Regeling vervallen per 20-03-2018

Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland

Geldend van 01-02-2013 t/m 19-03-2018

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan  onder:a.  de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;b.  het samenwerkingsorgaan: het openbaa  lichaam, zoals bedoeld in artikel 2 van de regeling;c.  een deelnemende gemeente: een aan de regelin  deelnemende gemeente;d. het gebied  het grondgebied van de gemeente  Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Lelden, Leiderdorp, Lisse,Nieuwkoop, Noordwijk Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude;e.  Gedeputeerde Staten:  Gedeputeerd  Staten van Zuid-Holland;f. De wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgermeester, onderscheidenlijk het samenwerkingsorgaan, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan  onder:

a.  de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

b.  het samenwerkingsorgaan: het openbaa  lichaam, zoals bedoeld in artikel 2 van de regeling;

c.  een deelnemende gemeente: een aan de regelin  deelnemende gemeente;

d. het gebied  het grondgebied van de gemeente  Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Lelden, Leiderdorp, Lisse,Nieuwkoop, Noordwijk

Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude;

e.  Gedeputeerde Staten:  Gedeputeerd  Staten van Zuid-Holland;

f. De wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgermeester, onderscheidenlijk het samenwerkingsorgaan, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 2 Openbaar lichaam

Artikel 2 Openbaar lichaam 1. Er is een openbaar lichaam genaamd: ''Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland''.2. He openbaar lichaam is rechtspersoon als bedoeld in artikel 8, lid 1 van de wet en is gevestigd in Leiden. 3. In afwijking van lid 2 kan het Algemeen Bestuur een uitzondering maken wat betreft de vestigingsplaats;4. Het rechtsgebied van het samenwerkingsorgaan omvat he grondgebied van deelnemende gemeenten. de5. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

1. Er is een openbaar lichaam genaamd: ''Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland''.

2. He openbaar lichaam is rechtspersoon als bedoeld in artikel 8, lid 1 van de wet en is gevestigd in Leiden.

3. In afwijking van lid 2 kan het Algemeen Bestuur een uitzondering maken wat betreft de vestigingsplaats;

4. Het rechtsgebied van het samenwerkingsorgaan omvat he grondgebied van deelnemende gemeenten. de

5. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 3 Samenstelling

Het Bestuur van het samenwerkingsorgaan bestaat uit:

a. Het Algemeen Bestuur;

b. Het Dagelijks Bestuur;

c. De voorzitter.

Hoofdstuk 3 Taken en bevoegdheden

Artikel 4 Belangenbehartiging

  • 1. Het samenwerkingsorgaan heeft tot doel, vanuit de gedachte van verlengd lokaal Bestuur en met inachtneming van wat verder in de regeling is bepaald, het behartigen van gemeenschappelijke belangen van de gemeenten op de in artikel 5 genoemde beleidsterreinen die bepalend zijn voor een evenwichtige en voorspoedige ontwikkeling van het gebied.

  • 2. 2.  De In het eerste lid genoemde belangenbehartiging omvat, met erkenning van de eigen bevoegdheden van de besturen van de gemeenten, het gevraagd of ongevraagd adviseren over:

    a. Alle aangelegenheden, waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat zij voor de intergemeentelijke verhoudingen en ontwikkelingen van wezenlijk belang zijn;

    b. Aangelegenheden, waarvoor  beraad door een of meer besturen  van deelnemende  gemeenten  wordt  gewenst.

  • 3.  Naast de in het tweede lid bepaalde word in de belangenbehartiging zoals genoemd in het eerste lid onderscheid gemaakt in:

    a. Richtinggevend: waarin op regionaal niveau door het algemeen  Bestuur een eenduidige beleidslijn, visie of verordening wordt vastgesteld voor taken zoals genoemd in artikel 5;

    b. Platform: het bieden van een permanente onderhandelingstafel vooronderlinge afstemming tussen de deelnemende  colleges. Waarbij op initiatief van  één of meerdere  gemeenten overleg en afstemming plaats kan vinden over onderwerpen die niet behoren tot de in artikel 5 genoemde  taken, waarbij regionale afstemming of gezamenlijk optrekken van meerwaarde is;

    c.Efficiency: Indien aantoonbaar is dat door de gezamenlijke uitvoering van  een aan de afzonderlijke gemeenten opgedragen taak een goedkopere/of beter product  kan worden geleverd.

  • 4. a. Het samenwerkingsorgaan kan diensten  verlenen ten behoeve van één of meer deelnemende gemeenten, indien deze  daarom verzoeken. Diensten kunnen ook aan andere aan andere gemeenten of organisaties  worden verleend.

    b. Het Dagelijks Bestuur legt het verzoek tot het verlenen van  een dienst voor instemming vooraan het Algemeen Bestuur.

    c. Het samenwerkingsorgaan kan diensten afnemen van een deelnemende gemeente, dit tegen door het Dagelijks  Bestuur nader overeen te komen voorwaarden.

Artikel 5 Beleidsterreinen, taken en bevoegdheden

Ter behartiging van de in artikel 4 lid 1 genoemde belangen voert het samenwerkingsorgaan binnen de onderstaande beleidsterreinen de volgende taken uit:

1. Economische zaken, toerisme en recreatie: het vaststellen,periodiek actualiseren en

de procesbegeleiding van een:

a bedrijventerreinenstrategie;

b  regionale  visie toerisme  en recreatie;

c  economische agenda;

d  kantorenstrategie;

2.  Vervallen

3.Natuur en Landschap: het vaststellen, periodiek actualiseren, de procesbegeleiding van visies, beleidsplannen en programma's ten behoeve van regionale landschapsontwikkeling.

4.  Ruimtelijke ordening: het vaststellen, periodiek actualiseren, de procedbegeleiding van visies, beleidsplannen en programma's ten behoeve van regionale ruimtelijke ontwikkelingen.

5.  Verkeer en vervoer:

a Het vaststellen, periodiek  actualiseren  en implementeren vaneen Regionaal Verkeers- en Vervoersplan (RVVP);  

b  Het in stand houden van een collect Vraagafhankelijk Verveerssysteem (CVV);

c Het gestelde onder b is niet van toepas op de gemeenten Alphen aan Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude tot deze gemeenten besluiten alsnog aan te sluiten bij het Colectief Vraagafhankelijk Vervoersysteem van Holland Rijnland;

d  De onder c genoemde  gemeenten blijven tot het moment van aansluiting op dit beleidsterrein buiten de kostentoedeling die gemoeid gaat bij de uitvoering gaat bij de uitvoering van de taken gesteld onder b;

e  de onder c genoemde  gemeen zijn tot het moment van aansluiting op dit it beleidsterrein niet bevoed  deel te nemen aan de besluitvorming die betrekking heeft op de onder b gestelde taken.

6.  Wonen:

a.  Het vaststellen en periodiek actualiseren  van een:

1.  Regionale woonvisie;

2.  Regionale woningbouw- en herstructureringsprogramma;

3.  Een huisvestingsverordening als bedoeld in artikel  2, eerste lid van d e Huisvestingswet vigerend voor die gemeente  waarva de raad explicitet heeft besloten deze  bevoegdheid aan het samenwerkingsorgaan te hebben overdragen; dan wel een model-huisvestingsverordening als bedoel  in artike 2, eerste lid van de Huisvestingswet vigerend  voor die gemeenten  waarvan de raad expliciet heeft besloten deze bevoegdheid vooralsnog niet aan het samenwerkingsorgaan te hebben overdragen, welke (model) huisvestigingsverordening slechts regels stelt met betrekking tot het in gebruik nemen of geven van woonruimte als bedoeld in hoofdstuk II van de Huisvestingswet;

b.  Het sluiten  van overeenkomsten als bedoeld in artikel  4 van de Huisvestlngswet voor die gemeenten  die de bevoegdheid expliciet hebben overgedragen;

c.  Het uitvoeren van hetgeen  aan burgemeester en wethouders  is opgedragen in hoofdstuk V van de Hulsvestingswet;

d.  Het behere  van door andere overhede te vertrekken woningbouwsubsidies..

7.  Sociale Agenda:

a.  Het vaststellen en periodiek actualiseren  van een regionaal  programma voor de Sociale Agenda;

b.  De instandhouding van een Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland  (RBL Holland Rijnland) dat belast is met de uitoefening van de Leerplichtwet 1969

c.  Het bestrijding van het voortijdig schoolverlaten door middel van de uitoefening van de taken  en bevoegdheden  als bedoeld In artikel 8.3.2 en artikel 8.3.3  Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 118h en artikel 1181

Wet op het voortgezet onderwijs, en artikel  162b en artikel 162c Wet op de expertisecentra;

d.  De regionale  inkoop  van volwasseneducatie in het kader van de Wet

Participatiebudget;

e.  Deelname aan interregionaal overleg  met de gezamenlijke gemeenten  in d andere samenwerkingsgebieden in de regio van het Regionale Platvormm Arbeidsmarkt Rijn-Gouwe;

f.  Het onder b en c gestelde Is niet van toepassig  op de gemeenten  Alphen  den Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude tot deze gemeenten besluitenten de onder sub b en c genoemde t en bevoegdheden over te dragen aanaëln het samenwerkingsorgaan;

g.  De onder f bedoelde gemeenten blijven buite de kostentoedeling voor de onder b en c genoemde taken;

h.  De onder f bedoelde gemeenten zijn niet bevoegd  deel te nemen aan de besluitvorming over de onder b en c genoemde  taken.

8.  Regionale Investeringsstrategle:

Het instellen en beheren van het het 'Regionaal Investeringsfonds Holland Rijnland'.

9.  Subsidies:

a. Het samenwerkingsorgaan is bevoegd tot het ontvangen  van subsidies en het verlenen  van subsidies voor wat betreft de taken en bevoegdheden zoals deze in dit artikel  zijn opgenomen.

b. Het samenwerkingsorgaan stelt daartoe  een Algemene subsidieverordening vast met in achtneming van het bepaalde in titel 4.2 van de Algemene  wet Bestuursrecht.

Artikel 6 Bijzondere besluitvormingsprocedure

  • 1.  Het Algemeen Bestuur stelt verordeningen,plannen en overige  maatregelen die ingrijpende gevolgen kunne hebben voor het samenwerkingsorgaann dan wel de deelnemende gemeente slechts vast nadat  het Dagelijk  Bestuu  de deelnemend raden of colleges, ieder voor zover het de  oorspronkelijke bevoegdheid betreft, in de gelegenhei  heeft gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het Algemeen Bestuu  te brengen;

  • 2.  Het Dagelijks Bestuur stel  het ontwerp van een plan ,als bedoeld  in het eerste lid voorlopig vast en zendt dit ontwer aan de raden van de  deelnemende gemeenten, di hun beschouwingen binnen 12 weken ter  kennis brengen van het Algemeen Bestuur. Het Dagelijk  Bestuur draagt zorg voor de informatievoorziening en het maken van afspraken ten behoeve van de Inspraa  over een ontwerpplan;

  • 3. Zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de in het vorige lid genoemde termijn beslist het Algemeen Bestuur omtrent de vaststelling van het plan. Indien tegen het ontwerpplan bedenkingen zijn ingediend of het Algemeen Bestuurbij het 'vaststellen van het plan afwijkt van het ontwerp wordt het besluit tot vaststelling met redenen omkleed;

  • 4.  Het plan wordt terstond  na de vaststelling medegedeel  aan de raden  van de deelnemende gemeenten en aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 7 Bevoegdheden en en buiten rechten

  • 1. De bestuursorgaan van het samenwerkingsorgaan komen alle bevoegdheden toe die het openbaar lichaam van rechtswege bezit om als rechtspersoon aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.

  • 2.  Aan de Bestuursorganen van het samenwerkingsorgaan behore met betrekking tot de overgedragen taken alle aan de gemeentebesturen toekomendee bevoegdheden, voor zover niet bij de regelin of de wet uitgezondend.  Het Algemeen Bestuu regelt voor zover nodig de verhouding van de op grond  van dit lid toegekende bevoegdheden tot die van de besture  van de deelnemende gemeentn,

  • 3. Het Samenwerkingsorgaan kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen als bedoeld in de artikelen 93 en 96 van de wet. Alvorens daartoe een ontwerpbeslult aan het Algemeen Bestuur voor te leggen, consulteert het Dagelijks Bestuur de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 8 Taken bestaande samenwerkingsverbanden

1.De belangenbehartiging als bedoeld in artikel 4 eerste lid, onverminderd het bepaalde in artikel 5,daaronder begrepen de daaraan verbonden rechten, plichten en risico', voor zover deze op de datum van inwerkingtreding van deze regeling werden uitgeoefend door het Samenwerkingsorgaan Duin- en Bollenstreek (SDB), het samenwerkingsorgaan Leidse Regio (SLR), het samenwerkingsorgaan Leidse Regio (SLR), het Samenwerkingsorgaan Ruimtelijke Ordening  en Volkshuisvesting Leidse Regio (het SROVLR), het Samenwerkingsorgaan Verkeer en Vervoer Leidse Regio (het  SVVLR), de Gemeenschappelijke regeling Volwasseneneducatie Leide Regio (GRVE LR) en het Intergemeentelijk Overleg Werk en Inkomen Leidse Regio (W&I LR), worden op voorhand door het samenwerkingsorgaan onder dezelfde voorwaarden, voor rekening en risico van de deelnemers aan de eerder genoemde samenwerkingsverbanden voortgezet:

a.  Zolang geen afwikkeling en verdelin  van de bestaand rechten, plichten en risico'ss ten laste van de deelnemers aan de betreffende samenwerkingsverbanden (SDB, SLR, SROVLR, SVVLR, GRVE LR en W&I LR), door een extern onafhankelijk deskundige vastgesteld, t.a.v. deze taken heeft plaatsgevonden;

b.  Totdat t.a.v. de wijze en omva van de uitoefening van de bovengenoemde takenen door het algemen  Bestu van het samenwerkingsorgaan n nader is beslist.

2.  De belangenbehartiging als bedoeld in artike 4 eerste lid, onverminderd het  bepaalde in artikel  5 ,daaronder begrepe  de daaraan verbonde rechten, plichten  en risico's, voor zover deze voor de datu van inwerkingtredingg van de vierde wijziging van deze regeling  werden uitgeoefend door Holland Rijnland  respectievelijke door de gemeenten Alphen aan den Rij n,Nieuwkoop, Rijnwoue  alsmede de gemeent  Kaag en Braassem als zijn de rechtsopvolger van de gemeent  Jacobswoude dan wel door het Rijnstreekberaad worde  op voorhand door Holland Rijnland  respectlevelijk door de vorengenoemde gemeenten dan wel het Rijnstreekberaad onder dezelfde voorwaarden,voor rekening en risico voortgezet totdat t.a.v. de wijze en omvan  v de uitoefening van de bovengenoemde taken door het algemeen Bestuurr  van het samenwerkingsorgaan nadei Is beslist.

Hoofdstuk 4 Algemeen Bestuur

Artikel 9 Samenstelling Algemeen Bestuur

  • 1.  De raad van iedere deelnemende gemeente  wijst  twee raads- en/of  collegeleden aan als leden van het algemee Bestuur. Daarnaast kunnen gemeenten met meer dan 20.000 inwoners, per hele eenheid van 20.000  inwoners (naar boven afgerond), een extra vertegenwoordiger aanwijzen.an

  • 2.  Bij de aanvang van een nieuwe zittingsperiode geven gemeenteraden aan met hoeveel AB leden de onderscheiden gemeenten in het algemeen Bestuur worden vertegenwoordigd.

  • 3. Voorr de overeenkomstig het eerste lid aangeweze leden van het algemeen Bestuur wijst de gemeenteraad plaatsvervangende leden aan uit zijnn midden of uit het college van burgemeeste en wethouders.  Een plaatsvervangend lid treedt op bij verhindering of afwezigheid van een lid van het algemeen  Bestuur.

  • 4. De bepalingen van de regeling met betrekking tot de leden van het algemeen Bestuur zijn van overeenkomstige toepassing  op de plaatsvervangende leden.

  • 5.  Bij de besluitvorming beschikt elke deelnemende gemeente over één stem per 10.000 inwoners, afgerond naar boven, vermenigvuldigt met de factor  2. De verdeling van de stemmen binnen een gemeentelijke afvaaridiging vind plaats overeenkomstig het door de betreffende gemeenteraad daartoe genomen raadsbesluit.

  • 6. Onder het aantal inwoners van een gemeente wordt verstaan  de door het Centraal Bureau voor de Statistiek per 1 januari van het lopende jaar openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 7. Indien  de leden van een gemeente door wijziging van het inwoneraantal een groter dan wel een kleiner stemgewicht krijgen, wordt daaraan bij de eerstvolgende periode als bedoeld in artikel 10 tweede lid toepassing gegeven.

  • 8. Het lidmaatschap van het algemeen Bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het Bestuur van het samenwerkingsorgaan aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van deze bepaling gelijkgesteld zij die in dienst van het samenwerkingsorgaan op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

Artikel 10 Zittingsperiode

  • 1. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt met ingang van de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt, dan wel op grond van artikel 13 lid 2 van de wet.

  • 2.  De raden van de deelnemende gemeenten benoemen in bij voorkeur de eerst vergadering van de nieuwe zittingsperiode of zo snel als mogelijk de door hen aan te wijzen leden en plaatsvervangende leden van het algemeen Bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 3. Indien de raad van een deelnemende gemeente niet kan voldoen de raad van een deelnemende gemeente niet kan voldoen aan het bepaalde in het tweede lid, blijven de door hem aangewezen leden of plaatsvervangende leden van het Algemeen Bestuur, die hadden moeten aftreden, als zodanig fungeren, totdat  die gemeenteraad nieuwe leden of plaatsvervangende leden heeft aangewezen. Een uitzondering hierop is de situatie dat de betreffende leden geen deel meer uitmaken van het gemeentebestuur. In dat geval ontstaat een vacature die tijdelijk niet door de betreffende gemeente wordt opgevuld.

  • 4. De raad van een gemeente kan een lid of plaatsvervangende lid, door hem aangewezen. Indien dit het vertrouwen van de raad niet meer bezit, ten alle tijden ontslaan. De voorzitter van de betreffende gemeenteraad doet daarvan onmiddelijke mededeling aan de voorzitter.

  • 5. Indien tussentijdse een plaats van een lid of plaatsvervangende lid van het Algemeen Bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst de betreffende gemeenteraad, in haar eerstvolgende vergaderin of, indien dit niet mogelijk is, ten spoedigste een nieuw lid of plaatsvervangend lid aan.

  • 6. Van elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangende lid van het Algemeen Bestuurd geeft de voorzitter van de betreffende raad binnen twee wekenhiervan  kennis  aan de voorzitter.

  • 7. Een lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Het ontslag wordt medegedeeld aan het Algemeen Bestuur en aan de gemeenteraad die het lid heeft aangewezen.

  • 8.  Een lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur dat ontslag  heeft genomen blijft, met inachtneming van het bepaalde in artikel  13 lid 2 van de wet zijn functie waarnemen totdat zijn/haar opvolger  is aangewezen en deze de aanwijzing heeft aanvaard

Artikel 11 Vergadering Algemeen Bestuur

  • 1. In aanvulling op artikel 22 van de wet juncto artikel 17 van de Gemeentewet vergadert het Algemeen Bestuur  jaarlijks tenminste vier maal.

  • 2.  De artikelen 16, 17, 19, 20r 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn van toepassing op het houden en de orde van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur.

  • 3.  Voor zover bij of krachtens deze regelin niet anders is bepaald, worden besluiten van het Algemeen Bestuur genomen bij meerderheid van hetet aantal stemmen in het algemeenen Bestuur.

  • 4.  De openbare kennisgeving als bedoeld In artike 19 van de Gemeentewet geschiedt op verzoek van de voorzitter door de burgermeesters van de deelnemende gemeenten o de aldaar gebruikelijke wijze. .

  • 5.  De agenda en de daarbi behorende vergaderstukken worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ,tenminste twee weken voor het houden van de vergadering, aan de leden van het Algemeen Bestuur verzonden.

Artikel 12 Openbaarheid

1.Ten aanzien van de openbaarheid van vergaderingen van het Algemeen Bestuur en

het opleggen van een geheimhoudingsplicht zijn de artikelen 22 en 23 van de wet van overeenkomstige toepassing.

2.  In een besloten vergadering kan niet  worden beraadslaag  of besloten over:

a.  Het  vaststellen dan  wel wijzigen van de begroting;

b.  Het vaststellen van de rekening;

c.  Het  wijzigen dan  wel opheffen van de regeling.

Artikel 13 Informatie- en verantwoordingsplicht

  • 1. Het Algemeen Bestuur geeft zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen drie maanden aan de raden van de deelnemende gemeenten de door één of meer leden van die raden schriftelijke gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. Het Algemeen Bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste  beoordeling van het  door het bestuur gevoerde  en te voeren beleid nodig zijn.

  • 3. Een lid van het Algemeen Bestuur is aan de gemeenteraad, die hem/haar als lid heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem/haar In het Algemeen Bestuur  gevoerde  beleid. Het afleggen van verantwoording geschiedt volgens, door de betrokken gemeenteraad nader te stellen regels.

  • 4. Besturen van de deelnemende gemeenten zijn gehouden het samenwerkingsorgaan ennis te geven van de bij hen in voorbereiding zijnde plannen en/of maatregelen op het taakgebied van het samenwerkingsorgaan, voor zover deze redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor het functioneren van hetsamenwerkingsorgaan.

Artikel 14 Vergoedingen

  • 1. Het Algemeen Bestuur kan een tegemoetkoming in de kosten en/of een vergoeding voor de werkzaamheden van leden van het Algemeen Bestuur vaststellen. Art 21 van de wet is hierop van toepassing.

Hoofdstuk 5 Het Dagelijke Bestuur

Paragraaf

Artikel 15 Samenstelling Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit  vijf tot acht  leden, te weten de voorzitter en vier tot zeven  andere leden. Deze vier  tot zeven andere leden  worden door  en uit het Algemeen Bestuur aangewezen en dienen voort te komen uit de colleges van burgermeester en wethouders van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Het Algemeen Bestuur wijst in de eerste vergadering van elke zittingsperiode de leden  van  het  Dagelijks Bestuur aan.

  • 3. Een lid van  het  Dagelijks Bestuur kan, in geval van tijdelijke afwezigheid, worden vervangen door  een ander lid van het  Dagelijks Bestuur of, indien dit niet

    mogelijk is, door  een door  het Algemeen Bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid Deze tijdelijke vervanging kan ook plaatshebben indien een lid van het Dagelijks Bestuur het voorzitterschap waarneemt.

  • 4. De leden van  het Dagelijks Bestuur treden als lid van  dat Bestuur af met ingang van de dag, waarop de zittingsperiode van het Algemeen Bestuur afloopt. Zij blijven hun functie evenwel waarnemen tot  het  tijdstip waarop het  algemeen Bestuur een nieuw Dagelijks Bestuur heeft  aangewezen. Een uitzondering hierop is de situatie dat  de betreffende leden, uitgezonderd de voorzitter, geen deel meer uitmaken van het college van burgemeester en wethouders.

  • 5. Een lid van het  Dagelijks Bestuur kan te allen  tijde ontslag nemen.

  • 6. Degene  die tussentijds ophoudt lid van het Algemeen Bestuur te zijn, houdt tevens op lid vanhet Dagelijks Bestuur te zijn.

  • 7. Indien tussentijds een plaats in het dagelijks Besuur vacant komt, wijst het Algemeen Bestuur, een nieuw lid aan.

Artikel 16 Vergadering Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls naar gelang de voorzitter of tenminste twee leden dit nodig achten.

  • 2. In de vergadering van het Dagelijks  Bestuur heeft  elk lid één stem.

  • 3. De agenda en de daarbij behorende vergaderstukken worden, spoedeisende gevallen uitgezonder, ten minste tien dagen voor het houden van de vergadering, aan de leden van het Dagelijks Bestuur, alsmede de gemeenten die niet in het Dagelijks Bestuur vertegenwoordigd zijn, toegezonden.

  • 4. Op de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur zijn de artikelen 54 tot en met 59 van de Gemeentewet van overeenkomstig toepassing.

  • 5. In de eerste  vergadering van elke zittingsperiode en de eerste vergadering na een wijziging in de samenstelling van het Dagelijks Bestuur,maken de leden van het dagelijks Bestuur onderling  afspraken omtrent de portefeuilleverdeling en over de onderlinge plaatsvervanging. Deze afspraken worden medegedeeld aan het algemeen Bestuur en aan de deelnemende gemeenten.

Artikel 17 Bevoegdheden Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is belast met de dagelijkse leiding  van het samenwerkingsorgaan. Hiertoe behoort in elk geval:

    a.Het voorbereiden van al hetgeen aan het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

    b. Het uitvoeren van besluiten  van het Algemeen Bestuur;

    c. Het beheer van de gelden van het samenwerkingsorgaan;

    d.De zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    e.Het nemen van alle conservatoir maatregelen zowel in als buiten rechte en het

    doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    f.Het houden van toezicht op alles wat het samenwerkingsorgaan aangaat;

    g.Het binnen het kader van de door het Algemeen Bestuur vastgestelde formatie

    van het personeel benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel van het samenwerkingsorgaan.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur oefent,indien en voor zover het Algemeen Bestuur daartoe

    besluit en naar de door deze te stellen regels, de aan het Algemeen Bestuur toekomende bevoegdheden uit. met uitzondering van:

    a. Het vaststellen,dan wel wijziging van de begroting;

    b. Het vaststellen van de rekening;

    c. Het vaststellen van regels met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden;

    d. Het vaststellen van regels met betrekking tot de controle op de administratie en het beheer van vermogenswaarden;

    e. Het vaststellen van een organisatieverordening als bedoeld in artikel  26;

    f. Benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris;

    g.Algemeen verbindende voorschriften,verordeningen en beleidsregels voor zover het betreft een door de deelnemende gemeenteraden overgedragen bevoegdheid.

Artikel 18 Informatie en Verantwoordingsplicht Dagelijks Bestuur

  • 1. De leden van het Dagelijks Bestuur zijn, tezamen en ieder afzondelijk, aan het Algemeen Bestuur verantwoording beschuldigd voor het door het Dagelijks Bestuur gevoerde beleid.

  • 2. De leden van het Dagelijks Bestuur geven, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het

    Algemeen Bestuur ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur te voeren en gevoerde beleid nodig is. Zij geven tezamen, dan wel afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur, wanneer dit bestuur of leden daarvan hierom verzoeken, binnen acht weken alle gevraagde inlichtingen, een en ander voor zover zulks niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 3. Het Algemeen Bestuur kan een lid van het Dagelijks Bestuur als zodanig ontslag verlenen indien deze het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit. Omtrent een dergelijk ontslag zijn artikel 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1van de Algemene wet bestuursrecht niet van  toepassing.

Artikel 19 Vergoedingen

  • 1. Het Algemeen Bestuur kan een tegemoetkoming in de kosten en/of een vergoeding voor de werkzaamheden van leden van het Dagelijks Bestuur vaststellen. Artikel 21van de Wet is hierop van  toepassing.

Hoofdstuk 6 De voorzitter

Paragraaf

Artikel 20 Algemene bepalingen

  • 1. De voorzitter van het Algemeen en Dagelijks  Bestuur wordt door het AlgemeenBestuur uit zijn midden aangewezen. De voorzitter dient voort te komen uit het college van burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeenten.

  • 2. De aanwijzing van de voorzitter vindt plaats in de eerste vergadering van het

    Algemeen Bestuur in de nieuwe samenstelling.

  • 3. Bij verhindering of afwezigheid wordt de voorzitter vervangen door een hiertoe door het Dagelijks  Bestuur aan te wijzen lid van dit bestuur.

Artikel 21 Taken en bevoegdheden

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks  Bestuur.

  • 2. De voorzitter tekent de stukken die van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks

    Bestuur  uitgaan.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt het samenwerkingsorgaan in en buiten rechte. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding waarbij het samenwerkingsorgaan betrokken Is, oefent een ander door en uit het Dagelijks Bestuur aan te wijzen lid deze bevoegdheid ult. Degene die bevoegd is het samenwerkingsorgaan In en buiten rechte te vertegenwoordigen, kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem/haar aan te wijzen gemachtigde.

Hoofdstuk 7 Commissies

Paragraaf

Artikel 22 Bestuurcommissies

  • 1. Het Algemeen Bestuur kan op voorstel van het Dagelijks Bestuur bestuurscommissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen en/of commissies waarvan de behartiging van de (deel)belangen van een deel van het samenwerkingsgebied Is opgedragen,instellen.

  • 2. Lid en voorzitter van de bestuurscommissie is het lid van het Dagelijks Bestuur dat de belangen  waarvoor  de bestuurscommissie is ingesteld in beheer heeft.

  • 3. Artikel 25 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23 Vaste commissies van toepassing

  • 1. Het Algemeen Bestuur kan op voorstel van het Dagelijks Bestuur of van de voorzitter, vaste commissies van advies, portefeuillehouderoverleggend genoemd, instellen.

  • 2. De leden van het portefeuillehouderoverleg worden aangewezen door en uit het college van burgemeester en wethouders van elke van de deelnemende gemeenten. Lid en voorzitter van het portefeuillehouderoverleg is het lid van het Dagelijks Bestuur  dat de belangen waarvoor  het portefeuillehouderoverleg is ingesteld In beheer heeft.

  • 3. Het portefeuillehouderoverleg bespreekt de ontwikkelingen op zijn werkterrein en brengt gevraagd en ongevraagd adviezen uit aan het Dagelijks Bestuur.

  • 4. Indien een advies van het portefeuillehouderoverleg een aangelegenheid betreft die ter beslissing aan het Algemeen Bestuur wordt voorgelegd, brengt het Dagelijks Bestuurhet advies bij zijn voorstel ter kennis aan het Algemeen Bestuur.

  • 5. Artikel 24 van de wet is van overeenkomstige toepassing en voor zover niet anders bepaald, zijn de regels betreffende commissies  in de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24 Andere commisses van advies

  • 1. Andere commissies  van advies,die aan het Dagelijks Bestuur  advies uitbrengen, worden door het Dagelijks Bestuur ingesteld.

Hoofdstuk 8 Het ambtelijk apparaat

Paragraaf

Artikel 25 De secretaris/de controller

  • 1.  De secretaris

    a.  Het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland  heeft  een ambtelijke organisatie, met aan het hoofd een secretaris.

    b.  Het Algemeen Bestuur beslist  over de benoeming, de schorsing en het ontslag van de secretaris.

    c.  Het Algemeen Bestuur stelt  voor de secretaris  een instructie vast.

    d.  De secretaris  is secretaris  van het Algemeen Bestuur  en het Dagelijks Bestuur en staat het Algemeen Bestuur en het Dagelijks  Bestuur  en de voorzitter terzijde  bij de uitoefening van hun taken.

    e.  Alle stukken  die van het Algemeen Bestuur  en het Dagelijks Bestuur uitgaan

    worden door de secretaris mede ondertekend. Het Dagelijks Bestuur regelt  bij verhindering of ontstentenis van de secretaris  zijn vervanging.

  • 2. 2.  De controller

    a.  In het samenwerkingsorgaan Holland Rijnlan  is een controller die rechtstreek

    rapporteert aan het Dagelijks Bestuur.

    b.  De benoeming van de controller geschied  door het Dagelijks Bestuur.

    c.  De instructie van de controller wordt  vastgesteld door het Dagelijk  Bestuur

Artikel 26 Organisatieverordening

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt een verordening vast omtrent de ambtelijke organisatie in het samenwerkingsorgaan.

Artikel 27 Overige ambtenaren

  • 1. Het Dagelijks Bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van het overige personeel, voor zover op grond van deze regeling deze bevoegdheid niet bij het Algemeen Bestuur ligt.

  • 2. Het Algemeen Bestuur regelt de bezoldiging van de secretaris en het overige personeel van het samenwerkingsorgaan en stelt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet 1929 de rechtspositie vast van de

    secretaris  en van het overige personeel van het samenwerkingsorgaan.

Hoofdstuk 9 Financiële bepalingen

Paragraaf

Artikel 28 Algemeen

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheerd van het samenwerkingsorgaan.

  • 2. Ten aanzien van de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding zijn de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur verricht periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur. Het Algemeen Bestuur stelt hierover regels vast.

  • 4. Het Algemeen Bestuur is bevoegd tot het heffen van rechter als bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 29 De begroting en meerjarenramingen

  • 1. Het Dagelijks Bestuur maakt jaarlijks een ontwerpbegroting op voor het eerstvolgende begrotingsjaar, voorzien van een financiële en beleidsmatige toelichting. Tevens stelthet Dagelijks Bestuur meerjarenramingen en een meerjarenactiviteitenplan op voor de

    drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting en de meerjarenramingen acht weken voordat zij aan het Algemeen Bestuur worden aangeboden,toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. De ontwerpbegroting en de meerjarenramingen worden door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten1  voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede

    en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen omtrent de ontwerpbegroting en de meerjarenramingen het Dagelijks  Bestuur  van hun gevoelen doen blijken. Door hetDagelijks Bestuur worden de commentaren, waarin dit gevoelen is vervat, gevoegd bij de ontwerpbegroting en de meerjarenramingen, zoals deze aan het Algemeen Bestuur worden aangeboden.

  • 5. Nadat het Algemeen Bestuur de ontwerpbegroting en de meerjarenramingen -aldan niet aangepast aan de commentaren  heeft vastgesteld, zendt het Algemeen Bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake Gedeputeerde staten  van hun gevoelen kunnen doen blijken.

Artikel 30 Verschuldigde bijdrage

  • 1. In de begroting wordt aangegeven de naar raming door elke deelnemende gemeente voor dat jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage In de kosten, voortvloeiende uit de gemeenschappelijke regeling. Deze bijdrage wordt voor alle deelnemende gemeenten bepaald naar het aantal inwoners of volgens een door het Algemeen Bestuur vastgestelde verdeelsleutel waarbij rekening gehouden wordt met eventuele verschillen in deelname van de deelnemende gemeenten aan de aan het samenwerkingsorgaan opgedragen  taken zoals bedoeld in artikel 8.

  • 2. Voor de berekening van de In het vorige lid bedoelde bijdrage naar inwonersaantal wordt uitgegaan van het inwonersaantal op 1januari van het jaar voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van het Inwonersaantal wordt aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek per 1januari van het lopende jaar openbaar  gemaakte bevolkingscijfers.

  • 3. De deelnemende gemeenten nemen de in de begroting geraamde bijdragen voor hun gemeente  op in gemeentebegroting.

  • 4. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari en vóór 16 juli de helft van de in het eerste lid bedoelde bijdrage.

  • 5. Bij niet tijdige betaling, zoals bepaald in het vierde lid, wordt rente in rekening gebracht. Daarbij wordt  gehanteerd de debetrente rekening-courant BNG.

Artikel 30a Garantiestelling

  • 1. De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat het samenwerkingsorgaan te alle tijde  over voldoende  middelen  beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen  voldoen;

  • 2. Indien het Algemeen Bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten,doet het Dagelijks  Bestuur onverwijld aan Gedeputeerde  Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de

    Gemeentewet;

Artikel 31 Vaststelling begroting

  • 1.  Het Algemeen Bestuur stelt de begroting vast In het jaar voorafgaande  aan dat waarvoor  zij dient.

  • 2.  Artikel  34 lid 2 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32 Begrotingswijziging

  • 1.  Met betrekking to  wijzigingen van de begroting is het bepaalde in de artikelen 29, tweede tot en met het vijfd  lid, 30, eerste tot en met het derde lid, en 31, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Van het bepaalde in lid 1kan worden afgeweken  ten aanzien van de begratingswijzigingen die de gemeentelijke bijdragen niet aantasten, alsmede geen wijziging inhouden van het algemeen en financieel beleid.

Artikel 33 De Rekening

Het Dagelijks Bestuur biedt de rekening, na toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening,ingesteld door de overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet aangewezen deskundige en van hetgeen het Dagelijks Bestuur te zijner verantwoording dienstig acht, met alle bijbehorende bescheiden ter vaststelling aan het Algemeen Bestuur  aan.

Artikel 34 Vaststelling jaarrekening

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende  op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2. Artikel  34 lid 4 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.  De vaststelling strekt het Dagelijks Bestuur  tot decharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

Artikel 35 Verrekening

  • 1. In de rekening worden de door elk der deelnemende gemeente over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedragen opgenomen.

  • 2. De kosten worden, rekening houdende met andere inkomsten, over de deelnemende

    gemeenten verdeeld naar het inwonersaantal op 1januari van het jaar, waarop de rekening betrekking heeft of naar andere verdeelsleutels waarbij wordt rekening gehouden met eventuele verschillen in deelname van de deelnemende gemeenten aan de aan het samenwerkingsorgaan opgedragen taken als bedoeld in artikel 5 en artikel8.

  • 3. Voor de vaststelling van het inwonersaantal wordt aangehouden de door het Centraal

    Bureau voor de Statistiek laatstelijk openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 4. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 30 betaalde en het werkelijk verschuldigde vindt plaats na de in het artikel 34, eerste lid bedoelde vaststelling van de rekening.

Hoofdstuk 10 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Paragraaf

Artikel 36 Toetreding

  • 1. Toetreding van een gemeente tot deze regeling kan geschieden bij besluit van de bestuurorganen van die gemeente, doch slechts wanneer tenminste tweederde deel van het aantal raden der deelnemende gemeenten daarmee instemt.

  • 2. De aan het onder het eerste lid bedoelde besluit  voorafgaande  bewilliging Is gebonden aan de volgende  procedure:

    a. Het  verzoek tot toetreding wordt ingediend bij het Algemeen Bestuur, dat zo spoedig mogelijk dit verzoek behandelt in een vergadering;

    b.  In deze vergadering stelt het Algemeen Bestuu  een advies op, gerich  aan de

    raden der deelnemende gemeenten,betreffende de gevraagde toetreding;

    c.  Het verzoek om toetreding wordt, vergezeld van het onder b. bedoelde advies, doorgezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten, die beslissen over de in het eerste lid bedoelde instemming;

    d.  Het Dagelijks Bestuur stelt  de verzoekende gemeent  in kennis van de genomen besluiten, als bedoeld onder c

  • 3. De toetreding treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand,

    volgende op die, waarin het gemeentebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen de wijziging van de regeling aan Gedeputeerde staten heeft toegezonden, tenzij het besluit een latere datum van ingang heeft en ook de gemeenten bindt dieniet met 

    de toetreding hebben ingestemd.

  • 4. De toetredende gemeente is de in artikel 30 van deze regeling bedoelde bijdrage voor het eerst verschuldigd van de door het Algemeen Bestuur vastgestelde datum.

Artikel 37 Uittreding

  • 1. Een deelnemende gemeente  kan uittreden door een besluit van de bestuursorganen van die gemeente.

  • 2. De uittreding kan slechts plaatsvinden bij aanvang van een kalenderjaar twaalf maanden volgend op de datum van het in het eerste lid genomen besluit. Tenzij het Algemeen Bestuur instemt met een eerder tijdstip van uittreden.

  • 3. Het Algemeen Bestuur regelt  de gevolgen van de uittreding.

  • 4. De uittredende gemeente dient een door het Algemeen Bestuur vast te stellen uittredingssom te betalen.

Artikel 38 Wijziging

  • 1. Zowel het Dagelijks Bestuur van het samenwerkingsorgaan als de raad van een deelnemende gemeente kunnen bij het Algemeen Bestuur voorstellen indienen  Inzake wijziging van de regeling.

  • 2. Indien het Algemeen Bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het Dagelijks Bestuur het door het Algemeen Bestuur vastgestelde voorstel toekomen aan de raden, de colleges van burgermeester en wethouders en burgermeesters van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Een wijziging van artikel 5 en van artikel 38,derde lid is tot stand gekomen als alle raden van de deelnemende gemeenten daartoe besluiten. Een wijziging van de overige artikelen van deze regeling 1s tot stand gekomen, wanneer de raden van tenminste tweederde deel van het aantal deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

  • 4. De wijziging gaat In op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de wijziging openbaar is bekendgemaakt, tenzij het besluit tot wijziging een latere datum van ingang  heeft.

Artikel 39 Opheffing

  • 1. De regeling wordt opgeheven wanneer de bestuursorganen van tenminste tweederde deel van het aantal deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

  • 2. De opheffing gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de opheffing openbaar is bekendgemaakt, tenzij het besluit tot opheffing een latere datum  van ingang heeft.

  • 3. In geval van opheffing van de regeling  besluit  het Algemeen Bestuur tot liquidatie en het stelt daarvoor de nodige regels vast. Hierbij kan van de bepalingen in de regeling worden afgeweken. Alle rechten en plichten van het samenwerkingsorgaan zijn in het liquidatieplan verdeeld  over de deelnemers.

  • 4. Het liquidatieplan wordt door het Algemeen Bestuur, nadat de raden van de deelnemende gemeenten gehoord zijn, vastgesteld. Het behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde staten.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet in de financiële gevolgen van de opheffing. Op de liquidatierekening is het bepaalde ten aanzien van de jaarlijkse rekening zoveel mogelijk van toepassing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die opheffing heeft voor het personeel.

  • 6. De organen van het samenwerkingsorgaan blijven zo nodig ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is beëindigd.

Artikel 40 Beheer archief

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is belast met de zorg op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het samenwerkingsorgaan en zijn bestuursorganen overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur met inachtneming van artikel  41, tweede lid van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling.

  • 2. De secretaris  is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in het vorige lid, overeenkomstig de door het Dagelijks Bestuur vast te stellen nadere regels.

  • 3. Voor de bewaring van de op grond van artikel12, eerste lid van de Archiefwet 1995 over te brengen  archiefbescheiden wijst  het Dagelijks Bestuur een archiefbewaarplaats aan en sluit een overeenkomst waar onder andere de financiële consequenties  worden vastgelegd.

Hoofdstuk 11 Geschillen

Paragraaf

Artikel 41 Geschillen

  • 1. Met betrekking tot  geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling is artikel 28 van de wet van toepassing.

Artikel 42 Vervallen

Artikel 43 Inwerkingtreding

  • 1. De regeling  wordt  aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Het Dagelijks  Bestuur zendt om de vijf jaren aan het Algemeen Bestuur een verslag over de wijze waarop de regeling is toegepast. Hierbij geeft het Dagelijks  Bestuur  aan of en zo ja in hoeverre de regeling aanpassing behoeft.

  • 3. De besluiten  welke genomen zijn krachtens de regeling Samenwerkingsorgaan Duin en Bollenstreek,het Samenwerkingsorgaan Leidse Regio (SLR), het Samenwerkingsorgaan Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting Leidse Regio (het SROVLR), het Samenwerkingsorgaan Verkeer en Vervoer Leidse Regio (het SVVLR), de Gemeenschappelijke regeling Volwasseneneducatie Leidse Regio (GRVE LR), het Intergemeentelijk Overleg Werk en Inkomen Leidse Regio (W&I LR) en het Samenwerkingsorgaan Rijnstreekberaad, inclusief wijzigingen worden geacht ter

    uitvoering van deze regeling te zijn genomen. Alle rechten en verplichtingen die berusten op de voornoemde regeling gaan over naar deze nieuwe regeling.

Artikel 44 Toezending Gedepudeerde Staten

  • 1. Burgemeester en wethouder van Leiden zenden ingevolge het bepaalde in artikel 26 van de Wet de regeling  ter kennisname aan Gedeputeerde Staten;

  • 2. Burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten dragen zo spoedig

    mogelijk zorg voor opname van de regeling in het in artikel 27 van de Wet bedoelde register.

Artikel 45 Vervallen

Artikel 46 Citeertitel

  • 1. De regeling  kan worden  aangehaald als "Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland" entreedt in werking op (datum is afhankelijk van besluitvorming raden).

