Algemene plaatselijke verordening 2007

Geldend van 09-07-2019 t/m 11-03-2020

Intitulé

Algemene plaatselijke verordening 2007

De raad van de gemeente Hoogeveen,

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Algemene plaatselijke verordening 2007.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Weg: De weg overeenkomstig artikel 1, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • b.

    Bebouwde kom: De bebouwde kom of kommen waarvan de raad de grenzen heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 20a van de Wegenverkeerswet;

  • c.

    Rechthebbende: Een ieder die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • d.

    Motorrijtuigen: Alle rij- en voertuigen die door een mechanische kracht worden voortbewogen, met uitzondering van treinen;

  • e.

    Horeca-inrichting: Een inrichting als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet en een voor het publiek toegankelijke ruimte waar bedrijfsmatig, al dan niet door middel van een automaat, eetwaren en/of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;

  • f.

    College: College van Burgemeester en Wethouders;

  • g.

    Bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • h.

    Openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder a;

  • i.

    Inzameling: Onder een inzameling wordt mede verstaan het bij het aanbieden van geschreven of gedrukte stukken, snuisterijen en versnaperingen, alsmede van andere dergelijke zaken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of zaken indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd;

  • j.

    Alcoholhoudende drank: dat wat daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet;

  • k.

    Paracommerciële rechtspersoon: dat wat daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet;

  • l.

    Handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2. Tijdstip indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een vergunning wordt ingediend tenminste acht weken voor het tijdstip waarop de vergunning vereist is.

  • 2. Voor bepaalde, door het bevoegde orgaan aan te wijzen vergunningen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste twaalf weken.

Artikel 3. Voorschriften en beperkingen

Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.

Artikel 4. Intrekking of wijziging van vergunning

De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn danwel bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.

Artikel 4a. Vergunning van rechtswege

Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de vergunningen genoemd in de artikelen 22, 26, 39 en 43 van deze verordening.

Artikel 4b. Weigeringsgronden

  • 1. Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

  • 2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan acht weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

Hoofdstuk 2. Openbare orde

Afdeling 1. Orde en veiligheid op de weg

Paragraaf 1. Bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 5. Samenscholing en ongeregeldheden
  • 1. Het is verboden in openbaar gebied of in een voor publiek toegankelijke ruimte deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

  • 3. Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 4. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

  • 5. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het vierde lid gestelde verbod.

Paragraaf 2. Optochten en betogingen

Artikel 6. Mededeling optocht
  • 1. Degene, die het voornemen heeft een optocht op de weg te doen plaatsvinden, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 5 moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en tenminste 48 uur voordat deze gehouden zal worden, mededeling doen aan de burgemeester.

  • 2. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid voorschriften geven ter verzekering van een redelijke en veilige afwikkeling van het verkeer, ter beveiliging van personen of zaken, ter voorkoming van ernstige hinder voor anderen dan de deelnemers aan de optocht en ter voorkoming van strafbare feiten.

  • 3. Indien door het stellen van voorschriften onevenredige schade aan belangen bedoeld in het tweede lid niet kan worden voorkomen, kan de burgemeester de optocht verbieden.

Artikel 7. Verboden optocht

Het is verboden een optocht als bedoeld in artikel 6 te doen plaatsvinden, feitelijk te leiden of aan een dergelijke optocht deel te nemen, terwijl men weet of redelijkerwijze kon weten, dat:

  • a.

    de mededeling daarvan niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 is gedaan;

  • b.

    gehandeld wordt in afwijking van de gegevens die bij de mededeling als bedoeld in artikel 6 zijn verstrekt;

  • c.

    de voorschriften, die de burgemeester krachtens het tweede lid van artikel 6 gegeven heeft, niet nageleefd worden;

  • d.

    de burgemeester de optocht verboden heeft.

Artikel 8. Mededeling betogingen (samenkomsten en vergaderingen) openbare plaatsen

Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en tenminste 48 uur voordat deze gehouden zal worden, schriftelijk mededeling doen aan de burgemeester, met inachtneming van hetgeen hierna daaromtrent is bepaald.

Artikel 9. Afwijking termijn

De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 8 genoemde termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge mededeling ontvankelijk verklaren.

Artikel 10. Te verstrekken gegevens
  • 1. Bij de mededeling kan de burgemeester een opgave verlangen van:

    • a.

      naam en adres van degene die de samenkomst, vergadering of betoging houdt;

    • b.

      het doel van de samenkomst, vergadering of betoging;

    • c.

      de datum waarop de samenkomst, vergadering of betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • d.

      de plaats en, voorzover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

    • e.

      voorzover van toepassing, de wijze van samenstelling;

    • f.

      maatregelen die degene die de samenkomst, vergadering of betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 2. Degene die de mededeling doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de mededeling is vermeld.

Paragraaf 3. Verspreiden van gedrukte stukken

Artikel 11. Beperking aanbieden en dergelijke van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

Het is verboden gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen onder publiek te verspreiden op door het college aangewezen plaatsen.

Paragraaf 4. Bruikbaarheid van de weg

Artikel 12. Voorwerpen of stoffen op of boven de weg
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de verkeersbestemming daarvan.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      vlaggen, wimpels en vlaggenstokken, indien zij geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of zaken;

    • b.

      zonneschermen, mits deze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en mits:

      • -

        geen onderdeel zich minder dan 2,3 meter boven dat gedeelte bevindt;

      • -

        geen onderdeel van het scherm, in welke stand dat ook staat, zich op minder dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt; en geen onderdeel verder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt;

    • c.

      de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;

    • d.

      voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard op door het college aangewezen plaatsen.

  • 3. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, ontsierend is voor de omgeving danwel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

  • 4. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt verleend door de burgemeester, indien de voorwerpen op de weg betrekking hebben op een terras.

Artikel 13 Maken en veranderen van een uitweg
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 4b wordt de vergunning slechts geweigerd:

    • a. ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;

      b. als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

      c. als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

      d. als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Keur van het waterschap Reest en Wieden of de Regeling uitwegen (in- en uitritten) van de provincie Drenthe.

Artikel 14. Werkzaamheden voor telecommunicatievoorzieningen
  • 1. Een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk die werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk wil verrichten in en op openbare gronden, meldt in ieder geval acht weken voor de aanvang van de werkzaamheden het voornemen daartoe bij het college.

  • 2. Als het tracé, waarop werkzaamheden worden verricht, langer is dan vijf kilometer, of als bij werkzaamheden meerdere gedoogplichtigen zijn betrokken, wordt de melding uiterlijk twaalf weken voor de aanvang van de werkzaamheden gedaan bij het college.

  • 3. In geval van reparaties of onderhoud moet voorafgaande aan de werkzaamheden een melding aan het college worden gedaan. Bij storingen, waarvoor uitstel van het verhelpen van de storing niet mogelijk is en de storing buiten de normale werktijden plaatsvindt, dient de melding bij het college achteraf, doch uiterlijk binnen 48 uur te worden gedaan.

  • 4. De aanbieder dient omwonenden ter plaatse van de uit te voeren werkzaamheden minimaal 5 werkdagen voor de start van de werkzaamheden schriftelijk te informeren over aanvang, duur, aard en plaats van de werkzaamheden.

Artikel 15. Gebruik meldingsformulier
  • 1. Voor de melding maakt de aanbieder gebruik van een daartoe door het college vastgesteld formulier.

  • 2. De aanbieder is verplicht al haar kabels binnen het grondgebied van de gemeente te registreren en ter beschikking te stellen voor het kabel- en leiding informatiecentrum (KLIC).

  • 3. Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding, als genoemd in het eerste lid, het college schriftelijk in kennis gesteld van de uitkomsten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen inzake de gegevens die bij de melding worden verstrekt.

Artikel 16. Beslistermijnen

Het college kan de termijn voor het nemen van het instemmingsbesluit, daar waar het gaat om meldingen zoals genoemd in artikel 14, lid 2, van deze verordening, éénmaal met een termijn van twaalf weken verdagen. Indien zij van deze bevoegdheid gebruik maken, doen zij daarvan mededeling aan de aanbieder binnen vier weken na ontvangst van de melding.

Artikel 17. Voorschriften en beperkingen bij instemming
  • 1. Het college kan aan het instemmingsbesluit voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      het voorkomen of beperken van schade of overlast;

    • c.

      de bruikbaarheid van de openbare gronden;

    • d.

      het veilig en doelmatig gebruik van de openbare gronden;

    • e.

      het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare gronden;

    • f.

      de belemmering van doelmatig beheer en onderhoud van de openbare gronden;

    • g.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • h.

      eventuele archeologische bevindingen;

    • i.

      de bescherming van groenvoorzieningen.

  • 2. Ter bescherming van de belangen als genoemd in het eerste lid, kan het college in ieder geval aan het instemmingsbesluit voorschriften of beperkingen verbinden over het medegebruik van voorzieningen, zoals kabelgoten en geleidingen, en een zekerheidsstelling verlangen voor de nakoming van verplichtingen die gesteld zijn bij de voorschriften en beperkingen aan het instemmingsbesluit.

  • 3. De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en medegebruik van voorzieningen dient te geschieden conform de “Standaard RAW bepalingen”.

  • 4. Voor het realiseren van aansluitingen met een gezamenlijke lengte korter dan twintig meter is geen instemming van het college noodzakelijk met uitzondering van het passeren van gesloten verhardingen. De werkzaamheden dienen uitsluitend drie werkdagen voor de uitvoering bij het college te worden gemeld. Voor het realiseren van alle overige aansluitingen is wel instemming noodzakelijk.

Artikel 18. Melding wijziging

De aanbieder stelt het college onverwijld in kennis van het feit dat het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel verandert of het feit dat de kabel niet langer ten dienste staat van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in of op openbare gronden.

Paragraaf 5. Veiligheid van de weg

Artikel 19. Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp

Het is verboden langs de weg een voorwerp aan te brengen, te plaatsen of te hebben dat aan het wegverkeer het uitzicht belemmert.

Artikel 19a. Inzameling

Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan de weg, aan huizen of op de daarbij behorende erven een openbare inzameling te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

Artikel 20. Voorzieningen voor verkeer en verlichting
  • 1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voorzover de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet of de Belemmeringenwet privaatrecht van toepassing is.

Paragraaf 6. Standplaatsen en evenementen

Artikel 21. Standplaatsen
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan de weg standplaats in te nemen of daar waren of diensten aan het publiek aan te bieden of daar waren of andere zaken uit te stallen.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor de door het college toegewezen standplaatsen op de door het college aangewezen markt- en kermisterreinen gedurende de markt en de kermis of andere evenementen waarvoor op grond van artikel 22 een vergunning is vereist.

Artikel 22. Evenementen
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester evenementen te houden op een openbare plaats.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      vervallen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160 van de Gemeentewet;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • e.

      evenementen met een besloten karakter waaraan niet meer dan 50 personen zullen deelnemen en waarvan het verkeer geen hinder ondervindt;

    • f.

      evenementen in inrichtingen, waarop de regels van of krachtens de Wet milieubeheer van toepassing zijn.

Artikel 23. Evenementen in inrichtingen
  • 1. Het college kan voor de kom van Hoogeveen en de dorpen elk afzonderlijk evenementen aanwijzen waarvoor de geluid- en trillingvoorschriften van de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen en de voorschriften betreffende lichthinder uit artikel 3.148 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen niet van toepassing zijn

  • 2. Het college kan voorts ten behoeve van andere festiviteiten of activiteiten die plaatsvinden binnen een inrichting als bedoeld in voornoemd besluit ten hoogste twaalf dagen per kalenderjaar aanwijzen waarin de in het eerste lid bedoelde voorschriften niet van toepassing zijn.

Artikel 23a Aanwijzing collectieve festiviteiten
  • 1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in één of meer gebieden van Hoogeveen.

  • 3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in één of meer gebieden van Hoogeveen.

  • 4. Het college maakt de aanwijzing tenminste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

  • 5. Het college kan een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

Artikel 23b Kennisgeving incidentele festiviteiten
  • 1. Het is een inrichting toegestaan op een aantal door het college te bepalen dagen, doch maximaal 12, incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn.

  • 2. Het is een inrichting toegestaan op een aantal door het college te bepalen dagen, doch maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar, de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.147, eerste lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting tenminste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3. Het college stelt een formulier vast en bepaalt nadere voorwaarden voor het doen van een kennisgeving.

Artikel 23c Nadere regels dag en tijdstip toestaan festiviteiten

Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de dagen en tijdstippen waarop festiviteiten als bedoeld in de artikelen 23a en 23b gehouden mogen worden.

Afdeling 2. Toezicht op horecabedrijven

Artikel 24. Algehele of gedeeltelijke sluiting

De burgemeester kan onverminderd het bepaalde in artikel 174, derde lid van de Gemeentewet, in het belang van de openbare orde, zedelijkheid, of in geval van bijzondere omstandigheden tijdelijk algehele of gedeeltelijke sluiting van een horeca-inrichting bevelen.

Artikel 25. Aanwezigheid in gesloten horeca-inrichting

Het is verboden gedurende de tijd dat een horeca-inrichting krachtens een op grond van artikel 24 door de burgemeester genomen besluit voor bezoekers gesloten dient te zijn, zich als bezoeker daarin of aldaar te bevinden.

Artikel 26. Verstrekken sterke drank (ter plaatse)

Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester anders dan om niet sterke drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken in een horeca-inrichting:

  • a.

    Waarin of in een onderdeel waarvan uitsluitend of in hoofdzaak geringe eetwaren, zoals belegde broodjes, patates frites en kroketten worden verkocht.

  • b.

    Die uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor het geven van onderwijs.

  • c.

    Die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij sportorganisaties of -instellingen.

  • d.

    Die of waarvan een onderdeel in gebruik is als wachtruimte voor passagiers van een openbaar vervoerbedrijf.

  • e.

    Die gelegen is op een kampeerplaats.

Afdeling 2A BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR PARACOMMERCIËLE INRICHTINGEN

Artikel 26a Begripsbepalingen

(vervallen)

Artikel 26b Regulering paracommerciële rechtspersonen

  • 1. Het is paracommerciële rechtspersonen, die zich richten op het organiseren van activiteiten van sportieve aard, verboden alcoholhoudende drank te verstrekken op andere tijden dan op:

    • a.

      maandag tot en met vrijdag vanaf 17:00 uur tot 24:00 uur;

    • b.

      zaterdag en zondag vanaf 12:00 uur tot 19:30 uur;

    • c.

      op de dagen genoemd in artikel 2, lid 1 sub b van de Winkeltijdenwet gelden voor activiteiten de tijden als hiervoor onder b vermeld.

  • 2. Het is paracommerciële rechtspersonen van sociaal-culturele, educatieve, recreatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard, verboden alcoholhoudende drank te schenken anders dan op:

    • a.

      maandag tot en met zondag vanaf 13:00 uur tot 24:00 uur.

  • 3. Een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in het eerste en tweede lid, is in aanvulling op de schenktijden genoemd in het eerste en tweede lid, toegestaan alcoholhoudende drank te schenken tot anderhalf uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.

  • 4. Een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, in afwijking van het eerste en tweede lid, alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken met inachtneming van het volgende:

    • a.

      de drank wordt verstrekt tijdens ten hoogste 6 bijeenkomsten per jaar;

    • b.

      als in de vestigingsplaats (het adres heeft dezelfde plaatsnaam) van de rechtspersonen geen horecabedrijf is gevestigd, geldt de beperking van maximaal 6 x bijeenkomsten per jaar niet;

    • c.

      als de rechtspersoon en de wel aanwezige horeca overeenkomen dat er geen sprake is van oneerlijke mededinging, vervalt de beperking.

  • 5. Een paracommerciële rechtspersoon doet uiterlijk 14 dagen voor een bijeenkomst als bedoeld in het vierde lid melding hiervan aan de burgemeester.

Artikel 26c Facultatieve ontheffingen

De burgemeester kan in individuele gevallen ontheffing verlenen van de in dit artikel genoemde tijden.

Afdeling 3. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 27. Betreden gesloten lokalen

  • 1. Het is verboden een krachtens artikel 174a Gemeentewet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2. Het is verboden een krachtens artikel 13b Opiumwet gesloten woning of, niet voor het publiek toegankelijk lokaal en daarbij behorende erven te betreden.

  • 3. De in de eerste en tweede lid genoemde verboden gelden niet voor personen waarvan de aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende redenen noodzakelijk is.

  • 4. De burgemeester is bevoegd om van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden ontheffing te verlenen.

Artikel 27a Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen.

  • 3.

    De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

Artikel 28. Cameratoezicht

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

Artikel 29. Plakken, kladden en krassen

  • 1. Het is verboden de weg of een vanaf de openbare weg zichtbare zaak te beplakken, bekladden of te bekrassen en om hiertoe opdracht te geven.

  • 2. Het verbod om te bekladden of te beplakken, genoemd in het eerste lid, geldt niet voor:

    • a.

      de door het college aangewezen plakplaatsen;

    • b.

      meningsuitingen en bekendmakingen;

    • c.

      handelsreclame als bedoeld in artikel 44, derde lid, of waarvoor vergunning is verleend krachtens artikel 44, eerste lid

  • 3. Het verbod genoemd in het eerste lid geldt niet voor het beplakken, indien wordt gehandeld krachtens een wettelijk voorschrift en evenmin indien wordt gehandeld ter uitvoering van een met de gemeente gesloten overeenkomst naar burgerlijk recht waarbij het plakken op bepaalde plaatsen is toegestaan.

Artikel 30. Inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal

  • 1. Het is verboden op de weg te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de in dat lid bedoelde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet bestemd of gebruikt zijn voor de in dat lid bedoelde handelingen.

  • 3. Het is verboden op de weg in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp of attribuut dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van winkeldiefstallen te vergemakkelijken.

  • 4. Het in het derde lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.

Artikel 31. Varen op recreatievijvers in Schoonhoven

  • 1. Het is verboden met een vaartuig te varen op of een vaartuig te laten liggen in de kleine, de grote en de visvijver van het recreatiegebied Schoonhoven.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      vaartuigen, die worden gebruikt voor dienstdoeleinden als hulpverlening, bewaking en onderhoud;

    • b.

      opblaasbare boten, die niet zijn uitgerust met mechanische kracht of met een zeil, dat groter is dan 1 m²;

    • c.

      het gebruik van surfplanken op de grote vijver in de periode van 15 september tot 1 mei.

Artikel 32. Hinderlijk gedrag op of aan de weg

  • 1. Het is verboden:

    • a.

      op of aan de weg of in parken, op een voorwerp dat daartoe niet is bestemd te klimmen of zich daarop te bevinden;

    • b.

      zich op of aan de weg, in parken of in winkelcentra zodanig op te houden dat overlast veroorzaakt wordt of redelijkerwijs kan worden aangenomen dat overlast veroorzaakt gaat worden;

    • c.

      zich fietsend op een door het college aangewezen openbare plaats te bevinden.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voorzover artikel 350, 351, 351 bis, 424, 426 bis, of 431 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

Artikel 33. Aanwijzen veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan op basis van artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

Artikel 34. Hinderlijk drankgebruik

  • 1. Het is voor personen van 18 jaar en ouder verboden op de openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2. Het is voor personen van 18 jaar en ouder verboden op de openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, onaangebroken alcoholhoudende drank in flessen, blikjes en dergelijke bij zich te hebben.

  • 3. Het in het tweede lid gesteld verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de alcoholhoudende drank niet ter plaatse wordt genuttigd.

Artikel 34a. Glazen drinkgerei

  • 1.

    De houder van een horeca-inrichting is verplicht zodanige maatregelen te nemen dat de bezoekers van de horeca-inrichting geen drinkgerei van glas of flessen van glas buiten de horeca-inrichting brengen.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, drinkgerei van glas of geopende flessen van glas die kennelijk zijn bestemd voor het bewaren van drank bij zich te hebben of met zich mee te voeren.

  • 3.

    Het bepaalde in het tweede lid geldt niet voor:

    • a.

      een terras dat behoort bij een horeca-inrichting;

    • b.

      de plaats, niet zijnde een horeca-inrichting, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.

Artikel 35. Wildplassen

Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg of in parken zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.

Artikel 36. Loslopende honden

Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats binnen de bebouwde kom, zonder dat die hond aangelijnd is, tenzij de hond verblijft of loopt op een door het college aangewezen hondenlosloopgebied.

Artikel 37. Verontreiniging door honden

  • 1. De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet op een openbare plaats binnen de bebouwde kom, tenzij die plaats is aangewezen als hondenuitlaatgebied.

  • 2. De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven, indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

Artikel 38. Gevaarlijke honden

  • 1. Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • 2. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3. Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

  • a..

    vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

  • b.

    door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

  • c.

    zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • 4. De hond, waarop een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft, dient voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

  • 5. In aanvulling op het in het eerste lid bepaalde geldt dat de burgemeester de eigenaar of houder van die hond kan opdragen bij de hond een gedragstest (risico-assessment) te laten afnemen om zicht te krijgen op het karakter en het gedrag van de hond.

Artikel 38a Gevaarlijke honden op eigen terrein

  • 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester voor deze hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 38, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:

  • a.

    op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

  • b.

    het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

  • c.

    het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

Artikel 38b. Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel op te houden in een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtruimte voor het openbaar vervoer, fietsenstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor die ruimte is bestemd.

Artikel 38c. Carbid

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college met carbid explosies te veroorzaken.

  • 2. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing op de periode van 31 december tussen 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur indien het carbid wordt gebruikt in een container met een inhoud van ten hoogste 50 liter en deze container niet tot ontploffing wordt gebracht op een afstand van minder dan 75 meter vanaf een woonverblijf.

Afdeling 3a. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Artikel 38d. Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
  • 1.

    De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:

    a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voorzover dat mogelijk is – soort, merk en nummer van het goed;

    d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;

    e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • 2.

    De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.

  • 3.

    Op de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 38e. Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht

De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

  • a.

    de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:

    i. dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;

    ii. van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;

    iii. dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;

    iv. dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;

  • b.

    de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;

  • c.

    aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;

  • d.

    een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

Artikel 38f. Vervreemding van door opkoop verkregen goederen

Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.

Hoofdstuk 3. Bescherming van het milieu en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Afdeling 1. Omgevingsbepalingen.

Artikel 39. Geluidhinder

Het is verboden zonder vergunning van het college uitgezonderd in een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer een geluidsapparaat, een bouwmachine, een motorrijtuig, of een gereedschap in werking te hebben of dieren te houden op een zodanige wijze dat voor een belanghebbende geluidhinder wordt veroorzaakt.

Artikel 40. Dode gezelschapsdieren

Het college bepaalt het tijdstip en de plaats van aangifte en de wijze van bewaring door de eigenaar of houder van dode gezelschapsdieren zoals aangeduid in artikel 3.5 van de Wet dieren

Artikel 41. Verontreiniging van de weg en van terreinen aan de weg

  • 1. Het is verboden een stof of een voorwerp dat de weg, een park of een plantsoen verontreinigt, beschadigt of de afwatering belemmert op of in de bodem, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats achter te laten.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voorzover: de Bestrijdingsmiddelenwet, de Kernenergiewet, de Wet milieubeheer, de Meststoffenwet, de Wet bodembescherming; de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of hoofdstuk 12 van de provinciale omgevingsverordening van toepassing is.

Artikel 42. Bewaren van hinderlijke en schadelijke voorwerpen

Behoudens het bepaalde in de Wet milieubeheer is het verboden een bewaarplaats te hebben van voorwerpen en stoffen die een hinderlijke stank verspreiden of voor de gezondheid schadelijk zijn.

Artikel 42a Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

  • 1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2. Het verbod geldt niet voorzover het betreft:

    • a.

      verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

    • b.

      sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven met een inhoud van ten hoogste 75 liter,  indien geen afvalstoffen worden verbrand;

    • c.

      vuur voor koken, bakken en braden, voorzover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.

  • 3. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.

  • 4. De ontheffing kan worden geweigerd of ingetrokken ter bescherming van de flora en fauna, de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, of het milieu.

  • 5. Het verbod geldt niet voorzover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale omgevingsverordening Drenthe.

Artikel 43. Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een boom te kappen of te snoeien die voorkomt op de door het bevoegd gezag vastgestelde bomenlijst.

  • 2.

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid is niet vereist, indien houtopstand moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag.

Afdeling 2. Opschriften, aankondigingen en afbeeldingen

Artikel 44. Reclamevergunning

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag op of aan een vanaf de weg zichtbare onroerende zaak zichtbaar vanaf de weg handelsreclame aan te brengen dan wel de aanwezigheid daarvan toe te laten.

  • 2. Het is verboden een voertuig of vaartuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, te parkeren of aan te leggen met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken.

  • 3. Het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      onverlichte opschriften, uitsluitend vermeldende de naam van de bewoners van een gebouw of van een gebouw zelf;

    • b.

      onverlichte opschriften en aankondigingen, betrekking hebbend op de dienst, het beroep of het bedrijf, die of dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of op de bewoning daarvan;

    • c.

      onverlichte opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, die aanwezig zijn bij in uitvoering zijnde werken en op deze werken betrekking hebben gedurende de termijn dat de werken in uitvoering zijn;

    • d.

      opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in een gebouw of een deel van een gebouw, dat als winkel en/of als bioscoop, schouwburg, hotel of café-restaurant wordt gebruikt, mits zij betrekking hebben op het bedrijf dat daarin wordt uitgeoefend.

Artikel 45. Weigeren van een vergunning

Het bevoegd gezag weigert, in afwijking van artikel 4b, de vergunning als bedoeld in artikel 44 alleen, indien te duchten is dat een reclame-uiting:

  • a.

    de veiligheid van het verkeer in gevaar brengt of kan brengen;

  • b.

    gelet op de Nota Ruimtelijke Kwaliteit, hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving, niet toelaatbaar is;

  • c.

    schadelijk is voor de leefbaarheid van de omgeving;

  • d.

    schadelijk is voor de schoonheid van het landschap;

  • e.

    strijdig is met het algemeen belang, de openbare orde of de goede zeden;

  • f.

    nodeloos kwetsend is of een bedreiging inhoudt voor de geestelijke en/of lichamelijke volksgezondheid.

Hoofdstuk 4. Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente

Afdeling 1. parkeerexcessen

Artikel 46. Bedrijfsmatig parkeren van voertuigen

Het is degene die bedrijfsmatig voertuigen stalt, herstelt, sloopt, verhuurt of verhandelt, verboden:

  • a.

    drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, bij elkaar op de weg te parkeren of te doen parkeren, danwel

  • b.

    de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

Artikel 47. Defecte voertuigen, voertuigwrakken

  • 1. Het is verboden een voertuig waarmee niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.

  • 2. Het is verboden een voertuigwrak op de weg te plaatsen of te hebben.

  • 3. Het eerste en tweede lid gelden niet voorzover de Wet milieubeheer van toepassing is.

Artikel 48. Parkeren van recreatievoertuigen en aanhangers

Het is de eigenaar of houder van een caravan, kampeerauto, kampeerwagen, bagagewagen, boottrailer, aanhanger of van een ander soortgelijk geheel of ten dele voor de recreatie dienend voertuig verboden dit binnen de bebouwde kom langer dan drie opeenvolgende dagen op de weg te parkeren.

Artikel 49. Parkeren van grote voertuigen

  • 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een andere dan door het college aangewezen plaats.

  • 2. Het eerste lid geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.

Artikel 50. Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

Het is verboden een voertuig te parkeren in of op niet van de weg deel uitmakende openbare beplantingen, plantsoenen, grasperken of groenstroken.

Artikel 50a. Overlast van fietsen en bromfietsen

Het is verboden in de door het college aan te wijzen gebieden fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

Afdeling 2. Toelating kampeerauto’s en vaartuigen

Artikel 51. Gereguleerde Overnachtingsplaats (GOP)

  • 1. Het is verboden op of aan de weg een kampeerauto te plaatsen met het doel om deze aan te wenden als overnachtingsmiddel.

  • 2. Het college kan plaatsen aanwijzen waar het overnachten in een kampeerauto is geoorloofd.

  • 3. Het college kan nadere voorwaarden stellen aan het gebruik van deze overnachtingsplaatsen.

Artikel 52. Ligplaatsen

Het is verboden zonder vergunning van het college met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen, anders dan om te laden en te lossen.

Afdeling 3. Peuterspeelzalen (vervallen)

Afdeling 4. Economische aangelegenheden (vervallen)

Hoofdstuk 5. Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 57. Strafbepaling

  • 1. Behoudens het bepaalde in de artikelen 14 tot en met 17, artikel 39 en 40 wordt overtreding van een bij of krachtens deze verordening vastgestelde verbodsbepaling, niet nakoming van een bij of krachtens deze verordening opgelegde verplichting en niet nakoming van een voorschrift aan een vergunning of vrijstelling verbonden, gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Bij oplegging van een straf als bedoeld in het eerste lid kan openbaarmaking van het vonnis worden gelast.

Artikel 58. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast medewerkers van de eenheid Dienstverlening van de Samenwerkingsorganisatie De Wolden Hoogeveen, alsmede de bij besluit van het college, de burgemeester, of het bevoegd gezag aangewezen personen.

Artikel 59. Binnentreden woning

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn, onverminderd het bepaalde in de Algemene wet op het binnentreden, bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 60. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op een nader door het college te bepalen tijdstip, dat voor de onderscheiden onderdelen van de verordening verschillend kan zijn.

  • 2. De Algemene plaatselijke verordening wordt op een nader door het college te bepalen tijdstip ingetrokken, waarbij de intrekking voor delen verschillend kan zijn.

  • 3. Vergunningen, ontheffingen en vrijstellingen verleend, alsmede aanwijzingen gegeven krachtens de in het vorige lid genoemde verordening worden geacht tevens krachtens de in het eerste lid genoemde verordening te zijn verleend of gegeven.Zij blijven van kracht tot de tijd waarvoor zij zijn verleend of gegeven is verstreken, danwel tot zij worden ingetrokken.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als Algemene plaatselijke verordening 2007.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hoogeveen, gehouden op 5 april 2007.
De griffier, de voorzitter,
J.P. Wind, W.P.M. Urlings