Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Ommen 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Intitulé

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Ommen 2014

De raad van de gemeente Ommen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 oktober 2013, kenmerk 603779;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

BEHEERSVERORDENING GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN OMMEN 2014

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    begraafplaatsen:

    • 1.

      de begraafplaats aan de Hardenbergerweg te Ommen;

    • 2.

      de begraafplaats "Laarmanshoek" aan de Zwolseweg te Ommen;

    • 3.

      de begraafplaats aan de Beerzerhaar te Beerzerveld;

    • 4.

      de begraafplaats aan de Dr. A.C. van Raaltestraat te Ommen;

  • b.

    graf: een zandgraf of keldergraf

  • c.

    particulier graf: een zandgraf of keldergraf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het doen verstrooien van as

  • d.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder voor tien jaar gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • e.

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meer lijkenworden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • f.

    particulier urnengraf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 2.

      het doen verstrooien van as;

  • g.

    urnennis: een nis in een urnenmuur of columbarium welke kan worden verhuurd aan een natuurlijk of rechtspersoon voor een van tevoren overeen gekomen periode voor het doen bijzetten en bijgezet houden van een of meer urnen of asbussen;

  • h.

    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • i.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • j.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • k.

    grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf;

  • l.

    gedenkplaatje: een plaatje ter nagedachtenis aan een overledene waarvan de as is verstrooid op de verstrooiingsplaats van de begraafplaats;

  • m.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding op de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

  • n.

    rechthebbende: natuurlijk persoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf of een particulier urnengraf of aan wie een urnennis is verhuurd of de eigenaar van de op een algemeen graf aangebrachte grafbedekking.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier graf

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder "particulier graf" mede verstaan: een particulier urnengraf.

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

  • 1. De begraafplaatsen zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk gedurende de door burgemeester en wethouders bij nadere regels vast te stellen tijden. Deze tijden worden openbaar bekendgemaakt.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1. Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van burgemeester en wethouders, werkzaamheden voor derden op de begraafplaats(en) te verrichten.

  • 2. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:

    • a.

      anders dan op de daartoe aangewezen rijwegen. Motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur;

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het tweede lid.

  • 4. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

    Zij die zich niet aan de aanwijzing houden, moeten op eerste aanzegging van de beheerder zich van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 5 Plechtigheden

Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtighedenop de begraafplaats moeten zes dagen tevoren worden gemeld aan burgemeester en wethouders onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden en het toezicht daarop zijn belast.

Hoofdstuk III Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan tenminste 24 uur voorafgaande aan het tijdstip waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, kennisgeving aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.

    Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder.

Artikel 8. Geluidsinstallatie

Het gebruik van de geluidsinstallatie moet gelijktijdig bij de kennisgeving als bedoeld in artikel 7, lid 1, worden aangevraagd bij de beheerder.

Artikel 9 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as wordt door burgemeester en wethouders bij nadere regels vastgesteld.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte der graven

Artikel 10 Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere graven;

    • b.

      particuliere urnengraven;

      Tevens kunnen worden verhuurd:

    • c.

      urnennissen;

      Verder wordt de mogelijkheid geboden tot het gebruik van:

    • d.

      algemene graven;

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in een particulier graf en hoeveel verstrooiingen van as er op of in de graven kunnen plaatshebben. Zij bepalen tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

  • 3. In een algemeen graf kan een door burgemeester en wethouders te bepalen aantal lijken worden begraven en/of een nader aantal asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

  • 4. Op speciaal daartoe aangewezen verstrooingsplaatsen op de begraafplaatsen wordt de mogelijkheid geboden tot het uitstrooien van as en tot het daarbij aanbrengen van een gedenkplaatje overeenkomstig de door burgemeester en wethouders bij nadere regels vast te stellen voorwaarden.

Artikel 11 Volgorde van uitgifte

  • 1. De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

Artikel 12 Termijn particuliere graven

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) zulks toelaat, op een daartoe bij hen in te dienen aanvraag, voor dertig jaar het recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien, jaar, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) zulks toelaat, indien daartoe een uitdrukkelijk verzoek, schriftelijk is ontvangen, het recht op een particulier graf verlenen voor onbepaalde tijd. De termijn begint te lopen op de datum waarop het graf is uitgegeven.

  • 4. Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één natuurlijk persoon worden verleend.

Artikel 13 Termijn urnennis

  • 1. Burgemeester en wethouders verhuren voor de tijd van vijf of tien jaren een urnennis, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag.

    De termijn begint te lopen op de datum waarop de huur van de urnennis ingaat.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde termijn wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf of tien jaren, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3. Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 15, eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 14 Termijn algemene graven

De termijn voor gebruik van een algemeen graf bedraagt tien jaar overeenkomstig de wettelijke minimum grafrusttermijn. Na afloop van deze termijn zijn burgemeester en wethouders gerechtigd deze graven te ruimen.

Artikel 15 Grafkelder

Burgemeester en wethouders kunnen aan de rechthebbende op een particulier graf op een daartoe speciaal aangewezen gedeelte van de begraafplaats vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden.

Artikel 16 Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het particulier graf worden overgeschreven, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende.

  • 3. Wanneer binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende op een graf geen overschrijving van het recht op het graf heeft plaatsgevonden, wordt er vanuit gegaan dat op het verleende recht tot begraven geen prijs wordt gesteld en vervalt dat recht weer aan de gemeente.

Artikel 17 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particulier graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Artikel 18 Sluiting van graven

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een graf gesloten verklaren. Gedurende de tijd dat een graf gesloten is, mag daarop geen andere grafbedekking worden geplaatst en mag daarin geen andere begraving plaatshebben, of asbus worden bijgezet, dan wel as worden verstrooid.

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen de periode waarvoor de in het eerste lid bedoelde sluiting zal geschieden. Zij kunnen de bijzondere voorwaarden vaststellen, waaraan moet zijn voldaan alvorens het graf gesloten wordt verklaard.

Hoofdstuk V Grafbedekkingen

Artikel 19 Vergunning gedenkteken

  • 1. Voor het hebben van een gedenkteken is een schriftelijke vergunning nodig van burgemeester en wethouders. Het hebben van een gedenkteken op een particulier graf, een algemeen graf of een particulier urnengraf verplicht de rechthebbende tot betaling van een vergoeding voor het onderhoud van de begraafplaats en grafbedekking welke door de gemeente wordt verricht.

  • 2. Omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van het gedenkteken en de wijze van aanbrengen kunnen burgemeester en wethouders nadere regels vaststellen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels;

    • b.

      het gedenkteken afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van het gedenkteken ondeugdelijk is.

Artikel 20 Grafbeplanting

  • 1. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende acht weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende.

  • 2. Ten aanzien van blijvende beplanting kunnen burgemeester en wethouders nadere regels stellen.

Artikel 21 Verwijdering grafbedekking

  • 1. De grafbedekking kan door burgemeester en wethouders worden verwijderd na het verstrijken van de termijn van een particulier graf of algemeen graf. De grafbedekking kan tevens worden verwijderd, wanneer de rechthebbende niet voldoet aan zijn verplichting tot betaling van grafrecht of onderhoudsrecht.

  • 2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende tenminste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd op een op het graf te plaatsen bordje door burgemeester en wethouders bekend gemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij burgemeester en wethouders bekend is. In dat geval maken zij aan rechthebbende bij een particulier graf en de belanghebbende bij een algemeen graf uiterlijk een jaar voor het genoemd tijdstip per brief hun voornemen bekend.

  • 3. Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij burgemeester en wethouders ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende acht weken ter beschikking van rechthebbende. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.

  • 4. De grafbedekking vervalt aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding is verplicht indien:

    • a.

      geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend is verstreken;

    • b.

      de grafbedekking niet binnen acht weken nadat deze van het graf is verwijderd, door of namens de rechthebbende is afgehaald.

Artikel 22 Onderhoud door de rechthebbende of gebruiker

  • 1. De rechthebbende op een particulier graf of de gebruiker van een algemeen graf is verplicht de grafbedekking in ordelijke staat te houden.

  • 2. Indien hij nalaat de grafbedekking in ordelijke staat te houden, kunnen burgemeester en wethouders de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende of gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende per aangetekend schrijven is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking.

  • 4. Burgemeester en wethouder kunnen de rechthebbende of de gebruiker via een brief verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van burgemeester en wethouders het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

Artikel 23 Onderhoud door de gemeente

Burgemeester en wethouders voorzien in het schoonhouden en het na verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken en in de zorg voor de winterharde beplantingen.

Hoofdstuk VI Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 24 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van burgemeester en wethouders om een graf of graven te ruimen wordt gedurende tenminste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden op een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval delen zij mee wanneer de ruiming van het graf is gepland.

  • 2. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van lijken worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde, afgesloten gedeelten van de begraafplaats(en).

  • 3. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij burgemeester en wethouders een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders.

  • 4. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij burgemeester en wethouders een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 5. De rechthebbende op een particulier graf, kan bij burgemeester en wethouders een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven.

  • 6. De rechthebbende op een particulier urnengraf of de huurder van een urnennis kan bij burgemeester en wethouders een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk VII Gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 25 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

  • 1. In principe zijn de beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Ommen en de door burgemeester en wethouders te stellen nadere regels onverkort van toepassing op het aan een kerkgenootschap ter beschikking gestelde deel van de begraafplaats.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen na overleg met het bestuur van het kerk-genootschap bij uitzondering nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens deze verordening.

Hoofdstuk VIII Instandhouden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 26 Lijst

  • 1. Burgemeester en wethouders houden een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van die graven wordt overgegaan onderzoeken burgemeester en wethouders of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

Hoofdstuk IX Inrichting register

Artikel 27 Voorschriften

Burgemeester en wethouders houden een register bij van de begraven lijken.