  • 2. Aldus vastgesteld en laatstelijk gewijzigd in de openbare vergadering van het Algemeen

    Bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland op 20 juni 2012.

    De secretaris, De voorzitter,

    w.g. R. van Netten w.g. H.J.J. Lenferink

Toelichting bij de Gemeenschappelijke Regeling samenwerkingsorgaan Holland Rijnland

Inleiding

Ruim zes jaar na vaststelling van de Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland is het tijd voor een algehele herziening van deze gemeenschappelijke regeling. Niet dat de regeling geheel op de schop is gegaan. Voor een groot deel zijn de bepalingen ongewijzigd opgenomen in de nieuwe regeling. Wel zijn diverse bepalingen aangepast naar aanleiding van de onduidelijkheid waar in de praktijk tegen aan gelopen werd. Bepalingen die puur betrekking hadden op het samengaan van de SDB en SLR zijn voor zover niet meer relevant komen te vervallen.

Ook de toelichting op de regeling is aangepast. Na de vaststelling van de regeling zijn vijf wijzigingen doorgevoerd. De toelichting is hier echter nooit op aangepast. Hierdoor sloten regeling en toelichting niet meer op elkaar aan. Bovendien is de toelichting op die punten uitgebreid waar in de praktijk bleek dat nadere uitleg over een artikel wenselijk is.

Relatie met Gemeentewet en de Wet Gemeenschappelijke Regelingen

In de regeling wordt er vanuit gegaan dat iets wat elders wettelijk geregeld is niet herhaald wordt. Het betreft m.n. bepalingen die in de Gemeentewet en de Wet Gemeenschappelijke Regelingen  zijn  opgenomen.  Daarnaast  zullen  in  diverse verordeningen en reglementen (zoals een reglement van orde) aanvullende vo worden vastgelegd.vastgelegd. Deze zijn echt r qua aard niet zodanig dat deze in de regeling zelf opgenomen behoeven te worden.

Dualisme

De in de Gemeentewet opgenomen bepalingen, aangaande het dualisme, zijn niet van toepassing verklaard op gemeenschappelijke regelingen. Ten  aanzien  van  het dualisme  wordt, binnen  de  kaders  van  de  wet,  het  aan  de gemeenten zelf overgelaten op welke wijze zij hieraan in regionaal verband inhoud willen

geven. In de regeling wordt het aan de gemeenten overgelaten of zij naar het algemeen

bestuur alleen raadsleden dan wel raadsleden en/of collegeleden wil afvaardigen.

Aanhef van de regeling

Hoewel er geen bevoegdheden van de burgemeester, als bestuursorgaan, worden overgedragen is er met het oog op betrokkenheid, al dan niet in portefeuille- houdersverband bij overleg- en afstemmingstaken, voor gekozen om ook de burgemeesters de regeling te laten aangaan.

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 2 lid 2 Vestigingsplaats

Sinds 1 april 2006 is het regiokantoor gehuisvest te Leiden

Artikel 4 Belangenbehartiging

De Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) eist dat een gemeenschappelijke regeling de belangen aangeeft, waarvoor ze wordt aangegaan (art. 10, eerste lid Wgr). Onder

'belang' wordt verstaan het taakveld/beleidsterrein, waarop het samenwerkingsorgaan werkzaam kan zijn en waar het regionaal bestuur bevoegdheden kan worden toegekend.

Een efficiënte en effectieve regionale samenwerking vereist allereerst een heldere en transparante taak en werkveld-afbakening.

De taken die Holland Rijnland heeft, kunnen worden opgepakt vanuit vier verschillende rollen. Daarbij is er een onderscheid tussen de rollen in eindverantwoordelijkheid en bevoegdheid, resultaat en tijdsintensiteit. Onderscheid wordt gemaakt in de volgende rollen: richtinggevende rol, platformfunctie, efficiency en verzoek externe partijen tot het verrichten van diensten. In Focus 2014 zijn de uitgangspunten vastgelegd hoe met deze verschillende rollen om te gaan.

Zijn de taken en bevoegdheden overgedragen, dan zijn niet langer de gemeenteraden of colleges bevoegd. Deze bevoegdheid ligt dan bij het Algemeen Bestuur of het Dagelijks Bestuur. Door middel van de jaarlijkse financiële bijdrage hebben de deelnemende gemeente voor het uitoefenen van deze taken en bevoegdheden ook middelen beschikbaar gesteld. Bij de platformfunctie is er geen sprake van overgedragen taken of bevoegdheden. De samenwerking wordt in dat geval gebruikt om gezamenlijk op te trekken, maar de besluitvorming blijft bij de gemeenten zelf. Ook hebben de gemeenten hiervoor geen middelen beschikbaar gesteld via de jaarlijkse bijdrage.

Goede voorbeelden van de faciliterende rol die door Holland Rijland wordt opgepakt zijn het faciliteren van de samenwerking tussen de gemeenten en instellingen en de visievorming op het terrein van zorg voor jeugdigen en gezin en het faciliteren van samenwerking op het terrein van cultuurbeleid en –projecten.

Onder het behartigen van belangen (lid 3) wordt mede verstaan de voorbereiding van het proces van standpuntbepaling inzake rijks- en provinciale nota's en plannen. Het doen van subsidieaanvragen bij andere overheden ter uitvoering van de in artikel 5 genoemde beleidsterrein, waaronder begrepen het indienen van zienswijzen, dan wel het coördineren van subsidieaanvragen, (bijvoorbeeld de gebruikelijke praktijk t.a.v. Gebundelde Doel Uitkeringen (GDU)).

Het derde lid biedt ook de basis voor de mogelijkheid om subsidies te ontvangen en door te geven in het kader van de platformfunctie (als de gemeenten besluiten om het “doorsluizen” van subsidie bij Holland Rijnland neer te leggen) met name gaat het dan om subsidies die niet vallen onder het bepaalde in artikel 5 lid 9.

Op basis van lid 4 kunnen zowel deelnemende gemeenten als niet deelnemende gemeenten en organisaties het samenwerkingsorgaan verzoeken aan hen diensten te verlenen. Het verzoek moet voor instemming worden voorgelegd aan het Algemeen Bestuur. Goed voorbeeld hiervan is het onderbrengen van de projectorganisatie 3D bij het samenwerkingsorgaan. Holland Rijnland levert de ondersteuning van het project. De gemeenten houden de besluitvormende bevoegdheid.

Artikel 5  Taken

De in dit artikel weergegeven taakomschrijvingen betreffen de uitwerking van de in artikel 4 opgesomde belangen. De taken worden op analfabetische volgorde beschreven.

Gezien de jurisprudentie kan een bevoegdheid als overgedragen beschouwd worden

wanneer ze voldoende nauwkeurig is omschreven in de regeling. De regeling moet de te delegeren bevoegdheid vermelden.

Uitgangspunt van de regeling is dat alle deelnemende gemeenten ook de bevoegdheid op de in dit artikel genoemde beleidsterreinen overdraagt. Uitgangspunt is dat er geen sprake is van een cafetariamodel.

Nu Holland Rijnland in de fase van consolideren en realiseren zit, is het van belang dat dit ook tot uitdrukking komt bij dit artikel. Vandaar dat procesbegeleiding is toegevoegd aan  de  in  dit  artikel  genoemde  bevoegdheden.  Het implementeren  van  beleid  en aangaan van overeenkomsten is niet apart in de regeling opgenomen omdat voortvloeit uit de visie of het beleid dat op een bepaald beleidsterrein wordt vastgesteld voortvloeit.

Met het programma van de Sociale Agenda ondersteunt het samenwerkingsorgaan de gemeenten binnen Holland Rijnland op het brede terrein van samenlevingsvraagstukken

om te bereiken dat de kwaliteit, omvang en samenhang van voorzieningen in de regio van een goed niveau zijn.

De samenwerking binnen de Sociale Agenda richt zich specifiek op de volgende onderdelen:

1.  jeugd;

2.  leerplicht en voortijdig schoolverlaten;

3.  participatie arbeidsmarktbeleid;

4.  maatschappelijke ondersteuning;

5.  cultuur.

De regionale sociale agenda beslaat een zeer breed terrein, van onderwijs en jeugdbeleid tot werk en inkomen, van zorg en welzijn tot cultuur. Op dit brede terrein heeft samenwerking tussen gemeenten meerwaarde wanneer het gaat om het aanpakken van maatschappelijke problemen die gemeentegrensoverschrijdend zijn, die erg complex zijn, waar schaalvoordelen behaald kunnen worden in de uitvoering of waar gemeenten door regionaal  opererende  organisaties  en provincie  worden  aangesproken op  het gezamenlijke beleid.

Holland Rijnland vervult op deze onderwerpen veelal een platformfunctie. Binnen de sociale  agenda  is  een  goede  traditie  opgebouwd  dat  gemeenten  samen  initiatieven

nemen en uitwerken, soms licht, soms zwaarder ondersteund vanuit Holland Rijnland en

waarbij  de  besluitvorming  na  bespreking  in  het  portefeuillehoudersoverleg  in  de betrokken colleges en raden).

Op een beperkt aantal taken heeft Holland Rijnland een grotere beleidsmatige of coördinerende rol, te weten: voortijdig schoolverlaten, arbeidsmarktbeleid en preventie jeugdbeleid en het project ketenaanpak jeugd.

De gemeenten van het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland, met uitzondering van de gemeenten Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude, hebben de taken die voortvloeien uit de Leerplichtwet 1969 ondergebracht bij het Regionaal Bureau Leerplicht (RBL). De taken genoemd in de Wet regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC-functie) heeft de contactgemeente Leiden van de RMC- regio Zuid-Holland Noord ondergebracht bij het Regionaal bureau leerplicht van Holland Rijnland. De gemeenten Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude vallen hier niet onder omdat zij onderdeel uitmaken van de RMC regio Gouda.

Bij de taken en bevoegdheden is niet apart een bepaling opgenomen over de bemoeienissen met de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij. Deze vloeien voort uit de onder lid 8 genoemde Regionale Investeringsstrategie.

Artikel 6  Besluitvormingsprocedure

Dit artikel regelt dat het Dagelijks Bestuur een uitgebreide procedure volgt bij de voorbereiding, van de in artikel 5 genoemde plannen en overige maatregelen die betrekking  hebben  op  sturende  en  ordenende  taken  en  bevoegdheden,  zoals  deze

worden benoemd in artikel 5 lid 4. Dit artikel is herschreven naar analogie van artikel

169 Gemeentewet. Zodoende is duidelijk dat deze procedure alleen gevolgd moet worden wanneer er sprake is van ingrijpende plannen.

Onder ingrijpend zal in ieder geval verstaan moeten worden die beleidswijzigingen die politiek gevoelig liggen of beleid dat als gevolg van de wijziging een hele andere koers

tot gevolg heeft.

Mocht het Dagelijks bestuur in de voorbereiding van besluitvorm er niet voor gekozen hebben om toepassing te geven aan dit artikel, dan ligt hier een rol voor het portefeuillehoudersoverleg om het Dagelijks Bestuur te adviseren om alsnog de in dit

artikel genoemde besluitvormingsprocedure te volgen.

Artikel 7  Bevoegdheden

Artikel 10, tweede lid van de wet bepaalt dat de regeling, waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld, aangeeft welke bevoegdheden de deelnemende gemeenten aan het

openbaar lichaam toekennen. Bij de overdracht van de bevoegdheden behoren onder meer ook de bevoegdheden tot het indienen van zienswijze op het betreffende beleidsterrein.

Verder is bepaald dat de regeling bepalingen kan inhouden omtrent de wijze waarop verandering kan worden gebracht in de toegekende bevoegdheden.

Bevoegdheden  kan  een  openbaar  lichaam  in  de  eerste  plaats  ontvangen  van  de

deelnemende gemeenten (art. 30 Wgr). Deze worden door de gemeenten overgedragen zodat zij zelf niet langer over deze bevoegdheden beschikken.

Naast door gemeenten overgedragen bevoegdheden heeft het openbaar lichaam van rechtswege de bevoegdheid om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen (bijv.

verwerven van goederen, benoemen van personeel). Gemeenten kunnen in de regeling

op deze bevoegdheid wel beperkingen aanbrengen.

Op  de  overdracht  van  bevoegdheden  is  afdeling  10.12  van  de  Algemene  wet bestuursrecht (Awb)van toepassing wanneer het om de bevoegdheid tot het nemen van besluiten in de zin van artikel 1:3 Awb gaat. De deelnemende gemeenten kunnen de bevoegdheid niet meer zelf uitoefenen.

De Wgr kent in het algemeen geen bevoegdheidsverdeling over de verschillende bestuursorganen. Er is slechts bepaald dat de voorzitter zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur voorzit en dat het algemeen bestuur aan het hoofd van de gemeenschappelijke regeling staat. Slechts ten aanzien van de bevoegdheid tot het vaststellen van de begroting en jaarrekening is in de Wgr vastgelegd dat deze bevoegdheden aan het Algemeen Bestuur toekomen en niet bij het Dagelijks Bestuur mogen worden neergelegd.

Op grond van artikel 33 lid 1 Wgr komen de bevoegdheden, voor zover deze zijn overgedragen door raden toe aan het algemeen bestuur, die van het college aan het dagelijks bestuur en die van de burgemeester aan de voorzitter.

Tot slot heeft een openbaar lichaam ook de bevoegdheden die behoren bij de bevoegdheden die door de gemeenten worden overgedragen, bijvoorbeeld het voeren van overleg met derden omtrent een overgedragen bevoegdheid. Ook aan deze bijbehorende bevoegdheden kunnen door de gemeenten, bij het overdragen van de bevoegdheid beperkingen worden gesteld.

Artikel 8  Taken bestaande samenwerkingsverbanden

De overgangsbepaling die bij de vaststelling van de regeling na de fusie tussen SDB en SLR blijft nog gehandhaafd in deze regeling aangezien onder meer het Landschapsbeleidsplan Duin- en Bollenstreek (vastgesteld door het SDB) nog van kracht is. Daarnaast is het RVVP destijds vastgesteld door de raden in de Duin- en Bollenstreek en door het AB van het SVVLR.

Met ingang van 1 april 2010 zijn de gemeente Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude aangesloten bij Holland Rijnland. Daarnaast heeft de gemeente Kaag en Braassem, na de fusie tussen Alkemade en Jacobswoude er voor gekozen om definitief aan te sluiten bij Holland Rijnland.

Evenals na de fusie tussen SDB en SLR is een voorziening getroffen voor de overgang c.q. voortzetting van de taken en diensten van het Rijnstreekberaad en/of de

afzonderlijke gemeenten. Tot de harmonisatie tussen Holland Rijnland en de

Rijnstreekgemeenten is afgerond is het nodig een bepaling in de Gemeenschappelijke regeling op te nemen.

Artikel 9  Samenstelling Algemeen

Gekozen is voor minimaal twee vertegenwoordigers per gemeente. Daarnaast kunnen gemeenten met meer dan 20.000 inwoners, per hele eenheid van 20.000 inwoners (naar boven afgerond), een extra vertegenwoordiger aanwijzen. Bij de  aanvang van een nieuwe zittingsperiode dienen deze gemeenten aan te geven hoeveel vertegenwoordigers in het Algemeen Bestuur worden benoemd. Deze gemeenten kunnen er nl. voor kiezen

om het aantal vertegenwoordigers te beperken tot twee. Uiteraard blijft het aantal stemmen per gemeente ongewijzigd.

Om te voorkomen dat gemeenten met een laag inwoneraantal wel twee AB-leden willen afvaardigen, en hierdoor samen één stem is het minimum aantal stemmen per gemeente

op twee gesteld. Dit heeft geen invloed op de stemverhoudingen.

Het aantal AB-leden varieert derhalve van minimaal 24 tot maximaal 40. Het totaal van de leden in het algemeen bestuur is variabel.

Tot nu toe maakte de tabel met het overzicht van het aantal leden en het aantal stemmen onderdeel uit van deze toelichting. Bij vaststelling van de nieuwe Gemeenschappelijke regeling met deze bijbehorende toelichting wordt de tabel als een bijlage gevoegd bij de toelichting. Deze bijlage kan dan bij elke wijziging dan op een eenvoudige wijze opnieuw worden vastgesteld.

In het derde lid wordt het mogelijk gemaakt dat een AB-lid zich kan doen vervangen. Als ook diens plaatsvervanger niet aanwezig is, dan vervalt zijn/haar stem. Stemmen zijn dan ook niet overdraagbaar. Eventueel aanpassen na discussie in het AB

Het spreekt voor zich dat indien een AB-lid tevens DB-lid zich in de vergadering van het

AB als AB-lid kan doen laten vervangen. Voor de vervanging van de DB leden tijdens de vergadering van het AB geldt de onderlinge vervangingsregeling zoals deze door het DB is afgesproken.

Artikel 10  Zittingperiode

Aangezien het in de praktijk niet altijd mogelijk is voor gemeenteraden om in de eerste vergadering van een nieuwe raadsperiode de leden voor het Algemeen Bestuur te benoemen is deze bepaling ruimer geformuleerd in die zin dat de benoeming bij voorkeur

in de eerste raadsvergadering plaatsvindt en anders zo snel mogelijk daarna.

De gemeenteraden benoemen niet alleen de leden voor het Algemeen Bestuur, maar ook de plaatsvervangers. Dit is nu expliciet toegevoegd aan de leden 2 tot en met 7.

Ten aanzien van de mededeling van wijzigingen binnen een gemeentelijke afvaardiging was het aan de colleges om dit te melden aan het Algemeen Bestuur. Aangezien de raden de leden en de plaatsvervangend leden benoemen, is het in het duale (gemeentelijke) stelsel meer voor de hand liggend dat deze mededeling door de voorzitter van de raad wordt gedaan. In de praktijk worden de mutaties oko doorgegeven door de griffier.

Artikel 11  Vergaderingen Algemeen Bestuur

Op grond van het tweede lid zijn besluiten aangenomen als meer dan 50% van de uitgebrachte stemmen voor het voorstel hebben gestemd.

Door de wijze waarop  deze bepaling is geformuleerd is er ruimte om ten aanzien van bepaalde besluiten een grotere meerderheid van stemmen eisen wil een besluit zijn aangenomen. In de Gemeenschappelijke regeling zelf, onder meer artikel 38, is bepaald ten aanzien van welke besluiten een zwaarder regime geldt.

Artikel 12  Openbaarheid Vergaderingen

De wettelijke bepalingen over de openbaarheid en de geheimhoudingsplicht zijn van toepassing. De vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn in beginsel openbaar. De

deuren worden echter gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden

daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het Algemeen Bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd. In artikel 23 van de wet is de procedure over het opleggen van geheimhouding geregeld.

Artikel 13  Informatie- en verantwoordingsplicht

Door  middel  van  de  bepalingen  in  dit  artikel worden enkele  formele  waarborgen gecreëerd voor uitvoering van het principe van verlengd lokaal bestuur. Aangegeven

wordt dat leden van het Algemeen Bestuur te allen tijde door hun gemeente om informatie  kunnen worden  gevraagd  en  verantwoording  moeten afleggen  over  de besluiten die zij nemen. De gemeente regelt zelf de wijze waarop dit gebeurt. Zie toelichting artikel 18.

Het spreekt voor zich dat over datgene waarover geheimhouding op grond van de bepalingen uit de Gemeentewet is opgelegd, de leden van het Algemeen Bestuur geen informatie mogen verstrekken aan hun gemeente zolang de geheimhoudingsplicht geldt.

Artikel 14 en 19  Vergoedingsregeling

Het Algemeen Bestuur kan op grond van de artikelen 21 en 24, vierde lid van de wet, regels vaststellen met betrekking tot de in deze artikelen bedoelde vergoedingen en tegemoetkomingen in de gemaakte kosten. Als regels voor een vergoeding voor leden van het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur, bestuurscommissieleden en voor leden van het Portefeuillehoudersoverleg worden vastgesteld, dan dient dit te geschieden onder de in de wet genoemde randvoorwaarden.

Artikel 15  Samenstelling Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de voorzitter en vijf tot acht leden die allen door en uit het midden van het Algemeen Bestuur worden gekozen. Het Algemeen Bestuur heeft

daarbij vrijheid in de keuze van de leden van het Dagelijks Bestuur.

In de gemeenschappelijke regeling zijn geen verdere bepalingen opgenomen m.b.t. de herkomst van de leden van het Dagelijks Bestuur. In de praktijk zal op basis van onderling overleg tussen de colleges van burgemeester en wethouders gekomen worden tot voordrachten in het Algemeen Bestuur.

Artikel 16  Vergadering Dagelijks Bestuur

In tegenstelling tot het Algemeen Bestuur geldt in het Dagelijks Bestuur niet het principe van gewogen stemmen, maar één stem per lid.

Artikel 20  Algemene bepalingen voorzitter

De voorzitter is voorzitter van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur. Hij/zij wordt aangewezen door en uit het Algemeen Bestuur. De voorzitter heeft stemrecht in zowel het Algemeen Bestuur als het Dagelijks Bestuur.

Artikel 22  Bestuurscommissies

Het Algemeen Bestuur kan een commissie instellen met het oog op de behartiging van een bepaald belang. Het is aan het Algemeen Bestuur om de bevoegdheden en de samenstelling van de commissie te regelen.

De wijze waarop en de voorwaarden waaronder een bestuurscommissie kan worden ingesteld zijn geregeld in artikel 25 van de wet.

Artikel 23  Vaste commissies van advies

Door middel van dit artikel wordt de mogelijkheid gecreëerd voor de instelling van de portefeuillehoudersoverleggen. De vereisten waaraan voldaan moet worden zijn opgenomen in artikel 24 van de wet.

Artikel 24  Andere commissies van advies

Met de mogelijkheid tot het instellen van "andere commissies van advies" (zie artikel 24

Wet gemeenschappelijke regelingen aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter wordt een mogelijkheid geopend bijvoorbeeld de regionale urgentiecommissie in te stellen. Deze commissie heeft niet het karakter van een portefeuillehoudersoverleg of bestuurscommissie.

Artikel 25  De secretaris/de controller

De functie van controller is gekoppeld aan de functie van manager Middelen, Beheer en

Control. De benoeming van het overige personeel, waaronder de manager Middelen, Beheer en Control geschiedt door het Dagelijks Bestuur. Om die reden is deze bepaling

aangepast en vindt de benoeming van de controller niet langer meer plaats door het

Algemeen Bestuur maar door het Dagelijks Bestuur.

Artikel 28  Algemeen (Financiële bepalingen)

Op basis van lid 1 zullen de regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting van de financiële administratie. De in lid 2 bedoelde heffingen betreffen leges en heffingen voor verleende diensten.

Artikel 29  Begroting

De procedure voor de vaststelling van de begroting is vastgelegd in artikel 35 van de wet

(de begroting wordt acht weken voor behandeling in het Algemeen Bestuur naar de gemeenteraden gezonden).

Artikel 30  Verschuldigde betaling

Aan dit artikel is een vijfde lid toegevoegd om de dagelijkse praktijk te formaliseren. Ook nu is het al zo dat indien een gemeente de gemeentelijke bijdrage niet tijdig betaald, hierover rente verschuldigd is.

Artikel 30a  Garantstelling

Volgens de Circulaire aansprakelijkheid voor schulden van openbare lichamen op grond van de Wgr zijn de deelnemers aan een gemeenschappelijke regeling verplicht een daarbij opgericht openbaar lichaam van middelen te voorzien waardoor het de taken waartoe het is opgericht naar behoren kan vervullen. Daartoe behoren ook de financiële verplichtingen die het openbaar lichaam ter uitvoering van die taken is aangegaan. Daarnaast behoren tot de verplichte uitgaven van een openbaar lichaam de aflossing van schulden en renten en andere opeisbare schulden. Dit artikel is gebaseerd op deze Circulaire. Wanneer, zoals thans het voornemen is, Holland Rijnland in 2015 de markt op komt voor financiering is het essentieel dat de bepaling van garantstelling is opgenomen in de Gemeenschappelijke regeling. Wanneer dat niet het geval is, zal het voor het samenwerkingsorgaan veel duurder worden om financiering uit de markt te halen.

Artikel 32  Begrotingswijziging

In lid 1 wordt een zware procedure voorgeschreven (gelijk aan die voor een begroting) indien een begrotingswijziging niet budgettair neutraal is. Als de wijziging geen invloed heeft  op de  bijdrage  van  de  gemeenten,  dan  volstaat  ingevolge  lid  2  een  lichte procedure. In dat geval worden de raden niet ingeschakeld.  Het voorstel wordt dan met de overige vergaderstukken voor de betreffende vergadering van het Algemeen Bestuur meegezonden.

Artikel 36  Toetreding

Voor toetreding van een gemeente is de instemming van tweederde van de gemeenten vereist.

Artikel 37  Uittreding

Voor uittreding van een gemeente is geen besluit van het Algemeen Bestuur nodig. Wel stelt het Algemeen Bestuur ter waarborging van de financiële belangen van het samenwerkingsorgaan een uittredingssom vast.

Artikel 38 lid 3

Aangezien de Gemeenschappelijke regeling is aangegaan door de raden, colleges en burgemeester dienen deze bestuursorganen ook ieder afzonderlijk een besluit te nemen over een voorgestelde wijziging.

Voor het wijzigen van taken en bevoegdheden zoals vastgelegd in artikel 5 en de

wijziging van artikel 38  is unanimiteit van de deelnemende gemeenten vereist. Dit met het oog op de zwaarte van beide artikelen.

Voor de overige wijzigingen van de regeling, die derhalve minder verstrekkende zijn dan wijziging van artikel 5 en artikel 38, is een gekwalificeerde meerderheid van 2/3e van de

deelnemende gemeenten vereist. Uiteraard dient naast een gekwalificeerde meerderheid t.a.v. de deelnemende gemeenteraden, colleges en burgemeester ook de meerderheid van het Algemeen Bestuur met het voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling in te stemmen.

Artikel 40  Archief

In de regeling wordt ten aanzien van het bewaren, de zorg en het beheren verwezen naar de bepalingen in de Archiefwet 1995.

Artikel 41  Geschillen

Beslechting  van  geschillen  is  in  artikel  28  van  de  wet  aan  Gedeputeerde  staten opgedragen.

Artikel 44

Dit artikel geeft aan dat het gemeentebestuur van Leiden voor verzending van de regeling zorgt aan onder meer Gedeputeerde Staten.