Regeling vervallen per 19-03-2016

Verordening tot vaststelling van voorschriften ex art. 43 der Woningwet voor de oude stad

Geldend van 07-09-1965 t/m 18-03-2016

inhoud

Art. 1

Deze verordening is van toepassing op het deel der Gemeente, hetwelk op de bij deze verordening behorende kaart is aangegeven met groene kleur.

Art. 2

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    "bouwen", de handelingen, omschreven in art. 1, onder c, van de Bouwverordening;

  • b.

    "gebouw", een bouwwerk, als omschreven in art. 1, onder h, van de Bouwverordening;

  • c.

    "garage", een ruimte, als omschreven in art. 1, onder II, sub 1, en onder III, van de Garageverordening;

  • d.

    "kaart", de bij deze verordening behorende kaart.

Art. 3

Indien het belang van het stadsschoon dit vordert, kunnen Burgemeester en Wethouders als nadere eis stellen:

  • a.

    dat bij het oprichten, het geheel of voor een gedeelte vernieuwen, het uitbreiden of het veranderen van een gebouw:

    1. wordt gebouwd, zo nodig in afwijking van het bepaalde in art. 58, lid 2, van de Bouwverordening, hetzij tot een geringere hoogte hetzij tot een grotere hoogte dan is toegelaten in art. 53, leden 1, 2 en 3, art. 54, leden 1 en 4, en art. 55 der Bouwverordening;

    2. een stoep of een pothuis wordt aangebracht ter plaatse, waar vroeger een stoep of een pothuis aanwezig was;

  • b.

    dat bij het oprichten of geheel vernieuwen van een gebouw:

    1. de voorgevel op vlucht wordt gebouw';

    2. een of meer verdiepingen een grotere hoogte verkrijgen dan 2,70 m, gemeten tussen vloer en plafond.

Art. 4

Indien het belang van het stadsschoon dit vordert, kunnen Burgemeester en Wethouders toestaan, dat bij het oprichten of geheel vernieuwen van een geheel of gedeeltelijk voor bewoning bestemd gebouw een of meer verdiepingen een geringere hoogte verkrijgen dan 2,70 m, gemeten tussen vloer en plafond, doch niet geringer dan 2,50 m, onder voorwaarde, dat de gemiddelde hoogte van alle verdiepingen van het gebouw, met uitzondering van de kelder- (eventueel onderhuis-) en de zolderverdieping, ten minste 2,80 m bedraagt, gemeten tussen vloer en plafond.

Art. 5

Het bouwen moet op zodanige wijze geschieden, dat het uiterlijk van het bouwwerk, zowel op zichzelf als met betrekking tot de aanwezige of te verwachten omgeving, voldoet aan de eisen van welstand, welke in overeenstemming zijn met het karakter van de oude stad.

Art. 6

  • 1. In de gebouwen aan de wegen, op de kaart aangegeven met een zwarte of met een rode lijn, mogen geen garages worden ingericht.

  • 2. Onbebouwde erven, welke in verbinding staan met de wegen, op de kaart aangegeven met een zwarte of met een rode lijn, mogen niet worden gebruikt voor het stallen of herstellen van motorvoertuigen.

  • 3. Van het bepaalde in lid 1kunnen Burgemeester en Wethouders vrijstelling verlenen, mits naar hun oordeel door de garage een voldoende bijdrage wordt geleverd aan de voorziening in de parkeerbehoefte en mits naar hun oordeel het stadsschoon niet wordt geschaad en het verkeer niet wordt gehinderd.

  • 4. Van het bepaalde in lid 1 kunnen Burgemeester en Wethouders eveneens vrijstelling verlenen ten behoeve van het inrichten van een garage, welke deel uitmaakt van een gebouw, uitsluitend dienende voor het stallen van ten hoogste twee motorrijtuigen, mits naar hun oordeel het stadsschoon niet wordt geschaad en het verkeer niet wordt gehinderd.

  • 5. Indien de belangen van het verkeer hiermede zijn gediend, kunnen nadere eisen worden gesteld met betrekking tot het aanbrengen, de samenstelling, de ligging, de toegankelijkheid en de capaciteit van gelegenheden tot het stallen van motorrijtuigen en tweewielige rijwielen met hulpmotor en tot het laden en lossen van goederen in gebouwen, als bedoeld in lid 1, zulks ten behoeve van de bezoekers en de gebruikers van die gebouwen.

  • 6. Van het bepaalde in lid 2 kunnen Burgemeester en Wethouders vrijstelling verlenen voor zoveel betreft het stallen van motorrijtuigen, mits naar hun oordeel het aspect of het karakter van het onbebouwde erf niet wordt aangetast en het verkeer niet wordt gehinderd. Deze vrijstelling kan niet worden verleend voor de onbebouwde gedeelten van de achtererven in de bouwblokken, op de kaart aangegeven met arcering.

Art. 7

  • 1. In de gebouwen aan de wegen, op de kaart aangegeven met een stippellijn, mogen geen winkels worden ingericht.

  • 2. Van het bepaalde in lid 1 kunnen Burgemeester en Wethouders vrijstelling verlenen, mits naar hun oordeel daardoor het stadsschoon niet wordt geschaad en het verkeer niet wordt gehinderd.

Art. 8

Onverminderd het bepaalde in art. 6, lid 2, moeten de onbebouwde gedeelten van de achtererven in de bouwblokken, op de kaart aangegeven met arcering, worden aangelegd en onderhouden als tuin. Het bepaalde in de Bouwverordening met betrekking tot de bouwmogelijkheden blijft op deze achtererven van toepassing.

Art. 9

Zodra voor een gedeelte van het in art. 1 bedoelde gebied een wederopbouwplan wordt goedgekeurd, treedt deze verordening voor dit gedeelte op de dag, waarop het wederopbouwplan rechtskracht verkrijgt, buiten werking.

Art. 10

Overtreding van deze verordening of handelen in strijd met de krachtens deze verordening door Burgemeester en Wethouders gestelde nadere eisen of voorwaarden wordt, onverminderd het bepaalde in art. 59 der Woningwet, gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

Art. 11

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam van "Voorschriften ex art. 43 der Woningwet voor de oude stad".

Art. 12

Deze verordening treedt in werking ingaande de dag, volgende op die van haar afkondiging.