Hoofdstuk X Slotbepalingen

Artikel 28 Intrekking oude regeling

De beheersverordening gemeentelijke begraafpaatsen Ommen, vastgesteld op 30 november 2000, wordt ingetrokken.

Artikel 29 Overgangsbepaling

De rechten en verplichtingen met betrekking tot particuliere graven en grafbedekkingen die voortvloeien uit de ingevolge artikel 28 ingetrokken verordening, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.

Artikel 30 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikelen 3, derde lid, 4, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 18, eerste lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 31 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014.

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Ommen 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Ommen van 14 november 2013.
De raad voornoemd,
wnd. griffier, A.B.H. Hoving. voorzitter, M.J. Ahne.

Toelichting Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Ommen 2014

A. Algemene toelichting

Inleiding

De gemeente Ommen volgt in deze beheersverordening, evenals in de voorgaande, het model van de VNG. Zowel de opbouw als de inhoud sluit hier grotendeels op aan. Qua inhoud en formulering is deze in een aantal artikelen aangepast naar de praktijk zoals wij die in Ommen voor ogen hebben. Het model van de VNG is voor het laatst vernieuwd in 2010. Dit is voor een deel de aanleiding om nu de beheersverordening van Ommen aan te passen. De grootste aanleiding ligt echter in het feit van de recente ingebruikname van een stuk uitbreiding op begraafplaats Laarmanshoek en het advies om bij uitgifte van nieuwe graven een bepaalde termijn te hanteren. In alle voorgaande verordeningen was de uitgiftetermijn voor particuliere graven onbepaald. Voor zover de toelichting in cursief schrift is gesteld, betreft de toelichting die specifiek voor de beheersverordening van de gemeente Ommen is opgesteld. Alle overige toelichting is rechtstreeks overgenomen uit de toelichting op het model van de VNG.

De Model-beheersverordening begraafplaatsen is voor het laatst herzien in 2003. De aanleiding daarvoor was de Wet dualisering gemeentebestuur. Nieuwe ontwikkelingen maken een volgende herziening van het model noodzakelijk. Hier dient de wijziging van de Wet op de lijkbezorging van 12 juni 2009 te worden genoemd, naast andere nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving, zoals de Europese Dienstenrichtlijn. Hoofdstuk 3 van de Algemene toelichting gaat hier nader op in.

Ook om andere redenen was een herziening van het model gewenst. Zo kwam uit de praktijk de behoefte de rechten en plichten van zowel beheerder als gebruikers van begraafplaatsen nauwkeuriger te omschrijven. Het taalgebruik en de formulering bleek in sommige artikelen enigszins verouderd.

1. De verordenende bevoegdheid

1.1 Begraafplaats op grondgebied van de eigen gemeente

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die de raad in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader hiervan zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.

De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

2. Gemeentelijk begraafplaatsenbeleid

De model-beheersverordening begraafplaatsen bevat verschillende regels die de gemeenten hanteren voor de instandhouding van en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaatsen. In dit hoofdstuk schenken wij aandacht aan enkele van deze regels.

De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden.

De waarde die aan de begraafplaatsen wordt toegekend maakt het nodig dat er een inventarisatie wordt gemaakt van de historische en culturele waarden die op de begraafplaats aanwezig zijn. Het model voorziet in het opstellen van een lijst van gedenkwaardige graven en bijzondere gedenktekens die het waard zijn om zo lang mogelijk in stand te worden gehouden. Deze lijst geeft zo uitdrukking aan de waarden van de begraafplaats als zodanig.

Voor de dienstverlening op begraafplaatsen geeft het model een uitgebreid voorzieningenpakket. De regeling noemt algemene en particuliere graven en bestemmingen voor as. Hiermee wordt voldaan aan datgene waar de samenleving om vraagt. In deze regeling is vastgelegd dat de gemeente in beginsel bereid is om de voorzieningen te treffen. Dat wil dus niet zeggen dat alle voorzieningen daadwerkelijk op iedere gemeentelijke begraafplaats aanwezig moeten zijn.

Het verdient aanbeveling om met het treffen van sommige feitelijke voorzieningen te wachten tot de vraag zich aandient.

Het is voor nabestaanden, maar ook voor uitvaartondernemers, hoveniers en steenhouwers begrijpelijkerwijs gewenst dat de overboeking van een grafruimte of de goedkeuring voor een grafbedekking snel verloopt. Daarom kunnen de aanvragen om grafuitgiften en vergunningen voor grafbedekking volgens dit model het best worden ingediend bij de door burgemeester en wethouders aangewezen afdeling. Door mandaat van de beslissingsbevoegdheid aan de medewerkers van die afdeling kunnen de verzoeken door hem worden behandeld en afgewikkeld onder verantwoordelijkheid van het college.

3. Wijzigingen in wet- en regelgeving

3.1. Wet op de lijkbezorging (Wlb)

De Wet op de lijkbezorging is op 12 juni 2009 gewijzigd. De wijziging werd van kracht op 1 januari 2010. Deze wijziging heeft gevolgen voor de model-beheersverordening begraafplaatsen, zoals deze was opgesteld in 2003.

De wijzigingen die aanpassing van het model noodzakelijk maken betreffen de volgende wetsartikelen:

Artikel 16 Wlb: ‘Begraving of verbranding geschiedt niet eerder dan 36 uren na het overlijden en uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden.’

In de oude wetstekst werd als laatst mogelijke dag de vijfde dag na het overlijden genoemd. De verlenging van deze termijn heeft gevolgen voor de termijn van aanmelding van herdenkingsbijeenkomsten e.d. op de begraafplaats, die doorgaans niet kunnen samenvallen met een begrafenis. Dit wordt geregeld in artikel 5 (‘Plechtigheden’) van de model-beheersverordening.

Artikel 23 Wlb, tweede lid: ‘Begraving geschiedt in een algemeen graf, waarbij de houder van de begraafplaats bepaalt wie daarin wordt begraven, dan wel in een particulier graf, zijnde een graf waarop een uitsluitend recht is gevestigd, waarbij de rechthebbende bepaalt wie daarin wordt begraven.’

De term ´algemeen graf´ kwam in de oude wetstekst niet voor, maar werd al wel gebruikt in de model-beheersverordening. Daarentegen sprak het model van een ´eigen graf´ wanneer het een graf betrof waarop een uitsluitend recht was gevestigd. In het nieuwe model wordt de terminologie van de gewijzigde wet gevolgd.

Artikel 27a Wlb. In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat de houder van de begraafplaats ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte van een algemeen graf schriftelijk mededeling daarvan doet aan de belanghebbende bij het graf. Nu dit bij wet is geregeld is de noodzaak dit op te nemen in de model-beheersverordening vervallen.

Artikel 28 Wlb. Het eerste lid van dit artikel is gewijzigd in die zin, dat de minimumtermijn voor verlening van het uitsluitend recht op een graf van twintig jaar is teruggebracht tot tien jaar.

De laatste zin van dit lid betreft de verlenging en luidt: ‘Het voor bepaalde tijd verleende recht wordt op verzoek, mits gedaan binnen twee jaar voor het verstrijken van de termijn, telkens verlengd, met dien verstande dat de houder van de begraafplaats kan bepalen dat een periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer is dan twintig jaar.’

Een en ander heeft gevolgen voor artikel 15 (‘Termijnen particuliere graven’) van de model-beheersverordening.

Het vierde, vijfde, zesde en zevende lid van artikel 28 bevatten nieuwe bepalingen betreffende kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een graf:

Lid 4: ‘In geval van kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een particulier graf, kan de houder van de begraafplaats, voor zover de plicht tot onderhoud niet bij hem ligt, deze verwaarlozing vastleggen in een schriftelijke verklaring, die hij toezendt aan de rechthebbende, die binnen één jaar na ontvangst in het onderhoud voorziet.’

Lid 5: ‘Indien de ontvangst van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, niet bevestigd wordt, maakt de houder van de begraafplaats de verklaring bekend bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats, gedurende een periode van vijf jaar dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien.’

Lid 6: ‘Indien toepassing is gegeven aan het vierde of vijfde lid en niet alsnog in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf op het moment dat de periode van één dan wel vijf jaar, bedoeld in het vierde respectievelijk vijfde lid, is verstreken.’

Lid 7: ‘Indien het recht op het graf nog geen twintig jaar is gevestigd op het moment dat de periode, bedoeld in het vijfde lid is verstreken, blijft de bekendmaking in stand totdat de periode van twintig jaar is verstreken dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien. Indien niet voordien in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf zodra de termijn van twintig jaar is verstreken.’

Deze bepalingen geven de houders van de begraafplaatsen de mogelijkheid de grafrechten van verwaarloosde graven vijf jaar na constatering en bekendmaking te laten vervallen, met dien verstande dat de minimale uitgiftetermijn (tien jaar) wordt gerespecteerd. Vóór de wetswijziging kon het recht pas dertig jaar na de laatste begraving vervallen. Voor de model-beheersverordening heeft dit overigens geen directe gevolgen. Wel wordt de formulering van de wijze van bekendmaking steeds gevolgd in het model.

Artikel 32 Wlb. Dit artikel gaf in de ongewijzigde wet de minister de mogelijkheid bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen omtrent de wijze van begraven, de inrichting van het graf en de afstand van de graven onderling. Dit is uitgebreid met de mogelijkheid regels te stellen omtrent het ruimen van de graven, het verwijderen van de grafmonumenten en de teraardebestelling van de overblijfselen der lijken. Deze wijziging kwam tot stand nadat was gebleken dat de samenleving behoefte had aan bepaalde richtlijnen voor met name het ruimen en de teraardebestelling van de overblijfselen.

Met het oog hierop is in het model een lid toegevoegd aan het artikel betreffende de ruiming en de bezorging van overblijfselen (artikel 24). Volgens dit lid heeft de beheerder de plicht er zorg voor te dragen dat er altijd met respect en piëteit wordt omgegaan met menselijke resten.

Artikel 32a Wlb. In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat gedurende de periode dat een graf niet geruimd mag worden het artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf is geplaatst. Dit artikel van het Burgerlijk Wetboek betreft de natrekking. In 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (van graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. De consequentie van deze uitspraak was dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk was voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid). Het nieuwe wetsartikel legt de eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van de graftekens bij de rechthebbende.

3.2. Vermindering administratieve lasten

Vele zaken zijn in het model geregeld door middel van een meldingsplicht, zoals het houden van plechtigheden, het doen begraven en het doen bijzetten of doen verstrooien van as. Een melding genereert weinig administratieve lasten.

Slechts in twee gevallen dient in het model een vergunning te worden aangevraagd, i.e. voor het aanbrengen van een grafkelder (art. 15) en voor het hebben van een grafbedekking (art. 19).

De vergunningsplicht voor het hebben van een grafbedekking is in het nieuwe model gehandhaafd. Controle achteraf met als uiterste consequentie correctie is, juist bij grafbedekkingen, ongewenst. Het ontwerpen, de aanschaf en de plaatsing van een grafmonument gaat doorgaans met emoties gepaard. Wanneer achteraf blijkt dat het monument niet aan de eisen voldoet is het ondoenlijk om nabestaanden alsnog te vragen het gedenkteken aan te passen of te verwijderen.

De toestemming van het college, zoals vereist voor steenhouwers, hoveniers etc. die werkzaamheden op de begraafplaats willen verrichten (art. 4 eerste lid van het oude model) heeft geen toegevoegde waarde. De beheerder heeft immers al de bevoegdheid tegen ongewenste praktijken op te treden, volgens artikel 4 eerste en tweede lid van het nieuwe model. Afschaffing van de toestemmingsvereiste leidt tot vermindering van administratieve en bestuurlijke lasten.

3.3. Lex silencio positivo

In een voorgestelde nieuwe wijziging van de Wet op de lijkbezorging wordt in artikel 29 voor de vergunning tot opgraving een Lex silencio positivo (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) opgenomen. Dat wil zeggen dat wanneer op een aanvraag tot opgraving niet op tijd wordt beslist, de vergunning van rechtswege is verleend.

Bij de beide vergunningen die deze model-beheersverordening regelt (i.e. voor het grafmonument en voor de grafkelder) is niet voor een Lex silencio positivo gekozen. Op zich is hier tegen een Lex silencio positivo weinig bezwaar. De vergunningen worden doorgaans tijdig verleend of afgewezen. Daarbij kunnen ook van tevoren regels worden gesteld die voor een vergunning van rechtswege gelden (bijvoorbeeld over maatvoering en materiaalgebruik). Bij gemeenten bestaat echter veel zorg over het ontstaan van situaties waarbij toch niet aan deze regels wordt voldaan, zoals hiervoor al is uiteengezet. Gemeenten wensen één situatie te allen tijde te vermijden, namelijk dat nabestaanden worden geconfronteerd met een handhavingactie waarbij een grafmonument (of kelder) weer moet worden verwijderd omdat het niet aan de regels voldoet. Om die reden is in deze verordening afgezien van de Lex silencio positivo.

3.4. Europese Dienstenrichtlijn

De Europese Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG) schrijft de Lex silencio positivo dwingend voor bij vergunningsstelsels die onder de reikwijdte van deze richtlijn vallen. Dat is bij de vergunningen die in deze verordening zijn opgenomen echter niet het geval. Het al dan niet toepassen van de Lex silencio positivo is dus een autonome keuze van de gemeente.

De vorige modelverordening bevatte één bepaling die zich specifiek tot dienstverleners richtte, namelijk tot steenhouwers, hoveniers en anderen die op de begraafplaats werkzaamheden verrichten (artikel 4, eerste lid). Om te voorkomen dat de volle lasten van de Dienstenrichtlijn op deze bepaling zouden komen te rusten (screening en notificatie) is besloten de bepaling te schrappen. Bovendien is voor de ordelijke gang van zaken deze bepaling niet noodzakelijk, zoals hierboven is uiteengezet.

3.5. Verouderde regels

Artikel 31 van het model betreft de inwerkingtreding van de verordening. In het oude model werd de inwerkingtreding gesteld op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin de verordening is geplaatst. De beheersverordening begraafplaatsen behoorde tot de verordeningen waarover op grond van de Tijdelijke referendumwet (Trw) een referendum kon worden gehouden. De termijn van zes weken was voorgeschreven in art. 22 van de Trw. De Trw is echter per 1 januari 2005 vervallen. Vanaf dat tijdstip geldt artikel 142 van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip was aangewezen.

Artikelsgewijze toelichting op enkele bepalingen van de beheersverordening begraafplaatsen Ommen 2014.

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

In de gemeente zijn meer begraafplaatsen dan de in deze verordening genoemde. Dat zijn echter geen gemeentelijke begraafplaatsen; deze vallen derhalve niet onder deze verordening.

Begrip “rechthebbende” is uitgebreid met de eigenaar van een gedenkteken op een algemeen graf. Het kenmerk van een algemeen graf is, dat deze in beheer blijft bij de gemeente en dus niet wordt uitgegeven aan een rechthebbende. Wel komt het voor dat op een algemeen graf aan een nabestaande van een daarin begraven persoon wordt toegestaan om daarop een gedenkteken te plaatsen. De rechten en plichten met betrekking tot dergelijke grafbedekking gelden in zo’n geval ook voor die persoon.

Artikel 3, derde lid

Openstelling begraafplaats(en)

Dit artikel is geïntroduceerd met het oog op de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers.

Verder biedt dit artikel aan de beheerder de mogelijkheid de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.

Artikel 4

Ordemaatregelen

Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten moet vlot aan de steenhouwers of anderen kunnen worden gegeven. Daarom verdient het aanbeveling dat burgemeester en wethouders het verlenen van die toestemming onder behoud van hun verantwoordelijkheid opdragen aan de beheerder (mandaat).

De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden. Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het tweede lid onder a bestaat behoefte omdat men soms dichtbij het graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Deze situatie kan uiteraard verschillen per begraafplaats.

Artikel 5

Plechtigheden

Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis.

Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na overlijden plaatsvinden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Stb. 1968, 157) en mogelijk van toepassing zijnde APV- bepalingen.

Artikel 6

Opgravingen en ruimen

De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een wettelijk voorschrift om de toegang hierbij van derden te weren.

Artikel 7, eerste lid

Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.

De as kan volgens de wet worden bijgezet in of op een graf dan wel in een bewaarplaats, meestal een urnennis.

Artikel 9

Tijden van begraven en asbezorging

De wet verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag, welke geen zondag of algemeen erkende feestdag is, gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd. De regeling hiervan is gedelegeerd aan burgemeester en wethouders, zodat aanpassing aan gewijzigde wetgeving of andere omstandigheden op korte termijn mogelijk is.

Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uren te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in het geval van lijkvinding?.

Artikel 10

Indeling graven en asbezorging

Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Met deze voorzieningen wordt tegemoet gekomen aan de behoeften van de nabestaanden die de crematie op enige afstand van huis hebben doen plaatsvinden en graag een identificatiepunt in de omgeving hebben om de overledene dichtbij te kunnen gedenken. Eerste lid onder d.: Omdat bij algemene graven geen grafrecht wordt gevestigd, kan niet worden gesproken van uitgifte, en is daarom gekozen voor de term “gebruik”.

Artikel 11

Volgorde van uitgifte

Een graf zal in principe niet buiten de volgorde van ligging worden toegewezen. Ook worden graven niet vooraf gereserveerd. Doel achter deze regel is om de (capaciteit op de) begraafplaats zo doelmatig en efficiënt mogelijk te kunnen beheren.

Artikel 12, eerste lid

Termijnen particuliere graven

Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het recht op een graf voor tenminste tien jaar worden verleend. Daarom is in het model voor de uitgiftetermijn gegeven te kiezen voor een periode tussen tien en dertig jaar en wel in een veelvoud van vijf. Voor de verlenging is de mogelijkheid gegeven te kiezen voor een periode gelegen tussen vijf en twintig jaar in een veelvoud van vijf. Onder de vorige beheersverordening werden de eigen of particuliere graven nog uitgegeven voor onbepaalde tijd. Uit oogpunt van beheer is uitgifte voor onbepaalde tijd niet wenselijk, aangezien dit de houder van de begraafplaats voor altijd de mogelijkheid ontneemt om over de grafruimte c.q. de ondergrond te beschikken, wanneer daar op enig moment in de toekomst vanwege beheersbaarheid, exploitatie of grondschaarste behoefte aan zou ontstaan.

De wens van belanghebbende/ rechthebbende om een graf voor altijd in stand te kunnen houden noodzaakt niet per definitie tot een uitgifte voor onbepaalde tijd. De wetgever heeft namelijk met het oog hierop bepaald, dat een grafrecht, uitgegeven voor bepaalde tijd, na afloop van die termijn, altijd weer moet kunnen worden verlengd, zolang als de rechthebbende/ belanghebbende het graf in stand wil houden. Wie dit voor eens en altijd geregeld wil hebben, kan d.m.v. een stichting regelen dat het grafrecht in de toekomst tijdig wordt verlengd en in het onderhoud van het gedenkteken wordt voorzien. Hier zijn voorbeelden van bekend.

Bij amendement heeft de raad van de gemeente Ommen besloten, dat de regel is: uitgifte voor de termijn van 30 jaar; maar dat bij uitzondering mogelijk moet zijn voor wie daar sterk aan hecht, om het grafrecht te vestigen voor onbepaalde tijd, temeer wanneer de tarieventabel adequaat wordt aangepast, waardoor de financiële dekking ook in de toekomst gewaarborgd kan worden. Om te benadrukken, dat standaard het grafrecht wordt uitgegeven voor 30 jaar en niet voor onbepaalde tijd, is in het 3e lid bepaald dat voor uitgifte voor onbepaalde tijd een uitdrukkelijk verzoek schriftelijk moet zijn ontvangen.

Deze bepaling is verder opgenomen omdat sommige rechthebbenden in de veronderstelling verkeren dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting.

Artikel 14

Termijnen algemene graven

Dit artikel is toegevoegd om duidelijk te maken het verschil ten opzichte van particuliere graven.

Artikel 16, tweede lid

Overschrijving van verleende rechten

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen de personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf.

Dit zijn in de eerste plaats de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid van dit artikel. De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om slechts één persoon als rechthebbende te doen aanwijzen.

Deze bepaling stelt de termijn op één jaar.

Artikel 17

Afstand doen van graven

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen. Daardoor vervalt het grafrecht en kan de gemeente weer vrij over dat graf beschikken.

Artikel 18

Sluiting van graven

In een gesloten graf kunnen uiteraard ook asbussen zijn geplaatst met of zonder urn.

Artikel 19

Vergunning gedenkteken

De vergunningseis geldt voor het gedenkteken op de particuliere en algemene graven. Overwogen is de vergunningeis te schrappen. Onder paragraaf 3.2 van de algemene toelichting op het VNG-model zijn de overwegingen voor handhaving van de vergunningeis weergegeven.

Overwogen is om navolging van andere gemeenten te bepalen, dat op een algemeen graf geen gedenkteken door de nabestaanden mag worden aangebracht. In dergelijke gevallen wordt er vaak door de begraafplaatshouder zelf een eenvoudig gedenkteken aangebracht. Aangezien in Ommen de praktijk nu is, dat niet de gemeente, maar de nabestaanden, indien deze dat wensen, een gedenkteken aanbrengen, is besloten deze praktijk te handhaven. Aangezien een algemeen graf reeds na 10 jaar door de gemeente kan worden geruimd is aan te bevelen dat men hierop te plaatsen gedenkteken sober houdt.

Toegevoegd is de regel dat het hebben van een gedenkteken verplicht tot betaling van een vergoeding voor het onderhoud van de begraafplaats inclusief het onderhoud dat door de gemeente aan de grafbedekking wordt verricht. Hiermee wordt de huidige praktijk in Ommen beter in de verordening verankerd. Het ontvangen onderhoudsrecht wordt aangewend voor zowel het onderhoud van de begraafplaats, als voor het schoonhouden en het na verzakking opnieuw rechtzetten van het gedenkteken. Teneinde verzakking van het gedenkteken tegen te gaan, investeert de gemeente sinds een aantal jaren in het aanbrengen van fundatiestroken op de begraafplaatsen Laarmanshoek en Beerzerveld.

Overwogen is om de betaling van het onderhoudsrecht los te koppelen van het hebben van een gedenkteken en verplicht te stellen voor elk particulier graf, ongeacht of er wel of geen gedenkteken op staat. Dit zou een wijziging zijn ten opzichte van de bestaande praktijk. Algemene graven zouden daar dan niet onder vallen, aangezien daarvoor geen rechthebbende aanspreekbaar is, terwijl ook op algemene graven er een gebruik is, dat hierop gedenktekens worden aangebracht. Het handhaven van de bestaande koppeling tussen het hebben van een gedenkteken en het betalen van onderhoudsrecht is alleszins verdedigbaar.

De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in de nadere regels van burgemeester en wethouders.

Artikel 20

Grafbeplanting

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens wat moeilijkheden over verwijderde bloemen en eenjarige planten. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbende op de graven is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou veel te omslachtig zijn de rechthebbenden telkenmale per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gezegd mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

Artikel 21, tweede lid

Verwijdering grafbedekking

De bordjes bij de graven met een mededeling voor de grafbezoekers dienen alleen aan de grafbezoeker op te vallen.

Op enkele begraafplaatsen zijn goede ervaringen opgedaan met bordjes van 15 x 10 cm in onopvallende kleur.

De mededeling dat burgemeester en wethouders voornemens zijn om de grafbedekking te verwijderen wordt tenminste een jaar van te voren gedaan, zowel aan de rechthebbende op een eigen graf als aan degene die koos voor een plaats in een algemeen graf en daarop een grafbedekking aanbracht.

Artikel 22

Onderhoud door de rechthebbende of gebruiker

De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op particuliere graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn telkenmale te verlengen maken dat bij deze grafbedekkingen niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente.

Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking.

De Wet op de Lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf.

Daarom zijn de rechthebbenden op particuliere graven en gebruikers van algemene graven verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Alleen in dit artikel is sprake van plichten voor (bepaalde) nabestaanden van overledenen die zijn bijgezet in een algemeen graf. Daarom wordt hier de term “gebruiker” gebezigd in plaats van de ruimer op te vatten term “belanghebbende”, die voorkomt in verband met het begrip algemeen graf in de Wet op de Lijkbezorging (artikel 27 a).

Het eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens artikel 32a van de Wet op de Lijkbezorging, bij de rechthebbende.

Artikel 23

Onderhoud door de gemeente

Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. Op de graven kan beplantingen worden aangebracht. De zorg voor deze blijvende beplantingen kan omvatten, het snoeien en het onkruidvrij houden.

Het verdient aanbeveling om het beleid dat burgemeester en wethouders ter uitvoering van dit artikel voeren mee te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking.

Artikel 24

De rechthebbende bij een particulier graf en de belanghebbende bij een algemeen graf dient volgens artikel 28, tweede lid of artikel 27 a van de Wet op de Lijkbezorging tenminste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht en bij een algemeen graf ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden op de hoogte te worden gesteld van dit feit. Verder moeten zij op de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen worden gewezen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, burgemeester en wethouders opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Verder kan worden meegedeeld dat de grafbedekking twaalf weken na verwijdering aan de gemeente vervalt.

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat burgemeester en wethouders het grafrecht vervallen heeft verklaard, omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuw rechthebbende is aangewezen of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd en tenslotte omdat niet meer voor het onderhoud wordt betaald.

Artikel 24, derde lid

Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

Het derde lid opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen c.q. de as een andere bestemming te geven. Dat wil zeggen dat de overblijfselen niet worden begraven in het verzamelgraf (de beenderenkuil) en dat de as niet op een algemeen terrein wordt verstrooid. Die andere bestemming zowel voor algemene als particuliere grafruimten is zo ruim mogelijk omschreven. Zo kan bijvoorbeeld het particuliere graf extra diep worden uitgegraven. De overblijfselen kunnen dan in kleine ruimingskistjes in die extra diepte worden geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende een volgende generatie in dezelfde familie blijven. Ook is het mogelijk om de overblijfselen opnieuw bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of deze over te brengen naar een andere begraafplaats.

Artikel 25

Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt volgens de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is ook de beheerverordening op dit gedeelte van toepassing. Burgemeester en wethouders zijn dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking van de kerk gestelde gedeelte. Zij voorzien ook in het minimale onderhoud van de grafbedekkingen op het kerkelijk deel.

Wegens het kerkelijk karakter kunnen er redenen bestaan om voor dit deel ten aanzien van enkele onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de nadere regels die gelden voor het algemene gedeelte van de begraafplaats.

Daarnaast kan het kerkbestuur er behoefte aan hebben om van burgemeester en wethouders bericht te ontvangen als volgens hun oordeel onderhoud of herstel nodig is van de grafbedekking van een of meer graven op het kerkelijk deel. Het betreft hier het onderhoud waartoe de rechthebbende op het graf verplicht is.

In de praktijk kunnen zich verschillende soorten van gevallen voordoen.

Zo kan bij voorbeeld de rechthebbende op een graf nalatig zijn, wellicht omdat deze niet in staat is om voor de grafbedekking te zorgen. Soms ook waakt een kerkgenootschap over de graven als er geen nabestaanden meer in leven zijn.

Artikel 26

Lijst

Het is vaak voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn, door de werkers op de begraafplaats ondoordacht worden geruimd. De graven kunnen van betekenis zijn: hetzij door de overledene die er begraven ligt dan wel alleen door het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest zodat wellicht de naam nog bij de volgende generatie bekend is. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het materiaal. Een voorbeeld is het gietijzer gesmeed door een ijzergieterij, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het ijzer herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde. Andere voorbeelden zijn porseleinen beeldjes. Er dient te worden gezorgd dat graven van bekende overledenen niet ondoordacht worden geruimd en dat soms vrij zeldzame voorwerpen op een terrein dat zo- zeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken, is het gewenst om een deskundige te raadplegen.

De lijst is een inventarisatie van gedenkwaardige graven. Daarnaast kan de inhoud van de lijst een hulpmiddel zijn voor het samenstellen van de monumentenlijst.

Artikel 27

Het register van de bezorgde as is niet opgenomen in het model, aangezien artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 gedetailleerde voorschriften voor dit register geeft.

Artikel 28

In artikel 28 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dit is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.

Artikel 29

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 30

De beheerverordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (zie artikel 139 van de Gemeentewet). Verder is de gemeente gehouden dit besluit mee te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen, volgens artikel 143 van de Gemeentewet.

Artikel 31

Hier geldt artikel 142 van de gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking tenzij daarvoor een ander tijdstip was aangewezen.

Artikel 32

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.