Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening watersysteemheffing Waterschap Vallei en Veluwe 2013’

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening watersysteemheffing Waterschap Vallei en Veluwe 2013’

Besluit tot vaststelling van de ‘Verordening watersysteemheffing Waterschap Vallei en Veluwe 2013’.

Het algemeen bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe;

Op voordracht van de voorbereidingscommissie van Waterschap Vallei en Veluwe van 11 december 2012;

Gelet op de artikelen 110,113 en 117 Waterschapswet;

Besluit:

Vast te stellen de ‘Verordening watersysteemheffing Waterschap Vallei en Veluwe 2013’.

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    ingezetene: degene die blijkens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied van het waterschap en die aldaar gebruik heeft van woonruimte;

  • b.

    heffingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur van GBLT aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onderdeel a, van de Waterschapswet;

  • c.

    invorderingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur van GBLT aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;

  • d.

    woonruimte: een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven;

  • e.

    kostentoedelingsverordening: de verordening van het waterschap, bedoeld in artikel 120, eerste lid, eerste volzin, van de Waterschapswet;

  • f.

    bemalen gebieden: delen van het waterschapsgebied die niet vrij afwateren en delen van het waterschapsgebied waarin uit de lager gelegen gebieden water wordt opgemalen;

  • g.

    natuurterreinen: ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van tenminste één hectare;

  • h.

    ongebouwde onroerende zaken: ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn;

  • i.

    gebied van het waterschap: het gebied dat is aangegeven op de bij het provinciaal reglement behorende kaart waarin het waterschap bevoegd is het watersysteembeheer uit te oefenen;

  • j.

    de heffing: de watersysteemheffing als genoemd in artikel 117, aanhef, Waterschapswet.

  • k.

    GBLT: het openbaar lichaam Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus – Tricijn te Zwolle handelend voor het beheersgebied van het waterschap onder de naam Tricijn belastingen.

Artikel 2 Belastbaar feit en heffingsplichtigen

  • 1.

    Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem wordt onder de naam watersysteemheffing een directe belasting geheven.

  • 2.

    De heffing wordt geheven van hen die:

    • a.

      ingezetenen zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;

    • b.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap;

    • c.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen in het gebied van het waterschap;

    • d.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap;

  • 3.

    Heffingsplichtig in de zin van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is degene die bij het begin van het kalenderjaar als rechthebbende in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen rechthebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is;

  • 4.

    Voor de toepassing van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is heffingsplichtig de:

    • a.

      beperkt gerechtigde en niet de eigenaar, ingeval de onroerende zaak is onderworpen aan het recht van beklemming, van erfpacht, van opstal of van vruchtgebruik;

    • b.

      eigenaar voor wat betreft het recht van opstal, indien dat recht uitsluitend is gevestigd ten behoeve van de aanleg of het onderhoud, dan wel ten behoeve van de aanleg en het onderhoud, van ondergrondse dan wel bovengrondse leidingen.

  • 5.

    Indien de onroerende zaak is onderworpen aan beperkte rechten als bedoeld in het vorige artikellid, heeft voor de heffingplicht:

    • a.

      de vruchtgebruiker voorrang boven zowel de opstaller als de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier;

    • b.

      de opstaller voorrang boven de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier.

Artikel 3 Heffingsmaatstaf

Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf:

  • a.

    ter zake van ingezetenen: de woonruimte;

  • b.

    ter zake van ongebouwde onroerende zaken en ter zake van natuurterreinen: de oppervlakte van de onroerende zaak, uitgedrukt in een aantal hectaren of een gedeelte daarvan;

  • c.

    ter zake van gebouwde onroerende zaken: de waarde die voor het kalenderjaar voor de onroerende zaak wordt bepaald op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken.

Hoofdstuk II Watersysteemheffing ingezetenen

Artikel 4 Tarief ingezetenen

Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de watersysteemheffing voor de categorie ingezetenen € 45,49 per woonruimte.

Hoofdstuk III Watersysteemheffing ongebouwde onroerende zaken

Artikel 5 Belastingobject

  • 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, lid 2, onderdeel b en artikel 9, derde lid van deze verordening, wordt als één ongebouwde onroerende zaak aangemerkt een kadastraal perceel of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

    • a.

      hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid, wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

    • b.

      een natuurterrein.

  • 2. Voor de heffing worden openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken, alsmede waterverdedigingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning, aangemerkt als ongebouwde onroerende zaken.

Artikel 6 Tarief ongebouwde onroerende zaken

  • 1. Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor ongebouwde onroerende zaken € 29,51 per hectare.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in artikel 4 van de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief voor ongebouwde onroerende zaken die zijn gelegen in bemalen gebieden, € 44,26 per hectare;

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in artikel 5 van de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief voor verharde openbare wegen, € 59,02 per hectare;

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in artikel 6 van de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief voor verharde openbare wegen die zijn gelegen in bemalen gebieden als bedoeld in artikel 4 van de Kostentoedelingsverordening € 73,77 per hectare.

Hoofdstuk IV Watersysteemheffing natuurterreinen

Artikel 7 Belastingobject

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, tweede lid, onderdeel c van deze verordening, wordt als één natuurterrein aangemerkt een kadastraal perceel of gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

  • a.

    hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

  • b.

    hetgeen ingevolge artikel 5 wordt aangemerkt als een ongebouwde onroerende zaak.

Artikel 8 Tarief natuurterreinen

Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor natuurterreinen € 1,88 per hectare.

Hoofdstuk V Watersysteemheffing gebouwde onroerende zaken

Artikel 9 Belastingobject

  • 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, tweede lid, onderdeel d van deze verordening, wordt als één gebouwde onroerende zaak aangemerkt:

    • a.

      een gebouwd eigendom;

    • b.

      een gedeelte van een gebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • c.

      een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a bedoelde gebouwde eigendommen of van in onderdeel b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde heffingsplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • d.

      het binnen het gebied van een gemeente gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte of van een in onderdeel c bedoeld samenstel;

    • e.

      het binnen het gebied van het waterschap gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte, van een in onderdeel c bedoeld samenstel of van een in onderdeel d bedoeld deel.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid maken de ongebouwde eigendommen voor zover die een samenstel vormen met een gebouwd eigendom als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a tot en met e, deel uit van de gebouwde onroerende zaak;

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het vorige artikellid maken de ongebouwde eigendommen, voor zover de waarde daarvan bij de waardebepaling op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken op basis van het bepaalde krachtens artikel 18, vierde lid, van die wet buiten aanmerking wordt gelaten, geen deel uit van de gebouwde onroerende zaak.

Artikel 10 Tarief

Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor gebouwde onroerende zaken 0,0177% van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 3, onderdeel c van deze verordening.

Hoofdstuk VI Heffing en invordering

Artikel 11 Wijze van heffing

De heffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 12 Tenaamstelling en invordering belastingaanslag bij meer heffingsplichtigen

  • 1. Indien ter zake van hetzelfde voorwerp van de belasting of hetzelfde belastbare feit twee of meer personen heffingsplichtig zijn, stelt de heffingsambtenaar de aanslag ten name van een van hen.

  • 2. Indien de heffingplicht, bedoeld in het eerste lid, voortvloeit uit het genot van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en de aanslag ten name van een van de heffingsplichtigen is gesteld, kan de invorderingsambtenaar de belastingaanslag op de gehele onroerende zaak verhalen op degene op wiens naam de aanslag ingevolge het eerste lid is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige heffingsplichtigen.

Artikel 13 Niet opleggen van aanslagen

  • 1. Een aanslag van minder dan € 5,00 wordt niet opgelegd.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

Artikel 14 Vrijstellingen

  • 1. De watersysteemheffing ongebouwde onroerende zaken wordt niet geheven ter zake van ongebouwde onroerende zaken waarvan het waterschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 2. De watersysteemheffing natuurterreinen wordt niet geheven ter zake van natuurterreinen waarvan het waterschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. De watersysteemheffing gebouwde onroerende zaken wordt niet geheven ter zaken van:

    • a.

      straatmeubilair, waaronder alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen- worden begrepen die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van een in het waterschapsgebied gelegen gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen.

    • b.

      gebouwde onroerende zaken waarvan het waterschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 15 Betaaltermijnen

  • 1.

    De aanslagen in de watersysteemheffing moeten, met in achtneming van het overigens in dit artikel bepaalde, worden betaald in één termijn die vervalt twee maanden na de dagtekening van de aanslag.

  • 2.

    De aanslagen in de watersysteemheffing, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, c en d, waarvoor een machtiging is afgegeven om deze door middel van automatische incasso af te schrijven, dienen als volgt te worden betaald

    • a.

      Wanneer de dagtekening voor de 25e van de desbetreffende maand ligt, dient de aanslag te worden betaald in één termijn die vervalt rond de 25e van de eerste volle maand, die volgt op de maand waarin de dagtekening van het desbetreffende aanslagbiljet ligt.

    • b.

      Wanneer de dagtekening op of na de 25e van de desbetreffende maand ligt, dient de aanslag te worden betaald in één termijn die vervalt rond de 25e van de tweede volle maand die volgt op de maand waarin de dagtekening van het desbetreffende aanslagbiljet ligt.

  • 3.

    Wanneer de aanslag watersysteemheffing, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, c en d, op een aanslagbiljet is verenigd met een andere aanslag en de dagtekening van de aanslag ligt in het desbetreffende heffingsjaar en waarvoor een machtiging voor automatische incasso is afgegeven, dan dient de aanslag - in afwijking van het gestelde onder lid 1 en lid 2 - te worden voldaan in zoveel gelijke maandelijkse termijnen als er na de dagtekening van de aanslag nog in het kalenderjaar volle danwel gedeeltelijke kalendermaanden resteren, met dien verstande dat het aantal maandelijkse termijnen nooit minder dan twee bedraagt.

  • 4.

    De aanslagen in de watersysteemheffing, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, c en d:

    • §

      waarvan de dagtekening in het desbetreffende heffingsjaar ligt en;

    • §

      waarvoor een machtiging is afgegeven om deze door middel van automatische incasso af te schrijven en;

    • §

      waarvan het aanslagbedrag € 1000,00 of hoger is;

dienen - in afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel - te worden betaald in zoveel gelijke maandelijkse termijnen als er na de dagtekening van de aanslag nog in het desbetreffende heffingsjaar volle danwel gedeeltelijke kalendermaanden resteren, met dien verstande dat het aantal maandelijkse termijnen nooit minder dan twee bedraagt.

  • 5.

    De aanslagen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, waarvan de dagtekening in het desbetreffende heffingsjaar ligt en waarvoor een machtiging is afgegeven om deze door middel van automatische incasso af te schrijven dienen – in afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel – te worden betaald in zoveel gelijke maandelijkse termijnen als er na de dagtekening van de aanslag nog in het kalenderjaar volle danwel gedeeltelijke kalendermaanden resteren, met dien verstande dat het aantal maandelijkse termijnen nooit minder dan twee bedraagt.

  • 6.

    Op het in lid 3 en lid 5 van dit artikel bepaalde geldt als restrictie dat het bedrag per afschrijving op het totaalbedrag van het desbetreffende aanslagbiljet niet minder dan € 5,00 bedraagt.

Artikel 16 Kwijtschelding

Van de watersysteemheffing natuurterreinen, de watersysteemheffing ongebouwd en de watersysteemheffing gebouwd wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 17 Nadere regels

Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de heffing.

Artikel 18 Intrekking, inwerkingtreding, tijdstip van ingang van de heffing en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening watersysteemheffing Waterschap Vallei & Eem 2012’ en de ‘Verordening watersysteemheffing Waterschap Veluwe 2012’, respectievelijk vastgesteld bij besluit van 23 november 2011 en 30 november 2011, worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijven van toepassing op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan, met uitzondering van het bepaalde in artikel 15 van de in de eerste volzin genoemde verordeningen.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag volgende op die van de bekendmaking..

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Verordening watersysteemheffing Waterschap Vallei en Veluwe 2013’.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering op 2 januari 2013.
mr. G.P. Dalhuisen ir. G. Verwolf
secretaris dijkgraaf
-- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -