COORDINATIEVERORDENING WET RUIMTELIJKE ORDENING VLISSINGEN 2013

Geldend van 18-07-2013 t/m heden

Intitulé

COORDINATIEVERORDENING WET RUIMTELIJKE ORDENING VLISSINGEN 2013

de raad van de Gemeente Vlissingen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van …. juni 2013

gelet op artikel 3.30 en volgende van de Wet ruimtelijke ordening;

B E S L U I T :

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • 1.

    aanvrager: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of om de vaststelling van een bestemmingsplan, uitwerkingsplan of wijzigingsplan heeft ingediend;

  • 2.

    besluit: besluit als bedoeld in artikel 3:30, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening;

  • 3.

    bestemmingsplan: een plan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • 4.

    bouwen: bouwen als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 5.

    omgevingsvergunning activiteit bouwen: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de eerste fase daarvan, als bedoeld in artikel 2.5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 6.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • 7.

    coördineren: het gelijktijdig en in samenhang voorbereiden van besluiten in één gezamenlijke procedure volgens de coördinatieregeling van Afdeling 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • 8.

    wijzigings/uitwerkingsplan: een plan als bedoeld in artikel 3.9A van de Wet ruimtelijke ordening;

  • 9.

    projectomgevingsvergunning: een omgevingsvergunning voor een activiteit die slechts kan worden verleend met toepassing van het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 10.

    wet: indien in deze verordening wordt verwezen naar een wet, dient deze te worden gelezen, zoals deze luidt op het moment van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 2. Reikwijdte van de verordening

Deze verordening, gebaseerd op artikel 3.30, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening, is alleen van toepassing op het coördineren van de voorbereiding en bekendmaking van een besluit om een bestemmingsplan, uitwerkingsplan of wijzigingsplan vast te stellen dan wel een besluit om een projectomgevingsvergunning te verlenen in samenhang met één of meerdere daarmee verband houdende besluiten, al dan niet met de aan de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of aan een bestemmingsplan, uitwerkingsplan of wijzigingsplan of projectomgevingsvergunning, gerelateerde vergunningen en ontheffingen als bedoeld in artikel 3.

Artikel 3. Gevallen waarin besluiten worden gecoördineerd

  • 1. In de volgende gevallen bevordert het college een gecoördineerde voorbereiding van besluiten als bedoeld in artikel 2:

    a. het besluit over een aanvraag omgevingsvergunning bouwen, die op het moment van indienen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geweigerd zou moeten worden en het besluit over het bestemmingsplan dan wel het uitwerkingsplan, het wijzigingsplan of de projectomgevingsvergunning, dat de vergunningverlening mogelijk maakt, maken tenminste deel uit van de te coördineren besluiten en

    b. een ander besluit, indien dat bij de coördinatie wordt betrokken, dan genoemd in artikel 2 en verband houdt met de aanvraag of met het bestemmingsplan, het uitwerkingsplan, het wijzigingsplan of de projectomgevingsvergunning, als bedoeld onder a.

  • 2. Voor de gecoördineerde voorbereiding, als bedoeld onder 1, gelden de volgende voorwaarden:

    a. door of namens het college is vastgesteld, dat het besluit als bedoeld onder b gecoördineerd kan worden voorbereid;

    b. door of namens het college is vastgesteld, dat artikel 4 niet van toepassing is; 

    c. de aanvrager heeft ingestemd met de gecoördineerde voorbereiding.

Artikel 4. Gevallen waarin geen coördinatie op grond van deze verordeningen plaatsvindt

Een gecoördineerde voorbereiding op grond van deze verordening is niet mogelijk, indien er op grond van de Wet milieubeheer een milieueffectrapport moet worden opgesteld; mocht het een deelproject betreffen van een grotere ontwikkeling, waarvoor al een milieueffectrapport is opgesteld, dan is een gecoördineerde voorbereiding op grond van deze verordening wel mogelijk.

Artikel 5. Procedureregeling

a. voordat wordt besloten om besluiten gecoördineerd voor te bereiden als bedoeld in artikel 3, wordt overleg gepleegd met de aanvrager, waarin afspraken worden gemaakt over de in te dienen stukken en over de vraag welke besluiten gecoördineerd worden voorbereid;

b. de stukken, die benodigd zijn voor de besluiten worden zoveel mogelijk gelijktijdig ingediend, met dien verstande, dat de laatste aanvraag niet later wordt ingediend dan vier weken na ontvangst van de eerste aanvraag;

c. indien een aanvraag niet volledig is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de ontbrekende stukken binnen twee weken in te dienen;

d. onverminderd het bepaalde in artikel 3:24, derde en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht vangt de termijn voor het nemen van de besluiten aan met ingang van de dag waarop de laatste volledige aanvraag is ontvangen;

e. op de voorbereiding van besluiten als bedoeld in deze verordening is Afd. 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing;

f. het college kan, de aanvrager gehoord, bepalen dat één of meerdere besluiten niet gecoördineerd worden voorbereid als bedoeld in artikel 3; alsdan geldt als datum van ontvangst van de buiten de coördinatie gehouden aanvraag/aanvragen om besluit/besluiten de datum volgend op die, waarop dat besluit bekend is gemaakt.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de 8e dag na de dag van bekendmaking.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Coördinatieverordening Wet ruimtelijke ordening Vlissingen 2013”.

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Vlissingen op 27 juni 2013.

De voorzitter, De griffier,

Toelichting op de Coördinatieverordening Inhoud

Inhoud

 

Hoofdstuk 1: Algemene toelichting

§ 1 Inleiding

§ 2 Wettelijk kader

§ 3 Wat houdt de coördinatieregeling in?

§ 4 Welke gevallen lenen zich voor coördinatie?

§ 5 De gevolgen voor het gemeentebestuur

§ 6 De gevolgen voor de aanvrager

§ 7 De noodzaak om een coördinatieverordening vast te stellen

§ 8 Relatie met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb)

§ 9 Relatie met milieuwetgeving

 

Hoofdstuk 2: Artikelsgewijze toelichting

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene toelichting

§ 1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat een procedure, die tot doel heeft de kwaliteit (proce­dureel en inhoudelijk) van de vergunningverlening na de inwer­kingtre­ding van de Wro te bevorderen. Om dit efficiënt te kunnen laten verlopen, bevat de Wro een praktisch instrument in de vorm van de "coördinatieregeling".

 

De coördinatieregeling maakt het mogelijk dat diverse procedures gezamenlijk worden doorlopen. Daarmee kan de dienstverlening aan de aanvrager van een omgevingsvergunningaanvraag, die in strijd is met het bestemmingsplan, verbeterd worden, zowel door het tempo, dat met de coördinatieregeling gemaakt kan worden, als door duidelijkheid die het in samenhang afhandelen van verschillende procedures met zich meebrengt.

§ 2 Wettelijk kader

Artikel 3.30 lid 1 Wro luidt: "Bij besluit van de gemeenteraad kunnen […] categorieën van gevallen worden aangewezen waarin de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid het wenselijk maakt dat […] de voorbereiding en bekendmaking van een bestemmingsplan, een daaraan voorafgaand projectbesluit daaronder begrepen, wordt gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking van besluiten […]."

De wet stelt grenzen aan het toepassen van de coördinatieregeling, omdat het besluit om de regeling toe te passen grote gevolgen heeft voor de procedures van de te coördineren besluiten. Het in artikel 3.30 Wro neergelegde kader bevat twee eisen:

1. het moet gaan om de verwezenlijking van "gemeentelijk ruimtelijk beleid" en

2. het moet wenselijk zijn om de gecoördineerde besluitvorming in te zetten voor de verwezenlijking van dat beleid.

Om te voldoen aan deze eisen staat de coördinatieverordening alleen coördinatie toe, wanneer een bestemmings­plan (of wijzigingsplan, uitwerkingsplan dan wel projectomgevingsvergunning) en een omgevingsvergunning bouwen deel uitmaken van de te coördineren besluiten. Het bestemmingsplan is vereist om te waarborgen dat het om de uitvoering van gemeentelijk beleid gaat. Het bestemmingsplan is immers - naast de structuurvisie - dé planfiguur, waarin de gemeente haar ruimtelijke beleid kenbaar maakt. Als er op uitvoering gerichte elementen in het bestemmingsplan zitten, is het wenselijk om in één procedure zowel de planologische wijziging - het bestemmingsplan - als de concrete uitwerking in de vorm van een bouwplan te regelen, waar mogelijk met alle andere benodigde vergunningen. Daarmee is de samenhang tussen te nemen besluiten maximaal zichtbaar en wordt de door de wet beoogde vereenvoudiging van procedures bewerkstelligd, zodat de dienstverlening aan de vergunningaanvrager geoptimaliseerd wordt. De efficiënte procedure van de coördinatieregeling zorgt ook voor lagere procedurekosten en minder bestuurlijke lasten (zie §3, §4 en §5).

§ 3 Wat houdt de coördinatieregeling in?

Met het coördineren beoogt de wetgever dat besluiten, die met elkaar samenhangen, bijv. een bouwplan, waarvoor een omgevingsvergunning bouwen, een monumentenvergunning, een kapvergunning, een sloopvergunning, een hogere waarde en een bestemmingsplan nodig zijn, in één procedure worden voorbereid. De procedures voor de vergunningen en voor het bestemmingsplan worden dus gecombineerd tot één procedure.

 

Het vaststellingsbesluit over een bestemmingsplan mag namelijk één van de te coördineren besluiten zijn. Als dat zo is, dan is de bestemmingsplanprocedure (ontwerp 6 weken ter inzage, mogelijkheid om zienswijzen in te dienen, rechtstreeks beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State) ook van toepassing op de besluiten die met het bestem­mings­plan gecoördineerd worden voorbereid.

 

Tegen de besluiten, die na die gecoördineerde voorbereidingsprocedure worden genomen, kan beroep ingesteld worden, maar, anders dan bij het separaat afgeven van de vergunningen, gebeurt de afhandeling van beroepen tegen onderdelen van het bundeltje besluiten in één keer. Eén uitspraak dus, in het voorbeeld over de monumentenvergunning, over de omgevingsvergunning bouwen, over de kapvergunning, over de hogere waarde, over de sloopvergunning én over het bestemmingsplan.

 

Het voordeel van de enkele procedure is door de wetgever nog vergroot in artikel 8.3 van de Wro: er is slechts één beroepsprocedure bij maar één instantie (alleen de Afdeling Bestuursrecht­spraak van de Raad van State; ABRS), waarbij de wet voorschrijft dat de ABRS binnen zes maanden (in plaats van binnen één jaar) uitspraak moet doen. Daarnaast heeft de wetgever bepaald, dat de omgevingsvergunning bouwen voor een bouwplan dat met een bestemmingsplan is voorbereid, verleend kan worden voordat het bestemmingsplan in werking treedt. Als de coördinatieregeling niet wordt toegepast kan een omgevingsvergunning bouwen pas verleend worden als het bestemmingsplan in werking is getreden. Ter illustratie een uitwerking van het voorbeeld uit de eerste alinea van deze paragraaf: er is één bouwplan, maar er wordt van alle bezwaar-, beroeps- en hoger beroepsproce­dures gebruik gemaakt. Dat betekent - in het slechtste geval - 3 keer bezwaar, 3 keer naar de rechtbank en 5 keer naar de ABRS, waarbij de schorsingsverzoeken en nieuwe beslissingen op bezwaar niet meegeteld zijn. Bij een gecoör­dineerd voorbe­reid besluit, is er maar één procedure, namelijk het beroep bij de ABRS (half jaar), eventueel met een verzoek om voorlopige voorziening.

 

Een tweede belangrijke voordeel van de gecoördineerd voorbereide besluiten is, dat de samenhang tussen de te nemen besluiten voor iedereen duidelijk is. Het vervallen van de mogelijkheden om bezwaar te maken en beroep bij de Rechtbank in te stellen kan risico's met zich meebren­gen, omdat een negatieve uitspraak over een van de besluiten gevolg kan hebben voor daarmee samenhangende besluiten. In het geval van een negatieve uitspraak over het bestemmingsplan zal bijv. ook het besluit om een omgevingsvergunning bouwen te verlenen vernietigd worden.

 

Samenvattend: vergunningverlening via de coördinatieregeling is gunstig, want het gaat sneller door het eenvoudige beroep en er is meer duidelijkheid over de samenhang tussen de geno­men besluiten.

§ 4 Welke gevallen lenen zich voor coördinatie?

Het is niet goed denkbaar dat hele grote projecten gecoördineerd zullen worden. De wet geeft echter geen beperkingen aan de omvang van bouwprojecten. De coördinatie­verordening kan wel beperkingen bevatten, maar dat hoeft niet. Een aanvrager zal bij grote projecten vaak zekerheid willen hebben over de planolo­gische inpassing in een bestemmingsplan, voordat er kosten gemaakt worden om bouwtekeningen te maken. Omdat de coördinatieverordening de met waarborgen omklede bestemmingsplan­procedure verplicht stelt en omdat de omvang van de via de coördinatieverordening te realiseren projecten op natuurlijke wijze beperkt wordt, is er voor gekozen om in deze verordening geen beperkingen aan de omvang te stellen.

 

De wet staat een ruime coördinatie toe. De coördinatieverordening beperkt zich echter tot die gevallen, waarin, naast een omgevingsvergun­ning bouwen, ook de wijziging van een bestem­mings­plan nodig is. Dat is niet alleen om te voldoen aan het wettelijke kader (zie §3), maar ook omdat het goed is om aan de hand van de dagelijkse praktijk routine op te doen en de behoefte in beeld te brengen.

 

Om de uitvoering van de coördinatieregeling niet te ingewikkeld te maken, bepaalt de verordening, dat de voorbereiding niet gecoördineerd mag worden als er een milieueffectrapport nodig is.

§ 5 De gevolgen voor het gemeentebestuur

Met het vaststellen van de verordening wordt voorkomen, dat de gemeenteraad belast wordt met afzonderlijke besluiten over de toepassing van de coördinatie­regeling. Met toepassing van de regeling blijft de gemeenteraad bevoegd over de ruimtelijke ontwikkeling, omdat de procedure van het bestemmingsplan leidend is en daarvoor is en blijft de gemeenteraad het bevoegde bestuursorgaan.

 

De verordening verhindert niet dat de gemeenteraad een afzonderlijk besluit neemt om de coördinatie­regeling toe te passen in een geval, dat niet onder de reikwijdte van de verordening valt. Het is bijv. denkbaar, dat de gemeenteraad besluit tot gecoördineerde besluitvorming over een bestemmingsplan en een milieuvergunning om een start te maken met de realisering op een moment dat er geen bouwtekeningen beschikbaar zijn.

§ 6 De gevolgen voor de aanvrager

De snelle, overzichtelijke, besluitvorming is doelmatig en efficiënt voor de burger, zowel voor de initiatiefnemer als voor de bestrijder van een ruimtelijke ontwikkeling. De samenhang tussen de besluiten is heel inzichtelijk en het eindoordeel is snel binnen bereik. De kosten in geval van gecoördineerde besluiten zullen daarom lager zijn, doordat er minder bestuursadviezen nodig zijn en minder bezwaar- en beroepsprocedures.

 

Een nadeel kan zijn, dat de bouwer al in een vrij vroeg stadium de bouwtekeningen gereed moet hebben. Om dit nadeel enigszins te beperken staat de verordening toe dat de coördinatieregeling ook kan worden toegepast met een "omgevingsvergunning bouwen eerste fase". Het technische deel van de bouwvergunning valt dan buiten de coördinatie­rege­ling.

 

De gemeente moet, voordat de coördinatieregeling wordt toegepast, met de aanvrager bespreken of coördinatie gunstig is. De aanvrager is in geen geval verplicht tot coördinatie.

§ 7 De noodzaak om een coördinatieverordening vast te stellen

De coördinatieregeling mag alleen toegepast worden als de gemeenteraad daartoe besloten heeft óf als de gemeenteraad (in een verordening) heeft vastgesteld, dat het wenselijk is om de coördinatieregeling te gebruiken. Zonder coördinatieverordening kan de coördinatieregeling dus alleen gebruikt worden als de gemeenteraad daar per geval een besluit over neemt. Dat is natuurlijk mogelijk, maar dat zou betekenen dat de gemeenteraad extra belast wordt en dat de procedure met enige maanden vertraging start, terwijl de coördinatieregeling nu juist bedoeld is om tempo te kunnen maken.

§ 8 Relatie met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb)

De Wabo voorziet ook in het gecoördineerd afhandelen van vergunningen. De Wabo biedt echter geen mogelijkheden tot het coördineren van een vergunningbesluit met een wijziging of herziening van het bestemmingsplan. De coördinatieregeling is dus een aanvulling op de Wabo. Dat is ook een reden geweest om de coördinatieverordening toe te spitsen op die aanvulling. Op deze wijze bevat de coördinatieverordening geen elementen die straks via de Wabo geregeld zijn.

 

De coördinatieregeling is overigens gunstiger dan de Wabo. Met ingang van 1 juli 2008 is de Wet samenhangende besluiten Awb zijnde een aanvul­ling van de Algemene wet bestuursrecht in werking getreden. Daarin zijn, onder meer, procedurere­gels opgenomen die in acht kunnen worden genomen als besluiten gecoördineerd worden. Over het doel van de wet zegt de Memorie van Toelichting onder meer:

Het is dus van belang een algemene wettelijke mogelijkheid te creëren om samenhang te brengen in verschillende procedures, die kan worden toegepast wanneer de situatie daarom vraagt. Dit wetsvoorstel geeft hieraan gestalte, door in de Awb een «coördinatieregeling» aan te bieden die door de bijzondere wetgever of het bestuur van toepassing kan worden verklaard. Deze regeling zorgt voor een stroomlijning van de procedures bij het voorbereiden en nemen van samenhangende besluiten en van de rechtsbescherming daartegen.”

 

De coördinatieverordening maakt gebruik van de geboden wettelijke mogelijkheid.

§ 9 Relatie met milieuwetgeving

De gecoördineerde voorbereiding van besluiten bevat altijd een bestemmingsplan­pro­ce­dure (zie ook hierna in de artikelsgewijze toelichting op artikel 2). Daarmee is gegarandeerd. dat de milieuwetten worden nageleefd. Het bestemmingsplan moet immers onderbouwd worden met de uitkomsten van onderzoeken naar bijv. luchtkwaliteit, externe veiligheid, natuur en ecologie, geluid.

 

 

Hoofdstuk 2: Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

In artikel 1 worden de belangrijkste begrippen beschreven.

 

Artikel 2

Artikel 2 benadrukt, dat de coördinatieregeling alleen ziet op het coördineren van de omgevingsvergunningprocedure bouwen met de bestemmingsplanprocedure (daaronder tevens begrepen een wijzigingsplan, uitwerkingsplan of projectomgevingsvergunning). Dat is de basis. Daarbij kunnen vergunningen, die een relatie hebben met de omgevingsvergunning bouwen en het bestemmingsplan ook betrokken worden bij de coördinatie. Dat kunnen vergunningen zijn op basis van bijzondere wetten of op basis van gemeentelijke verordeningen.

 

Artikel 3

In artikel 3 wordt aangegeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden het wenselijk is om de coördinatierege­ling toe te passen.

Lid 1, onder a vormt de basis van de coördinatieverordening: coördinatie op grond van de coördinatieverordening is alleen mogelijk als tenminste het besluit over een bestemmingsplan (daaronder tevens begrepen een wijzigingsplan, uitwerkingsplan of projectomgevingsvergunning) en het besluit over een  aanvraag omgevingsvergunning bouwen tot de te coördineren besluiten behoren. Deze aanvraag moet een bouwplan betreffen dat in strijd is met het geldende bestemmingsplan in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het bestemmingsplan, dat meedoet in de coördinatieregeling moet die strijdigheid opheffen, zodat op grond van artikel 30, lid 4, Wro de vergunning verleend kan worden. Voor alle duidelijkheid: de coördinatieregeling mag op grond van deze verordening dus niet toegepast worden als de aanvraag omgevingsvergunning bouwen past in het geldende bestemmingsplan. In dat geval zou coördinatie met alleen een nieuw bestemmingsplan neerkomen op het omzeilen van de reguliere omgevingsvergunningsprocedure bouwen.

Lid 1, onder b houdt in dat, als aan de voorwaarde van lid a voldaan is, er meer besluiten in de gecoördineerde voorbereiding mogen meedoen.

 

Lid 2, onder a moet ruim geïnterpreteerd worden. Het gaat hier niet alleen om de vaststelling dat aan de eisen van lid 4 is voldaan, maar het college ziet ook of aan de procedure-eisen voldaan is. Het college kan ook afzien van coördinatie, bijv. wanneer het colle­ge constateert dat de gemeente geen bestemmingswijziging wil. Uit artikel 3.31 Wro blijkt, dat het college niet verplicht is om de coördinatieregeling toe te passen. De wet stelt dat het college coördinatie “bevordert”. Uitgangspunt is dus dat het college, waar dat op grond van deze verordening mogelijk is, een gecoördi­neer­de besluitvorming voorstaat.

 

Op grond van lid 2, onder b stelt het college van burgemeester en wethouders vast of artikel 4 geen belemmering is voor het toepassen van de coördinatieregeling. Dit moet beperkt uitgelegd worden: áls er een belemmering is, dan is een gecoördineerde besluitvorming niet mogelijk.

 

Uit lid 2, onder c blijkt, dat de aanvrager en de gemeente samen de coördinatieregeling moeten willen toepassen. Een aanvrager kan niet gedwongen worden om mee te werken aan een gecoördineerde besluitvorming. Dat zou namelijk inhouden dat de aanvrager gedwongen zou kunnen worden om een vergunning aan te vragen. De aanvrager kan natuurlijk goede redenen hebben om af te zien van coördinatie. Het kan bijv. zijn, dat de aanvrager eerst zeker wil weten dat de bestemmingsplan­wijziging doorgevoerd is, voordat hij kosten wil maken voor het maken van een bouwtekening.

 

Artikel 4

In dit artikel staat, dat coördinatie niet mogelijk is, indien een milieueffectrapport (mer) moet worden opgesteld. De reden daarvoor is, dat bij een mer alternatieven/varianten moeten worden bezien, waarbij dan op voorhand niet duidelijk is welke variant wordt gekozen. Mocht het project deel uitmaken van een grotere ontwikkeling, waarvoor wel al een milieueffectrapport is opgesteld en aanvaard, dan is toepassing van de coördinatieregeling wel mogelijk.

 

Artikel 5

De procedureregeling in dit artikel biedt duidelijkheid voor met name de aanvrager over de vraag welke besluiten kunnen en zullen worden gecoördineerd, welke stukken benodigd zijn en binnen welke termijn(en).

 

Artikel 6 en 7

Deze artikelen spreken voor zich en behoeven daarom geen toelichting.