke handhaving. Hiervoor is een uitgebreide mediacampagne aan vooraf gegaan. Na een periode van voorlichting volgde een periode van waarschuwing (gele kaarten) en tot slot de daadwerkelijke start van de handhaving. De gemeentelijke reinigingspolitie maakt hierbij gebruik van het instrument spoedeisende bestuursdwang.
In tegenstelling tot het strafrecht, waarbij men zich richt op het straffen van de overtreder, richt de toepassing van bestuursdwang zich in eerste aanleg op het ongedaan maken van de overtreding. Dit neemt niet weg dat de reinigingspolitie in voorkomende gevallen (denk aan een heterdaad-situatie of een bekennende verdachte) ook strafrechtelijk kan en zal optreden. Alle medewerkers zijn immers beëdigde buitengewoon opsporingsambtenaar.
In geval van spoedeisende bestuursdwang doorzoekt de reinigingspolitie de vuilniszak op aanwezige adreswikkels. Men maakt een rapport op van de geconstateerde overtreding, welke als basis dient voor het bestuursdwangbesluit. Dit besluit wordt binnen enkele dagen na constatering van de overtreding verzonden vergezeld van een acceptgiro. Afhankelijk van de overtreding wordt € 46, € 92 of € 138 in rekening gebracht. De overtreder dient immers (een deel) van de gemaakte kosten te betalen. Wanneer de overtreder het met de bestuursdwangaanschrijving oneens is, kan hij hiertegen een bezwaarschrift indienen. Na het constateren van de overtreding zorgt de reinigingspolitie ervoor dat de overtreding direct ongedaan wordt gemaakt. Men beschikt niet voor niets over een voertuig waarin men zelf afval kan afvoeren.
De spoedeisendheid van de bestuursdwang laat zich verklaren door het feit dat het laten liggen van het afval leidt tot een (verdergaande) vervuiling van de openbare ruimte, het aantrekken van meer afval, het ontstaan van zwerfafval en een gevoel van onveiligheid bij de burgers (zie ook Rotterdam).
§ 4.3 Privaatrechtelijke weg: onrechtmatige daad
De gemeente Den Haag hanteert, in afwachting van de bestuurlijke boete, de civielrechtelijke weg bij het verkeerd aanbieden van huishoudelijk afval. Bij deze aanpak worden, indien huisvuil illegaal wordt aangeboden, de kosten van verwijdering en de daarmee verbonden administratieve handelingen in rekening gebracht. De kosten bedragen op dit moment 166 euro.
§ 4.4 Bestuursrechtelijke handhaving: bestuurlijke boete?
De VNG pleit al jaren voor intensivering van de bestuurlijke handhaving en zet op dit moment sterk in op een snelle en brede invoering van de bestuurlijke boete. Dit om daadkrachtig te kunnen optreden tegen verloedering van het publieke domein. Over de invoering van de bestuurlijke boete vindt overleg plaats tussen VNG (sector BJZ) en het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties (BZK), het ministerie van Justitie en het Openbaar Ministerie.
In februari 2003 heeft de VNG de publicatie “Bestuurlijke handhaving versterkt! VNG-pleidooi voor de invoering van een bestuurlijke boete uitgegeven” (VNG Uitgeverij, ISBN: 90 322 7946 7). In de bijlage is een lijst opgenomen, met een opsomming van feiten waarvoor de handhaving door een bestuurlijke boete zeer gewenst is. In deze feitenlijst zijn bijvoorbeeld ook artikelen opgenomen over het verkeerd aanbieden van huishoudelijk afval. De bestuurlijke boete kan ook worden toegepast voor de aanpak van zwerfafval.
Op dit moment zijn de ontwikkelingen rondom de bestuurlijke boete in een stroomversnelling. De minister van BZK is positief over een snelle invoering van een bestuurlijke boete. De uitgangspunten en voorwaarden worden in overleg met de VNG nog nader worden uitgewerkt. Wel is bekend dat gemeenten de keuze krijgen of ze wel of niet de bestuurlijke boete willen invoeren. Afgesproken is dat het wetstraject zo spoedig mogelijk wordt gestart. Op dit moment is nog niet bekend wanneer de bestuurlijke daadwerkelijk wordt ingevoerd.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl