Delegatie- en Mandaatbesluit

Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Intitulé

Delegatie- en Mandaatbesluit

Het Algemeen Bestuur Holland Rijnland

gelet op artikel 33 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

gelet op artikel 17, lid 2 van de gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland;

gezien het voorstel van het Dagelijks Bestuur d.d. 10 oktober 2013

B E S L U I T

vast te stellen het volgende delegatie- en mandaatbesluit:

DELEGATIE- EN MANDAATBESLUIT

Artikel 1

Voor zover die bevoegdheden niet reeds zijn toegekend bij de Wet gemeenschappelijke regelingen of bij of krachtens een bijzonder wettelijk voorschrift zijn aan het Dagelijks Bestuur de volgende bevoegdheden gedelegeerd:

  • a.

    het (schriftelijk of mondeling) naar voren brengen van de zienswijze en bedenkingen tegen voorgenomen besluiten van bestuursorganen, indien deze gelegenheid of dit recht aan het samenwerkingsorgaan of een van zijn bestuursorganen toekomt.

  • b.

    het nemen van besluiten tot het aangaan en wijzigen van overeenkomsten voor zover dit binnen het gestelde van de begroting blijft of het aangaan van de overeenkomst niet bestuurlijk gevoelig ligt;

  • c.

    het aanvragen en verlenen van subsidies;

  • d.

    het toekennen van schadevergoeding uit onrechtmatige daad, met een maximum van € 100.000,- per vordering;

  • e.

    het vergoeden van schade voortvloeiend uit beëindiging van huurovereenkomsten of overeenkomsten in het kader van de uitvoering van werken tot een bedrag van ten hoogste € 200.000,-.

  • f.

    het vaststellen van wijzingen in de rechtspositieregeling van het personeel van het samenwerkingsorgaan.

Artikel 2 Algemene beperking

De in artikel 1 bedoelde bevoegdheden kunnen slechts worden uitgeoefend, voorzover blijkens de door het Algemeen Bestuur vastgestelde begroting voldoende financiële middelen beschikbaar zijn gesteld en voor zover deze niet zijn uitgeput en voor zover deze bevoegdheden passen binnen door het Algemeen Bestuur vastgestelde beleidskaders.

Artikel 3 Voorwaarden

Aan de uitvoering van de gedelegeerde bevoegdheden zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a.

    het Dagelijks Bestuur verschaft het Algemeen Bestuur minimaal twee keer per jaar inlichtingen over de uitoefening van de aan hen gedelegeerde bevoegdheden;

  • b.

    het Algemeen Bestuur kan de delegatie te allen tijde beëindigen.

Artikel 4 Mandaat

  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan de uitoefening van de in dit besluit gedelegeerde bevoegdheden onder het stellen van nadere regels opdragen aan door hem aan te wijzen ambtenaren.

  • 2. Mandatering dient gemeld te worden aan het Algemeen Bestuur.

Artikel 5 Mandaatbesluit

  • 1.

    Aan het Dagelijks Bestuur wordt mandaat verleend om namens het Algemeen Bestuur:

    a. te besluiten tot het voeren van rechtsgedingen, het instellen van alle rechtsmiddelen en arbitrage in alle instanties zowel als eisende partij als verwerende partij;

    b. verzoeken als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur welke gericht zijn aan het Algemeen Bestuur af te handelen. Daarbij is het toegestaan om ten aanzien van deze bevoegdheid ondermandaat te verlenen aan de Secretaris;

    c. te beslissen op bezwaarschriften gericht aan het Algemeen Bestuur met betrekking tot de Wet openbaarheid van bestuur voor zover het Dagelijks Bestuur niet in mandaat een besluit heeft genomen ten aanzien van het bestreden besluit .

  • 2.

    Aan de Secretaris wordt mandaat verleend om namens het Algemeen Bestuur:

    a. de ontvangst van brieven gericht aan het Algemeen Bestuur te bevestigen;

    b. te besluiten ter uitvoering van de volgende artikelen ingevolge de Algemene wet bestuursrecht:

    - artikel 2:3, 6:15 en 7:1a (doorzendplicht);

    - 4:5 en 4:6 (ontvankelijkheid c.q. buitenbehandeling laten);

    - 4:13 t/m 4:20, 7:10 (beslistermijnen en dwangsom);

    - 4:7 en 4:11 (horen afwijzende beschikking);

    - 6:6 (herstel verzuim bezwaar);

    - 6:14 (ontvangstbevestiging bezwaarschrift)

Artikel 6 Evaluatie

Het Dagelijks Bestuur brengt een jaar na inwerkingtreding van dit delegatie- en mandaatbesluit aan het Algemeen Bestuur verslag uit over de doeltreffendheid en effecten van dit besluit in de praktijk en vervolgens één keer per jaar.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.

Artikel 8 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als Delegatiebesluit Holland Rijnland.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland op 18 december 2013
de secretaris, de voorzitter,
R.M. van Netten drs. H.J.J. Lenferink

Toelichting Delegatie- en Mandaatbesluit Holland Rijnland

De Wet gemeenschappelijke regelingen spreekt kortweg van overdracht van bevoegdheden aan het bestuur van een openbaar lichaam, waarmee aan de regelingen zelf wordt overgelaten of concrete bestuursbevoegdheden aan het algemeen of het dagelijks bestuur worden toegekend.

Blijkens artikel 30 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kunnen bevoegdheden aan het bestuur van het samenwerkingsorgaan zijn overgedragen. Ten aanzien van de bevoegdheden van het bestuur van het samenwerkingsorgaan zijn van overeenkomstige toepassing de regels, in de ruimste zin, welke bij of krachtens de wet zijn gesteld voor de verdeling van de bevoegdheden van de gemeentebesturen over de gemeentelijke bestuursorganen voor de uitoefening van die bevoegdheden, alsmede voor het toezicht daarop. Met dien verstande dat de Gemeentewet in maart 2002 is ‘bevroren’ voor zover het gemeenschappelijke regelingen als die van Holland Rijnland betreft.

Om de bestuurlijke effectiviteit te bevorderen draagt het Algemeen Bestuur Holland Rijnland een aantal van zijn bevoegdheden over aan het Dagelijks bestuur. Benadrukt dient te worden dat dit besluit betrekking heeft op de bevoegdheid om (publiekrechtelijke) besluiten te nemen en dat het regionaal samenwerkingsorgaan een wettelijkeaansprakelijkheidsverzekering heeft.

Op grond van artikel 17 lid 2 van de gemeenschappelijke regeling oefent het dagelijks de aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit, indien en voor zover het algemeen bestuur daartoe besluit en naar de door deze te stellen regels, met uitzondering van:

  • a.

    het vaststellen, dan wel wijziging van de begroting;

  • b.

    het vaststellen van de rekening;

  • c.

    het vaststellen van regels met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden;

  • d.

    het vaststellen van regels met betrekking tot de controle op de administratie en het beheer van vermogenswaarden;

  • e.

    het vaststellen van een organisatieverordening als bedoeld in artikel 26;

  • f.

    benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris.

De uitoefening van de in artikel 1 en artikel 5 van dit Delegatie- en mandaatbesluit genoemde bevoegdheden dienen te worden gemeld aan het Algemeen Bestuur.

In de Algemene wet bestuursrecht is een wettelijke regeling inzake delegatie (afdeling 10.1.2)

opgenomen. Hierin is onder meer aangegeven wat onder delegatie dient te worden verstaan. Voorts is in deze afdeling geregeld dat het bestuursorgaan de gedelegeerde bevoegdheid niet meer zelf kan uitoefenen. Het bestuursorgaan heeft echter de volgende mogelijkheden om toch invloed uit te oefenen op de gedelegeerde bevoegdheid, te weten:

  • a.

    het bestuursorgaan kan de delegatie te allen tijde beëindigen;

  • b.

    het bestuursorgaan kan ter zake van de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid beleidsregels geven;

  • c.

    degene aan wie de bevoegdheid is gedelegeerd, verschaft het bestuursorgaan op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid.

Een besluit dat op grond van gedelegeerde bevoegdheid wordt genomen, vermeldt het delegatiebesluit en de vindplaats daarvan.

Overigens stelt lid 3 van de Wet gemeenschappelijke regelingen ten aanzien van de toekenning van bevoegdheden dat “ Voor zover een verordening van het openbaar lichaam voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een deelnemende gemeente, regelt eerst bedoelde verordening de onderlinge verhouding. Zij kan bepalen, dat de verordening der gemeente voor het gehele gebied dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.”