Regeling vervallen per 04-02-2022

Marktverordening gemeente Uden

Geldend van 05-12-2009 t/m 03-02-2022

Intitulé

Marktverordening gemeente Uden

De Raad van de gemeente Uden;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 29 september 2009;

gelet op artikel 147, eerste lid alsmede artikel 149 Gemeentewet;

b e s l u i t

vast te stellen de

Marktverordening gemeente Uden

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    markt: een door het College ingestelde warenmarkt;

  • b.

    standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • c.

    vaste standplaats: de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan een vergunninghouder;

  • d.

    dagplaats: de standplaats die per marktdag beschikbaar wordt gesteld, indien een vaste standplaats niet wordt ingenomen, dan wel niet als vaste standplaats is toegekend;

  • e.

    standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de aankoop van een artikel;

  • f.

    standwerkersplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

  • g.

    vergunninghouder: degene aan wie door het College vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

  • h.

    marktmeester: de persoon die als zodanig is aangewezen door het College;

  • i.

    het College: het College van burgemeester en wethouders.

Artikel 2. Plaats, dag en tijd van de markt

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de door het College ingevolge artikel 160 eerste lid, aanhef onder h, van de Gemeentewet ingestelde marktdagen.

  • 2. Het College wijst een locatie aan voor het houden van de markt.

  • 3. Het College kan besluiten een markt op een andere locatie te houden.

  • 4. Een verplaatsing van de markt ingevolge lid 3, kan niet vaker voorkomen dan zeven keren per kalenderjaar.

  • 5. Indien de markt wordt verplaatst ten gevolge van overmacht, is dit niet aan te merken als een verplaatsing ingevolge lid 4.

Artikel 3. Inrichting van de markt; branche-indeling

  • 1. Het College bepaalt ten aanzien van de markt:

    • a.

      het aantal standplaatsen;

    • b.

      de afmetingen van de standplaatsen;

    • c.

      de opstelling en indeling van de markt;

    • d.

      welke standplaatsen worden toegewezen als vaste standplaats en als standwerkersplaats.

  • 2. Het College kan voor de markt vaststellen:

    • a.

      een lijst met artikelengroepen of branches;

    • b.

      een maximumaantal standplaatsen per branche;

    • c.

      regels omtrent gebruik van eigen materialen.

Artikel 4. Nadere regels

Het College is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 5. Voorschriften en beperkingen

Het College kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

Hoofdstuk 2. Bepalingen over vergunningen

Artikel 6. Standplaatsvergunning

  • 1. Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het College.

  • 2. Het College kan vergunningen voor vaste standplaatsen, dagplaatsen en standwerkersplaatsen verlenen.

  • 3. Het College kan aan een vergunning, als bedoeld in eerste lid voorwaarden verbinden.

  • 4. Het College kan, indien dringende redenen hiertoe noodzaak geven, tijdelijk een andere standplaats toewijzen.

Artikel 7. Vereisten

Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon en een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het College en daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

Artikel 8. Intrekking vaste standplaatsvergunning

  • 1. Het College trekt een vaste standplaatsvergunning in:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 5 van het Marktreglement gemeente Uden de vergunning wordt overgeschreven.

  • 2. Het College kan een vaste standplaatsvergunning al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen:

    • a.

      indien de vergunninghouder ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoen aan de in zijn vergunning genoemde vereisten;

    • c.

      indien de vergunninghouder wegens ziekte gedurende één jaar zijn standplaats niet heeft kunnen innemen;

    • d.

      indien de vergunninghouder, anders dan bedoeld onder c, minder dan tien maal per kwartaal zijn standplaats heeft ingenomen.

  • 3. Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 5 van het Marktreglement gemeente Uden is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste standplaats op dezelfde markt, wordt laatstgenoemde vergunning ingetrokken.

Hoofdstuk 3. Sanctie-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9. Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 8 kan het College een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:

  • a.

    indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog.

Artikel 10. Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het College kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats.

Artikel 11. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 12. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en andere door het College aangewezen personen.

Artikel 13. Intrekking oude verordening

De Marktverordening gemeente Uden 2004 wordt ingetrokken.

Artikel 14. Overgangsrecht

  • 1. Besluiten van het College die genomen zijn krachtens Marktverordening gemeente Uden 2004 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Marktverordening gemeente Uden 2004 is ingediend en nog niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van bekendmaking.

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Marktverordening gemeente Uden.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 26 november 2009.

De Raad voornoemd

de griffier de burgemeester

Inhoudsopgave

Bladzijde

Toelichting Marktverordening gemeente Uden 5

Algemeen 5

Grondslag en belang verordening 5

Samenloop overige regelgeving 5

Artikelgewijze toelichting 6

Artikel 1. Begripsomschrijving 6

Artikel 2. Plaats, dag en tijd van de markt 6

Artikel 3. Inrichting van de markt; branche-indeling .6

Artikel 4. Nadere regels 6 Artikel 5. Voorschriften en beperkingen 6

Artikel 6. Standplaatsvergunning 7

Artikel 7. Vereisten 7

Artikel 8. Intrekking vaste standplaatsvergunning 7

Artikel 9. Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning 7

Artikel 10. Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker 7

Artikel 11. Strafbepaling .8

Artikel 12. Toezichthouders 8

Artikel 13. Intrekking oude verordening 8

Artikel 14. Overgangsrecht 8

Artikel 15. Inwerkingtreding 8

Artikel 16. Citeertitel 8

Toelichting Marktverordening gemeente Uden

Algemeen

In 2008 heeft de VNG in het kader van de algehele deregulering al haar modelverordeningen herzien. Zo ook de modelmarktverordening. Hierdoor ontstond aanleiding om aan de hand van het nieuwe model de marktverordening van de gemeente Uden te herzien. Daarnaast was het noodzakelijk om de verordening aan te laten sluiten op de huidige situatie en waar mogelijk op de wensen van de marktkooplui. Om een duidelijke scheiding tot stand te brengen van kaderstelling en uitvoering is ervoor gekozen om de bepalingen welke betrekking hebben op uitvoering op te nemen in een aparte regeling.

De verordening is tot stand gekomen in samenspraak met de Centrale Vakvereniging voor de Ambulante Handel (CVAH) de marktcommissie en de marktmeester.

Grondslag en belang verordening

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het College of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht.

Artikel 160 van de Gemeentewet regelt de overheveling van de gemeentewettelijke bestuursbevoegdheden aan het College. Hieronder valt de bevoegdheid om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet).

De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.

Samenloop overige regelgeving

De regulering van andere ambulante handel is te vinden in de APV gemeente Uden, welke regels bevat omtrent evenementen, collecteren, standplaatsen en snuffelmarkten.

In de marktverordening wordt een regeling gegeven voor de plaatselijke warenmarkt. Het is van belang dat in andere verordeningen wordt opgenomen dat geen vergunning wordt verleend indien op grond van de marktverordening vergunning is vereist. Hiermee kan worden voorkomen dat ‘een met de marktverordening conflicterende’ vergunning dient te worden verleend op grond van een andere verordening, zoals de APV. Deze samenloop kan bijvoorbeeld spelen bij de (losse) standplaatsvergunning (artikel 5:18 APV gemeente Uden).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Ad e. Standwerken.

In deze bepaling is het voorbehoud gemaakt dat er mag worden geprobeerd over te halen tot de aankoop van één artikel. Op basis hiervan is het dan ook niet toegestaan om met meerdere artikelen te standwerken, ongeacht of deze tot dezelfde productgroep behoren.

Een standwerker gebruikt geen hulpmiddelen, anders dan een platform waar hij zijn waren op uitstalt en probeert klanten te winnen door middel van spraak.

Ad h. Marktmeester.De ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving en handhaving van het bepaalde in en krachtens deze verordening. De uitvoering (of gedeelten daarvan) van deze verordening kan door het College aan de marktmeester worden gemandateerd.

Artikel 2. Plaats, dag en tijd van de markt

Deze bepaling de mogelijkheid voor het College om een markt in te stellen en een plaats aan te wijzen waar de markt plaatsvindt. Om meer aansluiting te vinden tussen evenementen en de markt, met name de maandagmarkt in de kern Uden, en de marktkooplui meer zekerheid te kunnen bieden is er voor gekozen om een maximum te geen dat de gemeente de markt kan verplaatsen. Dit maximum is niet van toepassing indien er sprake is van overmacht.

Het maximum van zeven verplaatsingen, zoals genoemd in het derde lid, omvat in ieder geval de verplaatsing in verband met de kermis (eenmalige verplaatsing) en de verplaatsing in verband met Uden on Ice (vier maal een verplaatsing). Indien een van deze twee genoemde evenementen geen doorgang vindt, mogen de vrijgekomen verplaatsingen niet worden gebruikt ten behoeve van een ander evenement.

Artikel 3. Inrichting van de markt; branche-indeling

Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het College het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten. Het aantal branches is in principe onbeperkt, tenzij het gaat om een gespecialiseerde markt.

Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt rekening gehouden met de verschillende branches.

Artikel 4. Nadere regels

De marktverordening uit 2003 bevatte een vrij uitgebreide regeling van de markt. Uiteraard is het ook mogelijk dat de raad een marktverordening op hoofdlijnen vaststelt en daarbij meerdere zaken door het College laat regelen. Met de herziening van de verordening is er voor gekozen om de verordening in te korten en in de verordening alleen de bepalingen op te nemen welke betrekking hebben op kaderstelling. De uitvoerende bepalingen zijn opgenomen in het (nieuwe) marktreglement. Op grond artikel 3 is het College bevoegd nadere regels te stellen in de vorm van een marktreglement.

Artikel 5. Voorschriften en beperkingen

Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 11 is eveneens van toepassing.

Artikel 6. Standplaatsvergunning

De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden. De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar. De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door of namens degenen aan wie door het College vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden.

Artikel 7. Vereisten

Uit het oogpunt van lastenverlichting is het niet meer noodzakelijk dat men daadwerkelijk uitreksels overlegt om aan het tonen dat men aan alle verplichtingen voldoet. Alleen voor de uitreksels welke niet door de gemeente zelf opgevraagd kunnen worden, bestaat de verplichting tot overlegging van een bewijsstuk wel. Zo is het voor de gemeente niet mogelijk inzake te doen bij het Centraal Registratiekantoor (CRK) waardoor wel de verplichting bestaat om de CRK-kaart te overleggen. Het is van belang dat er vanuit de gemeente periodiek controles plaatsvinden om na te gaan of dat er gedurende de looptijd van de vergunning aan de vereisten blijft voldoen.

Wel is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten en wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.

Artikel 8. Intrekking vaste standplaatsvergunning

Als de in het eerste lid genoemde gronden zich voor doen, wordt altijd tot intrekking van de vaste standplaatsvergunning overgegaan. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden (‘kan’ betekent: is bevoegd, dat wil zeggen is niet verplicht) genoemd ten aanzien van de vergunning.

Bij dag- en standwerkersplaatsen ligt intrekking van de vergunning minder voor de hand. Daarom is deze bepaling beperkt tot de vaste standplaatsvergunning. Ten aanzien van dagplaatsen en standwerkersplaatsen zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang in de vorm van onmiddellijke verwijdering. Wel zal een vergunning van een dagplaatshouder of standwerker moeten worden ingetrokken alvorens men kan overgaan tot verwijdering. Er is immers ook voor deze plaatsen een vergunning afgegeven ingevolge artikel 6.

Intrekking van een vergunning kan ook gebeuren als punitieve sanctie. Dit is geregeld in het tweede lid. Het tweede lid heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan.

Artikel 9. Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

In artikel 9 worden de gronden genoemd op basis waarvan een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. De zinsnede ‘Onverminderd het bepaalde in artikel 8’ geeft aan dat ook de intrekking op grond van artikel 8 een punitieve sanctie is. Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan.

Artikel 10. Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

In artikel 9 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering, wat mogelijk is op grond van artikel 125 Gemeentewet juncto afdeling 5.3 Algemene wet bestuursrecht, het ook mogelijk moet zijn een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vergunninghouder voor een vaste standplaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder of standwerker.

In dit artikel 10 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats. In de beschikking tot uitsluiting moet worden aangegeven om hoeveel dagen het gaat (maximaal vier) en om welke concrete dagen.

Artikel 11 tot en met 16.

Deze bepalingen spreken voor zich.