Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR30808
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR30808/1
Regeling vervallen per 01-01-2009
Verordening op de heffing en invordering van Leges stadsdeel Amsterdam-Centrum 2004
Geldend van 03-12-2003 t/m 31-12-2008
inhoud
Art. 1 Belastbaar feit
Onder de naam leges worden rechten geheven terzake van door of vanwege het stadsdeel verleende diensten, vermeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Art. 2 Begripsomschrijvingen
In deze verordening worden onder afschriften, uittreksels en kopieën verstaan die afschriften, uittreksels en kopieën die geheel of gedeeltelijk met de hand zijn geschreven, getekend of gekleurd dan wel door middel van een tekstverwerker, een dupliceerapparaat of een soortgelijk middel, anders dan een drukpers, zijn gemaakt of bewerkt.
Art. 3 Tarieven
-
1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tabel.
-
2. De leges worden verhoogd met de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag medegedeelde kosten van zegel, registratie, briefport en andere rechten.
-
3. Tenzij in de bij de verordening behorende tabel met betrekking tot een bepaalde rubriek anders is vermeld, wordt van de leges geen teruggaaf verleend.
-
4. Tenzij in de bij de verordening behorende tabel met betrekking tot een bepaalde rubriek anders is vermeld, wordt voor de berekening van de leges een gedeelte van een in de tabel genoemde eenheid voor een volle eenheid gerekend.
Art. 4 Vrijstellingen
De leges worden niet geheven voor:
- a.
stukken die ter voldoening aan wettelijke voorschriften kosteloos moeten worden afgegeven;
- b.
hulp bij het raadplegen van de onder het bestuur berustende kadastrale stukken door rijks- en provinciale ambtenaren, in de uitoefening van hun functie;
- c.
stukken, vereist voor vrijwillige militaire dienstneming;
- d.
attestaties de vita, vereist voor de uitbetaling van pensioenen, gagementen, wachtgelden, riddersoldijen of lijfrente;
- e.
certificaten van onvermogen;
- f.
stukken, inlichtingen of nasporingen, andere dan die bedoeld onder 4.18, van de bij deze verordening behorende tabel, verstrekt, gedaan of uitgevoerd ten behoeve van onvermogenden in hun persoonlijk belang, indien het onvermogen wordt bewezen door de verklaring, afgegeven door de burgemeester van hun woonplaats.
Art. 5 Belastingplicht
-
1. De leges worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie een in deze verordening omschreven dienst wordt verricht of een hierin genoemd stuk wordt afgegeven.
-
2. Tenzij in deze verordening anders is bepaald, vangt, in afwijking van het terzake bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, het moment van het in behandeling nemen van een aanvraag aan op het moment dat de aanvraag door het stadsdeel is ontvangen.
Art. 6 Wijze van heffen
De leges worden geheven door middel van:
- a.
een van een datum voorziene stempelafdruk van een kasregister dan wel een van een doorlopend volgnummer voorzien zegel voor stukken die zonder nader onderzoek worden verstrekt;
- b.
een mondelinge of schriftelijke kennisgeving, nota of andere schriftuur;
- c.
een aanslag.
Art. 7 Betaaltermijnen
-
1. Leges die bij wege van aanslag worden geheven, worden betaald in één termijn. Deze termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.
-
2. Leges die als kennisgevingen als bedoeld in art. 6, onder a en b:
- mondeling worden gedaan, dienen te worden betaald op het moment van het doen van de kennisgeving;
- schriftelijk worden gedaan, dienen te worden betaald op het moment van het uitreiken van de kennisgeving.
-
3. Ingeval de kennisgevingen als bedoeld in art. 6, onder a en b, worden toegezonden, dienen de leges te worden betaald binnen dertig dagen na dagtekening daarvan.
Art. 8 Kwijtschelding
Van de leges wordt geen kwijtschelding verleend.
Art. 9 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges.
Art. 10 Inwerkingtreding; citeertitel
-
1. Met ingang van de in het derde lid vermelde datum vervalt de Legesverordening stadsdeel Amsterdam-Centrum 2003, vastgesteld bij besluit van de stadsdeelraad Amsterdam-Centrum, in zijn vergadering op 28 november 2002 (Stadsdeelblad 2002 afdeling 3, volgnummer 17), met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.
-
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.
-
3. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2004.
-
4. Deze verordening kan worden aangehaald als Legesverordening stadsdeel Amsterdam-Centrum 2004.
Toelichting
Bij besluit van de Stadsdeelraad van 28 november 2002 (Stadsdeelblad 2002, afd. 3, volgnr. 17), is de Legesverordening stadsdeel Amsterdam-Centrum 2003 vastgesteld. Op basis van de Legesverordening worden door het stadsdeel diverse rechten geheven, bijvoorbeeld voor het verstrekken van vergunningen, rijbewijzen, paspoorten, uittreksels en voor het voltrekken van huwelijken. De Legesverordening bestaat uit een tekstueel gedeelte en een uitgebreide tarieventabel.
Ten aanzien van de tarieven stellen wij u conform de beleidsuitgangspunten voor, deze in principe met het nominale percentage van 2,6 te verhogen. In een aantal gevallen doen zich echter gevallen voor waarin reële kostenontwikkelingen, het beleidsuitgangspunt kostendekkendheid, danwel andere beleidsafwegingen, stads- of rijksafspraken ertoe nopen de tarieven met meer dan het nominale percentage te verhogen. De belangrijkste wijzigingen (naast de nominale verhoging) zijn de volgende. Voorzover afwijkingen van het nominale percentage financiële gevolgen hebben, zullen deze worden opgenomen in de tussentijdse begrotingswijziging 2004.
Met betrekking tot de tarieven welke genoemd zijn in rubriek 0 en rubriek 2 volgt het stadsdeel Amsterdam-Centrum doorgaans de Centrale Stad. De in de tabel opgenomen tarieven dienen nog te worden vastgesteld door de gemeenteraad van de Centrale Stad, het betreft hier derhalve nog voorlopige tarieven.
Wat betreft rubriek 1 (Burgerzaken) wordt een groot deel van de tariefsontwikkeling nog bepaald door stadsbrede afspraken en daardoor vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam (1.1.9 en 1.4 t/m 1.12). Zodoende zijn de tarieven voor onder meer paspoorten en rijbewijzen in elk stadsdeel gelijk. Dit betekent echter wel dat sommige tarieven meer dan met het nominale tarief stijgen. Deze verhoging komt echter direct voort uit een verhoging van de rijksleges die ons stadsdeel (via het Register Amsterdam) aan het rijk dient af te dragen, voor bijvoorbeeld paspoorten en rijbewijzen. Daardoor zal de bovennominale ontwikkeling geen extra (netto) inkomsten betekenen voor ons stadsdeel.
Voorgesteld is om de prijzen van de huwelijken en partnerregistraties met meer dan de nominale verhoging te verhogen (ongeveer 15% verhoging), tevens is er een nieuw tarief (1.1.7) ingesteld. Hierbij is een betere inschatting van de uren gemaakt, een vergelijking gemaakt met de tarieven in andere stadsdelen en rekening gehouden met voorschriften van fiscale wetgeving en afronding van het bedrag. De kostprijs van een huwelijk wordt voornamelijk bepaald door salariskosten. Omdat het legestarief de kosten niet te boven gaan, is het Dagelijks Bestuur van mening dat de verhoging voldoet aan de voorschriften vanuit fiscale wetgeving.
De trouwlocaties in The Grand en het Huis met de Hoofden waren vroeger apart opgenomen in de legesverordening. De procedure voor het boeken bij deze locaties is gewijzigd (het stadsdeel fungeert voor de huurbedrag van de locatie niet meer als onnodige tussenschakel). Deze procedure is gelijk gesteld met de procedure welke geldt voor alle locaties die op 1 september 2001 buiten het stadhuis erbij zijn gekomen (9 nieuwe locaties toen). Daarom staan nu in de verordening de leges voor huwelijken in het stadhuis én de huwelijken buiten het stadhuis (dus incl. The Grand en Huis met de Hoofden).
Nieuw toegevoegde tarieven zijn de nummers 1.13 t/m 1.16. Het gaat hierbij om het in rekening brengen van portokosten, pinnen onder de €10,00 en het rijbewijshoesje. In het verleden werden deze kosten al in rekening gebracht, door middel van deze verordening wordt echter de juridische basis versterkt.
Ten aanzien van rubriek 3 (Algemene Zaken) is onder meer het volgende gewijzigd. Het Dagelijks Bestuur stelt voor nr. 3.3.1.3 te schrappen. Dit betreft een bijzondere bepaling bij de speelautomaten vergunning. Als de exploitatie gestaakt wordt, wordt op schriftelijk verzoek teruggaaf verleend over het aantal nog niet verschenen jaren waarvoor de beschikking is afgegeven. In de praktijk wordt bijna nooit gebruikt gemaakt van deze bepaling. Verder is het uit oogpunt van kostendekkendheid niet consequent; immers de reeds verrichte werkzaamheden voor de aanvraag komen hiermee niet te vervallen. Er moeten juist extra werkzaamheden worden verricht indien een dergelijk verzoek wordt gedaan. Daar komt bij dat bij andere vergunningen ook geen restitutie mogelijk is als men de exploitatie staakt terwijl de vergunning nog geldig is.
In het kader van een consistente gedragslijn is in de enkele gevallen waar dat nog niet was doorgevoerd, toegevoegd dat men voor een duplicaat van een vergunning of ontheffing moet betalen. Evenals voor andere duplicaten (die reeds opgenomen waren in de verordening), geldt hier dan in 2004 het tarief van € 36,50 voor.
Na een betere inschatting dan voorgaande jaren van de uren die gemaakt worden voor leges voor evenementen, komt naar voren dat deze leges niet kostendekkend zijn. Dit geldt voor alle evenementen, dus zowel in gebouwen (3.4) als in de openbare ruimte (5.4). In beide gevallen moeten diverse instanties adviseren, worden gesprekken gevoerd met de organisator(en), vindt afstemming plaats met de politie, Dienst Milieu en Bouwtoezicht en dergelijke. De voorgestelde tarieven zijn in vergelijking met 2003 aanzienlijk hoger. Hierbij is echter wel een uitzondering is gemaakt voor de Koninginnedag. Gezien de grote hoeveelheid aanvragen die dan ook een andere behandeling krijgen is dit ook uit oogpunt van kostendekkenheid onderbouwd. Er hoeft namelijk minder tijd per aanvraag besteed te worden.
Ook zijn enkele vergunningen die voorheen in rubriek 3 Algemene Zaken gerubriceerd waren ,in verband met hun relatie met de openbare ruimte, verhuisd van rubriek 3 naar rubriek 5 (het gaat om de nummers 5.2 t/m 5.10).
Aangaande rubriek 4 (Bouwen Wonen en Economie) is een wijziging voorgesteld in de wijze van tariefsberekening. De reden hiervoor is gelegen in de wens om de inkomsten van de bouwleges minder conjunctuurafhankelijk, alsmede kostendekkender te maken. Ook is behoefte gebleken om de tarieven inzichtelijker te maken. In 2003 is voor alle ‘bouwgerelateerde leges’ een basistarief ingevoerd voor vaste kosten die in beginsel voor alle soorten aanvragen gelijk zijn. (intake, administratie en afhandeling voor archivering e.d.). Het voorstel is om dit basisbedrag met meer dan het nominale percentage te verhogen en aan de andere zijde aanvullende tarieven met minder dan het nominaal percentage of niet te verhogen, of zelfs in een aanzienlijk aantal gevallen te verlagen. Met betrekking tot bouwvergunningen wordt voorgesteld voortaan twee basistarieven te hanteren, één voor de categorie aanvragen met een bouwsom kleiner dan € 50.000 (dezelfde als hierboven genoemd) en één voor de categorie aanvragen met een bouwsom vanaf
€ 50.000.
Het gevolg van de nieuw voorgestelde tarieven is volgens voorcalculatie dat de ‘bouwgerelateerde leges’ als geheel niet meer dan nominaal zullen stijgen. Het aantal aanvragen is hiermee meer bepalend geworden dan de omvang van de aanvragen. Tevens zijn ‘kleine aanvragen’ relatief beter kostendekkend geworden. Bij aanvragen van bepaalde omvang kunnen dus wel stijgingen voorkomen boven het nominale percentage. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de zeer kleine aanvragen, voor hen zal een kleine verhoging in absolute termen een grote verhoging in relatieve termen betekenen, dit probleem is echter inherent aan het hanteren van een basisbedrag.
In het verleden werd voor aanvragen voor vrijstelling van bestemmingsplannen (artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening) geen leges in rekening gebracht, omdat de bestemmingsplannen vaak gedateerd waren. Door middel van de ingezette vernieuwingsoperatie bestemmingsplannen is een groot deel van de bestemmingsplannen geactualiseerd. Kosteloze aanvraag voor vrijstelling hiervan is, gezien de kosten die dit met zich meebrengt, niet meer terecht. Er wordt dan ook voorgesteld een aparte doorbelasting van de kosten van dergelijke vrijstellingsprocedures, gedifferentiëerd naar zwaarte, in te stellen.
Ten aanzien van rubriek 5 (Openbare Ruimte) zijn de legesheffingen voor de afgifte van de “Jaarvergunning voor klein eigen werk” aan kabels en leidingen (5.1.18) nieuw in het pakket. Dit betreft een vergunning die genoemd wordt in het handboek Ondergrondse Infrastructuur (HOI), maar tot voor kort nog niet als vergunning ontwikkeld was.
De basis voor deze vergunning is dezelfde als voor de duurste opbreekontheffing. Deze keuze wordt gerechtvaardigd door de looptijd van een jaar, en de grote hoeveelheid kleinere werken in de openbare ruimte.
Zoals reeds hierboven vermeld, zijn aan rubriek 5 enkele vergunningen toegevoegd in verband met hun relatie met de openbare ruimte, deze waren voorheen in rubriek 3 vermeld. Een in bijgaande tarieventabel doorgevoerde stijging is het legestarief voor ontheffingen voor het aanbieden van diensten en voor de vergunningen van straatartiesten (5.8 en 5.9). De achterliggende reden is dat de tijd die nodig is voor het behandelen van een aanvraag beter in kaart is gebracht (45 minuten per aanvraag). In het kader van kostendekkendheid gaat het legestarief van € 32,50 naar € 48,-.
Ten aanzien van rubriek 6 (Marktzaken) wordt voorgesteld om de termijn tussen verzenden van de nota en het verzenden van een aanmaning te verkleinen van 8 weken naar 4 weken. Verder wordt voorgesteld de tarieven 6.8 en 6.9 meer dan nominaal te verhogen. Het tarief 6.8 is een zeer weinig voorkomend tarief waarvan, uit ervaringscijfers, blijkt dat er minder dan tien aanvragen per jaar voor worden ingediend. Desalniettemin brengt deze vergunningverlening wel meer werk met zich mee dan de meer reguliere vergunningen zoals bij 6.2 en 6.5; tariefsdifferentiatie is daarom gewenst. Tarief 6.9 geldt voor de kramenzetters, waarvan er zes in ons stadsdeel zijn. Zij dienen eens in de vijf jaar opnieuw de vergunning aan te vragen. Ook hier geldt dat deze vergunning veel tijd vergt. Voorgesteld wordt om de komende jaren stapsgewijs tot een kostendekkend tarief te komen. Een bovennominale verhoging voor bovengenoemde tarieven lijkt daarom gerechtvaardigd en zal naar verwachting geen substantiële gevolgen met zich mee te brengen.
In de tabel behorende bij de Legesverordening is in 2003 een rubriek Welzijn opgenomen in verband met vergunningverlening ingevolge de Verordening op de Kindercentra 1994. In de raadsvoordracht van 15 november 2002 (Stadsdeelblad afdeling 1, nummer 107) is reeds vermeld dat er een gefaseerde tariefsaanpassing zou geschieden naar kostendekkend niveau. Met onderhavige wijziging van het tarief in de tabel behorende bij de Legesverordening 2004 wordt de laatste stap hierin gemaakt. Hierbij dient te worden opgemerkt dat per 1 januari 2005 de vergunningverlening voor Kindercentra niet meer via het stadsdeel zal verlopen, maar via de GG&GD.
De tekst van de verordening is waar nodig geactualiseerd.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl