Regeling vervallen per 26-05-2014

Wijziging en toevoeging artikelen 2:27, 2:28 en 2:28.1 Algemene plaatselijke verordening

Geldend van 25-10-2013 t/m 25-05-2014

Intitulé

Wijziging en toevoeging artikelen 2:27, 2:28 en 2:28.1 Algemene plaatselijke verordening

Wijziging en toevoeging artikelen 2:27, 2:28 en 2:28.1 Algemene plaatselijke verordening

Was

Wordt

Afdeling 8. Toezicht op horecabedrijven

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

a.horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt voor vijf of meer personen of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaand: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;

b.terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen

Artikel 2:27 Begripsbelangen

a.Openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt voor vijf of meer personen of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid. Onder een openbare inrichting met of zonder terras en andere aanhorigheden wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.

b.Terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichtingliggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

1.Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester tenzij uit een door de burgemeester gegeven schriftelijke vrijstelling blijkt dat de burgemeester van oordeel is dat deze vergunning voor een bepaald horecabedrijf of een bepaalde groep horecabedrijven niet nodig is.

2.De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve de schriftelijke vrijstelling als genoemd in lid 1.

3.De burgemeester kan de schriftelijke vrijstelling als genoemd in lid 1 intrekken.

4.De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het geldend bestemmingsplan.

5.Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

6.De burgemeester kan de vergunning weigeren indien sprake is van het geval en onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.

7.De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid indien de exploitant geen verklaring omtrent gedrag heeft overgelegd die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunning aanvraag is ingediend, is afgegeven.

8.Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in

a.een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

b.een zorginstelling;

c.een museum; of

d.een bedrijfskantine of- restaurant

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

1.Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester tenzij de openbare inrichting valt onder de in het zesde of zevende lid bedoelde openbare inrichtingen.

2.De burgmeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

3.Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

4.De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid indien de exploitant geen verklaring omtrent gedrag heeft overgelegd die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.

5.De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid weigeren, wijzigen of intrekken indien sprake is van het geval en onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.

6.Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in

a.een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit:

b.een zorginstelling;

c.een museum:

d.een bedrijfskantine of- restaurant

7.Het verbod van het eerste lid geldt niet voor door de burgemeester middels een aanwijzingsbesluit vrijgestelde soorten openbare inrichtingen.

8.De burgemeester kan in het aanwijzingsbesluit zoals bedoeld in het zevend lid bepaalde soorten openbare inrichtingen van de vrijstelling uitsluiten.

9.Openbare inrichtingen die in strijd met het geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit. exploiteren, vallen niet onder het aanwijzingsbesluit.

10.De burgemeester kan besluiten dat de op grond van het zevende lid vrijgestelde openbare inrichtingen niet meer vallen onder het aanwijzingsbesluit indien:

e.Bij een alcoholvrij en alcoholschenkende openbare inrichting sprake is van het geval en onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.

f.De exploitatie van de openbare inrichting zodanig wijzigt/wordt gewijzigd dat deze in strijd is met het geldend bestemmingsplan.

11.De burgemeester kan besluiten dat de op grond van het zevende lid vrij gestelde openbare inrichting alsnog over een horeca-exploitatievergunning dient te beschikken op de gronden zoals genoemd in artikel 1:6 onder a en b. en onverminderd het in 1:8 bepaalde indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

-

Artikel 2:28.1 Vrijstelling alcoholschenkende inrichtingen

1.De vrijstelling voor alcoholschenkende inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2:28 tweede lid geldt alleen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a.De ondernemer/exploitant van een inrichting die zich nieuw in de gemeente vestigt of de ondernemer die niet meer over een rechtsgeldige vergunning beschikt uiterlijk 15 werkdagen voorafgaand aan de openstelling van de openbare inrichting voor publiek een volledige kennisgeving/melding aan de burgemeester heeft gedaan;

b.De kennisgeving heeft plaatsgevonden middels een door de burgemeester vast te stellen (kennisgevings)formulier;

c.De ondernemer tegelijk met de kennisgeving een gemeentelijke BIBOB vragenlijst heeft ingevuld.

d.De ondernemer/exploitant 12 maanden voorafgaand aan de kennisgeving geen overtreding heeft begaan die de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu schaadt.

2.De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de kennisgeving

besluiten het exploiteren van een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28.1 zonder dat de ondernemer/exploitant over een exploitatievergunning beschikt te verbieden, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

3.De ondernemer/exploitant die beschikt over een rechtsgeldige horeca-exploitatievergunning behoudt na de inwerkingtreding van de artikelen 2:28 en 2:28.1 deze vergunning tenzij sprake is van het in artikel 1:6 bepaalde.

4.De in het derde lid bedoelde vergunninghouder doet een kennisgeving middels een door de burgemeester vastgesteld formulier indien er wijzigingen optreden in zaken die op de vergunning vermeld staan.

Algemene toelichting (nieuw)

Exploitatie openbare inrichtingen

Deregulering

In het kader van deregulering en vermindering van administratieve lasten is in 2009 bekeken of het horeca- exploitatievergunningstelsel in de model-APV gehandhaafd of geschrapt moet worden. In met name kleine gemeenten met een overzichtelijk uitgaansgebied en/of enkele bekende horecaondernemingen, is er niet altijd behoefte aan zo’n stelsel. Anderzijds hebben veel gemeenten toch behoefte aan de horeca-exploitatievergunning. Deze gemeenten zijn namelijk van mening dat deze vergunning noodzakelijk is voor het handhaven van de openbare orde en het tegengaan van de overlast.

De Vereniging Nederlandse Gemeente (VNG) heeft gekozen voor het handhaven van de model – horeca-exploitatievergunning, maar alleen voor inrichtingen die

  • ·

    niet onder de Drank- en Horecawet vallen, dit in verband met de Bibob- toets;

  • ·

    wel onder de Drank- en Horecawet vallen en die voor ernstige overlast hebben gezorgd. Bedrijven die géén ernstige overlast veroorzaken krijgen een vrijstelling van de vergunningplicht. In de toelichting bij artikel 2:28.1 wordt dit nader uitgewerkt.

In tegenstelling tot de modelbepaling van de VNG werkt de Gemeente Zandvoort met een meldingssysteem voor alcoholschenkende openbare inrichtingen. Hierdoor is het voor de burgemeester mogelijk om de in het belang van de openbare orde en veiligheid benodigde toetsen uit te voeren voordat een ondernemer start met de exploitatie van zijn openbare inrichting.

Natte en droge horeca

De reikwijdte van de Drank- en Horecawet wordt bepaald door het begrip “horecabedrijf” zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid van de Drank- en Horecawet. Bedrijven waarin alcoholhoudende dranken bedrijfsmatig of anders dan om niet worden geschonken voor gebruik ter plaatse, hebben een vergunning nodig ex artikel 3 van de Drank- en Horecawet. Die vergunningplichtige bedrijven duiden we aan met de term natte horeca.

In artikel 2:27, eerste lid van de APV wordt de term “openbare inrichting”gebruikt. Daaronder wordt ook de droge horeca verstaan: het schenken van niet-alcoholhoudende dranken en van licht alcoholische dranken voor gebruik elders, en het verstrekken van rookwaar. Dit laatste is opgenomen om coffeeshops onder de APV bepaling te laten vallen. In dit artikel worden coffeeshops dan ook als gewone openbare inrichtingen behandeld en zijn geen bijzondere bepalingen over coffeeshops opgenomen.

Dat roept de vraag naar de verhouding met de Opiumwet op. De Opiumwet verbiedt immers de handel in drugs. Uitgangspunt is dat de vergunningverlening op grond van de APV daar geen betrekking op heeft, maar wel op de exploitatie van een alcoholvrije inrichting. Dat laat overigens onverlet dat ten aanzien van coffeeshops – vanwege de effecten die met name deze inrichtingen kunnen hebben op de openbare orde – wel degelijk een specifiek beleid kan worden vastgesteld. Meer informatie hierover is te vinden in de publicatie “De Wet Damocles”, bestuursdwangbevoegdheid in artikel 13b Opiumwet van het Steun- en informatiepunt drugs en veiligheid (VNG- uitgeverij, Den Haag 1999).

Bibob- toets en VOG

Als het gaat om ondernemingen waar alcoholhoudende drank wordt geschonken, is een integriteitstoets mogelijk op grond van artikel 27 tweede lid, van de Drank- en Horecawet (DHW) jo. artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen (Wet Bibob). De DHW geldt niet voor bedrijven waar geen alcohol wordt geschonken waaronder coffeeshops. In het kader van de vergunningsplicht op grond van de APV is het voor gemeenten mogelijk om ook voor de aanvrager van een vergunning voor de exploitatie van een coffeeshop een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) te vragen en een Bibob- onderzoek te doen. De horeca-exploitatievergunning is immers op grond van artikel 1:5 persoonsgebonden.

Artikel 4, van het Besluit Bibob bepaalt in overeenstemming met de APV dat als inrichtingen, waarvoor de Wet Bibob geldt, onder andere aangewezen worden: “inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken, of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt”. Dit zijn dus openbare inrichtingen zoals gedefinieerd in artikel 2:27, van de APV. Dit betekent dat voor de openbare inrichtingen in de zin van de APV een Bibob- onderzoek mag worden gedaan. Zonder de APV is hier geen wettelijke grondslag voor. De Dienstenrichtlijn verzet zich niet tegen een Bibob- onderzoek.

De exploitant van de inrichting speelt een belangrijke rol in de wijze van exploitatie en dus ook in de wijze waarop deze exploitatie het woon- en leefklimaat en de openbare orde beïnvloedt. Daarom kan het raadzaam zijn om een verplichting voor de vergunningaanvrager op te nemen om een recente VOG in te leveren. De leidinggevende kan de aanvrager zelf zijn, maar ook een werknemer. Dit zou kunnen door aan het zesde lid van artikel 2:28 toe te voegen: of indien de aanvrager geen verklaring omtrent het gedrag met betrekking tot de leidinggevende inlevert die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend, is afgegeven.

Vrijstelling

De van de vergunningplicht vrijgestelde openbare inrichtingen worden daartoe door de burgemeester in een aanwijzingsbesluit aangewezen. Tegen het aanwijzingsbesluit staat bezwaar en beroep open.

Onbepaaldheid van de duur

Op grond van artikel 1:7 van de APV gelden vergunningen voor onbepaalde tijd. Dit geldt ook voor de horeca-exploitatievergunning en de vrijstelling. Indien de gemeente niettemin een tijdsduur wil verbinden aan de vergunning van bijvoorbeeld vijf of tien jaar, dan mag dit slechts op gronden ontleend aan dwingende redenen van algemeen belang.

Overige wet- en regelgeving

Op openbare inrichtingen zijn naast de regels van de Drank- en Horecawet nog vele andere regels van toepassing. Onder andere de Wet milieubeheer, Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, Wet op de kansspelen, Opiumwet, Wet ruimtelijke ordening en Woningwet.

Terras

Openbare inrichtingen die op grond van artikel 2:28 vallen onder het door de burgemeester vast te stellen aanwijzingsbesluit vrijstelling exploitatievergunning, beschikken niet meer over een horeca-exploitatievergunning waarin terrasvoorschriften zijn opgenomen. Dit wordt ondervangen door het tweede lid van artikel 2:10 APV. Op grond van dit lid heeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving, de omvang, de vrije doorgang voor verkeer, voetgangers en hulpdiensten, en de sluitingstijden. Overtreding van deze nadere regels levert een overtreding op bij of krachtens de APV. Artikelsgewijze toelichting (nieuw)

Artikel 2:27

In plaats van de term “horecabedrijf”wordt nu de term “openbare inrichting”gebruikt. Dit voor de duidelijkheid. In de Drank- en Horecawet wordt namelijk met het “horecabedrijf” alleen gedoeld op bedrijven waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt voor gebruik ter plaatse, de zogenaamde “natte horeca”. De bepalingen in de APV betreffen juist ook bedrijven waar geen alcoholhoudende drank wordt verstrekt, de zogenaamde “droge horeca”: tearooms, lunchrooms en dergelijke, maar ook coffeeshops.

Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden.

Jurisprudentie

Een café is geen discotheek! LJN- nr. AO9751, JG 04.0133 m. nt. A.L. Esveld.

Artikel 2:28 tweede en negende lid

Als het bestemmingsplan vestiging van een openbare inrichting (horecabedrijf) ter plaatse niet toelaat, ligt het niet voor de hand om wel een exploitatievergunning of vrijstelling van deze vergunning te verlenen. Er kan immers toch geen gebruik van worden gemaakt wegens strijd met het bestemmingsplan. Strijd met het bestemmingsplan is daarom als imperatieve weigeringsgrond opgenomen voor de vergunning. Blijkens jurisprudentie is dit aanvaardbaar omdat een dergelijke bepaling geen zelfstandige planologische regeling bevat. Weliswaar brengt dit mee dat de burgemeester treedt in een beoordeling van het geldende bestemmingsplan, maar dit laat de bevoegdheid van het college bij de toepassing van het geldende bestemmingsplan onverlet. Van een doorkruising van de Woningwet of de Wet op de Ruimtelijke Ordening is geen sprake. Omdat er bij vrijstelling geen vergunning wordt aangevraagd is in het negende lid opgenomen dat een dergelijke openbare inrichting niet onder het aanwijzingsbesluit kan vallen.

Artikel 2:28 derde en elfde lid

Omdat de weigeringsgrond zoals genoemd in artikel 1:8 voor de horeca te ruim zijn geformuleerd (met name de volksgezondheid is hier niet aan de orde), is bepaald dat het hier om de openbare orde gaat en om het woon- en leefklimaat. Het begrip openbare orde moet wel binnen de kaders van de dienstenrichtlijn worden geïnterpreteerd. Het moet dus gaan om dwingende vereisten van openbaar belang. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

Woon – en leefsituatie in de omgeving

De exploitatievergunning is primair een overlastvergunning: zij biedt de mogelijkheid preventief te toetsen of de exploitatie van een horecabedrijf zich verdraagt met het woon- en leefmilieu ter plaatse. Daarbij is van belang in welke mate van het bedrijf zelf overlast is te duchten, maar ook in welke mate de komst van het bedrijf de leefbaarheid en het karakter van de buurt zullen aantasten. Met welke aspecten de burgemeester rekening moet houden, staat omschreven in het vijfde lid.

De weigeringsgrond woon- en leefmilieu valt onder de dwingende vereisten van openbaar belang en mag daarom (bij een horecaondernemer die zich hier vestigt) ook op grond van de Dienstenrichtlijn als weigeringsgrond worden gehanteerd.

Artikel 2:28 vierde lid VOG

In het kader van de Wet BIBOB (Bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur) is het aan te raden dit artikellid op te nemen. Indien toepassing wordt gegeven aan de mogelijkheden van de Wet BIBOB, zal de gemeente eerste zelf al het mogelijke moeten doen om de integriteit en achtergrond van de vergunningaanvrager te onderzoeken. Een belangrijk hulpmiddel kan daarbij de verklaring omtrent het gedrag zijn.

Artikel 2:28 zevende lid

In een aanwijzingsbesluit van de burgemeester worden de soorten openbare inrichtingen opgenomen die onder de vrijstelling vallen en voldoen aan het in artikel 2:28. en 2:28.1 bepaalde.

Artikel 2:28 achtste en tiende lid

Door het afschaffen van de horeca- exploitatievergunning voor “droge” horecabedrijven vervalt de grondslag om de BIBOB- toets te kunnen uitvoeren. Voor sommige “droge”horecabedrijven is dat echter wel gewenst, denk daarbij aan coffeeshops en (sommige) belwinkels.

Vandaar dat artikel 2:28 zo is opgezet dat voor droge”horecabedrijven die niet zijn uitgezonderd, de horeca-exploitatievergunning wel vereist blijft. Door de horeca-exploitatievergunning voor deze “droge horecabedrijven te handhaven kan voor deze bedrijven de BIBOB- toets gebruikt worden.

Artikel 2:28 tiende lid onder e

De situatie kan zich voordoen dat na het van kracht worden van het aanwijzingsbesluit vrijstelling blijkt dat deze wordt gebruikt voor criminele activiteiten. De burgemeester moet dan de bevoegdheid hebben om dan gelet op de Wet BIBOB de onderneming niet meer onder het aanwijzingsbesluit te laten vallen. Ditzelfde geldt ook indien de exploitatie wordt gewijzigd en strijd met het geldend bestemmingsplan oplevert.

Om dit mogelijk te maken zijn de bepalingen onder e en f opgenomen voor zowel alcoholvrije als alcoholschenkende bedrijven.

Artikel 2:28 elfde lid

Voor het overgrote deel van de “droge” horeca kan de horeca-exploitatievergunning worden afgeschaft. Over het algemeen valt van dergelijke openbare inrichtingen geen overlast te verwachten. Soms is dit echter wel het geval. Om in voorkomende gevallen te kunnen optreden tegen openbare orde verstoringen is opgenomen dat de burgemeester kan besluiten dat de openbare inrichting niet meer valt onder het aanwijzingsbesluit. Bovendien kan hij besluiten dat alsnog een horeca-exploitatievergunning moet worden aangevraagd.

Artikel 2:28.1 natte horeca

Het betreft openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet (natte horeca).

Lid 1

Indien een ondernemer een bedrijf overneemt op een adres waar eerder overlast heeft plaatsgevonden of op grond van het Activiteitenbesluit een maatregel geldt kan de burgemeester besluiten dat de ondernemer over een horeca-exploitatievergunning dient te beschikken. Dit geldt ook indien de ondernemers korter dan 5 jaar op een horecavergunning in de gemeente Zandvoort hebben gestaan, welke ter bescherming van de openbare orde/woon- en leefklimaat is ingetrokken. Is dit het geval dan kan de burgemeester besluiten dat de ondernemer niet onder de vrijstelling valt en over een exploitatievergunning dient te beschikken.

Lid 1 onder a

In met name de volgende gevallen doet zich de situatie voor dat een ondernemer niet meer beschikt over een rechtsgeldige horeca-exploitatievergunning:

De horeca-exploitatievergunning is op verzoek van de horeca- ondernemer ingetrokken omdat de ondernemer het horecabedrijf niet meer exploiteert.

De horeca-exploitatievergunning is gewijzigd vanwege een wijziging in de rechtsvorm. Bijvoorbeeld van eenmanszaak naar een besloten vennootschap.

De horeca-exploitatievergunning is door de burgemeester in het kader van het horecasanctiebeleid ingetrokken.

De horeca-exploitatievergunning is in het belang van de openbare orde door de burgemeester bij wijze van proef voor een bepaalde tijd verleend en deze tijd is van rechtswege verlopen/verstreken.

Onder a

De melding is volledig indien het meldingsformulier volledig is ingevuld, de gevraagde stukken zijn overgelegd en het meldingsformulier is ondertekend. Bovendien dient te zijn voldaan aan het op grond van de nota BIBOB Beleidsregels gestelde. Dit betekent dat bijvoorbeeld dat de BIBOB gemeentelijke vragenlijst volledig moet zijn ingevuld en de gevraagde stukken moeten zijn overgelegd.

Lid 1 onder d

De burgemeester beoordeelt of er de door de ondernemer/exploitant begane overtreding schade oplevert voor de openbare orde, de openbare veiligheid, volksgezondheid en milieu. Hij weegt tevens de ernst van de begane overtreding mee in zijn beoordeling.

Bijlage 1 - Aanwijzingsbesluit vrijstelling alcoholschenkende openbare inrichtingen

Aanwijzingsbesluit vrijstelling horeca-exploitatievergunning alcoholschenkende openbare inrichtingen op grond van artikel 2:28, tweede lid Algemene plaatselijke verordening.

Betreft aanwijzing soorten inrichtingen waarvoor de vergunningplicht van artikel 2:28, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening niet geldt.

 

De burgemeester van Zandvoort;

 

Overwegende dat:

  • o

    De vrijstelling voor de in dit besluit genoemde soorten openbare inrichtingen alleen geldt indien is voldaan aan de in artikel 2:28.1, eerste lid gestelde voorwaarden;

  • o

    Naar verwachting de exploitatie van dezen in dit aanwijsbesluit genoemde soorten openbare inrichting - indien is voldaan aan het in artikel 2:28.1 eerst lid gestelde - geen tot geringe risico’s opleveren voor de openbare orde of voor de woon - en leefsituatie van de omgeving;

  • o

    De exploitatievergunningplicht voor deze soorten openbare inrichtingen vanwege de geringe risico’s voor de openbare orde achterwege kan blijven;

  • o

    De vrijstelling alleen geldt voor de in het aanwijzingsbesluit genoemde soorten openbare inrichtingen die vallen onder de in de bijlage behorende bij dit aanwijsbesluit vermelde categorieën en naar hun aard daarmee gelijk te stellen openbare inrichtingen.

 

Gelet op

Artikelen 2:27, 2:28, tweede lid en 2:28.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening.

 

Besluit d.d. 8 oktober 2013:

 

  • 1.

    Als soorten inrichtingen, als bedoeld in artikel 2:28. tweede lid Algemene plaatselijke verordening aan te wijzen:

    a) Restaurants;

    b) Café – restaurants;

    c) Cafés of bars;

    d) Hotels die zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;

    e) Pensions die zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;

    f) IJssalons die zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;

    g) Tearooms die zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;

    h) Bed & breakfast mits zij een kennisgeving hebben gedaan op grond van artikel 2:36 APV en zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;

    i) Croissanterieën die zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;

    j) Sport- en dansscholen indien uitsluitend aan leerlingen zowel alcoholvrije als alcoholische dranken worden verstrekt;

    k) Sauna’s en zonnecentra, indien uitsluitend zowel alcoholvrije als alcoholische dranken en eetwaren worden verstrekt aan bezoekers die gebruikmaken van de sauna- en zonnecentrale faciliteiten;

    l) en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare inrichtingen.

  • 2.

    Dat van vrijstelling zijn uitgezonderd:

    a) Prostitutiebedrijven;

    b) Escortbedrijven

    c) Coffeeshops

    d) Openbare inrichtingen die op grond van een of meer van de in paragrafen 7.8.1 en 7.8.2 van de uitvoeringsregels exploitatie horecabedrijf genoemde gevallen een besluit van de burgemeester hebben ontvangen dat zij niet (meer) onder het aanwijzingsbesluit vallen;

    e) Horecabedrijven categorie E (bar- dancings /discotheken).

    f) Belwinkels die vallen onder definitie van artikel 2:27 APV

    g) Massagesalons die vallen onder de definitie van artikel 2:27 APV

 

  • 3.

    Dat de vrijstelling behoudens de van vrijstelling uitgezonderde openbare inrichtingen alleen geldt voor de in het aanwijzingsbesluit genoemde soorten openbare inrichtingen die vallen onder de in de bijlage behorende bij dit aanwijsbesluit vermelde categorieën en naar hun aard daarmee gelijk te stellen openbare inrichtingen.

  • 4.

    De vrijstelling betrekking heeft op de openbare inrichtingen die beschikken over een krachtens artikel 3 van de Drank- en Horecawet verleende Drank- en Horecavergunning.

 

Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking namelijk op 18 oktober 2013.

 

De burgemeester van Zandvoort,

 

 

 

N.B.

Indien u zich met het bovenstaande besluit niet kunt verenigen, kunt u binnen 6 weken na de verzenddatum van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de Burgemeester van Zandvoort, Postbus 2, 2040 AA Zandvoort.

Wij maken u erop attent dat ook een derde belanghebbende een bezwaarschrift kan indienen.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en tenminste te bevatten: uw naam en adres; de dagtekening; een omschrijving van het besluit waartegen uw bezwaar is gericht en de gronden van uw bezwaar. Wanneer u zich door een derde laat vertegenwoordigen, verzoeken wij u tevens te vermelden de naam, het volledige adres en het telefoonnummer van deze persoon.

Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Ingeval van onverwijlde spoed kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem, sector Bestuursrecht, Postbus 1621 2003 BR Haarlem. Een dergelijk verzoek dient vergezeld te gaan van een kopie van het bezwaarschrift. Voor het indienen van een dergelijk verzoek wordt een griffierecht geheven.

 

Toelichting categorieën horecabedrijven

Horecabedrijf categorie A

Een aanloopgericht horecabedrijf, zijnde een horecabedrijf dat gericht is op het verstrekken van dranken en etenswaren aan met name bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, en naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

 

Horecabedrijf categorie B

Een restaurant en/of een café-/restaurant, zijnde een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden.

Horecabedrijf categorie C

Een cafetaria en/of snackbar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en

 

dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt.

 

Horecabedrijf categorie D

Een café en/of bar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt.

 

Horeca bedrijf categorie F

Een hotel en/of pension, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies.

Bijlage 2 - Aanwijzingsbesluit vrijstelling alcoholvrije openbare inrichtingen

Aanwijzingsbesluit vrijstelling horeca-exploitatievergunning alcoholvrije openbare inrichtingen op grond van artikel 2:28, tweede lid Algemene plaatselijke verordening

Betreft aanwijzing soorten inrichtingen waarvoor de vergunningplicht van artikel 2:28, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening niet geldt.

 

De burgemeester van Zandvoort;

 

Overwegende dat:

  • o.

    Naar verwachting de exploitatie van de in het besluit genoemde soorten openbare inrichting vanwege hun aard, geen tot geringe risico’s opleveren voor de openbare orde of voor de woon- en leefsituatie van de omgeving;

  • o.

    De exploitatievergunningplicht voor dezen in dit aanwijsbesluit genoemde soorten openbare inrichtingen vanwege de geringe risico’s voor de openbare orde of voor de woon- en leefsituatie van de omgeving achterwege kan blijven;

  • o.

    De vrijstelling alleen geldt voor de in het besluit genoemde soorten openbare inrichtingen die vallen onder de in de bijlage behorende bij dit aanwijsbesluit vermelde categorieën en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare inrichtingen.

 

Gelet op

Artikelen 2:27 en 2:28. tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening

 

Besluit d.d. 8 oktober 2013:

  • 1.

    Als soorten inrichtingen, als bedoeld in artikel 2:28. tweede lid Algemene plaatselijke verordening aan te wijzen:

    • a)

      Hotels indien uitsluitend aan hotelgasten alcoholvrije dranken worden geschonken en/eetwaren worden verstrekt;

    • b)

      Pensions indien uitsluitend aan de gasten alcoholvrij dranken worden geschonken en/eetwaren worden verstrekt

    • c)

      IJssalons

    • d)

      Tearooms

    • e)

      Bed & breakfast mits zij een kennisgeving hebben gedaan op grond van artikel 2:36 APV

    • f)

      Croissanterieën

    • g)

      Cafetaria

    • h)

      Snackbars

    • i)

      Sport- en dansscholen indien uitsluitend aan leerlingen alcoholvrije dranken worden geschonken en of eetwaren worden verstrekt

    • j)

      Sauna’s en zonnecentra, indien de alcoholvrije dranken en etenswaren uitsluitend worden verstrekt aan bezoekers die gebruikmaken van de sauna- en zonnecentrale faciliteiten

    • k)

      en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare inrichtingen

 

  • 2.

    Dat van vrijstelling zijn uitgezonderd:

    • a)

      Prostitutiebedrijven;

    • b)

      Escortbedrijven

    • c)

      Coffeeshops

    • d)

      Openbare inrichtingen die op grond van een of meer van de in paragrafen 7.8.1 en 7.8.2 genoemde gevallen een besluit van de burgemeester hebben ontvangen dat zij niet (meer) onder het aanwijzingsbesluit vallen;

    • e)

      Horecabedrijven categorie E (bar- dancings /discotheken).

    • f)

      Belwinkels die vallen onder definitie van artikel 2:27 APV

    • g)

      Massagesalons die vallen onder de definitie van artikel 2:27 APV.

 

  • 3.

    Dat de vrijstelling behoudens de van vrijstelling uitgezonderde alleen geldt voor de in het aanwijzingsbesluit genoemde soorten openbare inrichtingen die vallen onder de in de bijlage behorende bij dit aanwijsbesluit vermelde categorieën en naar hun aard daarmee gelijk te stellen openbare inrichtingen.

 

Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking namelijk op 25 oktober 2013.

 

De burgemeester van Zandvoort,

 

 

N.B.

Indien u zich met het bovenstaande besluit niet kunt verenigen, kunt u binnen 6 weken na de verzenddatum van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de Burgemeester van Zandvoort, Postbus 2, 2040 AA Zandvoort.

Wij maken u erop attent dat ook een derde belanghebbende een bezwaarschrift kan indienen.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en tenminste te bevatten: uw naam en adres; de dagtekening; een omschrijving van het besluit waartegen uw bezwaar is gericht en de gronden van uw bezwaar. Wanneer u zich door een derde laat vertegenwoordigen, verzoeken wij u tevens te vermelden de naam, het volledige adres en het telefoonnummer van deze persoon.

Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Ingeval van onverwijlde spoed kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem, sector Bestuursrecht, Postbus 1621 2003 BR Haarlem. Een dergelijk verzoek dient vergezeld te gaan van een kopie van het bezwaarschrift. Voor het indienen van een dergelijk verzoek wordt een griffierecht geheven.

 

Toelichting categorieën horecabedrijven

Horecabedrijf categorie A

Een aanloopgericht horecabedrijf, zijnde een horecabedrijf dat gericht is op het verstrekken van dranken en etenswaren aan met name bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, en naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

 

Horecabedrijf categorie B

Een restaurant en/of een café-/restaurant, zijnde een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden.

 

Horecabedrijf categorie C

Een cafetaria en/of snackbar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt.

 

Horecabedrijf categorie D

Een café en/of bar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt.

 

Horeca bedrijf categorie F

Een hotel en/of pension, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies.