Regeling vervallen per 01-03-2013

Gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningsschap Zuid-Kennemerland

Geldend van 11-02-2010 t/m 28-02-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2006

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING WERKVOORZIENINGSSCHAP ZUID-KENNEMERLAND

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet Sociale Werkvoorziening;

  • b.

    werkvoorzieningschap: het rechtspersoonlijkheid bezittende lichaam, bedoeld in artikel 3 van deze regeling;

  • c.

    deelnemende gemeenten: de gemeenten die deze regeling hebben aangegaan of daartoe zijn toegetreden;

  • d.

    raden: de raden van de gemeenten, bedoeld onder c;

  • e.

    colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, bedoeld onder c.;

  • f.

    gemeentebesturen: de gemeentebesturen van de gemeenten, bedoeld onder c.;

  • g.

    Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

  • h.

    werknemers: de krachtens de Wet Sociale Werkvoorziening in dienst genomen personen;

  • i.

    personeel: het door het werkvoorzieningschap aangestelde personeel en het bij het werkvoorzieningschap gedetacheerde personeel.

Artikel 2

Ter uitvoering van de aan de gemeentebesturen opgedragen taken en bevoegdheden ingevolge de Wet, is een gemeenschappelijke regeling tussen de gemeenten getroffen.

Artikel 3

  • 1. Ingesteld is een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen.

  • 2. Dit lichaam draagt de naam "Werkvoorzieningsschap Zuid-Kennemerland" en is gevestigd te Cruquius.

Artikel 4

  • 1. De gemeentebesturen dragen aan het werkvoorzieningschap alle bevoegdheden en verplichtingen over met betrekking tot de uitvoering van de wet.

  • 2. De gemeentebesturen behouden, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, de verantwoordelijkheid om kandidaten voor plaatsing bij het werkvoorzieningschap voor te dragen.

ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 5

  • 1. Aan het hoofd van het werkvoorzieningschap staat een algemeen bestuur, te vormen uit de gemeentebesturen.

  • 2. Iedere raad benoemt uit zijn midden één lid voor elke 20.000 inwoners of gedeelte daarvan met een maximum van vijf leden en benoemt voorts op voordracht van zijn college uit het midden van het college één lid.

  • 3. De leden van het algemeen bestuur worden benoemd voor een periode van vier jaar, welke gelijk loopt aan het tijdvak van de zittingsduur van de leden van de raad.

  • 4. Degene die ophoudt lid te zijn van het orgaan waaruit diegene is benoemd, verliest tevens het lidmaatschap van het algemeen bestuur.

  • 5. De benoeming van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van de raden der deelnemend gemeenten in nieuwe samenstelling, te houden op de dag met ingang waarvan de leden van de raad in oude samenstelling aftreden.

  • 6. De leden van het algemeen bestuur treden tegelijk af op de dag waarop de leden van de raden der deelnemend gemeenten aftreden. Zij blijven, behoudens voor het geval als bedoeld in het derde lid van dit artikel, lid van het algemeen bestuur tot in hun opvolging is voorzien.

  • 7. Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats dit lid is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 8. De benoeming ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvallen, vindt plaats binnen één maand na dat openvallen.

  • 9. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de raad die hen heeft benoemd, op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk. Leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

Artikel 6

De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de secretaris worden door en uit het algemeen bestuur benoemd. Voorzover mogelijk komen zij voort uit een college van een der deelnemende gemeenten.

Artikel 7

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt dan wel, wanneer tenminste drie leden zulks onder opgave van redenen schriftelijk verzoeken. In dat geval vindt de vergadering binnen 14 dagen plaats.

  • 2. De voorzitter bepaalt dag en uur der vergadering.

  • 3. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 4. De uitnodigingen voor de vergadering worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste tweemaal vierentwintig uren vóór het houden der vergadering aan de leden van het algemeen bestuur bezorgd. Zij vermelden, zoveel mogelijk, de zaken waarvoor de vergadering is belegd.

  • 5. Het algemeen bestuur kan steeds, in elke vergadering, over andere zaken beraadslagen en besluiten.

  • 6. Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar. De deuren worden gesloten indien dit door een vijfde deel der aanwezige leden of de voorzitter nodig wordt geoordeeld. De vergadering beslist of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd.

  • 7. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd noch een besluit worden genomen over:

    • a.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen en reglementen;

    • b.

      de bezoldiging en de rechtspositie van het personeel;

    • c.

      de begroting en rekening van het werkvoorzieningschap.

  • 8. In een besloten vergadering kan geen besluit worden genomen over:

    • a.

      het doen van uitgaven, op de begroting niet voorkomende, of de daarop uitgetrokken posten te boven gaande en het aanwijzen der middelen ter dekking van zodanige uitgaven;

    • b.

      het aangaan van geldleningen, het uitlenen van gelden en het aangaan van rekening-courant-overeenkomsten;

    • c.

      het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van eigendommen van het werkvoorzieningschap;

    • d.

      het ondershands verhuren, verpachten of in gebruik geven van eigendommen van het werkvoorzieningschap;

    • e.

      het ondershands aanbesteden van werken en leveranties, voorzover die niet betrekking hebben op het aanvaarden van opdrachten of het verlenen van diensten, welke rechtstreeks voortvloeien uit de exploitatie van het werkvoorzieningschap.

  • 9. Van vergaderingen, als bedoeld in het eerste lid, geschiedt openbare afkondiging in elk van de gemeenten.

Artikel 8

In zijn vergaderingen laat het algemeen bestuur zich, behoudens bijzondere gevallen, bijstaan door de directie.

Artikel 9

  • 1. In de vergadering van het algemeen bestuur heeft ieder lid één stem.

  • 2. De leden onthouden zich van meestemmen over de zaken, benoemingen, schorsingen en ontslagen inbegrepen, die hen, hun echtgenoten, of hun bloed- of aanverwanten, tot en met de derde graad, persoonlijk aangaan, of waarin zij als gelastigde zijn betrokken. Een benoeming wordt geacht iemand persoonlijk aan te gaan, wanneer hij behoort tot die personen, tot welke de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 3. De leden zijn niet gerechtelijk vervolgbaar voor hetgeen zij in vergaderingen hebben gezegd of aan haar schriftelijk hebben overgelegd.

  • 4.

    • a.

      De vergadering van het algemeen bestuur wordt niet gehouden, indien blijkens de presentielijst niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is opgekomen.

    • b.

      Wanneer het vereiste aantal leden niet is opgekomen, wordt een nieuwe vergadering belegd, op de in artikel 7 voorgeschreven wijze. Evenwel behoeven er slechts vier en twintig uren tussen de bezorging van de uitnodigingen en het uur der vergadering te verlopen.

    • c.

      Wanneer ook dan het vereiste aantal niet is opgekomen, geschiedt het beleggen der vergadering andermaal op dezelfde wijze, met aanhaling in de uitnodigingen van de bepalingen van dit artikel. In deze vergadering is de stemming geldig, ongeacht het aantal leden dat eraan heeft deelgenomen.

  • 5. Over alle zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, bij gesloten en ongetekende briefjes.

    Indien bij het nemen van een besluit over een zaak door geen der leden stemming wordt gevraagd, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

  • 6. Een stemming is nietig, indien niet meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van meestemmen moet onthouden, aan de stemming heeft deelgenomen.

    Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, worden leden die blanco briefjes ingeleverd hebben, voor de toepassing van dit lid geacht aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 7. Een stemming is geldig, ongeacht het aantal leden, dat eraan heeft deelgenomen, ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen, ten aanzien waarvan in een vroegere vergadering een stemming op grond van het bepaalde in het zesde lid nietig was. Hetzelfde geldt in een vergadering als bedoeld in het vierde lid van dit artikel.

  • 8. Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming, wordt de volstrekte meerderheid vereist van de leden, die aan de stemming hebben deelgenomen.

    Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, worden leden die blanco briefjes ingeleverd hebben, voor de toepassing van dit lid geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 9. Bij het staken van stemmen, wordt het nemen van het besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

    In deze, en evenzo in een voltallige vergadering, wordt, bij staken van stemmen, het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

    Ingeval omtrent het benoemen, voordragen of aanbevelen van personen de stemmen bij herstemming staken, beslist terstond het lot.

Artikel 10

  • 1. Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur haar opheft.

  • 2. Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het dagelijks bestuur en de voorzitter van het werkvoorzieningschap en door een commissie als bedoeld in artikel 24 of 25, ieder ten aanzien van stukken die zij aan het algemeen bestuur of aan de leden van het algemeen bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3. De krachtens het tweede lid aan het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering, die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigend meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4. De krachtens het tweede lid aan leden van het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding wordt door hen in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd deze opheft, dan wel, indien het onderwerp waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan het algemeen bestuur is voorgelegd, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Het algemeen bestuur kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigend meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht.

Artikel 11

De stukken, uitgaande van het algemeen bestuur, worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 12

  • 1. Er is een dagelijks bestuur, dat bestaat uit 6 leden. De voorzitter en de secretaris van het algemeen bestuur zijn tevens voorzitter en secretaris van het dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur benoemt voorts uit zijn midden vier leden van het dagelijks bestuur. Alle gemeenten dienen daarbij zoveel mogelijk in het dagelijks bestuur vertegenwoordigd te zijn.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur welke zijn benoemd uit het algemeen bestuur verliezen hun functie, wanneer zij geen zitting meer hebben in het algemeen bestuur.

  • 3. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van een lid van het dagelijks bestuur wordt het betrokken lid, zodra het algemeen bestuur dit nodig acht, vervangen door een ander lid uit het algemeen bestuur, een en ander overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 13

Het dagelijks bestuur laat zich, behoudens bijzondere gevallen, in zijn vergaderingen bijstaan door de directie.

Artikel 14

De stukken, uitgaande van het dagelijks bestuur, worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

VOORZITTER

Artikel 15

  • 1. De voorzitter leidt de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. Hij ziet erop toe dat alle aan het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur gerichte stukken terstond ter tafel worden gebracht in de vergaderingen waar zij behoren te worden behandeld.

  • 3. Hij is bevoegd een voorlopig onderzoek van de stukken, te doen plaats hebben alvorens ze ter tafel te brengen en geeft daarvan in de eerstvolgende vergadering kennis.

  • 4. Hij zorgt voor handhaving der orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door de toehoorders wordt verstoord, hen die dit doen, of alle toehoorders te doen vertrekken.

  • 5. Hij kan het algemeen bestuur voorstellen, aan een lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, voor de eerste maal voor de dag waarop het besluit genomen wordt, en bij herhaling voor een bepaalde tijd, doch niet langer dan voor één vergadering, de toegang tot de vergaderingen te ontzeggen. Over dit voorstel wordt niet beraadslaagd. Bij aanneming moet het lid de vergadering onmiddellijk verlaten. Bij weigerachtigheid doet de voorzitter hem verwijderen.

  • 6. Indien aan een lid de toegang tot de vergadering is ontzegd, wordt hij van de presentielijst afgevoerd.

Artikel 16

  • 1. De voorzitter vertegenwoordigt het werkvoorzieningschap in alle rechtsgedingen en bij alle buitengerechtelijke rechtshandelingen.

  • 2. In gedingen of bij rechtshandelingen met de gemeente van het bestuur waarvan hij deel uitmaakt, wordt het werkvoorzieningschap vertegenwoordigd door een ander daartoe door het dagelijks bestuur uit zijn midden aangewezen lid.

  • 3. De vertegenwoordiging in alle rechtsgedingen en bij alle buitengerechtelijke rechtshandelingen kan de voorzitter opdragen aan een door hem aangewezen gemachtigde.

AFBAKENING VAN BEVOEGDHEDEN

Artikel 17

Voor zover op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen en in deze regeling niet anders is bepaald, behoren aan het dagelijks bestuur met betrekking tot de in artikel 4 omschreven taak alle bevoegdheden welke de wet aan het gemeentebestuur toekent.

ALGEMENE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT BESTUURSLEDEN

Artikel 18

  • 1. Een lid van het bestuur van het werkvoorzieningschap mag:

    • a.

      niet als advocaat, procureur, gemachtigde of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van het werkvoorzieningschap of ten behoeve van het bestuur van het werkvoorzieningschap in geschillen.

    • b.

      niet als gemachtigde of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het aangaan van overeenkomsten als bedoeld in onderdeel c met het werkvoorzieningschap;

    • c.

      rechtstreeks noch middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

      • 1e

        het aannemen van werk ten behoeve van het werkvoorzieningschap;

      • 2e

        het buiten dienstbetrekking tegen beloning doen van verrichtingen ten behoeve van het werkvoorzieningschap;

      • 3e

        het doen van leveranties aan het werkvoorzieningschap;

      • 4e

        het verhuren van niet-register goederen aan het werkvoorzieningschap;

      • 5e

        het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van het werkvoorzieningschap;

      • 6e

        het onderhands verwerven van onroerende goederen van het werkvoorzieningschap;

      • 7e

        het onderhands huren of pachten van het werkvoorzieningschap;

  • 2. Wanneer is gehandeld in strijd met het bepaalde in het eerste lid, is artikel X 8, eerste tot en met vijfde lid, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19

  • 1. De leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur ontvangen een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt deze vergoeding en tegemoetkoming op jaarbasis vast, waarbij de hoogte van de vergoeding en de tegemoetkoming staat in een redelijke verhouding tot de aan het lidmaatschap verbonden werkzaamheden en kosten. Er dient daarbij tevens rekening gehouden te worden met de vergoeding voor werkzaamheden en de tegemoetkoming in de kosten welke een bestuurslid ontvangt uit hoofde van zijn lidmaatschap van een gemeentebestuur.

  • 3. Het besluit van het algemeen bestuur wordt zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht van Gedeputeerde Staten en de raden.

  • 4. De bestuursleden genieten geen voordelen ten laste van het samenwerkingsverband, anders dan in de vorm van geldelijke vergoedingen en tegemoetkomingen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

INFORMATIE, VERANTWOORDING EN TERUGROEPING

Artikel 20

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen, en wel op de in het betreffende verzoek gevraagd wijze.

Artikel 21

  • 1. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd op het gebied van zaken die voor een bestuursvergadering geagendeerd zijn en overige voor de gemeente belangrijke zaken.

  • 2. Het algemeen bestuur en dagelijks bestuur zijn bevoegd ongevraagd aan de raden van de gemeente advies te geven of voorstellen te doen, welke zij in verband met deze regeling nodig achten.

Artikel 22

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad van zijn gemeente alle inlichtingen, de gemeenschappelijke regeling betreffende, die door de raad, of een of meer leden daarvan worden verlangd.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd aan de raad van zijn gemeente voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 3. De raad die een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur heeft benoemd, heeft de bevoegdheid dit door hem aangewezen lid te ontslaan indien dit lid het vertrouwen van die raad niet meer bezit.

  • 4. De raden van de deelnemende gemeenten stellen ieder op eigen wijze regels betreffende de informatieplicht, verantwoordingsplicht en ontslag met betrekking tot hun vertegenwoordigers in het algemeen bestuur.

EXTERNE DESKUNDIGEN

Artikel 23

Het algemeen en het dagelijks bestuur zijn bevoegd zich in de vergaderingen te doen bijstaan door deskundigen.

COMMISSIES VAN ADVIES

Artikel 24

  • 1. Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen ter advisering van het algemeen bestuur. Het regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

  • 2. Commissies van advies aan het dagelijks bestuur worden door het dagelijks bestuur ingesteld.

  • 3. De leden van commissies van advies die geen burgemeester, lid van de gemeenteraad of lid van het personeel zijn kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. Het algemeen bestuur stelt de hoogte van de vergoeding, overeenkomstig het daarover in de gemeentewet bepaalde, vast. Het besluit van het algemeen bestuur wordt zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht van Gedeputeerde Staten en de raden.

DIRECTIE.

Artikel 25

  • 1. Er is een directie, die leiding geeft aan de uitvoeringsorganisatie van het werkvoorzieningschap.

  • 2. De directie is voor zijn leiding verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt een directiestatuut vast.

PERSONEEL

Artikel 26

  • 1. De directie en de controller worden aangesteld door het algemeen bestuur op voordracht van het dagelijks bestuur.

  • 2. Het bij het werkvoorzieningschap werkzame personeel zal op basis van een arbeids-overeenkomst naar burgerlijk recht worden aangesteld bij Personeel WZK BV en vervolgens bij het werkvoorzieningschap worden gedetacheerd.

WERKNEMERS

Artikel 27

  • 1. Op de werknemers is van toepassing de bij of krachtens de wet bepaalde rechtspositieregeling.

  • 2. De indienstneming en plaatsing van werknemers ingevolge de wet geschiedt door het dagelijks bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan zo nodig onder het stellen van voorwaarden, mits de uitvoering van het bij of krachtens de wet bepaalde hiervan geen bezwaren ondervindt, toestaan, dat naast werknemers ook werkzaam zijn:

    • a.

      personen, voor wie naar het oordeel van het dagelijks bestuur zulks wenselijk is voor het behoud, het herstel of de bevordering van hun arbeidsgeschiktheid;

    • b.

      personen, ter observatie gedurende een bepaalde praktijkperiode.

Artikel 28

Ook niet aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten kunnen een verzoek doen om personen bij het werkvoorzieningschap te plaatsen. De kosten van de plaatsing van deze personen komen naar de regelen, vervat in artikel 40, geheel voor rekening van de betreffende gemeenten.

FINANCIëN EN BEHEER

Artikel 29

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast betreffende de organisatie van de financiële administratie en het geldelijk beheer van het werkvoorzieningschap.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de verordening binnen 2 weken na vaststelling aan Gedeputeerde Staten. Een exemplaar van de verordening, alsmede eventuele wijzigingen daarin, worden ter kennis gebracht van de raden.

  • 3. De verordening regelt onder meer:

    • a.

      de wijze, waarop de invordering van alle inkomsten en ontvangsten plaats heeft en de wijze, waarop alle betalingen geschieden, voor zover een en ander niet in of krachtens deze regeling is of wordt vastgesteld;

    • b.

      de inrichting van de financiële administratie;

    • c.

      de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • d.

      de aanwijzing van een buiten het werkvoorzieningschap staande deskundige, die belast wordt met de onder c bedoelde controle;

    • e.

      de wijze van fraudeverzekeringen;

    • f.

      de belegging van overtollige kasgelden.

  • 4. Ten aanzien van de in lid 1 en lid 3 aangeduide onderwerpen zullen in de tussen het algemeen bestuur en het bestuur van de stichting afzonderlijk aan te gane rechtsbetrekking, als bedoeld in artikel 11, lid 2 der wet, zo nodig nadere regelen worden gesteld.

Artikel 30

  • 1. Het algemeen bestuur kan voor het doen van exploitatie-uitgaven en de voorfinanciering van kapitaalsuitgaven van het werkvoorzieningschap alsmede de eventuele voorfinanciering van exploitatie-uitgaven van de stichting besluiten rekening-courant-overeenkomsten aan te gaan.

  • 2. De voor te financieren exploitatie-uitgaven van de stichting zullen worden aangewezen en geregeld in de aan te gane rechtsbetrekking.

  • 3. Het algemeen bestuur besluit tot het aangaan van rekening-courant-overeenkomsten met de stichting, waarin de in lid 2 bedoelde uitgaven alsmede de exploitatie-inkomsten zullen worden verrekend.

  • 4. Het algemeen bestuur besluit tot het aangaan van vaste geldleningen ter financiering van kapitaalsuitgaven.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt de in lid 1, lid 3 en lid 4 bedoelde besluiten binnen 2 weken nadat deze zijn genomen aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 31

De deelnemende gemeenten waarborgen de voldoening van rente, aflossing en kosten van de door het werkvoorzieningschap te sluiten vaste geldleningen, alsmede van gelden die het werkvoorzieningschap in rekening-courant opneemt, naar evenredigheid van de aantallen inwoners per 1 januari van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarin de overeenkomst voor de desbetreffende transactie wordt afgesloten.

BEGROTING

Artikel 32

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór 1 mei aan de raden van de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur een ontwerpbegroting van baten en lasten en van kapitaalsinkomsten en -uitgaven voor het komende jaar in, vergezeld van een memorie van toelichting.

  • 2. De in lid 1 bedoelde begroting van het werkvoorzieningschap omvat:

    • a.

      de verwachte financiële gevolgen van de bij deze regeling aan het werkvoorzieningschap overgedragen bestuurlijke bevoegdheden en verplichtingen, voor zover deze met inachtneming van de wet en de daarop gebaseerde uitvoeringsvoorschriften als bestuurskosten kunnen worden aangemerkt.

    • b.

      de verwachte financiële uitkomsten van het werkvoorzieningschap.

  • 3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen het dagelijks bestuur hun beschouwingen omtrent de ontwerpbegroting binnen zes weken kenbaar maken. Het dagelijks bestuur voegt deze commentaren en zijn oordeel daarover bij de ontwerp-begroting en zendt deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de begroting vóór 1 juli vast en zendt haar binnen twee weken aan Gedeputeerde Staten.

  • 5. Zo nodig zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die terzake Gedeputeerde Staten van hun gevoelen kunnen doen blijken.

  • 6. De in het eerste, derde, vierde en vijfde lid vastgelegde procedure is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

  • 7. Na ontvangst van de beslissing van Gedeputeerde Staten over de begroting of de begrotingswijziging worden de raden door het dagelijks bestuur hiervan in kennis gesteld.

REKENING EN VERANTWOORDING

Artikel 33

  • 1. Het dagelijks bestuur doet jaarlijks vóór 1 mei aan het algemeen bestuur verantwoording over het afgelopen jaar in aansluiting aan de posten van de begroting en onder overlegging van een ontwerprekening met de daarbij behorende bescheiden en een berekening van de door de gemeenten te betalen bijdragen overeenkomstig artikel 40. Het dagelijks bestuur zendt deze stukken tegelijkertijd aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt de rekening, nadat deze door de deskundige, bedoeld in artikel 31, lid 3, sub d, is onderzocht, vast. De vaststelling van de rekening vindt vóór 1 juli plaats.

  • 3. Het algemeen bestuur zendt de rekening binnen 2 weken na de vaststelling, onder overlegging van de eventuele beschouwingen van de raden van de deelnemende gemeenten en zijn oordeel daarover alsmede een afschrift van het verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid der rekening van de deskundige, bedoeld in artikel 31, lid 3, sub d, aan Gedeputeerde Staten in.

  • 4. Van de vaststelling van de rekening door het algemeen bestuur wordt aan de raden van de deelnemende gemeenten kennis gegeven.

  • 5. Het besluit tot vaststelling van de rekening, strekt, voorzover het de daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft, het dagelijks bestuur en het rekenplichtig personeel van het werkvoorzieningschap tot ontlasting, behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken of andere onregelmatigheden.

VERSLAG

Artikel 34

  • 1. Tegelijk met de verantwoording, als bedoeld in artikel 33 doet het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur verslag van de werkzaamheden in het afgelopen jaar.

  • 2. Het in dit artikel bedoelde verslag wordt aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt het verslag met de jaarrekening mee aan Gedeputeerde Staten.

VERDELING VAN BATEN EN LASTEN

Artikel 35

  • 1. De deelnemende gemeenten verbinden zich jaarlijks bij te dragen in:

    • a.

      de kosten ingevolge deze regeling aan het werkvoorzieningschap overgedragen bestuurlijke bevoegdheden en verplichtingen als bedoeld in artikel 34, lid 2, sub a;

    • b.

      het exploitatiesaldo van het werkvoorzieningschap.

  • 2. De bestuurskosten, bedoeld in lid 1, sub a, van dit artikel, worden na aftrek van de onder lid 3 bedoelde bijdragen over de gemeenten verdeeld naar rato van de inwonertallen der gemeenten per 1 januari van het betreffende jaar.

  • 3. De niet van het werkvoorzieningschap deel uitmakende gemeenten, alsmede de instanties ten laste waarvan kosten van plaatsing zullen worden gebracht, worden naar regelen door het dagelijks bestuur te bepalen eveneens voor een aandeel in de bestuurskosten, bedoeld in lid 1, sub a, belast.

  • 4. Het nadelig exploitatiesaldo van het werkvoorzieningschap over een jaar, na aftrek van rijkssubsidie en de kosten van tewerkstelling van niet voor rijkssubsidie ingevolge de wet in aanmerking komende geplaatsten bedoeld in artikel 29, lid 2, wordt over de deelnemende gemeenten en niet-deelnemende gemeenten verdeeld naar rato van de loonkosten of aantallen mandagen - naar keuze door het dagelijks bestuur te bepalen - der uit die gemeenten oorspronkelijk afkomstige werknemers. Extreme kosten samenhangend met het plaatsen van personen uit niet-deelnemende gemeenten, kunnen in rekening worden gebracht bij die gemeente.

  • 5. Ten aanzien van de kosten, voortvloeiende uit de plaatsing van de in artikel 29, lid 2, bedoelde personen, zal bij elke plaatsing worden bepaald door welke instantie of gemeente en tot welke bedragen wordt bijgedragen. De in dit lid bedoelde kosten worden vastgesteld naar regelen, door het dagelijks bestuur te bepalen.

  • 6. Aan een eventueel batig exploitatiesaldo wordt door het algemeen bestuur een bestemming gegeven in het belang van het werkvoorzieningschap.

Artikel 36

  • 1. Wanneer het dagelijks bestuur zulks nodig oordeelt, verstrekken de deelnemende gemeenten voorschotten op de in artikel 39 aangeduide kosten.

  • 2. De niet aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten kunnen voor hun aandeel in bedoelde kosten bij voorschot worden belast.

Artikel 37

  • 1. Aan de hand van de ontwerprekeningen van het werkvoorzieningschap zendt het dagelijks bestuur aan de instanties en deelnemende gemeenten voor rekening waarvan de kosten van plaatsing dienen te komen, een berekening van de verschuldigde bijdragen.

  • 2. Naast de onder lid 1 van dit artikel bedoelde bijdragen in de kosten van het werkvoorzieningschap kunnen de daarin aangeduide instanties en gemeenten worden belast voor een aandeel in de bestuurskosten, naar de regelen bedoeld in artikel 39, lid 3.

  • 3. Uiterlijk 30 juni van het jaar volgende op het jaar waarop de ontwerprekening betrekking heeft vindt, onder aftrek van de eventueel ontvangen voorschotten, verrekening plaats.

DUUR VAN DE REGELING

Artikel 38

Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

TOETREDING EN UITTREDING

Artikel 39

  • 1. Toetreding door andere gemeenten vindt plaats, indien de raden en de colleges van tweederde der deelnemende gemeenten daarin bewilligen.

  • 2. Aan de toetreding kunnen door de deelnemende gemeenten bepaalde voorwaarden worden verbonden.

  • 3. De toetreding gaat in op 1 januari van het jaar, volgende op dat waarin de voor de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.

  • 4. Een deelnemende gemeente kan uittreden, indien de raden en colleges van tweederde der deelnemende gemeenten daarmee instemmen.

  • 5. De uittreding kan slechts plaatsvinden met ingang van de dag waarop de nieuwe zittingsperiode van het algemeen bestuur aanvangt, met dien verstande dat de uittreding is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten vóór 1 januari van het desbetreffende jaar.

  • 6. Het algemeen bestuur regelt, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, de financiële gevolgen alsmede de overige gevolgen van de toetreding en uittreding.

WIJZIGING

Artikel 40

  • 1. Wijziging of aanvulling van de regeling kan, behoudens het bepaalde in het vijfde lid van dit artikel, geschieden als tenminste tweederde van de raden en de colleges daartoe besluiten. Een voorstel hiertoe kan uitgaan van het algemeen bestuur en/of van één of meer van de raden en/of de colleges.

  • 2. Indien het voorstel uitgaat van het algemeen bestuur, zendt het dit aan de raden en/of colleges, die binnen twee maanden na ontvangst daarvan een besluit nemen en dit terstond aan het algemeen bestuur mededelen.

  • 3. Indien het voorstel uitgaat van één of meer deelnemende gemeente(n) zendt, respectievelijk zenden, deze gemeente(n) het voorstel aan het algemeen bestuur.

  • 4. Het algemeen bestuur doet het voorstel met zijn beschouwingen terzake binnen drie maanden aan de raden en/of de colleges toekomen, die binnen twee maanden na ontvangst daarvan een besluit nemen en dit terstond aan het algemeen bestuur mededelen.

  • 5. Het algemeen bestuur geeft de raden en de colleges kennis van de door hem genomen besluiten tot aanvaarden, verwerpen, goedkeuren respectievelijk niet goedkeuren van de in dit artikel bedoelde voorstellen respectievelijk besluiten.

  • 6. Een wijziging gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de goedkeuring van die wijziging is ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 26 lid 3 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen.

LIQUIDATIE

Artikel 41

  • 1. Indien tenminste tweederde van de gemeenten tot opheffing van deze regeling besluit, gaat het algemeen bestuur terstond tot liquidatie van het werkvoorzieningsschap over.

  • 2. Het algemeen bestuur bepaalt het aandeel van elke gemeente in het saldo van de liquidatierekening en houdt daarbij rekening met het bedrag, dat door iedere deelnemende gemeente gedurende de laatste drie jaren in de kosten van het werkvoorzieningsschap is bijgedragen. Ten aanzien van de liquidatierekening is het bepaalde in artikel 36 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Binnen vier weken wordt aan de gemeenteraden van de vaststelling van de liquidatierekening mededeling gedaan. Tegelijk wordt een verslag van de liquidatie en een opgave van het bedrag, dat elke gemeente uit het eindsaldo zal ontvangen c.q. in het eindsaldo zal bijdragen, toegezonden. De afrekening hiervan vindt plaats binnen 3 maanden na ontvangst van deze stukken door de gemeentebesturen.

TOEZENDPLICHTIGE GEMEENTE

Artikel 42

De bij de wet voorgeschreven toezending aan Gedeputeerde Staten van de besluiten tot wijziging van deze regeling en toetreding en uittreding geschiedt door de zorg van burgemeester en wethouders van Haarlem.

BEHEER VAN DE ARCHIEFBESCHEIDEN

Artikel 43

Ten aanzien van de zorg van de archiefbescheiden van de organen van de regeling alsmede ten aanzien van het toezicht op het beheer zijn de voorschriften van de gemeente Haarlem van overeenkomstige toepassing.

GESCHILLEN

Artikel 44

  • 1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, kunnen partijen het geschil voorleggen aan een daartoe door hen in te stellen en nader te regelen geschillencommissie.

  • 2. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen en brengt advies uit over de mogelijkheid partijen tot overeenstemming te brengen.

OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 45

Op het door het werkvoorzieningschap aangestelde personeel dat op 25 augustus 2005 reeds in dienst was van het werkvoorzieningschap, is de rechtspositieregeling van de gemeente Haarlem van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de bevoegdheden die in de rechtspositieregeling van de gemeente Haarlem toekomen aan de raad en aan het college van burgemeester en wethouders, worden uitgeoefend door het algemeen bestuur respectievelijk het dagelijks bestuur.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bennebroek, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Heemstede en Zandvoort.
Vastgesteld bij raadsbesluit van Heemstede van 24 november 2005, nr. 74.