Regeling vervallen per 30-10-2021

Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Groningen

Geldend van 27-09-2013 t/m 29-10-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-05-2013

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Groningen

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GRONINGEN,

(RO 13.3736222);

 

HEEFT BESLOTEN:

 

vast te stellen de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Groningen.

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

ALGEMEEN

Het college van Gedeputeerde Staten van Groningen;

De colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Appingedam, Bedum, Bellingwedde, De Marne, Delfzijl, Eemsmond, Groningen, Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Loppersum, Marum, Menterwolde, Oldambt, Pekela, Slochteren, Stadskanaal, Ten Boer, Veendam, Vlagtwedde, Winsum, Zuidhorn;

Gelet op:

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • -

    de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • -

    de Provinciewet;

  • -

    de Gemeentewet;

  • -

    de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de Archiefwet;

  • -

    de instemming van Provinciale Staten van Groningen bij Statenbesluit van 7 november 2012;

  • -

    de instemming van de gemeenteraden van de bovengenoemde deelnemende gemeenten bij raadsbesluit van Appingedam d.d. 14 februari 2013, Bedum d.d. 18 oktober 2012, Bellingwedde d.d. 20 december 2012, De Marne d.d. 16 oktober 2012, Delfzijl d.d. 28 februari 2013, Eemsmond d.d.28 februari 2013, Grootegast d.d. 18 april 2013, Haren d.d. 9 oktober 2012, Hoogezand-Sappemeer d.d. 11 februari 2013, Leek d.d. 6 december 2012, Loppersum d.d. 25 maart 2013, Marum d.d. 14 november 2012, Menterwolde d.d. 28 februari 2013, Oldambt d.d. 19 december 2012, Slochteren d.d. 1 november 2012, Stadskanaal d.d. 17 december 2012, Ten Boer d.d. 24 april 2013, Vlagtwedde d.d. 2 februari 2013, Winsum d.d. 11 december 2012 en Zuidhorn d.d. 8 oktober 2012;

Overwegende dat:

  • -

    het Rijk, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse gemeenten op 8 juni 2009 met de package deal “Mans/eindbeeld” afspraken hebben gemaakt over de vorming van regionale uitvoeringsdiensten, het Basistakenpakket dat deze diensten in ieder geval moeten gaan uitvoeren en de kwaliteitsnormen van vergunningverlening, toezicht en handhaving;

  • -

    de provincie Groningen en de bovengenoemde deelnemende gemeenten op 16 december 2011 bij ondertekening van de ‘Intentieverklaring takenpakket en organisatievorm RUD Groningen’, de intentie hebben uitgesproken om te komen tot de oprichting van een regionale uitvoeringsdienst;

  • -

    de provincie Groningen en de bovengenoemde deelnemende gemeenten hiermee een kwaliteitsverbetering van de hierboven genoemde uit te voeren taken willen bewerkstelligen;

  • -

    deze regionale uitvoeringsdienst een openbaar lichaam zal zijn op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de naam Omgevingsdienst Groningen zal krijgen;

  • -

    de Omgevingsdienst Groningen namens de provincie Groningen en de bovengenoemde deelnemende gemeenten vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken gaat uitvoeren op het gebied van het omgevingsdomein;

  • -

    de Omgevingsdienst Groningen tevens een Regionale Uitvoeringsdienst Besluit Risico’s Zware Ongevallen ( BRZO-RUD) is en voor inrichtingen die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen en de International Pollution Prevention and Control, categorie 4, vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken gaat coördineren en uitvoeren, waarbij het primaat in beginsel ligt binnen het werkgebied Groningen, Friesland en Drenthe;

  • -

    Gedeputeerde Staten en de colleges van burgemeester en wethouders van de bovengenoemde gemeenten zijn, na verkregen toestemming hiertoe van Provinciale Staten en de gemeenteraden van de bovengenoemde gemeenten, overeengekomen een gemeenschappelijke regeling te treffen voor het vormen van de Omgevingsdienst Groningen;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen bestuur : algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Groningen;

  • b.

    BRZO : Besluit Risico’s Zware Ongevallen;

  • c.

    BRZO-RUD : Regionale Uitvoeringsdienst Besluit Risico’s Zware Ongevallen;

  • d.

    burgemeester en Wethouders : burgemeester en wethouders van de gemeenten;

  • e.

    dagelijks bestuur : dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst Groningen;

  • f.

    deelnemers : provincie Groningen en de gemeenten;

  • g.

    gemeenten : gemeenten Appingedam, Bedum, Bellingwedde, De Marne, Delfzijl, Eemsmond, Groningen, Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Loppersum, Marum, Menterwolde, Oldambt, Pekela, Slochteren, Stadskanaal, Ten Boer, Veendam, Vlagtwedde, Winsum, Zuidhorn;

  • h.

    Gedeputeerde Staten : Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen;

  • i.

    IPPC : International Pollution Prevention and Control;

  • j.

    Provinciale Staten : Provinciale Staten van de provincie Groningen;

  • k.

    raden : gemeenteraden van de gemeenten;

  • l.

    wet : Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • m.

    Wabo : Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2 Instelling

  • 1. Bij de inwerkingtreding van deze regeling wordt een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet, genaamd Omgevingsdienst Groningen, ingesteld.

  • 2. De Omgevingsdienst Groningen heeft zijn vestiging te Veendam.

Artikel 3 Doel

De Omgevingsdienst Groningen is ingesteld om vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken op het gebied van het omgevingsdomein voor de deelnemers te gaan uitvoeren, waarmee de deelnemers de kwaliteit van de uitvoering van deze taken willen verbeteren.

HOOFDSTUK 2 TAKEN

Artikel 4 Basistakenpakket

Het basistakenpakket van de Omgevingsdienst Groningen betreft het Basistakenpakket voor Omgevingsdiensten, zoals overeengekomen in het bestuurlijk overleg tussen het Inter Provinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Unie van Waterschappen en de ministers van Justitie en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en inhoudende vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken op het gebied van de Wabo, Wet milieubeheer en daaruit voortkomende regelgeving.

Artikel 5 Milieutakenpakket

  • 1. De Omgevingsdienst Groningen kan op verzoek van een deelnemer ook, naast het Basistakenpakket, alle milieutaken uitvoeren.

  • 2. Indien sprake is van het eerste lid, dan is sprake van het Milieutakenpakket.

  • 3. De taken die binnen het Milieutakenpakket vallen, zijn, naast de taken op grond van artikel 4, vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken betreffende activiteiten in het kader van de Wet Milieubeheer en de daaruit voortvloeiende regelgeving.

Artikel 6 Wabo-takenpakket

De Omgevingsdienst Groningen kan op verzoek van een deelnemer ook, naast het Basispakket en het Milieutakenpakket, alle Wabo-taken uitvoeren.

Indien sprake is van het eerste lid, is sprake van het Wabo-takenpakket.

De taken die binnen het Wabo-takenpakket vallen, zijn naast de taken op grond van artikel 4 en 5, vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken betreffende activiteiten in het kader van de Wabo en de daaruit voortvloeiende regelgeving.

Artikel 7 BRZO-takenpakket

  • 1. De Omgevingsdienst Groningen coördineert en voert vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken uit voor inrichtingen die vallen onder het BRZO en de IPPC, categorie 4, waarbij het primaat in beginsel ligt binnen het werkgebied Groningen, Fryslân en Drenthe.

  • 2. De Omgevingsdienst kan taken uitvoeren op verzoek van bevoegde BRZO gezagen buiten de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen.

  • 3. De Omgevingsdienst kan taken die worden uitgevoerd voor bevoegde BRZO gezagen uitbesteden aan andere omgevingsdiensten die BRZO-taken uitvoeren en coördineren.

Artikel 8 Overige werkzaamheden voor deelnemers en niet-deelnemers

  • 1. Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de in artikelen 4, 5, 6 en 7 genoemde taken, kan de Omgevingsdienst Groningen op verzoek van deelnemers en niet-deelnemers adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden verrichten.

  • 2. De totale omvang op jaarbasis van werkzaamheden voor niet deelnemers mag niet meer bedragen dan 10% van de jaaromzet van de Omgevingsdienst Groningen.

Artikel 9 Dienstverleningsovereenkomst

  • 1. Met betrekking tot de uitvoering en nadere invulling van de takenpakketten en werkzaamheden, genoemd in artikelen 4, 5, 6, 7 en 8 worden door of namens de Omgevingsdienst Groningen en de deelnemers of niet-deelnemers schriftelijke werkafspraken gemaakt in de vorm van dienstverleningsovereenkomsten.

  • 2. In de dienstverleningsovereenkomst komen in ieder geval bepalingen te staan inzake:

    • a.

      de te verlenen diensten door de Omgevingsdienst Groningen;

    • b.

      de duur van de overeenkomst;

    • c.

      de samenwerkingsstructuur en het –overleg;

    • d.

      informatieverstrekking en rapportages;

    • e.

      verplichtingen en kwaliteitswaarborging;

    • f.

      archivering;

    • g.

      wanneer sprake is van overmacht;

    • h.

      aansprakelijkheden en risico’s;

    • i.

      de kosten van de te leveren diensten en de budgetafspraken;

    • j.

      de afrekening;

    • k.

      mandaten of machtigingen;

    • l.

      geheimhouding;

    • m.

      wat te doen bij geschillen;

    • n.

      nietigheid en opschortende voorwaarden;

    • o.

      wijziging, opzegging en einde overeenkomst;

    • p.

      bestaande uitbestedingscontracten.

Artikel 10 Mandaat

  • 1. De Omgevingsdienst Groningen verricht naast zelfstandig uit te voeren werkzaamheden, ook werkzaamheden voor Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders van de gemeenten via mandaat, waarbij het door Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders vastgestelde beleid in acht wordt genomen.

  • 2. Ten aanzien van de aan de Omgevingsdienst Groningen in mandaat toekomende taken, kan ondermandaat worden verleend.

  • 3. De werkzaamheden die de Omgevingsdienst Groningen via mandaat verricht, worden opgenomen in een door de deelnemers te nemen mandaatbesluit.

HOOFDSTUK 3 BESTUUR

Paragraaf 1 Algemeen bestuur

Artikel 11 Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit 24 leden.

  • 2. De deelnemers benoemen uit hun midden 1 lid.

  • 3. Het bepaalde in deze regeling ten aanzien van de leden van het algemeen bestuur is op de plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur geschiedt voor dezelfde periode als waarvoor Gedeputeerde Staten of Burgemeester en Wethouders worden benoemd en vindt plaats in de eerste vergadering van Gedeputeerde Staten of Burgemeester en Wethouders in nieuwe samenstelling.

  • 5. De leden van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de nieuw aangewezen leden van het algemeen bestuur in functie treden.

  • 6. Wanneer een lid van het algemeen bestuur ophoudt lid te zijn van Gedeputeerde Staten of Burgemeester en Wethouders die hem hebben benoemd, dan houdt hij tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 7. Gedeputeerde Staten of de betreffende Burgemeester en Wethouders, voorzien zo spoedig mogelijk in de vervulling van de vacature.

  • 8. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde, door middel van een schriftelijke mededeling aan het algemeen bestuur, ontslag nemen.

  • 9. Bij tussentijds ontslag voorzien Gedeputeerde Staten of de betreffende Burgemeester en Wethouders zo spoedig mogelijk in de aanwijzing van een nieuw lid van het algemeen bestuur.

  • 10. Leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben genomen, blijven hun functie waarnemen totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

  • 11. Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen.

  • 12. Wanneer iemand wordt aangesteld om een vacante plaats in het algemeen bestuur te vervullen, treedt hij af op het moment waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 13. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één der deelnemers dan wel door of vanwege het bestuur van het lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt, waarbij met ambtenaar voor de toepassing van dit lid worden gelijkgesteld zij die in dienst van één der deelnemers dan wel van het lichaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijke recht werkzaam zijn.

  • 14. Artikel 15, eerste lid, van de Provinciewet, artikel 15, eerste lid,van de Gemeentewet, artikel 33 van de Waterschapswet en artikel X8 van de Kieswet zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van het algemeen bestuur.

Artikel 12 De voorzitter

  • 1. Uit het algemeen bestuur wordt het lid van de provincie Groningen als voorzitter aangewezen.

  • 2. De voorzitter is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door de plaatsvervangende voorzitter.

  • 4. De plaatsvervangende voorzitter wordt aangewezen tijdens de eerste vergadering van het algemeen bestuur.

  • 5. De stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend.

  • 6. De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in en buiten rechte.

  • 7. De voorzitter kan de vertegenwoordiging, bedoeld in het zesde lid, aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

Artikel 13 Taken algemeen bestuur

Het algemeen bestuur is belast met:

  • a.

    het opstellen van een reglement van orde;

  • b.

    het benoemen, schorsen en ontslag van de directeur op voordracht van ten minste 3 leden van het algemeen bestuur.

  • c.

    het algemeen bestuur zorgt voor vervanging van de directeur.

  • d.

    het vaststellen van de jaarlijkse begroting en de jaarrekening;

  • e.

    de kaders waarbinnen de Omgevingsdienst Groningen functioneert;

  • f.

    het doen van voorstellen aan de deelnemers omtrent toetreding tot, uittreding uit,wijziging van of opheffing van de regeling;

  • g.

    het aangaan van geldleningen en van rekening-courantovereenkomsten;

  • h.

    het uitlenen van gelden en het waarborgen van geldleningen door anderen aan te gaan;

  • i.

    het kopen, ruilen, bezwaren of vervreemden en in erfpacht aannemen of uitgeven van roerende of onroerende zaken;

  • j.

    het doen van uitgaven, voordat de begroting of begrotingswijziging, waarbij deze uitgaven zijn geraamd, is goedgekeurd;

  • k.

    het voeren van rechtsgedingen en beroepsprocedures.

Artikel 14 Vergaderingen

  • 1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert in beginsel tweemaal per jaar.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kunnen door het algemeen bestuur meerdere vergaderingen worden ingelast wanneer de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig acht of wanneer tenminste 1/5e van de leden van het algemeen bestuur, onder opgave van redenen, hierom schriftelijk verzoekt.

  • 4. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 5. In afwijking van het vierde lid, kunnen de vergaderingen van het algemeen bestuur besloten zijn, wanneer 1/5e van het aantal leden hierom verzoekt of de voorzitter dit nodig acht.

  • 6. Het algemeen bestuur kan zich in de vergaderingen laten bijstaan door adviseurs.

Artikel 15 Geheimhouding

  • 1. Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen.

  • 2. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur haar opheft.

Artikel 16 Vergaderquorum

  • 1. Het algemeen bestuur kan slechts vergaderen en besluiten nemen indien meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur aanwezig is.

  • 2. Indien het vereiste aantal leden, bedoeld in het eerste lid, niet aanwezig is bij een vergadering, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, welke binnen twee weken dient plaats te vinden.

  • 3. Op vergaderingen als bedoeld in het tweede lid, is het bepaalde van het eerste lid niet van toepassing, met dien verstande dat het algemeen bestuur over de begroting, een begrotingswijziging en de jaarstukken alleen kan beraadslagen en voorlopige besluiten kan nemen.

  • 4. De niet aanwezige leden bij vergaderingen als bedoeld in het derde lid hebben de mogelijkheid om binnen tien werkdagen te reageren op het verslag van de vergadering.

  • 5. Indien de leden, bedoeld in het vierde lid, niet binnen tien werkdagen reageren, wordt men geacht ingestemd te hebben met de voorlopige besluiten.

  • 6. De voorlopige besluiten worden binnen tien werkdagen omgezet in definitieve besluiten of, afhankelijk van de reacties, komen te vervallen.

Artikel 17 Besluitvorming

  • 1. Ieder lid van het algemeen bestuur heeft in de vergadering één stem.

  • 2. Besluiten worden genomen met een meerderheid van stemmen, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

  • 3. Indien de stemmen met betrekking tot een bepaald voorstel staken, wordt het betrokken onderwerp aangehouden tot de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur.

  • 4. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 5. Ingeval de stemmen bij herstemming over besluiten met betrekking tot benoeming, voordracht of aanbeveling van personen staken, beslist de voorzitter.

  • 6. Bij het doen van benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen betreffende personen wordt schriftelijk gestemd, in de overige gevallen mondeling.

Artikel 18 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht

  • 1. Het algemeen bestuur geeft aan Gedeputeerde Staten of Burgemeester en Wethouders de door één of meer leden van die Gedeputeerde Staten of Burgemeester en Wethouders gevraagde inlichtingen.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan Gedeputeerde Staten of Burgemeester en Wethouders die dat lid hebben aangewezen de door één of meerdere leden van deze Gedeputeerde Staten of Burgemeester en Wethouders gevraagde of ongevraagde inlichtingen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid, op de wijze die door dat bestuursorgaan is bepaald.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur kan door Gedeputeerde Staten of Burgemeester en Wethouders die dat lid hebben aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem gevoerde beleid, op de wijze die door dat bestuursorgaan is bepaald.

  • 4. Het reglement van orde, genoemd in artikel 13, onder a, van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze bepaling.

Artikel 19 Commissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan commissies als bedoeld in de artikelen 24 en artikel 25 van de wet instellen.

  • 2. Het algemeen bestuur gaat pas over tot instelling van een commissie als bedoeld in het eerste lid na verkregen toestemming van alle deelnemers.

  • 3. Bij de instelling wordt in ieder geval geregeld:

    • a.

      de samenstelling;

    • b.

      de taken en bevoegdheden;

    • c.

      de werkwijze;

    • d.

      de openbaarheid van vergaderingen;

    • e.

      het toezicht van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur;

    • f.

      de verhouding van de toegekende bevoegdheden tot die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur;

    • g.

      de verantwoording aan het algemeen bestuur;

    • h.

      de einddatum van de commissie, wanneer de commissie is ingesteld voor bepaalde tijd.

  • 4. De voorzitter van de commissie is het lid van het dagelijks bestuur tot wiens portefeuille het belang behoort en heeft in de commissie een adviserende stem.

Paragraaf 2 Dagelijks bestuur

Artikel 20 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit minimaal 3 leden en maximaal 7 leden. Het dagelijks bestuur bestaat uit een voorzitter, een penningmeester een secretaris en algemene leden.

  • 2. Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft een plaatsvervanger.

  • 3. De leden en plaatsvervangende leden worden door het algemeen bestuur gekozen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur.

  • 4. Het algemeen bestuur kiest de leden voor het dagelijks bestuur uit het algemeen bestuur.

  • 5. Het algemeen bestuur bewaakt bij de aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur een evenwichtige spreiding over het werkgebied van de Omgevingsdienst Groningen.

Artikel 21 Zittingsduur

  • 1. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt zodra het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt of wanneer het lid van het dagelijks bestuur als zodanig, door middel van een schriftelijke mededeling aan het algemeen bestuur, ontslag neemt.

  • 2. Beëindiging van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt van rechtswege het einde van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur met zich mee.

  • 3. De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door overlijden, ontslag of om een andere reden tussentijds zijn opengevallen, vindt plaats binnen twee maanden na het tijdstip waarop de vacature is ontstaan.

  • 4. Een tussentijds tot lid van het dagelijks bestuur benoemd lid treedt af op het moment waarop degene in wiens plaats hij is benoemd zou aftreden.

  • 5. Het algemeen bestuur kan één of meer leden van het dagelijks bestuur ontslag verlenen, indien zij het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten.

Artikel 22 Werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of ten minste twee leden dit nodig achten.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en dit reglement wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur.

  • 3. De voorzitter en elk lid hebben één stem, waarbij in het geval de stemmen staken, de voorzitter een doorslaggevende stem heeft.

  • 4. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, tenzij in de regeling anders is bepaald of het dagelijks bestuur anders bepaalt.

  • 5. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 6. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.

  • 7. Op de vergadering, bedoeld in het zesde lid, is het vijfde lid niet van toepassing.

  • 8. Tijdens de vergadering, bedoeld in het zevende lid, kan het dagelijks bestuur echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering was belegd alleen beraadslagen en besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 9. Bij het doen van benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen betreffende personen wordt schriftelijk gestemd, in de overige gevallen mondeling.

Artikel 23 Geheimhouding

  • 1. Het dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het dagelijks bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen.

  • 2. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd.

  • 3. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het dagelijks bestuur haar opheft.

  • 4. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het dagelijks bestuur overleggen, hiervan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 5. De geheimhouding, bedoeld in het vierde lid, wordt in acht genomen totdat de voorzitter of de commissie, die de verplichting heeft opgelegd, dan wel het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur haar opheft.

Artikel 24 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid.

  • 2. Het dagelijks bestuur geeft, ieder tezamen en afzonderlijk, uit eigen beweging dan wel op verzoek van het algemeen bestuur of een of meer leden daarvan, aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die nodig zijn voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid.

  • 3. Het afleggen van verantwoording als bedoeld in het eerste lid, alsmede het na voorafgaand verzoek verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het tweede lid, geschieden op de wijze zoals is aangegeven in het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur.

  • 4. Het algemeen bestuur is bevoegd in het reglement van orde voor zijn vergadering nadere regels te stellen ten aanzien van de wijze waarop door het dagelijks bestuur dan wel de leden ervan inlichtingen dienen te worden verschaft respectievelijk verantwoording dient te worden afgelegd.

  • 5. Het algemeen bestuur kan regelen van welke besluiten van het dagelijks bestuur kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het algemeen bestuur, daarbij kan het algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan.

  • 6. Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze bepaling.

  • 7. De leden 1 tot en met 6 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter.

Artikel 25 Taken dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met:

    • a.

      het dagelijks beheer van het lichaam;

    • b.

      de voorbereiding van alles waarover in de vergadering van het algemeen bestuur zal worden beraadslaagd en besloten;

    • c.

      de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • d.

      het volgen en, indien nodig, het bijsturen van de inspanningen en prestaties van de Omgevingsdienst Groningen op basis van rapportages van de reguliere planning en control cyclus;

    • e.

      het toezicht op het beheren van de financiën van de Omgevingsdienst Groningen;

    • f.

      het toezicht en beheren van de eigendommen van de Omgevingsdienst Groningen;

    • g.

      het voeren van rechtsgedingen en beroepsprocedures, alsmede het nemen van conservatoire maatregelen, voordat wordt besloten tot het voeren van rechtsgedingen, het instellen van bezwaar en beroep alsmede het vragen om een voorlopige voorziening.

    • h.

      Het onderhouden van de relaties met de deelnemers.

  • 2. Het dagelijks bestuur oefent, indien en voor zover het algemeen bestuur daartoe besluit en naar de door deze te stellen regels, de aan het algemeen bestuur toekomende taken uit, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen, dan wel wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de rekening;

    • c.

      benoeming, schorsing en ontslag van de directeur.

Artikel 26 Plaatsvervangende leden

De bepalingen van de artikelen 21 tot en met 25 gelden ook voor plaatsvervangende leden van het dagelijks bestuur.

HOOFDSTUK 4 ORGANISATIE

Artikel 27

De directeur

  • 1.

    De Omgevingsdienst Groningen heeft een directeur die onder verantwoordelijkheid van het algemeen bestuur belast is met de leiding van en met de zorg voor een juiste taakvervulling door de Omgevingsdienst Groningen.

  • 2.

    De directeur voert de in mandaat aan de Omgevingsdienst Groningen verleende bevoegdheden uit en kan ter zake ondermandaat verlenen.

  • 3.

    De directeur van de Omgevingsdienst Groningen is tevens de ambtelijke secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 4.

    De directeur is het directe aanspreekpunt voor het dagelijks bestuur en voor de externe partners, zoals het Openbaar Ministerie, de politie en andere ketenpartners.

  • 5.

    De directeur legt verantwoording af aan het algemeen bestuur via de reguliere planning en control cyclus.

  • 6.

    Het algemeen bestuur legt de instructie van de directeur vast in een Directiestatuut.

  • 7.

    De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, worden, naast de voorzitter, mede ondertekend door de directeur.

Artikel 28 Organisatiereglement

Het algemeen bestuur bepaalt in een organisatiereglement de hoofdstructuur van de organisatie, de directie, de taken, de bevoegdheden en de werkwijze van de ambtelijke organisatie.

Artikel 29 Rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenreglement

Het algemeen bestuur stelt, na akkoord van het Georganiseerd Overleg, een rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenreglement vast dat op het personeel van de Omgevingsdienst Groningen van toepassing is.

Artikel 30 Personeel

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met:

    • a.

      het aanstellen als ambtenaar;

    • b.

      het schorsen en ontslag van het personeel van de Omgevingsdienst Groningen, met uitzondering van de directeur van de Omgevingsdienst Groningen;

      waarbij het dagelijks bestuur daarbij het door het algemeen bestuur vastgestelde rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenregeling in acht neemt.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan de in het vorige lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de directeur, tenzij het ambtenaren betreft die belast zijn met functies van leidinggevende aard welke rechtstreeks onder de directeur ressorteren.

  • 3. Op de ambtenaren in dienst van de Omgevingsdienst Groningen is de rechtspositieregeling CAR-UWO van toepassing, tenzij overeenkomstig het bepaalde in de Ambtenarenwet het algemeen bestuur op enig moment zelf voorziet in de rechtspositie en bezoldiging.

Artikel 31

Overleg

  • 1.

    Het openbaar lichaam voert periodiek bestuurlijk overleg met de deelnemers omtrent de inhoud en het niveau van uitvoering van wettelijke taken, waarbij in ieder geval wordt behandeld:

    • a.

      de duur en kosten van de taakuitvoering;

    • b.

      de opzegtermijn van de dienstverlening;

    • c.

      de verrekening van eventuele desintegratiekosten bij vroegtijdige uittreding.

  • 2.

    De bevoegdheden van de Omgevingsdienst Groningen kunnen worden gewijzigd in geval van noodzakelijke aanpassing aan landelijke of Europese wetgeving.

  • 3.

    Indien sprake is van het tweede lid, besluit het algemeen bestuur tot wijziging.

Artikel 32 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig en volgens een door het algemeen bestuur vast te stellen reglement ingevolge artikel 40 van de Archiefwet.

  • 2. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, van de Archiefwet over te brengen archiefbestanden van de in deze regeling genoemde bestuursorganen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de Omgevingsdienst Groningen.

HOOFDSTUK 5 FINANCIËN

Artikel 33 Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks voor 1 april een ontwerpbegroting van de Omgevingsdienst Groningen voor het komende kalenderjaar, met bijbehorende toelichting, toe naar Gedeputeerde Staten en de Burgemeester en Wethouders.

  • 2. In de begroting wordt onder andere aangegeven welke bijdrage elke deelnemer verschuldigd is voor de uitvoering van takenpakketten en werkzaamheden, genoemd in de artikelen 4, 5 en 6 van de Omgevingsdienst Groningen.

  • 3. De ontwerpbegroting wordt door de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 4. De deelnemers kunnen binnen 6 weken na toezending van de ontwerpbegroting hun zienswijzen uiten.

  • 5. Het dagelijks bestuur voegt, alvorens verzending van de ontwerpbegroting aan het algemeen bestuur, de zienswijzen van de deelnemers toe.

  • 6. Het algemeen bestuur stelt de begroting uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar waar deze voor dient, vast.

  • 7. Terstond na de vaststelling zendt het dagelijks bestuur de begroting naar de deelnemers en in ieder geval voor 15 juli aande Minister van Binnenlandse Zaken.

  • 8. Het bepaalde in dit artikel is ook van toepassing wanneer het wijzigingen van de begroting betreft.

Artikel 34 Jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt de jaarrekening over het afgelopen kalenderjaar, met alle bijbehorende bescheiden, jaarlijks voor 1 juni ter voorlopige vaststelling aan het algemeen bestuur en de deelnemers aan.

  • 2. Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening en stelt haar vast op uiterlijk 1 juli, volgende op het jaar waarop zij betrekking heeft.

  • 3. Na de vaststelling in het algemeen bestuur zendt het dagelijks bestuur de jaarrekening met bijbehorende stukken binnen twee weken naar de deelnemers en in ieder geval voor 15 juli aan de Ministerie van Binnenlandse Zaken.

  • 4. Het algemeen bestuur kan besluiten de blijkens de jaarrekening behaalde negatieve resultaten geheel of ten dele:

    • a.

      af te boeken van reserves, voor zover aanwezig;

    • b.

      voor gelijke delen ten laste te brengen van de deelnemers.

  • 5. Het algemeen bestuur kan besluiten de blijkens de jaarrekening behaalde positieve resultaten geheel of ten dele:

    • a.

      te bestemmen voor een egalisatiereserve;

    • b.

      uit te keren aan deelnemers in gelijke delen.

Artikel 35 Doorberekening van kosten

  • 1. De kosten van de uitvoering van de takenpakketten en werkzaamheden, genoemd in de artikelen 4, 5 en 6 worden, voor zover deze niet uit andere inkomsten worden bestreden, door de deelnemers voldaan op basis van jaarlijks vastgestelde uurtarieven.

  • 2. Bij de kostentoerekening worden naast de directe uitvoeringskosten tevens de overheadkosten verdisconteerd.

  • 3. De Omgevingsdienst Groningen kan ieder kwartaal voorschotnota’s indienen bij de deelnemers.

  • 4. Indien enig jaar een batig saldo oplevert wordt dit saldo toegevoegd aan het weerstandsvermogen van de Omgevingsdienst Groningen.

  • 5. Het weerstandsvermogen mag maximaal 5% van de jaaromzet bedragen.

  • 6. Voor zover het batig saldo van enig jaar zou leiden tot een weerstandsvermogen van meer dan 5% van de jaaromzet, wordt het saldo boven de 5% gerestitueerd, tenzij een meerderheid van de deelnemers gemotiveerd instemt met een doelreservering van het batig saldo voor de Omgevingsdienst Groningen.

  • 7. Indien sprake is van het zesde lid, stelt het algemeen bestuur hiertoe een voorstel vast.

  • 8. Indien enig exploitatiejaar een nadelig saldo oplevert en het weerstandsvermogen ontoereikend is om dit nadelige saldo te dekken, stelt het algemeen bestuur een plan vast dat is gericht op het afbouwen of dekken van het nadelig exploitatiesaldo.

  • 9. Het algemeen bestuur bepaalt tevens of en zo ja, tot welk bedrag de deelnemers zullen bijdragen in het nadelig exploitatiesaldo.

  • 10. Het plan, bedoeld in het achtste lid, wordt niet eerder vastgesteld dan nadat Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders van de gemeenten gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid zijn gesteld om hun mening ten aanzien van het plan naar voren te brengen.

  • 11. Wanneer het algemeen bestuur overeenkomstig het gestelde in het vorige lid een besluit heeft genomen omtrent het bijdragen door de deelnemers in het nadelig exploitatiesaldo, wordt de nadelige exploitatie door de deelnemers gedragen in verhouding tot het aantal uren, gebaseerd op de uitvoering van de takenpakketten en werkzaamheden, genoemd in de artikelen 4, 5 en 6 dat door iedere afzonderlijke deelnemer wordt afgenomen van de Omgevingsdienst Groningen en zoals dit is vastgesteld in de schriftelijke afspraken als bedoeld in artikel 9.

  • 12. Het algemeen bestuur kan een reglement vaststellen voor heffing van leges voor het op aanvraag leveren van diensten.

  • 13. Het algemeen bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, nadat Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders van de gemeenten zijn gehoord, nadere regels vast stellen met betrekking tot de door de deelnemers te betalen financiële bijdragen.

Artikel 36 Betaling bijdrage deelnemers

  • 1. In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke deelnemer verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft.

  • 2. Indien sprake is van artikel 35, derde lid, betalen de deelnemers op verzoek van de Omgevingsdienst Groningen per kwartaal een voorschot bestaande uit een vierde van de in het eerste lid bedoelde bijdrage.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan bepalen dat een van het in het tweede lid bedoelde bedrag afwijkend voorschot wordt betaald.

  • 4. Uiterlijk 1 juni van enig jaar vindt per deelnemer een eerste afrekening plaats over het voorafgaande boekjaar overeenkomstig het ontwerp van de voorlopige jaarrekening.

  • 5. De definitieve afrekening vindt plaats binnen twee maanden na vaststelling van de jaarrekening.

Artikel 37 Financiële verordening

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een financiële verordening vast met betrekking tot de uitgangspunten voor het financiële beleid, de regels voor het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie en het beheer van de geldmiddelen, waarbij de Gemeentewet en de Provinciewet van overeenkomstige toepassing zijn.

  • 2. In de financiële verordening staan ook richtlijnen met betrekking tot de reserves en voorzieningen van de Omgevingsdienst Groningen en daarbij wordt een aan te houden noodzakelijk niveau van de algemene reserve, passend bij het risicoprofiel van de Omgevingsdienst Groningen, benoemd.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan bij de jaarrekening, begroting en begrotingswijzigingen voorstellen doen aan het algemeen bestuur met betrekking tot respectievelijk de dotatie in of onttrekking aan de reserves van de Omgevingsdienst Groningen naar de onderscheiden onderdelen.

Artikel 38

Verzekering

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor een verzekering van de risico's verbonden aan het optreden van de Omgevingsdienst Groningen, het in dienst hebben van (tijdelijk) personeel en het beheer van eigendommen en gelden.

  • 2.

    De directeur van de Omgevingsdienst Groningen zorgt namens het dagelijks bestuur ervoor dat de in het eerste lid bedoelde verzekering bij voortduring in overeenstemming wordt gehouden met de samenstelling van het personeel, de individuele omstandigheden van de personeelsleden en het algemene loonpeil.

Artikel 39 Controle

  • 1. Het algemeen bestuur wijst een accountant aan die, met inachtneming van het in artikel 37 bedoelde reglement, belast is met de controle op het financieel beheer en de boekhouding van de Omgevingsdienst Groningen.

  • 2. De controle geschiedt tenminste eenmaal per kalenderjaar ten aanzien van de boekhouding in haar geheel.

  • 3. Van de controle wordt door de accountant een verslag gemaakt.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt een exemplaar van het controleverslag terstond aan de deelnemers.

  • 5. De Omgevingsdienst Groningen verschaft aan hen, die, ingevolge het bepaalde in het eerste en tweede lid, tot het uitoefenen van controle of het instellen van een onderzoek bevoegd zijn, zo dikwijls als zij het vorderen, inzage van de kas, de boekhouding en de bescheiden en verstrekt desgewenst ook schriftelijk alle inlichtingen die door hen voor de uitoefening van hun taak nodig worden geacht.

Artikel 40 Treasurystatuut

Het algemeen bestuur stelt een treasurystatuut vast waarin onder meer geregeld is:

  • a.

    het aangaan van geldleningen en rekening-courantovereenkomsten;

  • b.

    het uitlenen van geld en het doen van garantstellingen;

    met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen.

Artikel 41 Tegemoetkoming

  • 1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn leden, de leden van het dagelijks bestuur en de voorzitter in de financiële verordening, genoemd in artikel 37, een tegemoetkoming in de kosten vast.

  • 2. Indien sprake is van het eerste lid, bevat de financiële verordening regels omtrent de hoogte en de toekenning van de tegemoetkoming in de kosten.

  • 3. De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten bedraagt niet meer dan de werkelijke kosten, mede rekening houdende met de tegemoetkoming in de kosten welke de bestuurder ontvangt uit hoofde van zijn lidmaatschap van gemeentelijk of provinciaal bestuur.

  • 4. Ten aanzien van de werkzaamheden en de kosten van de leden van de commissies, bedoeld in artikel 19, ingesteld met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 6 OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 42 Geschillen

  • 1. Voordat over geschillen, omtrent de toepassing, in de ruimste zin, tussen besturen van de deelnemers of tussen besturen van een of meer deelnemers en het bestuur van de Omgevingsdienst Groningen, de beslissing van de burgerlijke rechter wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een daartoe door deelnemers in te stellen geschillencommissie of een door de deelnemers aan te wijzen mediator.

  • 2. De geschillencommissie bestaat uit vertegenwoordigers, aangewezen door elk der bij het geschil betrokken partij, alsmede een door deze vertegenwoordigers aangewezen onafhankelijke voorzitter.

  • 3. De geschillencommissie of de aangewezen mediator hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4. De geschillencommissie brengt aan het algemeen bestuur bindend advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

Artikel 43 Toetreding

  • 1. Het algemeen bestuur kan naar aanleiding van een verzoek tot toetreding een voorstel tot toetreding aan de deelnemers doen.

  • 2. Toetreding vindt plaats bij daartoe strekkende besluiten van de bevoegde bestuursorganen van tenminste tweederde van de deelnemers.

  • 3. Toetreding is mogelijk gedurende het gehele kalenderjaar.

  • 4. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan hieraan voorwaarden verbinden.

  • 5. De toetreding gaat in met ingang van een nader te bepalen datum, vastgesteld door het algemeen bestuur en het bestuursorgaan van de deelnemer.

Artikel 44 Uittreding

  • 1. Een deelnemer kan uit de regeling treden, met uitzondering van het Basistakenpakket, genoemd in artikel 4 van deze regeling.

  • 2. Uittreding geschiedt wanneer meer dan de helft van het aantal deelnemers instemt met de afwikkeling van de financiële en organisatorische gevolgen hiervan.

  • 3. Indien een deelnemer geen taken meer wil afnemen als genoemd in artikel 5 en 6:

    • a.

      vindt in het kader van de in het tweede lid bedoelde afwikkeling van de financiële gevolgen daarvan een toewijzing van personeel aan deze deelnemer plaats;

    • b.

      is er een compensatie verschuldigd voor de overige rechten en verplichtingen, waarbij de hoogte van compensatie nader wordt bepaald door het algemeen bestuur.

  • 4. De hoeveelheid toe te wijzen personeel wordt bepaald op basis van de begroting over het jaar voorafgaand aan het jaar van uittreding.

  • 5. Uittreden kan slechts plaatsvinden met ingang van 1 januari van het jaar, volgende op het jaar waarin de voor uittreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.

Artikel 45 Onvoorziene gevallen

Het algemeen bestuur beslist in alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet.

Artikel 46 Wijziging

  • 1. Wijziging van deze regeling kan geschieden op voorstel tot wijziging van het algemeen bestuur, het algemeen bestuur neemt over dit voorstel een besluit in een openbare vergadering waarin meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en met een meerderheid van stemmen is besloten.

  • 2. Indien het algemeen bestuur een positief besluit neemt en een wijziging van deze regeling wenselijk acht, zendt het dagelijks bestuur het voorstel tot wijziging met een toelichting aan Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders.

  • 3. Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders hebben de gelegenheid hun zienswijzen binnen 6 weken na dagtekening naar voren te brengen.

  • 4. Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders gaan niet over tot het wijzigen van de regeling dan na verkregen toestemming van Provinciale Staten en de raden.

  • 5. De toestemming, bedoeld in het vierde lid, kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 47 Opheffing en liquidatie

  • 1. Deze regeling kan op voorstel van het algemeen bestuur worden opgeheven door een daartoe strekkend besluit van de betrokken Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders, na toestemming van respectievelijk Provinciale Staten en de raden.

  • 2. Door het algemeen bestuur wordt een liquidatieplan opgesteld na alle deelnemers te hebben geraadpleegd.

  • 3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 5. Toewijzing van personeel aan de deelnemers vindt plaats bij besluit van het algemeen bestuur.

  • 6. Bij de ontbinding van de Omgevingsdienst Groningen in verband met opheffing van de regeling of anderszins, blijft de Omgevingsdienst Groningen voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen noodzakelijk is.

Artikel 48 Onze Minister

Gedeputeerde Staten zenden deze regeling aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 49 Duur regeling

Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.

Artikel 50 Inwerkingtreding en bekendmaking

De Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Groningen treedt op d.d. mei 2013 inwerking.

Alle deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking en de registratie van deze regeling.

Artikel 51 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Groningen.

Ondertekening

Aldus besloten in de collegevergadering van 11 juni 2013.
De loco-burgemeester,
R. van der Schaaf.
De secretaris,
drs. M.A. (Maarten) Ruys. 

Toelichting Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Groningen

Toelichting Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Groningen