Reglement van Orde van de gemeenteraad

Geldend van 01-08-2013 t/m 27-01-2016

Intitulé

Reglement van Orde van de gemeenteraad

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

De raad van de gemeente Delft;

gelezen het voorstel van het presidium van 8 oktober 2008 met betrekking tot de nieuwe werkwijze van de raad en de commissies;

overwegende dat het, gelet op het besluit van de raad van 10 juli 2008 inzake de nieuwe werkwijze van de raad en de commissies, noodzakelijk is een nieuw reglement van orde vast te stellen ter vervanging van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Delft;

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

  • I.

    in te trekken het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Delft, zoals laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 1 november 2007;

  • II.

    vast te stellen het Reglement van Orde van de gemeenteraad voor de vergaderingen en andere werkzaamheden, hetwelk komt te luiden:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • -

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger

  • -

    raad: gemeenteraad van Delft

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders

  • -

    agenda: bespreekagenda + hamerstukkenagenda

  • -

    amendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig conceptbesluit

  • -

    burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel, door een (groep) burger(s) gedaan, conform de verordening op het burgerinitiatief

  • -

    initiatiefvoorstel: een voorstel, door een raadslid gedaan, buiten de agenda vallend, dat zo spoedig mogelijk op de agenda van de vergadering van de raad geplaatst wordt voor behandeling

  • -

    interpellatie: vraag tijdens een vergadering door een raadslid aan burgemeester en wethouders of een lid van dit college gesteld over een onderwerp dat niet op de agenda voorkomt

  • -

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp, waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden

  • -

    subamendement voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement

  • -

    voorstel van orde voorstel betreffende de orde van de vergadering

Artikel 2 De voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het formuleren van de door de vergadering te beslissen vraagpunten en conclusies;

    • d.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • e.

      wat de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2.

    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter van de raad wordt het voorzitterschap van de raad waargenomen door de voorzitter van het presidium.

- Toelichting

De Gemeentewet schrijft in artikel 77, lid 1 voor dat bij ontstentenis of verhindering van de burgemeester het langstzittende raadslid het voorzitterschap van de raad waarneemt. De raad kan ook een ander raadslid met de waarneming belasten. Er is voor gekozen om de voorzitter van het presidium als waarnemen aan te wijzen.

Artikel 3 De griffier

  • 1. de voorzitter leest, alvorens de griffier zijn ambt aanvaardt, ten overstaan van de raad de integriteitsverklaring van de gemeente Delft voor, die vervolgens door de voorzitter en de griffier worden ondertekend. Dezelfde procedure wordt gevolgd bij de benoeming van de plaatsvervangend griffier.

  • 2. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 3. Bij verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door de plaatsvervangend griffier.

  • 4. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

  • 5. De instructie met nadere regels over de taak en bevoegdheden van de griffier worden gehoord het advies van de burgemeester en het presidium, door de raad vastgesteld.

  • 6. De raad is werkgever van de griffier. Het presidium geeft, met uitzondering van aanstelling, schorsing en ontslag, namens de raad uitvoering aan dit werkgeverschap en ziet toe op juiste uitvoering van de in het vorig lid bedoelde instructie. De voorzitter van het presidium is belast met de feitelijke uitvoering van het werkgeverschap en is voor de griffier hierin eerste aanspreekpunt. Verschillen in inzicht tussen voorzitter en griffier worden voorgelegd aan het presidium.

Artikel 3a De werkgeverscommissie

  • 1. Aan de in artikel 3, leden 5 en 6, genoemde werkgeverscommissie worden de bevoegdheden gedelegeerd die rechtstreeks voortvloeien uit de Ambtenarenwet, de op deze wet gebaseerde en door de raad vastgestelde rechtspositionele voorschriften en de artikelen 107 tot en met 107e Gemeentewet, met uitzondering van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 107, 107a, tweede lid, 107d, eerste lid en 107e, eerste lid van de gemeentewet.

  • 2. De werkgeverscommissie wordt gevormd door de leden van het presidium als genoemd in het Reglement van Orde van de raad, met dien verstande dat de burgemeester, die onderdeel uit maakt van het presidium, geen deel uitmaakt van de werkgeverscommissie, maar in die commissie adviseur is.

  • 3. De taak en de werkwijze van de werkgeverscommissie wordt geregeld in de Verordening werkgeverscommissie.

Artikel 4 Het presidium

  • 1.

    De raad heeft een presidium.

  • 2.

    Het presidium bestaat uit de voorzitters en plaatsvervangend voorzitters van de raadscommissies en de burgemeester.

    De fractievoorzitters ontvangen een uitnodiging en stukken voor de vergadering. Zij kunnen desgewenst hun mening tijdens de vergadering kenbaar maken. Fractievoorzitters kunnen onderwerpen van de presidiumagenda overhevelen naar het fractievoorzittersoverleg.

  • 3.

    De raad kiest de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van het presidium uit de leden van het presidium.

  • 4.

    De griffier of diens plaatsvervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig en kan het presidium adviseren.

  • 5.

    De vergaderingen en stukken van het presidium zijn besloten, tenzij het presidium anders bepaald. De agenda en besluitenlijst van het presidium zijn openbaar, tenzij het presidium anders bepaalt.

  • 6.

    Het presidium stelt de voorlopige agenda van de raad op, alsmede eventuele aanvullingen en wijzigingen hierop.

  • 7.

    Het presidium stelt jaarlijks de planning vast van vergaderdata voor raad, raadscommissies en hoorzittingen van de raad.

  • 8.

    Het presidium kan voorstellen doen voor de reglementering en handhaving van de orde van de raad en van de raadscommissies en adviseert hierover bij voorstellen van anderen. Het presidium is tevens bevoegd om uitspraken te doen over de uitleg van procedures en de raad hierover richtinggevend te adviseren.

  • 9.

    Voorstellen die uitgaan van het presidium en die kunnen leiden tot besluitvorming in de raad, worden door het presidium ter kennis gebracht van het college.

- Toelichting

Het presidium vervult een procedurele rol bij de voorbereiding van de raadsvergadering. Dan gaat het om het vaststellen van de agenda en de plaats en tijdstip van niet reguliere vergaderingen. De rol van het presidium is met name logistiek en organisatorisch.

Artikel 5 Het fractievoorzittersoverleg

  • 1.

    De raad heeft een fractievoorzittersoverleg, bestaande uit alle fractievoorzitters van de in de raad vertegenwoordigde partijen.

  • 2.

    Fractievoorzitters kunnen zich laten vervangen door een ander raadslid uit de fractie.

  • 3.

    Het fractievoorzittersoverleg wordt voorgezeten door de burgemeester of diens vervanger als voorzitter van de raad.

  • 4.

    De vergaderingen en stukken van het fractievoorzittersoverleg zijn besloten tenzij het fractievoorzittersoverleg anders bepaalt. De agenda en besluitenlijsten van het fractievoorzittersoverleg zijn openbaar tenzij het overleg anders bepaalt.

  • 5.

    Het fractievoorzittersoverleg behandelt alle onderwerpen aangaande raad, niet zijnde onderwerpen die in het presidium aan de orde zijn.

  • 6.

    Het fractievoorzittersoverleg kan voorstellen doen aan de raad.

- Toelichting

Onder de voorwerpen waar in het vijfde lid wordt gesproken vallen in ieder geval de volgende zaken: de procedurele voorbespreking van de raadsvergadering; de voorbereiding van de commissiebehandeling van de fractieverantwoordingen; activiteiten rondom gemeenteraadsverkiezingen; inventarisatie benoemingen voor commissies e.d. en vraagstukken rondom de gedragscode.

Hoofdstuk II. Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders, fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

  • 1.

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de voorzitter van de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad.

  • 2.

    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken, schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

-Toelichting

Na een raadsverkiezing moeten de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. Dit heeft te maken met het feit dat er geen beroep open staat tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad. Zodra de beslissing aan het betrokken raadslid is meegedeeld, treedt de beslissing in werking en kan het lid worden beëdigd als raadslid.

Bij een tussentijdse installatie leidt de griffier een door de raad toegelaten lid de zaal binnen voor het afleggen van de eed of verklaring en belofte en begeleidt het nieuwe lid vervolgens naar de hem toegewezen plaats.

Artikel 7 Benoeming wethouders

Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig artikel 6, eerste lid, een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig artikel 6, tweede lid.

Artikel 8 Fracties

  • 1.

    De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    a. Indien:

1 één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

2 twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

3 één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter, met vermelding van de naam of namen van de nieuwe gevormde fracties.

  • b.

    Met de onder a beschreven situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de mededeling.

  • c.

    een fractie bedoeld in het vierde lid, onder a, sub 1, wordt aangeduid met de naam (namen) van degenen die de fractie vormt (vormen).

-Toelichting

Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de nieuwe raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. Indien een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst had vermeld, deelt de fractie in de eerste vergadering de naam van de fractie mee. In de loop van de zittingsperiode kan het voorkomen dat een verandering in de samenstelling van de fractie plaats vindt. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mee. Op grond van deze bepaling heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties. Wel worden afgesplitste fracties aangeduid met de naam (namen) van degenen die de fractie vormt (vormen). Dit voorkomt discussies over onduidelijke namen of de vraag wie als afgesplitste fractie de oorspronkelijke naam mag voeren.

De raad is gehouden rekening te houden met de nieuwe situatie met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de mededeling.

Hoofdstuk III. Vergaderingen

Artikel 9 Tijd en plaats van vergaderen

  • 1. In de regel vinden de vergaderingen van de raad plaats op de laatste donderdag van de maand. De vergaderingen beginnen doorgaans om 20.00 uur en worden gehouden in het stadhuis.

  • 2. De vergaderingen eindigen om 24.00 uur, waarbij het agendapunt dat in behandeling is afgemaakt kan worden. Na 24.00 uur kan er geen nieuw agendapunt meer in behandeling worden genomen, tenzij de raad anders bepaalt.

  • 3. De vergadering wordt geschorst en voortgezet op een ander tijdstip, als na het bereiken van het tijdstip genoemd in het tweede lid de behandeling van de onderwerpen in de oproepingsbrief niet is voltooid. Dit tijdstip wordt ter vergadering bepaald door het presidium, in overleg met de voorzitter.

Artikel 10 Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt tenminste zeven dagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. In de gevallen van artikel 17 lid 2 van de Gemeentewet kan de voorzitter, na overleg met het presidium, de in de vorige volzin genoemde termijn bekorten.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 3.

    Indien een aanvullende bespreekagenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 11, tweede lid, worden deze bespreekagenda en de daarbij behorende stukken met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

-Toelichting

Het tweede lid stelt verplicht dat de agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 25, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. Deze liggen ter inzage op de griffie.

Artikel 11 Agenda

  • 1.

    Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de voorlopige agenda van de vergadering op.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende bespreekagenda opstellen.

  • 3.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de bespreekagenda onderwerpen toevoegen of afvoeren. Voorstellen van de hamerstukkenagenda kunnen tot uiterlijk 48 uur voorafgaand aan de dag van de raadsvergadering worden overgeheveld naar de bespreekagenda.

  • 4.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5.

    Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

-Toelichting

Het laatste woord over de agenda is aan de raad. Het presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien, daarbij rekening houdend met niet behandelde voorstellen uit de voorgaande vergadering, welke bovenaan de bespreekagenda van de eerstvolgende vergadering worden geplaatst (en ook als eerste behandeld zullen worden, tenzij de raad daarover anders beslist). Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda.

Individuele raadsleden kunnen via het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder ter inzage gelegd en op de gemeentelijke website geplaatst. De voorzitter maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 13. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2.

    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het pand waar dit ter inzage ligt, gebracht.

  • 3.

    Indien omtrent stukken, als bedoeld in het eerste lid, op grond van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

-Toelichting

Een groot deel van de vergaderstukken wordt digitaal verzonden en gepubliceerd. Het presidium bepaalt welke stukken alleen nog digitaal worden verstrekt en welke stukken ook in fysieke vorm worden toegezonden. Uiteraard dienen alle raadsleden en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst (in fysieke vorm) in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of in het gemeentelijk informatieblad en op een afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de internetsite van de gemeente, ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, begintijdstip en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

Artikel 14 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst achter een volgnummer. Aan het einde van elke vergadering wordt de lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15 Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met de fractievoorzitters bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het fractievoorzittersoverleg.

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

-Toelichting

De voorzitter kan na overleg met het fractievoorzittersoverleg, de indeling herzien indien daartoe aanleiding bestaat, bijvoorbeeld na de splitsing van een fractie of de installatie van een nieuw lid.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet. Vervolgens deelt de voorzitter mee dat de vergadering niet kan worden gehouden.

-Toelichting

Van belang is artikel 20, tweede en derde lid Gemeentewet.

  • 2.

    Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de burgemeester, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 17 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen, deelt de voorzitter mede bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming. Degene die de voorzitter vervangt brengt het laatst zijn stem uit.

Artikel 18 Notulen

  • 1. De ontwerpnotulen van de voorgaande vergadering worden zo spoedig mogelijk aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de overige voorstellen. De ontwerpnotulen worden gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 2. Voorafgaand aan het toezenden van de ontwerpnotulen als hiervoor bedoeld, wordt aan ieder lid van de raad ter eventuele correctie een proeve toegezonden van de weergave van het door hem gesprokene. De aan te brengen correcties brengen in de wezenlijke inhoud van het gesprokene geen verandering.

  • 3. De notulen van de vergadering worden zo spoedig mogelijk vastgesteld.

  • 4. De leden, de voorzitter, de griffier en, voor zover aanwezig, de collegeleden hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen bij de griffier te zijn ingediend.

  • 5. De notulen moeten inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een weergave van het gesprokene met vermelding van de namen der leden die het woord voeren;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, en bij stemming door handopsteken de namen van de fracties, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden.

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende voorstellen van orde, moties en amendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 26 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 6. De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 7. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 19 Ingekomen stukken; mededelingen

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2.

    Na de vaststelling van de notulen stelt de raad op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

-Toelichting

Alle aan de raad en commissies gerichte stukken worden dagelijks opgenomen op de digitaal doorlopende lijst. Hieronder vallen ook de schriftelijke mededelingen van het college aan de raad. De griffier geeft bij elk stuk aan op welke wijze het stuk (procedureel) kan worden behandeld. De raad stelt vervolgens in elke raadsvergadering formeel de wijze van afdoening van deze ingekomen stukken vast.

Artikel 20 Spreekregels

De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of vanaf het katheder en richten zich tot de voorzitter.

Artikel 21 Volgorde sprekers

  • 1. Aan het begin van de beraadslaging over een agendapunt stelt de voorzitter de volgorde van de sprekers vast. Geen lid van de raad voert het woord dan nadat het hem door de voorzitter is verleend.

  • 2. In geval van een initiatiefvoorstel of burgerinitiatief verleent de voorzitter de indiener als eerste het woord.

Artikel 22 Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslagingen over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het bepaalde in lid 3 is niet van toepassing op de voorzitter en op de wethouders, noch op een lid dat een door hem ingediend voorstel of verslag verdedigt, noch op een lid dat door zijn medeondertekenaars met de verdediging van een gezamenlijk ingediend voorstel of verslag is belast.

  • 5.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of over een voorstel van orde.

-Toelichting

De voorzitter kan, gelet op de voorafgaande behandeling van een bepaald onderwerp in een commissie doorgaans volstaan met de behandeling in een termijn. De eventuele tweede termijn kan kort zijn en vindt slechts plaats indien er nog politieke standpuntbepaling moet plaatsvinden door meerdere fracties. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit.

Artikel 23 Spreektijd

  • 1.

    een lid van de raad kan een voorstel doen aan de voorzitter regelen te stellen omtrent de spreektijd der leden en de overige leden.

  • 2.

    Bij vergaderingen als bedoeld in artikel 42 maakt de maximale spreektijd deel uit van de door de raad vast te stellen procedure.

-Toelichting

Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.

Artikel 24 Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren, interrupties zijn toegestaan, tenzij en voor zover de voorzitter anders beslist.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de desbetreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen. Indien de betreffende spreker zijn woorden terugneemt, dan worden de gewraakte woorden in het verslag van het gesprokene niet opgenomen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd opschorten en – indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord – de vergadering sluiten.

-Toelichting

Van belang is artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet

3.Hij kan de raad voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 25 Beraadslaging en schording vergadering

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp op voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

  • 3. Hervatting van de beraadslagingen als bedoeld in het tweede lid vindt plaats bij degene die schorsing gevraagd heeft.

Artikel 26 Deelname aan de beraadslagingen door anderen in buitengewone raadsvergadering

  • 1.

    De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de griffie of de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

-Toelichting

De raad kan beslissen dat anderen kunnen deelnemen aan de beraadslagingen, bijvoorbeeld geen externe deskundige. Een dergelijke spreker heeft vanzelfsprekend onder meer geen recht van amendement, geen recht van interpellatie of stemrecht.

Artikel 27 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren. De stemverklaring dient bondig te zijn en mag niet leiden tot nader debat. Over ongewijzigde moties of amendementen die fracties zelf (mede-)indienen, wordt geen stemverklaring afgelegd.

Artikel 28 Beslissing

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

-Toelichting

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.

Artikel 29 Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij, in de situatie als bedoeld in lid 1 geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben moeten onthouden.

  • 3.

    Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4.

    De stemming geschiedt bij handopsteken, op verzoek van de voorzitter. Indien daartoe door één of meer leden de wens te kennen gegeven wordt, roept de griffier de leden bij naam op hun stem uit te brengen, beginnende bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 17 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6.

    De leden brengen hun stem uit door het woord “voor” of “tegen” uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van de voor en tegen uitgebrachte stemmen.

-Toelichting

Van belang zijn de artikelen 27 t/m 30, 32 Gemeentewet:

- Art . 27

De leden van de raad stemmen zonder last.

- Art . 28

  • 1.

    Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 3.

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

- Art . 29

  • 1.

    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was.

    • b.

      In een vergadering als bedoeld in artikel 20, tweede lid, voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 20 ,eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

- Art . 30

  • 1.

    Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

- Art. 32

  • 1.

    De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling.

  • 2.

    Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen.

  • 3.

    Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.

  • 4.

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een beslissing uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 5.

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 6.

    Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit de raad bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

Artikel 30 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht. Het (sub-)amendement dat de verste strekking heeft, heeft voorrang: als dit wordt aangenomen, vervallen daarmee alle minder vérstrekkende (sub-)amendementen.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie gestemd (na eventuele amendementen) en vervolgens over het voorstel. De raad kan anders besluiten.

  • 5. De voorzitter bepaalt zo nodig, de volgorde waarin over moties wordt gestemd.

Artikel 31 Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemd de voorzitter 4 leden tot stembureau, van wie één lid tot voorzitter.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De uitvoering van de uit te reiken stembriefjes is identiek.

  • 3.

    a. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen.

    • b.

      De voorzitter kan voorstellen dat stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt in ieder geval verstaan:

    • -

      een blanco stembriefje

    • -

      een ondertekend stembriefje

    • -

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft

    • -

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming of voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen

    • -

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt

    • -

      een stembriefje waarop een of meerdere toevoegingen zijn aangebracht.

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes na vaststelling van de uitslag vernietigd.

-Toelichting

Van belang is artikel 31, Gemeentewet:

  • 1.

    De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes.

  • 2.

    Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden.

  • 3.

    Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

Dit artikel regelt de orde bij stemmingen over personen. Stemmeningen over personen kunnen geschieden op voordracht van een orgaan, dan wel op aanbeveling van een orgaan. In het geval van een voordracht is de raad gehouden voor of tegen de voorgedragen persoon te stemmen. Een voordracht is daarmee altijd bindend. Als het gaat om stemming op basis van een aanbeveling is de raad op voorhand niet gebonden. De raad kan derhalve van de aanbeveling afwijken.

Artikel 32 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft gekregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de tweede personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 33 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, wat uitvoering betreft identieke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stemzak gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stemzak. Diegene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk IV. Rechten van leden

Artikel 34 Amendementen

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot aanvang van de besluitvorming amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaats vinden.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub-)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te worden schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter – met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde – oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. De indiener van een amendement is bevoegd dit toe te lichten en bij de beraadslaging daarover als eerste zijn gevoelen uit te spreken.

  • 5. Intrekking door de indiener(s) van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad daarover heeft plaats gevonden.

  • 6. Een amendement is ontoelaatbaar indien het een strekking heeft die tegengesteld is aan die van het voorstel waarop het is ingediend. Een amendement wordt geacht toelaatbaar te zijn, zolang de raad het niet ontoelaatbaar heeft geacht. Een daartoe strekkend voorstel kan, zo nodig met onderbreking van de orde, worden gedaan hetzij door de voorzitter hetzij door één van de leden.

Artikel 35 Moties

  • 1. Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. Het indienen van een amendement op een motie is niet toegestaan.

  • 4. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp vindt plaats tegelijk met de beraadslaging daarover.

  • 5. De indiener van een motie is bevoegd dit toe te lichten en bij de beraadslaging daarover als eerste zijn gevoelen uit te spreken.

  • 6. Zolang de beraadslaging niet is gesloten, kan de motie door de indiener(s) worden ingetrokken.

  • 7. Het college rapporteert schriftelijk aan de raad hoe zij aangenomen moties heeft uitgevoerd.

Artikel 35a Actuele motie

  • 1. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp (actuele motie) vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld. Een actuele motie wordt door een lid tenminste 48 uur voor de raadsvergadering schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter ingediend, tenzij het spoedeisende karakter zich tegen deze termijn verzet, dit ter beoordeling van de raad.

  • 2. De indiener van een actuele motie is bevoegd dit toe te lichten en bij de beraadslaging daarover als eerste zijn gevoelen uit te spreken.

  • 3. Het indienen van een amendement op een motie is niet toegestaan.

  • 4. Zolang de beraadslaging niet is gesloten, kan de actuele motie door de indiener(s) worden ingetrokken.

  • 5. Het college rapporteert schriftelijk aan de raad hoe zij aangenomen actuele moties heeft uitgevoerd.

Artikel 36 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen,

  • 3. Over een voorstel va orde beslist de raad terstond.

Artikel 37 Initiatiefvoorstellen

  • 1.

    Een voorstel aan de raad, uitgaande van één of meer raadsleden, niet zijnde een voorstel als bedoeld in de artikelen 34 en 36 van dit reglement, moet schriftelijk en door de voorsteller(s) ondertekend, worden ingediend bij de voorzitter, die het met inachtneming van de in artikel 11 bedoelde termijnen op de agenda van de eerstvolgende vergadering plaatst.

  • 2.

    De raad bepaalt de datum van behandeling. Indien de raad bepaalt dat behandeling plaatsvindt in dezelfde raadsvergadering dan gebeurt dit nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld. De raad kan bepalen dat het voorstel eerst voor advies aan een raadscommissie wordt voorgelegd. In dat geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw wordt geagendeerd.

  • 3.

    De raad stelt het college in de gelegenheid een reactie te geven op het initiatiefvoorstel. Het college maakt zijn mening omtrent een aan hem voorgelegd initiatiefvoorstel schriftelijk aan de raad kenbaar.

  • 4.

    Indien de indieners het voorstel – al dan niet naar aanleiding van de reactie van het college of het advies van een raadscommissie – wijzigen, doen zij daarvan schriftelijke mededeling aan de voorzitter. Deze stelt vervolgens de raad in kennis van de wijzigingen.

  • 5.

    De voorzitter stelt het initiatiefvoorstel aan de orde op de door de raad vastgestelde datum ongeacht of het college zijn mening ten aanzien van het voorstel kenbaar heeft gemaakt, tenzij de voorstellers de voorkeur geven aan behandeling op een latere datum. Indien zij de voorkeur geven aan behandeling op een latere datum, doen zij daarvan mededeling aan de raad.

  • 6.

    De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

-Toelichting

- Art . 147a, eerste lid, van de Gemeentewet geeft een raadslid het recht een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in de raad in te dienen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de raad regels op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld. Het eerste en het tweede lid van artikel 37 voorzien hierin.

- A rt. 147a, derde lid, van de Gemeentewet bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat voor andere initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorgeschreven is. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel dan de wijziging van een verordening. Hiertoe is lid 6 opgenomen.

Het eerste lid van het artikel houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst; maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda, nadat de oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 10 derde lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen.

Aangezien het voor de hand ligt om de raad tevens de mogelijkheid te geven om een initiatiefvoorstel tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp te behandelen, is deze mogelijkheid in het tweede lid opgenomen.

Als de raad andere voorwaarden voor het indienen van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een verordening, wenselijk acht, kunnen deze op basis van het zesde lid worden vastgesteld.

Initiatiefvoorstellen moeten aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen als “gewone“ raadsvoorstellen.

Elk voorstel moet voorzien zijn van een ontwerpbesluit. Bij voorstellen die strekken tot wijziging van de begroting moet een comptabiliteitsbesluit gevoegd zijn.

Behandeling van het initiatiefvoorstel in de vergadering vindt plaats als volgt:

  • 1)

    De indiener krijgt de mogelijkheid het initiatiefvoorstel kort toe te lichten.

  • 2)

    De raad reageert in eerste termijn.

  • 3)

    Het college geeft desgewenst of desgevraagd een reactie op het voorstel,

  • 4)

    Indiener reageert op eerste termijn raad en reactie college.

  • 5)

    Vervolgens volgt een eventuele tweede termijn.

  • 6)

    Slotreactie indiener.

  • 7)

    Stemming.

Artikel 38 Intrekken voorstel van college

  • 1. Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 39 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Ieder lid kan vragen stellen aan het college of de burgemeester. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd en kunnen va een toelichting worden voorzien.

  • 2.

    De vragen worden bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad, het college en commissieleden/niet-raadsleden worden gebracht en op de website va de raad geplaatst.

  • 3.

    De antwoorden worden schriftelijk binnen een termijn van 30 dagen aan het betrokken lid medegedeeld, in afschrift aan de andere raadsleden en commissieleden/niet-raadsleden.

  • 4.

    Indien niet binnen de in het derde lid genoemde termijn een beantwoording heeft plaatsgevonden, zal aan het betrokken lid, bij het overschrijden van de termijn, hiervan schriftelijk en gemotiveerd mededeling worden gedaan door het college of de burgemeester onder vermelding van de waarschijnlijk aansluitende termijn van beantwoording.

  • 5.

    De bevoegdheid als genoemd in het eerste lid komt ook commissieleden/niet-raadsleden toe, als bedoeld in de Verordening op de raadscommissies 2008.

-Toelichting

Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. Het college of de burgemeester dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden.

In situaties waarin fracties identieke vragen stellen (schriftelijk dan wel tijdens rondvragen in commissievergaderingen e.d.), over een onderwerp waarover reeds door een andere fractie schriftelijk vragen zijn gesteld wordt verwezen naar de eerder schriftelijk ingediende vragen en de verwachtte datum van beantwoording.

Vragen over hetzelfde onderwerp maar met een andere strekking/politieke lading worden direct in behandeling genomen en overeenkomstig dit artikel behandeld.

Artikel 40 Interpellatie

  • 1.

    Een interpellatie kan worden aangevraagd over een onderwerp inzake het bestuurlijk doen of laten handelen van het college of van één of meer collegeleden, als bedoeld in de artikelen 169 en 180 van de Gemeentewet, voor zover dit onderwerp niet op de agenda vermeldt staat.

  • 2.

    Een interpellatie wordt uiterlijk 48 uur voorafgaand aan het tijdstip van aanvang van de raadsvergadering schriftelijke aangevraagd bij de voorzitter, tenzij het spoedeisende karakter zich tegen deze termijn verzet.

  • 3.

    De aanvraag gaat vergezeld van de te stellen vragen alsmede een korte toelichting dan wel motivering.

  • 4.

    Het collegelid tot wie de interpellatie zich in eerste instantie richt wordt terstond in kennis gesteld, alsmede alle raadsleden en overige collegeleden zo spoedig mogelijk daaropvolgend.

  • 5.

    Indien de raad instemt met het verzoek, stelt hij tevens het moment vast waarop de interpellatie zal worden gehouden.

  • 6.

    De interpellant krijgt van de voorzitter de gelegenheid tot het stellen van de reeds schriftelijk ingediende vragen en kan deze vragen zo nodig verduidelijken of motiveren. De interpellant wordt niet geïnterrumpeerd.

  • 7.

    Na het stellen van de vragen krijgt het collegelid tot wie de vragen zich richt gelegenheid tot antwoord. Indien de vragen zich tot meerdere collegeleden richten, krijgen deze daaropvolgend gelegenheid tot antwoord. Na de beantwoording door het collegelid / de collegeleden vindt behandeling van het onderwerp op de gebruikelijke wijze als bedoeld in artikel 22 van dit Reglement van Orde plaats.

  • 8.

    Interpellant krijgt de gelegenheid tot het afleggen van een slotverklaring. Indien deze daarvan gebruik maakt, krijgt het collegelid eveneens gelegenheid voor een slotverklaring.

  • 9.

    De stemming over eventueel ingediende moties vindt plaats.

-Toelichting

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Op grond van artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet komt aan individuele leden het recht toe mondelinge vragen te stellen aan het college of de burgemeester. Het interpellatierecht (lid 2) ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig. Een interpellatie heeft veelal betrekking op onderwerpen van een meer bestuurlijk (politiek) gewicht. De behandeling ervan kan eventueel uitmonden in een motie van afkeuring waarbij het vertrouwen in een collegelid wordt opgezegd.

De raad is verplicht hierover nadere regels te stellen, hetgeen met dit artikel is geregeld.

De procedure tijdens de vergadering is als volgt:

  • 1.

    De interpellant krijgt van de voorzitter de gelegenheid tot het stellen van de reeds schriftelijk ingediende vragen en kan deze vragen zo nodig verduidelijken of motiveren. De interpellant wordt niet geïnterrumpeerd.

  • 2.

    Na het stellen van de vragen krijgt het collegelid of de burgemeester tot wie de vragen zich richten gelegenheid tot het geven van antwoord. Indien de vragen zich tot meerdere collegeleden richten, krijgen deze daaropvolgend gelegenheid tot het geven van antwoord.

  • 3.

    Na de beantwoording door het collegelid / de collegeleden of burgemeester vindt behandeling van het onderwerp op de gebruikelijke wijze als bedoeld in artikel 22 van dit Reglement van Orde plats.

  • 4.

    Interpellant krijgt de gelegenheid tot het geven van een slotverklaring. Indien deze daarvan gebruik maakt, krijgt het collegelid of de burgemeester eveneens gelegenheid voor een slotverklaring.

  • 5.

    De stemming over eventueel ingediende moties vindt plaats.

Artikel 41 Enquête

  • 1. Indien één of meer leden de raad willen voorstellen nader onderzoek in te stellen naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur, wordt daarvoor een schriftelijk voorstel ingediend bij de voorzitter onder opgave van een omschrijving van het onderwerp van onderzoek met een toelichting.

  • 2. De voorbereiding en uitvoering van een enquêteonderzoek geschiedt met inachtneming van de artikelen 155a t/m 155f van de Gemeentewet.

Hoofdstuk V. Begroting en rekening

Artikel 42 Procedure begroting en verantwoording

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststellen van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening volgens een procedure die de raad vaststelt. Het voorgaande geldt eveneens voor het nemen van een indemniteitsbesluit.

-Toelichting

De in artikel 42 opgenomen indemniteitsprocedure is een nadere uitwerking van de artikelen 197 t/m 201 van de Gemeentewet en heeft tot doel een procedure in het leven te roepen (vergelijkbaar met de indemniteitsprocedure bij de rijksoverheid) waarbij onrechtmatige uitgaven nadrukkelijk aandacht krijgen in de raad. De procedure stelt de raad in staat zich een oordeel te vormen over de rechtmatigheid van de betrokken uitgave.

Het verloop van een indemniteitsprocedure is als volgt:

  • 1.

    Als de raad na kennisneming van de rekening zoals die door het college van burgemeester en wethouders wordt aangeboden, alsmede van het verslag van bevindingen en de verklaring van de accountant, tot de conclusie komt dat een of meer uitgaven niet rechtmatig zijn geschied, wordt het college daarvan onverwijld op de hoogte gesteld, onder vermelding van de gerezen bezwaren.

  • 2.

    Het college bereidt vervolgens een indemniteitsbesluit voor. Door middel van een dergelijk besluit worden de onrechtmatige uitgaven alsnog gesanctioneerd, waarna de rekening alsnog kan worden vastgesteld. Uiteraard zal het college bij die gelegenheid inhoudelijk moeten reageren op de gerezen bezwaren.

  • 3.

    De raad kan dan besluiten in te stemmen met het door het college opgestelde ontwerp-indemniteitsbesluit. Daarop stelt hij alsnog de rekening vast.

  • 4.

    Als de raad echter niet instemt met het ontwerpbesluit of dit besluit niet naar behoren vaststelt, zendt het college het ontwerp ter vaststelling naar gedeputeerde staten, zoals dat op grond van artikel 200 van de Gemeentewet nu al gebeurt ten aanzien van de rekening. Onder het niet naar behoren vaststellen van het indemniteitsbesluit en in relatie hiermee van de rekening wordt in dit verband verstaan het zodanig vaststellen dat bepaalde uitgaven die wel zijn gedaan, buiten de rekening gehouden worden. Gedeputeerde staten kunnen er dan voor zorgen, door het indemniteitsbesluit en de rekening wel naar behoren vast te stellen, dat het college van burgemeester en wethouders alsnog wordt gedéchargeerd.

Hoofdstuk VI. Besloten vergadering

Artikel 43 Algemeen

  • 1.

    Op een besloten vergadering zoveel mogelijk de bepalingen van dit reglement die gelden voor een openbare vergadering van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Indien een voorstel tot besloten vergadering is gedaan, verzoekt de voorzitter ambtenaren, pers en publiek de zaal te verlaten met uitzondering van de notulist, een medewerker ten behoeve van de geluidsvoorziening, een medewerker van de bodedienst, de griffier en eventueel andere door hem of de gemeentesecretaris aan te wijzen ambtenaren.

  • 3.

    Een commissielid/niet-raadslid kan aanwezig zijn in een besloten raadsvergadering bij die onderwerpen waarover de commissie waar hij of zij lid van is, geadviseerd heeft.

-Toelichting

Van belang zijn de artikel en 23 en 24 van de Gemeentewet:

- Art. 23

  • 1.

    De vergadering van de raad wordt in het openbaar gehouden.

  • 2.

    De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3.

    De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad anders beslist.

- Art. 24

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuw benoemde leden;

  • b.

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

  • c.

    de invoering, wijziging en afschaffing van gemeentelijke belastingen, en

  • d.

    de benoeming en het ontslag van wethouders.

Artikel 44 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 45 Notulen

  • 1. De notulen van een besloten vergadering worden, onder het opleggen van geheimhouding als bedoeld in artikel 25 Gemeentewet, eerste lid, aan de leden toegestuurd.

  • 2. De geheime notulen worden zo spoedig mogelijk ter vaststelling geagendeerd in een openbare vergadering. Tijdens deze vergadering neemt de raad eerst een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. Indien een van de leden het woord vraagt, wordt de vergadering besloten verklaard.

  • 3. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 46 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

-Toelichting

Op grond van artikel 25, tweede lid van de Gemeentewet kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd. Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen.

Van belang zijn de volgende bepalingen in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet.

- Art. 25.

  • 1.

    De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), omtrent het is een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten verga dering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

- Art. 55

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet o penbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de burgemeester of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het college overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.

  • 3.

    Indien het college zich ter zake van het behandeld waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

- Art. 86

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van een commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die aan een commissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.

  • 3.

    Indien een commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

Hoofdstuk VII. Toehoorders en pers

Artikel 47 Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Tekenen van goed- of afkeuring van hun zijde die de orde van de vergadering hoorbaar of zichtbaar verstoren, zijn verboden.

-Toelichting

Van belang is artikel 26, eerste en tweede lid van de Gemeentewet.

  • 1.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 2.

    Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toezegging tot de vergadering te ontzeggen.

Artikel 48 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiertoe voor aanvang van de vergadering een verzoek aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 49 Gebruik mobiele communicatiemiddelen

In de vergaderzaal met inbegrip van de publieke en ambtenarentribune, is tijdens de vergadering het gebruik van mobiele communicatiemiddelen, die inbreuk maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

De aanwezigen gedragen zich naar de aanwijzingen van de voorzitter op dit punt.

Hoofdstuk VIII. Slotbepalingen

Artikel 50 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 51 Inwerkingtreding

Dit artikel tweede in werking op 1 november 2008.

Artikel 52 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Reglement van Orde van de gemeenteraad.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 oktober 2008.

mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.

R.H. van Luyk ,griffier.

Bekendgemaakt: 19 oktober 2008.

Gewijzigd bij raadsbesluit van 28 juni 2012. Bekendgemaakt 25 juli 2012.

Laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 13 juni 2013. Bekendgemaakt 24 juli 2013.